Materieel Strafrecht - UL - Deeltentamen 2018


Vragen

Dodenrit

Vanwege relatieproblemen en een hoge werkdruk gaat de 30-jarige Willen al enige tijd onder de nodige stress gebukt. Als hij op een woensdagavond na zonsondergang in zijn auto (een witte Porsche) stapt om van zijn werk naar huis te rijden, besluit hij om eerst nog even te gaan tanken. Onlangs is hij door een van zijn collega’s erop gewezen dat een van zijn achterlichten niet naar behoren functioneert, maar hij is in alle drukte er nog niet aan toegekomen om het lampje te vervangen. Bij het tankstation aangekomen voorziet hij zijn auto weer van de nodige brandstof, en schaft bovendien een nieuw lampje aan. Hij neemt zich voor om bij thuiskomst meteen het lampje te vervangen. Vanaf het tankstation moet hij door middel van een korte invoegstrook weer terug de weg op met zijn auto. Op het moment dat hij op de oprit van het tankstation rijdt en de parallelle provinciale voorrangsweg nadert op welke een maximum snelheid van 80km/uur geldt, remt hij af tot bijna stilstand en kijkt hij over zijn linkerschouder om te zien of er verkeer nadert. Willem heeft vrij zicht over de gehele weg. Hij moet voorrang verlenen aan naderend verkeer op de provinciale weg. Omdat hij geen verkeer waarneemt, rijdt hij zonder zijn knipperlicht te gebruiken de voorrangsweg op. Hij ziet niet dat er een goed zichtbare motorrijder met 100 km/uur aan komt rijden. Nadat Willem ongeveer twintig meter heeft gereden op de provinciale weg, en een snelheid van 40 km/uur heeft, hoort hij plots een hard remgeluid en ziet hij in zijn achteruitkijkspiegel dat de motorrijder een slingerbeweging maakt en tegen de linker achterzijde van zijn auto aanrijdt. Als gevolg van die botsing glijdt de motorrijder de weghelft voor het tegenovergesteld verkeer op. Op dat moment had de motorrijder slechts lichte verwondingen. Vervolgens komt de motorrijder echter keihard in botsing met een tegemoetkomende Volkswagen, die zich aan de maximumsnelheid houdt. De motorrijder raakt door die botsing met de Volkswagen zwaargewond. Willem rijdt na het zien van de aanrijding meteen met hoge snelheid weg. De bestuurder van de Volkswagen belt direct een ambulance. In de tussentijd ontstaat op beide weghelften een file. Op de ene weghelft vanwege het ongeval, en op de andere weghelft ontstaat een zogeheten ‘kijkersfile’ (een file die is ontstaan doordat weggebruikers stoppen om te kijken bij het ongeluk). Terwijl de motorrijder zwaar bloedend op de weg ligt komt de ambulance terecht in de kijkersfile. Een aantal kostbare minuten later dan gepland komt de ambulance aan bij de motorrijder. De motorrijder blijkt intussen te zijn overleden aan zijn verwondingen.

Intussen wordt de politie gealarmeerd waarbij een signalement en het kenteken van de auto van Willem wordt doorgegeven. Enkele minuten later rijdt Willem op de snelweg. In zijn achteruitkijkspiegel ziet hij al vrij snel een tweetal politiewagens rijden. De politie geeft een stopteken. Willem besluit daaraan geen gehoor te geven. Integendeel: hij trapt het gaspedaal flink in en probeert de politie van zich af te schudden. De politie zet de achtervolging in. De snelheden lopen op tot ruim 180 km/uur, waar 130 km/uur de maximumsnelheid is. De agenten doen diverse pogingen om Willem in te halen, maar dit lukt aanvankelijk niet. Na een tijdje lukt het de eerste politiewagen toch om vóór Willem te gaan rijden. Deze wagen mindert langzaam snelheid, om Willem zodoende te laten stoppen. De tweede politiewagen, waarin twee politieagenten zitten, gaat intussen aan de rechterzijde van de Porsche rijden, terwijl Willem op de linkerbaan van de snelweg rijdt. Willem stuurt zijn auto naar rechts. De agent die aan zijn rechterzijde rijdt remt krachtig en weet zo ternauwernood een aanrijding met de Porsche van Willem te voorkomen. Het lukt de agenten om hun voertuig wederom naast dat van Willem te manoeuvreren. De snelheid bedraagt dan zo’n 130 km/uur. Op dat moment kijkt Willem gedurende ten minste drie seconden naar rechts. Terwijl het politievoertuig zich rechts naast de Porsche van Willem bevindt, met zijn motorkap ongeveer ter hoogte van de achterwielen van de Porsche, stuurt Willem zijn auto wederom naar rechts. Door deze stuurbeweging van Willem rijdt hij met de rechter achterzijde van zijn Porsche tegen de linker voorzijde van het politievoertuig. De agent stuurt direct hard naar links om niet van de weg gedrukt te worden.

