Materieel Strafrecht - UL - Deeltentamen 2017


Vragen

IJscowagen als geldnetwagen

De zelfstandig automonteur Hugo, woonachtig in Leiden, heeft het financieel moeilijk omdat hij nauwelijks klussen binnenhaalt. Dit betekent wel dat hij meer tijd overhoudt om zijn dagboek bij te houden. Al enkele maanden schrijft hij hierin elke dag uitvoerig op wat hij allemaal doet en wat er in hem omgaat. Twee maanden geleden had hij eindelijk weer eens een klus. Het betrof een onderhoudsbeurt aan een geldnetwagen. Deze klus heeft hem op het ingenieuze idee gebracht om een geldnetwagen na te bouwen en daarmee bij de bank in Leiden geld ‘op te halen’. Ook dit ingenieuze idee tekent hij op in zijn dagboek. Na enkele weken de bank te hebben geobserveerd, heeft hij opgemerkt dat de geldnetwagen elke vrijdagavond (koopavond) om precies 21:00 uur de parkeerplaats van de bank oprijdt en dicht langs de muur waar het doorgeefluik zich bevindt, enkele seconden stil staat en weer vertrekt.

Na enig zoekwerk op marktplaats stuit Hugo op een ijscowagen met o.a. de volgende omschrijving; op versleten banden en versleten remblokken na een uitstekende ijscowagen. Vanwege de ingebouwde keukenapparatuur is het toegestane maximale gewicht van 3500 kilogram bereikt. Hugo koopt de ijscowagen en besluit hem tot geldnetwagen om te bouwen. Bij Sander - een oud ijzerboer, tevens een oude bekende van Hugo – bestelt Hugo een lading metalen platen (gewicht 500 kilogram). Hugo last al deze metalen platen op de ijscowagen. Nadat Hugo hiermee klaar is, geeft hij de ijscowagen een spuitbeurt. Het resultaat is dat de ijscowagen er van buiten als een geldnetwagen uitziet.

Op vrijdag 30 december 2016 besluit Hugo tot actie over te gaan. Er kan volgens Hugo niets fout gaan, omdat de weergoden hem gunstig zijn gezind; het regent namelijk al de hele dag heel hard waardoor weinig volk op de been is. Hij trekt een uniform aan dat niet te onderscheiden is van een echt uniform van het geldnetbedrijf. Verder bevestigt hij een pasje op zijn overhemd. Dit door Hugo gemaakte pasje is met het blote oog niet te onderscheiden van een echt medewerkerspasje van het geldnetbedrijf. Om enigszins onherkenbaar te zijn zet hij een nepsnor op en rijdt hij de omgebouwde ijscowagen, die van valse kentekenplaten is voorzien, richting de bank. Om 20:55 uur rijdt Hugo de parkeerplaats op en wordt (zoals gewoonlijk) direct opgemerkt door de bankmedewerker die alvast naar de kluis loopt waar het doorgeefluik zich bevindt. Hugo manoeuvreert de ijscowagen zodanig dat de schuifdeur aan de linkerzijde van de ijscowagen zich pal voor het doorgeefluik bevindt. Wanneer hij de schuifdeur opent, merkt de bankmedewerker dat de nepsnor van Hugo los zit en onmiddellijk trekt de bankmedewerker de geldkoffer terug en sluit het doorgeefluik. Hugo weet dat er iets mis is en rijdt weg.

Om zo min mogelijk op te vallen houdt hij zich zoveel mogelijk aan de verkeersvoorschriften. Wanneer hij enkele minuten later op een voorrangsweg rijdt, besluit hij de snelheid wat op te voeren. Hij rijdt 75 km per uur waar 70 km per uur is toegestaan. Plots komt er een auto van links. Hugo remt maar glijdt met de te zware ijscowagen door als gevolg waarvan er een verkeersongeval plaatsvindt. De bestuurder van deze auto, Marijke, overlijdt ter plekke als gevolg van dit verkeersongeval.

Hugo wordt aangehouden. Nadat Hugo is aangehouden worden verschillende goederen, waaronder zijn dagboek, bij hem thuis in beslag genomen. Tevens wordt onderzoek gedaan naar de omgebouwde ijscowagen, waarbij Hugo's aanpassingen worden ontdekt. De officier van justitie besluit Hugo te vervolgen voor poging tot oplichting van de bank (art. 45 juncto art. 326 Sr) en voor het veroorzaken van een verkeersongeval waardoor een ander wordt gedood (art. 6 juncto art. 175 WVW 1994).

Vraag 1

Heeft de vervolging van Hugo terzake de poging tot oplichting kans van slagen? U kunt er bij de beantwoording van deze vraag vanuit gaan dat de in art. 326 Sr vereiste ‘valse hoedanigheid’ zich heeft voorgedaan.

