Europees Recht - UvA - Deeltoets II 2012


Vragen

Vraag 1

In het Koninkrijk Valois, een EU lidstaat sinds 1995, is absint een geliefd genotsproduct. Absint is een hoog alcoholische drank met wortelextracten. Het wordt lokaal geproduceerd volgens een variabel recept m.b.t. alcohol percentage en hoeveelheid wortelextract. Minder dan 10% wordt geïmporteerd uit andere EU Lidstaten en minder dan 1% wordt geïmporteerd uit derde landen). De absint op de markt van Valois bevat een alcoholpercentage dat varieert van 35% tot wel 70%. De Regering van Valois probeert echter de consumptie van absint te ontmoedigen omdat het een zeer negatief effect heeft op de volksgezondheid (orgaanschade door het hoge alcoholpercentage) in het bijzonder voor jongeren en zwangere vrouwen. Het neemt daartoe decreet 2011/69 aan dat een serie maatregelen bevat om de consumptie van absint in Valois tegen te gaan. Het decreet trad in werking op 1 december 2011 Artikel 1 van het decreet verbiedt nog langer reclame in tijdschriften, kranten en andere mediadragers voor absint in Valois te maken. Artikel 2 van het decreet legt een hoge accijns op alcohol in absint. Voor absint die in Valois wordt geproduceerd worden verschillende tariefschalen ingevoerd: het laagste tarief voor absint met een alcoholpercentage van 30-40%, het middentarief voor een percentage van 40-50% en vanaf 50% wordt het toptarief geheven. Voor geïmporteerde absint geldt een standaardtarief dat overeenkomt met het middentarief dat in Valois zelf wordt geheven ongeacht het daadwerkelijke alcoholpercentage.

A.

Stel, u bent een Tsjechische producent van absint en zou graag een stuk(je) van de absintmarkt in Valois willen veroveren. Zonder reclame mogelijkheden in kranten, tijdschriften en andere mediadragers ziet u dat echter niet zitten. U wilt voor de lokale rechter in Valois het Decreet 2011/69 aanvechten met een beroep op het vrij verkeer van goederen. Het procesrecht van Valois heeft echter geen directe beroepsgang tegen wetgevingshandelingen zoals Decreet 2011/69. Bedenk een manier om toch het decreet aan te vechten voor de rechter in Valois.

B.

U slaagt er uiteindelijk in om toegang te krijgen tot de rechter in Valois. De Regering van Valois voert als verdedigende partij in de eerste instantie aan dat het vrij verkeer van goederen überhaupt niet in het geding is omdat Artikel 1 van Decreet 2011/69 slechts een verkoopmodaliteit behelst. Hoe zou u als Tsjechische producent dit verweer proberen te ontkrachten?

C.

Indien het bovenstaande primaire argument van de Regering van Valois niet slaagt, welke subsidiaire verdediging is dan te verwachten? Maakt het daarbij uit of deze maatregel onderscheid maakt tussen lokaal geproduceerde absint en geïmporteerde absint?

D.

Als Tsjechische producent van absint, produceert u deze drank volgens een recept waarbij het alcoholpercentage niet hoger is dan 35%. U wordt echter aangeslagen voor het ʻmiddentariefʼ. U wilt derhalve eveneens artikel 2 aanvechten voor de lokale rechter. Met welke Europeesrechtelijke argumentatie zou u deze regel aanvechten?