Willem blijft met zijn Porsche tegen het politievoertuig aandrukken, waardoor dit uit zijn rechte lijn wordt gedrukt. De ervaren agent die het politievoertuig bestuurde heeft later verklaard dat hij nog nooit zo heftig heeft moeten reageren om het dienstvoertuig op de weg te houden. Uiteindelijk duwt de Porsche de politiewagen van de weg af. Het politievoertuig schuift de berm in op een plek waar veel bomen staan. De agent trapt vol op de rem om tot stilstand te komen, en weet met veel stuurmanskunst te voorkomen dat hij op een van de bomen botst. Willem rijdt met hoge snelheid verder, maar wordt uiteindelijk toch aangehouden.

De officier van justitie besluit Willem te vervolgen voor twee feiten: dood door schuld met betrekking tot de motorrijder (art. 6 WVW1994 juncto art. 175 lid 1, sub a, WVW1994) en poging tot doodslag op de twee politieagenten (art. 45 Sr juncto art. 287 Sr). Bij de politie verklaart Willem onder meer:

  • Ten aanzien van de dood van de motorrijder dat hij ‘wel heeft gekeken maar hem simpelweg niet heeft gezien’.
  • Ten aanzien van het van de weg willen drukken van het politievoertuig dat het ‘natuurlijk absoluut niet zijn bedoeling was dat ze zouden komen te overlijden; hij wilde gewoon met rust gelaten worden.’

Vraag 1

Voor een veroordeling van Willem op basis van art. 6 WVW1994 jo. art. 175 lid 1, sub a, WVW1994 dient onder meer schuld te worden bewezen. Kan die schuld op basis van het geldend recht en op grond van de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden bewezen worden? Motiveer uw antwoord (10 punten).

Vraag 2

Kan op grond van het geldend recht en op grond van de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden de tenlastegelegde poging tot doodslag (art. 45 Sr juncto art. 287 Sr) bewezen worden? Motiveer uw antwoord (10 punten)

Vraag 3

Hoe wordt door de Hoge Raad het leerstuk ‘roekeloosheid’ uitgelegd en op grond waarvan oordeelde de Hoge Raad in het arrest ‘Snelheidswedstrijd’ (HR 3 december 2013, NJ 2014/30) dat het gerechtshof kon oordelen dat aan dit criterium was voldaan? (5 punten)

Antwoordindicatie

Vraag 1

Schuld als bestanddeel is culpa: aanmerkelijke verwijtbare onvoorzichtigheid. Bij het vaststellen van schuld komt het aan op het geheel van gedragingen, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval (Blackout).