Vraag 2

Heeft de vervolging van Hugo terzake het veroorzaken van een verkeersongeval waardoor een ander wordt gedood kans van slagen?

Antwoordindicatie

Vraag 1

Poging is een onvoltooide delictsvorm en geregeld in artikel 45 Sr. Blijkens de tekst van art. 45 Sr kan een verdachte onder de volgende voorwaarden worden vervolgd ter zake van een poging: zijn voornemen moet zich door een begin van een uitvoering hebben geopenbaard. (1 punt indien antwoord gestructureerd is a.d.h.v. de drie vereisten voor de poging)

Allereerst dient te worden vastgesteld of sprake is van een misdrijf. Dat is het geval, artikel 326 staat in Boek II van het Wetboek van Strafrecht. (1 punt)

Is er een voornemen van de dader? Bij poging kan het voornemen van de dader worden gelijkgesteld met het opzet uit de delictsomschrijving van het te voltooien delict (1 punt), in dit geval het willens en wetens iemand, met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling, door het aannemen van een valse hoedanigheid bewegen tot het afgeven van een goed. Er moet dus sprake zijn van meer dan voorwaardelijk opzet, omdat er “oogmerk” in de delictsomschrijving staat (1 punt), maar dat is, gezien de voorbereidingen die zijn getroffen geen probleem. Hugo heeft de ijscowagen omgebouwd, kentekenplaten vervalst en voor een vermomming gezorgd (uniform, pasje en snor). Verder kan gewezen worden op het in beslag genomen dagboek, waarin hij zijn voornemen heeft opgetekend. (1 punt)

Heeft het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering geopenbaard? Om vast te stellen of er een begin van uitvoering is, hanteert de Hoge Raad sinds het Cito-arrest (HR NJ 1979, 52)  het criterium dat ‘de [handelingen] naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf’. (1 punt) Het criterium van de uiterlijke verschijningsvorm moet worden beoordeeld aan de hand van een criteriumfiguur, namelijk de gemiddelde/geïnformeerde derde (of de deskundige waarnemer). (1 punt) De vraag die gesteld moet worden is of deze geïnformeerde derde de handelingen van Hugo, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, zal beschouwen als te zijn gericht op de voltooiing van de oplichting. Aangezien het delict in deze zaak oplichting betreft, brengt dit met zich dat gelet op de aard van dit delict - namelijk een verhullend delict - achteraf objectief vastgestelde gegevens meegenomen kunnen worden bij de beoordeling van de uiterlijke verschijningsvorm. Dit was ook het geval in het arrest Videodozen (HR NJ 1993/321). (1 punt)

Voor wat betreft de uiterlijke verschijningsvorm kan op de volgende feiten gewezen worden. Te zien is dat Hugo een nepsnor draagt. Daarnaast kan achteraf vastgesteld worden dat de geldnetwagen is omgebouwd, en valse kentekenplaten heeft. Eveneens kan de rest van de vermomming van Hugo achteraf vastgesteld worden (waaronder zijn uniform en zijn pasje). (3 punten)

Conclusie: De vervolging van Hugo terzake de poging tot oplichting heeft dus zeer zeker kans van slagen. (1 punt)

Veelgemaakte fouten:

  • Naast de poging, ook de volledige delictsomschrijving van art. 326 Sr bespreken. Dat levert veel overbodige tekst op.
  • Bij de toepassing van de uiterlijke verschijningsvorm wijzen op het dagboek, de observaties van Hugo en andere voorbereidende handelingen.
  • De vrijwillige terugtred ook bespreken. Ook dit is overbodig.

Vraag 2

De vraag gaat, hoewel breed gesteld, over schuld als bestanddeel, oftewel culpa. De vraag gaat niet alleen over causaliteit, zoals sommige studenten kennelijk dachten. Culpa wordt omschreven als aanmerkelijke verwijtbare onvoorzichtigheid (1 punt). Aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft twee componenten: aanmerkelijke onvoorzichtigheid en verwijtbaarheid. Andere varianten die werden goed gerekend zijn dat culpa omvat het anders moeten en het anders kunnen handelen en wederrechtelijkheid/verwijtbaarheid (1 punt).

Voor het kunnen beantwoorden van de vraag of er sprake is van aanmerkelijke verwijtbare onvoorzichtigheid is omschrijving van de gedraging nodig (1 punt voor de omschrijving daarvan). Zonder die gedraging nauwkeurig te hebben omschreven, kan niet worden bepaald welke normen in het geding zijn en in hoeverre de gedraging te kwalificeren valt als aanmerkelijk onvoorzichtig. We zijn bij het omschrijven van de gedraging niet heel erg strikt geweest, al viel wel op dat over dit deel van de vraag vaak al te gemakkelijk werd heen gestapt. Soms ontbrak een omschrijving van het gedrag, soms was die onnauwkeurig. Een onnauwkeurige omschrijving van de gedraging had veelal gevolgen voor het vaststellen of de gedraging aanmerkelijk onvoorzichtig was. Door het niet nauwkeurig omschrijven van de gedraging werden verschillende normschendingen namelijk nogal eens vergeten.