De Europese Unie heeft de zogenaamde ʻAbsint Richtlijnʼ vastgesteld die een vast alcoholpercentage voor absint van minimaal 50% voorschrijft. Drank die minder alcohol bevat mag niet langer de naam ʻabsintʼ dragen. Deze richtlijn is in werking getreden op 1 mei 2012 en moet uiterlijk worden omgezet op 1 mei 2015. De Tsjechische producent die inmiddels goed aan de weg timmert in Valois ziet hiermee nieuwe problemen opdoemen. Hij moet zijn productielijn aanpassen maar dacht daarvoor nog de tijd te hebben tot 1 mei 2015. Echter, per 1 mei 2012 passen de douaneautoriteiten van Valois rechtstreeks de ʻAbsint Richtlijnʼ toe. Absint met een percentage van minder dan 50% mag niet meer onder de naam ʻabsintʼ worden ingevoerd in Valois. De douaneautoriteiten van Valois zijn van mening dat de Richtlijn weliswaar nog niet is omgezet in nationaal recht maar inhoudelijk is deze voldoende duidelijk en onvoorwaardelijk geformuleerd ʻzodat niemand voor verassingen kan komen te staan….ʼ. De Tsjechische producent accepteert deze opstelling van de douaneautoriteiten niet en overweegt op 1 augustus 2012 opnieuw een procedure voor de bestuursrechter in Valois met als inzet de mogelijkheid om voorlopig zijn product (dat immers minder dan 50% alcohol bevat) in Valois op de markt te mogen brengen onder de naam ʻabsintʼ, in ieder geval totdat de Absint Richtlijn is omgezet in het recht van Valois.

E.

Als u de Tsjechische producent moet adviseren over deze te starten procedure, wat is dan uw Europees rechtelijk advies m.b.t de slagingskans van deze actie?

Vraag 2

De Europese Raad wordt wel gezien als het hoogste beleidsorgaan van de EU omdat het de grote beleidslijnen voor de lange termijn uitzet.

A.

Geef aan waarom deze instelling vooral politiek gewicht heeft, maar juridisch gezien niet het belangrijkste besluitvormende orgaan van de EU is.

B.

Geef aan, in het licht van vraag 1a, waarom het van groot belang is dat de voorzitter van de Europese Commissie (José Manuel Barosso) ook onderdeel uitmaakt van de Europese Raad.

C.

Stel dat de Europese Raad besluit dat er op termijn een wijziging moet komen van Verordening 1/2003 met betrekking tot de uitvoering van de artikelen 101 en 102 Wv. Welke juridische rol zal het Europees Parlement hierbij dan hebben?

Vraag 3

In Nederland is een aantal marktpartijen actief op de consumentenmarkt voor zeer hoogwaardige geluidsapparatuur. Deze hebben allemaal een eigen selectief distributienetwerk. De onderneming Decibel Galore NV, een prijsvechter met veelal goedkopere geluidsapparatuur, wil zijn assortiment uitbreiden door ook het Deense Klang & Blufse te gaan verkopen, een van de dure, hoogwaardige merken. Echter, de producent in Denemarken van deze apparatuur wil niet leveren aan Decibel Galore N.V. Klang & Blufse levert enkel aan Schoone Toonen B.V., de onderneming die in Nederland de exclusieve distributierechten heeft voor Klang & Blufse. Decibel Galore N.V. zou wel mogen distribueren voor Klang & Blufse als het bereid zou zijn te investeren in extra zorgvuldigheid, kwaliteitsbewaking en representativiteit van de verkooppunten. Dit is onmisbaar om aan de hoge eisen te kunnen blijven voldoen die de consument stelt aan de dealers van Klang & Blufse apparatuur (o.a. de thuisinstallatie, akoestisch advies, ʻnazorgʼ, etc. etc.) Klang & Blufse heeft op de Europese markt voor hoogwaardige geluidsapparatuur een marktaandeel van 2,9 % en op de Nederlandse markt voor hoogwaardige geluidsapparatuur een aandeel van 1,3 %.

A.

Decibel Galore N.V. vraagt u om een juridische analyse te geven in het licht van het Europese mededingingsrecht van (1) de distributieovereenkomst tussen Klang & Blufse en Schoone Toonen B.V. ; en (2) de weigering van Klang & Blufse om producten te leveren in strijd met. Hoe luidt uw juridische analyse op beide punten?

B.

Schoone Toonen B.V. is op zijn beurt aangesloten bij de brancheorganisatie voor distributeurs van hoogwaardige geluidsapparatuur. De directie van Schoone Toonen B.V. en zijn branchegenoten komen bijeen voor een informele lunch in het Hilton Hotel in Amsterdam om van gedachten te wisselen over de effecten van de eurocrisis op de markt voor hoogwaardige geluidsapparatuur. In het kader van deze lunch geeft elk van de distributeurs inzage in de hoogte van de distributievergoeding die ze aan de respectievelijke producenten van de door hen gedistribueerde geluidsapparatuur vragen.

C.

Decibel Galore N.V. is op de hoogte gekomen van deze bijeenkomst en wil een klacht indienen bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) wegens inbreuk op het Europese kartelverbod door de gezamelijke distributieondernemingen van hoogwaardige geluidsapparatuur. Geef wederom uw juridische analyse aan Decibel Galore N.V. van de kans van slagen van deze klacht.

Vraag 4

Bespreek de ʻautonome rechtsordeʼ van de EU in het licht van de toetreding van de EU tot het EVRM.

Vraag 5

A.

De democratie (democratische vertegenwoordiging en democratische controle) in de Europese Unie is op verschillende manieren gefundeerd, met een belangrijke rol voor het Europees Parlement maar ook met een belangrijke rol voor de nationale parlementen. Geef voor deze instellingen aan hoe zij bijdragen aan de democratische fundering van de Europese Unie.

B.

Het Duitse Bundesverfassungsgericht heeft een visie op de rol van het Europees Parlement die niet door iedereen gedeeld wordt. Noem twee argumenten die het Bundesverfassungsgericht aanhaalt met betrekking tot de zwakke democratische legitimering die het Europees Parlement verschaft aan de EU.

Antwoordindicatie

Vraag 1

A.

Dit probleem kan men in Nederland ook hebben aangezien ook hier directe beroepen tegen wetgeving niet gegeven is (zie art. 8:2, sub a, AwB). Men kan echter een rechtsgang te creëren door opzettelijk het nationale recht te schenden. Artikel 34 Wv (wat de relevante verdragsbepaling is) heeft directe werking. Na schending van het decreet, moet de producent dan hopen dat de rechter in Valois het decreet besluit niet toe te passen wegens strijd met 34 Wv. Deze kan eventueel besluiten hierover een prejudiciële vraag (art. 267 Wv) te stellen aan het HvJ.

B.

De producent kan stellen dat het wel degelijk gaat om een ʻmaatregel van gelijke werkingʼ in de zin van art. 34 Wv omdat het totale reclameverbod de verhandeling (eigenlijk: markttoegang) van zijn nu nog onbekende product veel harder treft dan de reeds bekende lokale producten. Dit is door het HvJ bepaald in de vergelijkbare zaak Gourmet (r.o. 25). De Keck jurisprudentie is niet van toepassing omdat daar een maatregel ʻzowel rechtens als feitelijkʼ binnenlandse en buitenlandse producten gelijkelijk raakt.

C.

Subsidiair zal de regering van Valois aangeven dat het reclameverbod wel een ʻmaatregel van gelijke werkingʼ is maar dat deze is uitgezonder van het verbod van 34 Wv op grond van 36 Wv (volksgezondheid). Verdragsuitzonderingen kunnen worden ingeroepen bij zowel de maatregelen zonder onderscheid als met onderscheid.

D.

Deze maatregel van Valois kan worden aangemerkt als een ʻdiscriminerende binnenlandse belastingʼ in de zin van art. 110 Wv. Een vergelijkbare zaak deed zich immers voor in het arrest Outokumpu Oy waar dit systeem werd gehanteerd voor (ingevoerde) energie. Het is in ieder geval geen ʻheffing van gelijke werkingʼ in de zin van art 30 Wv, zie r.o. 20 Autokumpu.

E.

De slagingskans is zeer hoog aangezien we hier te maken hebben met een Kolpinghuis situatie. De overheid van een EU Lidstaat mag zich niet tegen burgers beroepen op een niet omgezette richtlijn. Dan zou vanuit de richtlijn er rechtstreeks plichten op de burger worden opgelegd wat ook bij horizontale directe werking niet mag, zie voor dat laatste de Faccini dori.

(omgekeerde verticale rechtstreekse werking; zie p 259 van ERAD.)

Vraag 2

A.

De Europese Raad bestaat o.a. uit staatshoofden en regeringsleiders en hij bepaalt algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten (artikel 15 EU). Dit verklaart zijn politiek gewicht. Juridisch gezien zijn Europees Parlement en Raad die de wetgevingstaak en begrotingstaak uitoefenen (artikel 14 en artikel 16 EU) de belangrijkste organen. [ERAD p. 36-38].

B.

De Commissie heeft op veel terreinen het exclusieve recht van initiatief (artikel 17 lid 2 EU). Doordat de voorzitter van de Commissie deel uitmaakt van de Europese Raad wordt er een verbinding gemaakt tussen hetgeen in de Europese Raad wordt bepaald en de wetgevingsinitiatieven van de Commissie. Dit is gezien de juridische positie van de Europese Raad zeer belangrijk.

C.

De juridische rol hangt af van de wetgevingsprocedure die de rechtsbasis voorschrijft. Verordening 1/2003 is gebaseerd op artikel 103 Wv [oud artikel 83 EG, zie tekst Vo. op p. 249 van uw arrestenbundel]. Deze rechtsgrondslag schrijft een bijzondere wetgevingsprocedure voor, de adviesprocedure. Het Europees Parlement zal worden geraadpleegd.

Vraag 3

A.

Deze distributieovereenkomst is een verticale afspraak tussen ondernemingen (zie Hofner) die mogelijkerwijs in strijd zou kunnen zijn met artikel 101(1) Wv. Het is echter zeer waarschijnlijk dat deze overeenkomst uitgezonderd is via artikel 101(3) VWEU. Hierbij is het belangrijk de cumulatieve voorwaarden van artikel 101 (3) Wv na te lopen en te wijzen op de relevantie van het Metro arrest. De mogelijkheid tot groepsvrijstelling kan ook worden genoemd maar dit is niet noodzakelijk voor het behalen van de volledige hoeveelheid punten. De weigering van Klang & Blufse om producten te leveren zou kunnen vallen onder artikel 102 Wv (het gaat hier niet om een overeenkomst tussen ondernemingen maar om een eenzijdige actie van Klang & Blufse, derhalve valt het niet binnen de verboden onder artikel 101 Wv). Hiervoor moet echter wel sprake zijn van een machtspositie wat in het geval van Klang & Blufse (2,9% op de Europese markt en 1,3% op de Nederlandse markt) niet het geval is. Hierbij zijn de criteria ontwikkeld in United Brands van toepassing.

B.

Het feit dat de distributeurs elkaar inzage hebben gegeven in de distributievergoedingen is te kwalificeren als een 'onderling afgestemde feitelijke gedraging (OAFG). In het T-Mobile arrest wordt een OAFG gedefinieerd als zijnde 'een vorm van coördinatie tussen ondernemingen die, zonder dat het tot een eigenlijke overeenkomst komt, de risico's van de mededingen welbewust vervangt door feitelijke samenwerking (r.o. 26).'

Om te bepalen of er hier sprake van is, moet men de criteria in r.o. 27 en 28 van T-Mobile toepassen: de objectieve doelstellingen van de overeenkomst, de economisch en juridische context, of de mededinging merkbaar is verhinderd dan wel beperkt of vervalst (zie ook artikel 101(1) Wv).

Indien de OAFG in deze casus negatieve effecten op de mededinging kan hebben (r.o. 31) en afdoet aan de zelfstandigheid van de ondernemers (r.o. 33 en 34), dan hoeft het feit dat de ondernemers elkaar slechts een keer hebben gezien geen belemmering te zijn voor de conclusie dat dit een OAFG zou zijn (r.o. 60).

Vraag 4

De toetreding kan besproken worden vanuit verschillende invalshoeken. U kunt ingaan op de (1) toegevoegde waarde van de toetreding, (2) de eenheid van de EU rechtsorde, (3) de onafhankelijkheid van het HvJ als EU instelling.

A. Structuur:

 

  • Goede, heldere structuur (bij voorkeur volgens een van de drie basisvromen zoals weergegeven in het werkboek) levert in beginsel 10 punten op.

  • Coherentie (vb terugkomen aan het slot bij de openings(vraag)stelling

  • Opbouw van de argumentatie (duidelijke relatie tot de centrale (vraag)stelling.

Een lager puntenaantal is mogelijk indien het essay inhoudelijk slechts een van de onderstaande kenniselementen bevat.

B. Kennis elementen (nauw verbonden met C; spanningsvelden) (6 punten):

  • Autonome EU rechtsorde (2 punten)

  • Arresten die worden genoemd:

  • Costa en Van Gend en Loos, Simmenthal II, eventueel Foto Frost.

Gecommitteerdheid EU aan de mensenrechten

  • UPA, Kadi, Kucukdeveci

  • Art 2 EU (EU berust op de eerbiediging van de mensenrechten als grondwaarde)

  • 6 lid 3: EU (EVRM is reeds nu al onderdeel van EU Rechtsorde via de ʻalgemene beginselenʼ) Deze ontwikkeling is reeds begonnen in de nasleep van de Duisteʻ Solangeʼ arresten.

  • 6 lid 1: De EU respecteert haar eigen Handvest van Grondrechten De EU Lidstaten zijn allen individueel reeds partij bij het EVRM en de EU eist dat ook van haar lidstaten voorafgaand aan hun toetreding tot de EU.

De bevoegdheid tot toetreden

Art. 6 lid 2 EU (bevoegdheid tot toetreden);

(Zie ERAD p. 23. Gevolg toetreding tot het EVRM; De handelingen van de EU kunne rechtstreeks worden getoetst aan het EVRM)

C.

Het ʻspanningsveldʼ van het onderwerp

De volgende spanningspunten in het onderwerp kunnen worden belicht: Noodzaak van samenwerking / voorkomen tegenstrijdige uitleg mensenrechten tussen de beide Hoven (HvJ EN het EHRM) versus autonomie van de EU rechtsorde/vrijwaring EU rechtsorde ʻvreemdeʼ invloeden die toetreding EU tot EVRM met zich mee kan brengen (andere rechtstelsels zijn vertegenwoordigd in de Raad van Europa (Rusland. Turkije etc.)

Toenadering beide rechtsordes is een verbetering van de doelstelling van 2 EU (bescherming mensenrechten in de EU rechtsorde versus de toetreding tot het EVRM is daarvoor helemaal geen vereiste omdat de mensenrechten reeds goed zijn beschermd in de algemene beginselen en het Handvest van de Grondrechten (zie art. 6 lid 1 EU). Dus geen bedreiging van autonome rechtsorde maar een verbetering van de autonome rechtsorde.

D.

Bonus element: 59 lid 2 EVRM: Toetreding tot het EVRM van de EU is mogelijk.

Vraag 5

A.

Europees parlement: Controle op de Commissie (verkiezing voorzitter (artikel 14 VEU); enquêterecht (artikel 226 VWEU); vragenrecht (artikel 230 VWEU); motie van afkeuring (artikel 234 VWEU)); medewetgevende taak bij veel beleidsterreinen; leden direct verkozen door Europese burgers (artikel 14 VEU). Nationale parlementen: Protocol nr. 2 (en artikel 12 VEU), de ratificatie van verdragen en de controle van de nationale minister in de Raad.

B.

Degressieve vertegenwoordiging (geen one man, one vote); geen “uniform Europees volk” maar een vertegenwoordiging van de burgers van de lidstaten; geen parlementaire meerderheid (noch een oppositie) die een regering ondersteunt (een gemis aan beslissend effect voor politieke richting).

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.