Voor het vaststellen van culpa moet allereerst de gedraging zo nauwkeurig worden omschreven. Willem rijdt na zonsondergang in zijn auto met een kapot achterlicht. Vanaf het tankstation moet hij door middel van een korte invoegstrook weer terug de weg op met zijn auto. Op het moment dat hij op de oprit van het tankstation rijdt en de parallelle provinciale voorrangsweg nadert op welke een maximum snelheid van 80km/uur geldt, remt hij af tot bijna stilstand en kijkt hij over zijn linkerschouder om te zien of er verkeer nadert. Willem heeft vrij zicht over de gehele weg. Hij moet voorrang verlenen aan naderend verkeer op de provinciale weg. Omdat hij geen verkeer waarneemt, rijdt hij zonder zijn knipperlicht te gebruiken de voorrangsweg op. Hij ziet niet dat er een goed zichtbare motorrijder met 100 km/uur aan komt rijden. Nadat Willem ongeveer twintig meter heeft gereden op de provinciale weg, en een snelheid van 40 km/uur heeft, hoort hij plots een hard remgeluid en ziet hij in zijn achteruitkijkspiegel dat de motorrijder een slingerbeweging maakt en tegen de linker achterzijde van zijn auto aanrijdt. Als gevolg van die botsing glijdt de motorrijder de weghelft voor het tegenovergesteld verkeer op. Op dat moment had de motorrijder slechts lichte verwondingen. Vervolgens komt de motorrijder echter keihard in botsing met een tegemoetkomende Volkswagen, die zich aan de maximumsnelheid houdt. De motorrijder raakt door die botsing met de Volkswagen zwaargewond. Willem rijdt na het zien van de aanrijding meteen met hoge snelheid weg. De motorrijder overlijdt aan zijn verwondingen.

In art. 6 WVW 1994 staat dat door schuld een verkeersongeval moet zijn veroorzaakt, en naar de aanwezigheid van deze schuld wordt in vraag 1 gevraagd. Deze formulering brengt mee dat het causaal verband tussen het verkeersongeval en de culpoze gedraging van de verdachte moet worden vastgesteld. (NB: Voor een bewezenverklaring van art. 6 WVW in zijn geheel zou ook (zoals aan de orde was in ‘Letale longembolie’) causaal verband tussen het onvoorzichtige gedrag en de dood moeten worden vastgesteld). Voor het vaststellen van een causaal verband is de redelijke toerekening het criterium en geldt de conditio sine qua non als ondergrens (Groninger HIV). Is het gevolg (d.w.z. het verkeersongeval, niet de dood) het gevolg van het verkeersongeval? Ja. Willem rijdt met zijn auto de rijbaan op en vervolgens rijdt de motorrijder tegen de linker achterzijde van zijn auto. Daarmee is het vereiste causaal verband gegeven. (NB: Naar het vaststellen van het causaal verband tussen de dood en het verkeersongeval wordt i.c. dus niet naar gevraagd. Het vaststellen daarvan is daarom niet met punten beloond.)

Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of de gedragingen aanmerkelijk onvoorzichtig waren. Daarvoor komt het aan op het formuleren van normen die in het kader van deze gedragingen golden en in hoeverre die normen zijn geschonden. Tevens moet worden bezien of deze normschending (onvoorzichtigheid) aanmerkelijk was. Daarvoor kan worden gekeken naar de in het geding zijnde normen, de Garantenstellung en het eventueel geoorloofd risico. Welke normen zijn i.c. in het geding en zijn ze geschonden?

  1. Rijden zonder naar behoren functionerend achterlicht.
  2. Zonder zijn knipperlicht te gebruiken de voorrangsweg oprijden.
  3. Het geen voorrang verlenen aan een medeweggebruiker (door onvoldoende op te letten en niet scherp genoeg te zijn!).

Tevens rijdt hij na het ongeval door. Dat is een strafbaar feit, niet relevant ter beoordeling van de aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Uit het voorgaande blijkt wel dat er meerdere normen zijn geschonden. Daarmee is nog niet gezegd dat de gedragingen aanmerkelijk onvoorzichtig waren. We moeten dan kijken naar de aard en de ernst van de gedragingen en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van art. 6 WVW. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer. In dat verband kan worden gemeld dat het i.c. gaat om een ongeval op de weg. Bestuurders van motorvoertuigen hebben zich aan de regels van het wegverkeer te houden. Daarbij geldt dat bestuurders van motorvoertuigen zoals auto’s in het bijzonder acht moeten slaan op zwakkere verkeersdeelnemers, waaronder bijvoorbeeld motorrijders. We noemen deze extra zorgplicht een Garantenstellung. Ten aanzien van het wegverkeer kan niet snel van een geoorloofd risico worden gesproken. Integendeel zelfs, vooral bestuurders van motorvoertuigen hebben weinig risico’s te nemen. Dat maakt ook dat de omstandigheden waaronder de bestuurder zich bevond, gestresst als gevolg van relatie- en werkproblemen, niet snel zullen bijdragen aan een ander oordeel dan dat er sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Door stress kan men wat minder acht slaan op het verkeer, terwijl men dat wel had behoren te doen. Stress is geen factor die eraan bijdraagt dat aan bijvoorbeeld de Garantenstellung minder waarde wordt gehecht. In veel antwoorden werd verwezen naar de voorzienbaarheid van het veroorzaken van een ongeval door in te voegen op de wijze waarop de verdachte dat deed. Onder verwijzen naar Kampvuur Castricum werd aangenomen dat een gemiddelde persoon zou voorzien dat door in het donker in te voegen met een kapotte achterlicht, zonder gebruik te maken van een knipperlicht met een tamelijk lage snelheid het te voorzien is dat een verkeersongeval zou plaatsvinden. Onder verwijzing naar het hoorcollege werd ter onderbouwing van het oordeel dat de onvoorzichtigheid aanmerkelijk was opgemerkt dat de eigen schuld van het slachtoffer niet aan het aannemen van culpa in de weg staat. (De verdachte voert als verweer dat hij de motorrijder simpelweg niet heeft gezien. Deze onbewustheid hoeft niet aan het aannemen van culpa in de weg te staan. Hij had de motorrijder namelijk behoren te zien. Er zijn geen omstandigheden in de casus opgenomen die tot een ander oordeel zou leiden. Hoewel het donker is, heeft hij vrij zicht en niet duidelijk is dat het zo donker is dat er niets viel te zien.) Al met al is de conclusie dat er op grond van het geheel van gedragingen van de verdachte (meerdere normschendingen onder weinig bijzondere omstandigheden), de aard (i.i.g. twee zware normschendingen) en ernst (niet goed kijken en geen richting aangeven!) daarvan en de overige omstandigheden van het geval (het was donker en motorrijder goed zichtbaar), kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid.

Is eenmaal vastgesteld dat er sprake was van aanmerkelijke onvoorzichtigheid, dan kan de verwijtbaarheid worden verondersteld aanwezig te zijn, behoudens de verwijtbaarheid uitsluitende omstandigheden. Van dergelijke omstandigheden is slechts sprake wanneer de schuld in de zin van verwijtbaarheid helemaal wegvalt. Daarvan is niet snel sprake. Er zijn geen omstandigheden aan te duiden die i.c. de verwijtbaarheid wegnemen. Uit het Verpleegsterarrest kan worden afgeleid dat stress en andere de oplettendheid beïnvloedende factoren niet aan het aannemen van verwijtbaarheid in de weg staan.

Conclusie: schuld kan worden bewezen.

Vraag 2

Voor een veroordeling van Willem op basis van art. 45 jo. 287 Sr dient de poging te worden bewezen. Poging tot misdrijf is strafbaar, wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard (art. 45 Sr).

Er is sprake van een misdrijf, nu artikel 287 Sr in Boek 2 van het Wetboek van Strafrecht (misdrijven) staat.

Het voornemen in de poging impliceert opzet, en daarin wordt het opzet zoals dat in de delictsomschrijving omschreven staat gevolgd. In artikel 287 Sr staat het woord ‘opzettelijk’. Voor het bewijs van doodslag is daarom voorwaardelijk opzet voldoende, nu de delictsomschrijving geen ‘oogmerk’ bevat. Ook voor het voornemen binnen de poging volstaat hierom voorwaardelijk opzet (dit blijkt uit het Inrijden op Agent-arrest). In deze casus kan geen vol opzet worden bewezen, op basis van de verklaring van Willem is dit uitgesloten. Hierom resteert voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet is het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans.

  • Is er een aanmerkelijke kans op het tenlastegelegde gevolg (de dood van de agenten)? Hierbij moet je kijken naar de aard van de gedraging en de algemene ervaringsregels (HIV Iarrest). Met hoge snelheid (130 km/u) een auto meerdere keren wegdrukken langs een weg waar veel bomen staan, zorgt voor een aanmerkelijke kans dat de agenten in de weggedrukte auto komen te overlijden.
  • Was hij zich hiervan bewust? Dat blijkt niet met zoveel woorden uit de casus. Wat wel duidelijk is, is dat Willem drie seconden op zij keek in de richting van de auto waarin de agenten zaten. Beredeneerd kan worden dat een gemiddelde derde zich, gelet op de hoge snelheid waarmee hij de politieauto wegdrukt richting een berm vol bomen, zich bewust zou zijn geweest van de aanmerkelijke kans op de dood. Hierom kan het niet anders zijn dan dat Willem zich bewust was.
  • Heeft Willem de aanmerkelijk kans aanvaard? Is er sprake van een grote mate van onverschilligheid en gebrek aan inlevingsvermogen? Sommige gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard (HIV I-arrest). Willem heeft meerdere keren geprobeerd de auto aan de kant te duwen. Hij heeft weliswaar verklaard dat hij niet wilde dat de agenten dood gingen, maar dat hij met rust gelaten wilde worden. Hieruit blijkt een zeer onverschillige houding. De casus toont op dit punt gelijkenissen met het Enkhuizer doodslag arrest: ook hier wilde de verdachte aan de politie ontkomen en heeft daarbij enkel aan zichzelf gedacht. Willem heeft dus bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de agenten dood konden gaan. De gedragingen van Willem kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op de dood van de agenten, dat het niet anders kan dan dat hij het aanvaardt. (Er is geen sprake van een contra-indicatie.) Er is dus sprake van voorwaardelijk opzet op de dood en dus is er sprake van een voornemen.

Tot slot moet er voor een bewezenverklaring van de poging een begin van uitvoering zijn. De heersende leer om het begin van uitvoering vast te stellen volgt uit het Cito-arrest: het moet gaan om een gedraging die naar uiterlijke verschijningsvorm moet worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf. Hierbij kun je gebruik maken van een geïnformeerde/gemiddelde derde (1 punt). Zichtbaar is dat hij met hoge snelheid over de snelweg rijdt, en daarbij een auto (die eveneens een hoge snelheid heeft) wegdrukt richting een berm waarin bomen staan. Deze gedraging en deze omstandigheden maken dat dit voor een geïnformeerde/gemiddelde derde lijkt te zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf doodslag. Er is sprake van een begin van uitvoering.

Concluderend houdt dit in dat er sprake is van een poging tot doodslag en dat dit ook kan worden bewezen.

Vraag 3

De Hoge Raad stelt dat aan deze zwaarste vorm van schuld sprake zal zijn bij een ‘buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte [waarmee] een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn.’ Het is de zwaarste schuldvorm met een strafverhogend effect, waardoor in de bewezenverklaring goed gemotiveerd zal moeten worden waarom er sprake is van roekeloosheid. Het is/blijft culpa, geen opzet.

In het arrest ‘Snelheidswedstrijd’ (HR 3 december 2013, NJ 2014/30) kon roekeloosheid worden aangenomen nu het Hof in de bewezenverklaring in het bijzonder aandacht heeft gegeven aan het samenstel van gedragingen van de verdachte, welk samenstel, kort gezegd, eruit bestond dat de verdachte, terwijl hij in de bebouwde kom te midden van andere weggebruikers was verwikkeld in een snelheidswedstrijd met een andere automobilist, heeft gereden met zeer grote overschrijding van de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km per uur, en zonder bij de nadering van een bocht snelheid te minderen. Hierna heeft hij de macht over het stuur verloren en is met een groot snelheidsverschil aangereden tegen een andere auto. Daarin ligt als oordeel van het Hof besloten dat zich hier roekeloosheid voordoet. De verdachte heeft zich buiten de normale orde van het verkeer geplaatst en extreme risico’s genomen.

Page access
Public
How to use and find summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  3. Search tool: quick & dirty - not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is available at the bottom of most pages or on the Search & Find page
  4. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Quick links to WorldSupporter content for universities in the Netherlands

Join World Supporter
Join World Supporter
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.