In het kader van het vaststellen van culpa bij art. 6 WVW 1994 moet ook de causaliteit worden vastgesteld. Bij culpa in art. 6 WVW 1994 gaat het om het causaal verband tussen de verkeersovertreding en de gedraging, niet tussen de dood van het slachtoffer en de gedraging. Dit werd heel erg vaak fout gedaan wat duidt op gebrekkige lezing van art. 6 WVW 1994. Omdat de vraag op dit punt ruimte liet voor een beoordeling van het causaal verband tussen verkeersongeval en de dood, werd dat niet fout gerekend. Volledig was het antwoord in dat geval echter niet.

Evenmin correct was de uitvoerige uitwerking van het causale verband, soms tot en met het aannemen van alternatieve causaliteit. Dit getuigde van een onzorgvuldige lezing van de casus waar
het causale verband expliciet was gegeven. Meer dan herhalen van dit gedeelte van de casus en concluderen dat er sprake is van causaal verband tussen het verkeersongeval en de gedraging van de verdachte was niet nodig en voldoende voor het voor dit onderdeel toe te kennen aantal punten (nl. 1 punt).

Na het vaststellen van het causaal verband moet worden gezocht naar de in het geding zijnde normen en normoverschrijdingen. Anders dan bij de voorgaande punten zijn we hier streng geweest. Meerdere normoverschrijdingen kunnen namelijk zonder al te veel moeite worden onderkend: de snelheidsovertreding, het rijden met een te zware truck, het rijden met versleten banden en remmen en op deze wijze en onder deze omstandigheden rijden terwijl het al de hele dag regent. Veel studenten meenden dat uit het blackout-arrest volgt dat één normschending voldoende is. Dat klopt ten dele. Centraal in dat arrest staat dat het moet gaan om het geheel van gedragingen, de aard en ernst ervan en de overige omstandigheden van het geval. Deze omschrijving werd vaak terecht gegeven. Waarom studenten zich vervolgens dan beperkten tot de snelheidsovertreding, is onduidelijk en ook niet volledig (de theorie werd niet goed op de praktijk van de casus toegepast).

Voor dit onderdeel konden 4 punten worden gehaald (voor elke overtreding 1 punt). Soms waren de normoverschrijdingen verwerkt in het betoog over causaliteit, soms elders. Deze zijn meegeteld. De vraag of er sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid kan worden beoordeeld met behulp van de Garantenstellung en geoorloofd risico. Indien deze werden genoemd en uitgewerkt (ongemotiveerde antwoorden als: ja, die is er, leverden geen punt op) kon telkens 1 punt worden gehaald. Het noemen van voorzienbaarheid, of het ontbreken daarvan, leverde geen punten op.

Vervolgens kon 1 punt worden behaald indien werd gesteld dat wanneer de aanmerkelijke onvoorzichtigheid vaststaat, er een veronderstelling is van verwijtbaarheid, mits geen sprake is van schulduitsluitingsgronden. Soms werd hier niet uitdrukkelijk verwezen naar de afwezigheid van schulduitsluitingsgronden, maar van de algemene term strafuitsluitingsgronden of een contra- indicatie. Hier waren de docenten niet strikt; van belang is het noemen dat bij aanmerkelijke onvoorzichtigheid de verwijtbaarheid in principe gegeven is. Het apart noemen van het Verpleegsterarrest leverde geen extra punt op. 1 punt kon worden behaald voor het aangeven dat schulduitsluitingsgronden zich in de casus niet voordoen, dan wel dat er geen contra-indicatie is, omdat Hugo anders kon handelen. We zagen hier nogal eens verwijzingen naar rechtspraak als het Porsche-arrest. Dat arrest gaat over opzet, ook de contra-indicatie gaat over opzet, niet over culpa. Het lag dus niet voor de hand dit arrest te noemen. Het noemen van dit en andere arresten die met culpa niets te maken hadden kostten geen punten, ze leverden ook niets op. De conclusie leverde ook 1 punt op, mits die correspondeerde met het voorafgaande betoog. Voor bespreking van roekeloosheid, hoe juist ook, konden geen extra punten worden gehaald. Vermenging van de criteria voor culpa en voorwaardelijk opzet leidde niet tot puntenaftrek. Fout is ze natuurlijk wel. Leidde de vermenging tot het niet bespreken van de elementen die bij culpa moeten besproken, dan werden natuurlijk geen punten toegekend.

Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Join World Supporter
Join World Supporter
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer