Europees Recht - UvA - Deeltoets II 2013


Meerkeuzevragen

Vraag 1

De ‘gewone wetgevingsprocedure’

  1. wordt ingeleid door de Raad van Ministers;

  2. is minder democratisch dan een ‘bijzondere wetgevingsprocedure’;

  3. legt het zwaartepunt van de beslissingsbevoegdheid bij het Europees Parlement;

  4. voorziet niet in een Nederlands veto.

Vraag 2

De reikwijdte van artikel 34 Wv werd verkleind:

  1. alleen in het Keck arrest (Gev. Zaken C-267/91 en C-268/91);

  2. alleen in het Dassonville arrest (zaak 8/74);

  3. in zowel het Keck arrest (Gev. Zaken C-267/91 en C-268/91) als in het Dassonville arrest (zaak 8/74);

  4. noch in het Keck arrest (Gev. Zaken C-267/91 en C-268/91) als in het Dassonville arrest (zaak 8/74).

Vraag 3

Welke Stelling is juist?

I. De Europese Unie is ten tijde van het Verdrag van Lissabon toegetreden tot het Europees Verdrag tot de Rechten van de Mens

II. Het Handvest voor de Grondrechten heeft sinds het Verdrag van Lissabon de status van secondair Unierecht.

  1. Stelling I en II zijn juist.

  2. Stelling I en II zijn onjuist.

  3. Stelling I is juist; stelling II is onjuist.

  4. Stelling I is onjuist; stelling II is juist.

Vraag 4

In de zaak Josemans oordeelde het HvJ dat

  1. prostitutie principieel buiten de werkingsfeer van de interne markt regels valt

  2. cannabis principieel binnen de reikweide van de interne markt valt;

  3. toegang weigeren tot een coffeeshop een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve uitvoerbeperking kan opleveren;

  4. toegang weigeren tot een coffeeshop een belemmering van het vrije dienstenverkeer kan opleveren.

Vraag 5

Een onderling afgestemde feitelijke gedraging:

  1. heeft noodzakelijkerwijs betrekking op de positie van de consument / eindverbruiker;

  2. betekent hetzelfde als ‘parallel gedrag van marktdeelnemers’;

  3. heeft altijd een mededingingsbeperkende strekking;

  4. kan bestaan uit de uitwisseling van gevoelige informatie tussen concurrenten.

Vraag 6

Het begrip ‘onderneming’ in de zin van artikel 101 Wv:

  1. verwijst naar iedere eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht rechtsvorm en financieringswijze;

  2. verwijst naar ieder type onderneming zoals erkent in het nationale vennootschapsrecht van de 27 EU Lidstaten;

  3. kan geen betrekking hebben op publiekrechtelijke rechtspersonen;

  4. kan geen betrekking hebben op private ondernemingen die met overheidsgeld zijn gefinancierd.

Vraag 7

De ‘Ruimte voor Vrijheid, Veiligheid en Recht’

  1. is onderworpen aan het exclusieve initiatiefrecht van de Europese Commissie;

  2. is onderworpen aan de rechtsmacht van het Hof van Justitie;

  3. behelst enkel regels van Europees straf- en strafprocesrecht;

  4. behelst de enige beleidsterreinen van het EU recht waar Lidstaten aan ‘nauwere samenwerking’ kunnen doen.

Vraag 8

Thomas Vandamme verkreeg op 17 maart 2009 het Nederlandse staatsburgerschap. Voordien was hij een in Nederland verblijvende Belg met een baan aan de Universiteit van Amsterdam. Welke van de onderstaande uitspraken is onjuist?

  1. Sedert 17 maart 2009 is de Thomas Vandamme eindelijk Unieburger geworden.

  2. Op 17 maart 2009 zijn de reis- en verblijfsrechten van de Thomas Vandamme niet veranderd: hij genoot immers reeds alle rechten als werknemer.

  3. Reeds vóór 17 maart 2009 kon de Thomas Vandamme aanspraak maken op gezinshereniging met zijn Colombiaanse dochter.

  4. Reeds vóór 17 maart 2009 konden de Belgische kinderen van de heer Vandamme in Nederland gaan studeren met aanspraak op Nederlandse studiefinanciering.

Vraag 9

Bij de vraag of er bij een bepaalde rechtsvraag in een nationaal geding sprake is van een ‘acte clair’ moet de nationale rechter erop bedacht zijn dat:

  1. dit alleen relevant is als hij niet de hoogste nationale rechter is;

  2. hij mogelijkerwijs niet als ‘rechter’ zal worden aangemerkt door het HvJ;

  3. dat het EU recht in alle taalversies gelijkelijk authentiek is;

  4. dat het EU recht op dit punt al eerder door het HvJ is opgehelderd in een andere procedure.

Vraag 10

De nationale rechter mag niet:

  1. nationaal recht in strijd verklaren met een EU verordening;

  2. EU recht uitleggen zonder daarover een prejudiciële vraag aan het HvJ te stellen;

  3. een EU Verordening als ongeldig beschouwen wegens strijd met het Handvest voor de Grondrechten;

  4. een EU Richtlijn toepassen in een nationaal rechtsgeding.

Open vragen

Vraag 1

Art. 16 van de Grondwet van het Koninkrijk Arcadia (lidstaat van de EU sinds 2001) verbiedt de uitlevering van eigen onderdanen voor strafrechtelijke vervolging.

Geef aan (1) met welke regel van EU recht is deze Grondwettelijke bepaling van Arcadia in strijd is en (2) welke van deze twee conflicterende bepalingen voorrang geniet boven de andere

Maximaal 5 punten. Maximaal 100 woorden voor uw antwoord!

Vraag 2

In Zweden wordt de anticonceptiepil ‘NO-Natal’ geproduceerd door de onderneming ‘Pharamaco AB’. De Zweedse pil wordt in alle lidstaten van de EU al sedert 2011 verkocht. Hij is vooral populair bij vrouwen die gevoelig zijn voor huidallergieën. Pharamaco AB is een kleine speler op de markt voor dit soort medicijnen, maar wel is bekend dat ‘No-Natal’ als enige ‘dermatologisch verantwoorde anticonceptiepil’ bijna nooit huidcomplicaties geeft.

Pharmaco AB levert aan groothandelaren in de verschillende lidstaten van de EU, waarbij het een vaste prijs oplegt die moet worden doorberekend aan de apotheek. In Zweden zelf verkoop Pharmaco AB via een Zweedse groothandel ‘Familjeplanering A.B.’ die een 100% dochter is van Pharmaco AB. In de overige lidstaten gaat het steeds om zelfstandige ondernemingen die ook voor andere producenten optreden als groothandel.

De Belgische groothandel Merckx NV heeft een distributieovereenkomst met Pharmaco voor de Belgische markt. Merckx NV wil zijn marktaandeel op de Belgische farmaciemarkt verhogen door prijskortingen te geven aan de apotheken, maar Pharmaco waarschuwt Merckx N.V. vooraf dat dit een schending zou opleveren van de distributieovereenkomst.

Merckx N.V. wint bij u juridisch advies in over de vraag of het gedrag van Pharmaco AB in strijd is met het Europese mededingingsrecht.

A.

Geef aan, (1) met welke bepaling(en) van het Europese mededingingsrecht dit gedrag mogelijk in strijd zou kunnen en (2) welke marktafbakening gunstig zou zijn voor Merckx NV: de markt voor dermatologisch verantwoorde anticonceptiepillen, de markt voor conceptiepillen of de markt voor voorbehoedsmiddelen (anticonceptiepillen, spiraaltjes, condooms).

Maximaal 6 punten. Maximaal 100 woorden voor uw antwoord!

B.

enkt u dat de Commissie inderdaad zal optreden op grond van art. 101 Wv tegen Pharmaco AB en Familjeplanering A.B? Motiveer uw antwoord.

Maximaal 4 punten. Maximaal 70 woorden voor uw antwoord!

C.

Via welke procedure zal deze richtlijn zijn aangenomen door de EU Instellingen?

Maximaal 5 punten. Maximaal 70 woorden voor uw antwoord!

D.

Maakt het voor Pharmaco uit of deze richtlijn een zogenaamde vrij verkeersclausule bevat?

Maximaal 5 punten Maximaal 70 woorden voor uw antwoord!

Vraag 3 (Engelse vraag)

Mr. Ian McConaughey is an Irishman who often spends his holidays in the Czech Republic. However, in 2012 he was convicted by the criminal court in Prague for drugs trafficking. Part of the criminal sanction imposed on him was that he was no longer allowed to travel to, and reside in, the Czech Republic.

Which of the fundamental freedoms of the internal market might this Czech judicial measure restrict and do you think that the Czech Republic can justify that restriction by reference to ‘public policy’?

Maximum 8 points. Maximum of 170 words for your answer!

Vraag 4

In de Franse haven van Boulonge-sur-Mer zijn Franse Vissers in protest gekomen tegen de Nederlandse vissers die met veel grotere visserijschepen in de Franse wateren komen (leeg)vissen. Uit protest tegen deze, in hun ogen oneerlijke, concurrentie, blokkeren deze Franse visserijschepen de haven van Boulonge-sur-Mer zodat de Nederlandse vissers daar niet terecht kunnen om hun goederen te lossen in de lokale visafslag. De Burgemeester van Boulogne-sur-Mer, zelf afkomstig uit een vissersfamilie, toont begrip voor de actie en geeft instructies aan de lokale politie om voorlopig niet op te treden omdat het tijd wordt dat er een politiek signaal wordt afgegeven aan de politici in ‘Parijs’, Den Haag’ en ‘Brussel’.

A.

Geef aan welke bepaling(en) van het EU verdrag door de Franse Republiek worden geschonden in deze casus.

Maximaal 5 punten. Maximaal 100 woorden voor uw antwoord!

Een van de Nederlandse vissers begint voor de Rechtbank van Boulogne-sur-Mer een onrechtmatige daadsactie tegen één van de Franse vissers die hem de toegang tot de haven blokkeerden. De Franse visser stelt echter een tegenvordering in tegen deze Nederlandse visser omdat deze zou hebben gevist met visnetten die niet voldoen aan Verordening 2011/39 van het Europees Parlement en de Raad (een verordening gebaseerd op artikel 43 lid 2 Wv).

B.

Kan deze norm van EU recht worden ingeroepen tussen de twee tegen elkaar procederende vissers? Maximaal 5 punten. Maximaal 70 woorden voor uw antwoord!

C.

Welke van deze twee routes zou u aan de Nederlandse visser aanraden?

Maximaal 5 punten. Maximaal 120 woorden voor uw antwoord!

Vraag 5 (Discussievraag)

Beargumenteer één van de volgende twee stellingen:

  1. De rule of reason zou moeten worden vervangen door een uitgebreider regime van excepties in het EU werkingsverdrag.

  2. De rule of reason kan beter niet moeten worden vervangen door een uitgebreider regime van excepties in het EU werkingsverdrag.

Maximaal 12 punten. Maximaal 300 woorden voor uw antwoord!

Antwoordindicatie

Meerkeuzevragen

1 4 (ERAD 4de druk 2.3.2)

2 1 (ERAD 4de druk 3.4.2)

3 2 (ERAD 4de druk 2.7.2)

4 4 (zie Josemans arresten en ERAD 4de druk 3.4.1 & 3.4.2)

5 4 (ERAD 4de druk 5.2)

6 1 (ERAD 4de druk 5.2)

7 2 (ERAD 4de druk 4.2)

8 1 (ERAD 4de druk 4.1)

9 3 (ERAD 4de druk 9.3.2.4)

10 3 (ERAD 4de druk 2.7.2)

Open vragen

Vraag 1

Een dergelijke regel is in strijd met art. 1 lid 2 (2) j.o. 5 lid 3 Kaderbesluit EAB. Deze regel van secondair EU recht heeft voorrang op de Arcadische Grondwet, zie Costa ENEL.

Voor artikel 18 Wv zijn geen punten behaald (dit ‘verschil’ in behandeling tussen Arcadiërs en overige EU burgers dat zou resulteren uit deze Grondwettelijke bepaling is immers niet mogelijk gezien de bepalingen uit het Kaderbesluit EAB.

Voor art. 82 en 67 WV zijn ook geen punten gegeven, dit behelst een rechtsbasis, geen concreet EU besluit.

(Zie arrest Costa ENEL, ERAD 4de druk 2.7.2)

Vraag 2

A.

Dit gedrag zou mogelijkerwijs in strijd kunnen zijn met artikel 102 Wv (misbruik van machtspositie). Studenten moeten alle 4 elementen van 102 Wv bespreken:

  1. Onderneming;

  2. beïnvloeding tussenstaatse handel (ja, levering van Zweden naar België);

  3. misbruik (hierover kan getwist worden: in het gedrag van Parmaco jegens Merckx kan misbruik worden gezien in de zin van de ‘beperking van de afzet’ dan wel ‘onbillijke contractuele voorwaarden’ door de verplichte hoge doorverkoopprijs aan de apotheken);

  4. machtspositie (geografische markt: is EU; Productmarkt: Het is in het belang van Merckx om de relevante markt af te bakenen als die van ‘dermatologisch verantwoorde anticonceptiepillen’. Immers, hoe kleiner de marktdefinitie, hoe eerder sprake is van een machtspositie voor Pharmarco, en daarmee mogelijkerwijs strijd met 102 VWEU. Zie hierover ook United Brands

Een apotheker in Zweden vindt dat de groothandelprijs voor No-Natal veel te hoog is en tipt hierover de Europese Commissie met het verzoek op te treden tegen Pharmaco AB en Familjeplanering A.B omdat deze twee ondernemingen volgens hem de mededinging in Zweden beperken en dus handelen in strijd met artikel 101 Wv.

(Zie ERAD 4de druk 5.2)

B.

De Commissie zal niet optreden op grond van 101 Wv omdat het hier gaat om één enkele onderneming aangezien Familjeplanning een volle dochter. Dit is door het HvJ ook benadrukt in de zaak Grundig Consten.

In Nederland wordt No-Natal niet verkocht omdat naar Nederlandse wetgeving het niet is toegestaan om anticonceptiepillen op de markt te brengen die meer dan 3 mg oestrogeen bevatten. No-Natal bevat 4 milligram oestrogeen. De twee jaar eerder aangenomen Anticonceptierichtlijn, aangenomen door de Raad en het Europees Parlement gezamenlijk bevat in artikel 3 lid 1 de volgende norm: ‘anticonceptiepillen mogen niet meer dan maximaal 8 4 mg oestrogeen bevatten’. Nederland heeft de richtlijn op 19 september 2012 omgezet in Nederlands recht.

Pharmaco AB wil de Nederlandse markt op en wil daarbij de Nederlandse wet aanvechten met een beroep op de Anticonceptierichtlijn. Uiteindelijk wordt het een procedure voor de bestuursrechter in Den Haag aanhangig gemaakt in februari 2013.

(Zie arresten Grundig Consten, ERAD 4de druk 2.7.2)

C.

Dit moet de gewone wetgevingsprocedure zijn aangezien de richtlijn door de ‘Raad en het EP gezamenlijk’ is aangenomen.

(ERAD 4de druk 10.1)

D.

Dat maakt zeker uit. Een ‘VVC’ betekent dat de pillen die voldoen aan de richtlijn, maar niet aan de Nederlandse wetgeving toch de Nederlandse markt op kunnen.

(ERAD 4de druk 3.2)

Vraag 3 (Engelse vraag)

  • 1p- The Czech measure will first and foremost restrict the freedom to provide and receive services of Art. 56 TFEU.

  • 1p- Mr. McC comes usually as a tourist to the Czech republic, and tourism fall under services. (but potential impact on all other freedoms as well; 1p if they mention any other freedom with Article number)

  • 1p- Public policy is mentioned by the Treaties as a legitimate ground for restrictions on the freedom to provide and receive services in Arts. 52 & 62 TFEU.

  • 1p- Yet, to be justified, the restriction must also be proportional. This means, it must be both suitable and necessary.

  • + point for having both, proportionality and test.

  • 1p- In the case Calfa the Court has declared that,

  • + - in the light of secondary EU law,

  • 1p- an assessment of the threat to public policy must be based on the personal conduct of an individual

  • 1p- and that a conviction alone cannot justify a restrictive measure.

  • 1p- Thus, in casu, the Czech measure cannot be justified by the public policy exception.

(ERAD 4de druk 3.8)

Vraag 4

A.

Deze situatie is afgeleid van de zaak Spaanse Aardbeien. Strijd met 34

Wv / 56 Wv jo 4 lid 3 VEU. Art. 4(3) VEU, Spaanse aardbeien, en art. 34/35/56 Wv.

NB: De vraag vermeldt het EU Verdrag, wat eigenlijk had moeten zijn: het EU en / of EU Werkingsverdrag. Artikel 4 lid 3 VEU moet derhalve worden genoemd, maar de student zal inzien dat dat weinig betekenis heeft zonder de combinatie met artikel 34 Wv (de zaak Spaanse aardbeien moet menigeen natuurlijk ook op dat spoor zetten).

B.

Ja (1 p.) omdat het hier gaat om een verordening die o.g.v. art. 288 Wv (2) rechtstreeks werkt (2 p), ook in horizontale situaties.

De Nederlandse visser is van mening dat deze verordening ten onrechte werd gebaseerd op artikel 43 lid 2 Wv. Hij vraagt zich af of hij de Franse rechter zal verzoeken om een prejudiciële vraag voor te leggen aan het HvJ danwel, omdat dat toch sneller is, om zelf een apart nietigheidsberoep in te stellen tegen deze verordening bij het HvJ in Luxemburg.

(ERAD 4de druk 2.7.2, 5.2)

C.

In de betreffende situatie heeft de Nederlandse visser geen rechtstreekse toegang tot het HvJ. Een particulier, zoals de betreffende visser, kan onder art. 263, vierde alinea, Wv de geldigheid van een EU wetgevingshandeling van algemene strekking (handeling vastgesteld onder een wetgevingsprocedure zoals de art. 294 Wv procedure) zoals Verordening 2011/39 geadopteerd op grond art. 43 lid 2 Wv volgens de gewone wetgevingsprocedure, betwisten indien die tot hem gericht is of die hem rechtstreeks en individueel raakt (cumulatieve test).

De Nederlandse visser is geen adressant van Verordening 2011/39. Hij is niet door de betreffende verordening ‘individueel geraakt’ wegens de volgende reden: een particulier is door een EU regel individueel geraakt ´wanneer de betrokken handeling hem treft uit hoofde van zekere bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie welke hem ten opzichte van ieder ander karakteriseert en hem derhalve ‘individualiseert op soortgelijke wijze als een geadresseerde´ (zie de arresten Plauman en UPA (2 punten)). De Nederlandse visser is een van de vele EU vissers die de netten verboden door Verordening 2011/39 gebruiken en hij heeft geen bijzondere hoedanigheden die hem van andere vissers onderscheidt. Wanneer een individu door een EU besluit niet individueel wordt geraakt is het niet nodig om verder te onderzoeken of hij rechtstreeks is geraakt wegens de cumulatieve aard van de voorwaarden 'rechtstreeks een individueel geraakt'. (2 punten)

Natuurlijke of rechtspersonen, zoals de Nederlandse visser, die, wegens de ontvankelijkheidsvoorwaarden van art. 263, vierde alinea, Wv, geen rechtstreeks beroep kunnen instellen tegen EU handelingen van algemene strekking kunnen de ongeldigheid van dergelijke handelingen inroepen voor de nationale rechter (de Franse rechter in casu). Die is weliswaar niet bevoegd zelf de ongeldigheid van genoemde handelingen vast te stellen (zie arrest 314/85 FotoFrost) maar die kan ertoe worden gebracht daarover prejudiciële vragen te stellen aan het HvJ volgens de procedure beschreven in art. 267 Wv. Dit blijk uit UPA, r.o. 40. (1 punt)

Studenten die stellen dat de Nederlandse visser door Verordening 2011/39 niet rechtstreeks geraakt is krijgen 1 punt minder.

(ERAD 4de druk 9.4)

Vraag 5 (Discussievraag)

Dit is geïnspireerd op het essay van Ruben Corsten (‘The Rule of reason: Unreasonable’), zoals besproken op het slotdebat.

Een definitie van de rule of reason (2 punten) (met verwijzing naar r.o. 8 van Cassis de Dijon; (1 punt) is bij beide stellingen noodzakelijk; evenals het aangeven van het verschil tussen beide soorten excepties; te weten of ze discriminerende maatregelen kunnen rechtvaardigen (1 p) en of ze limitatief zijn of niet (2 p) moet ook voor beide stellingen worden aangegeven.

Stelling I: - De Rule of reason is ‘rechters recht’ en daarmee minder democratisch gelegitimeerd dan Verdragsuitzonderingen waar de politici en parlementen bij aan te pas komen ( procedure van art. 48 VEU). (3 p)

  • De Rule of reason is onvoorspelbaar in zijn ontwikkeling, wat moeilijkheden oplevert in het licht van het rechtszekerheidsbeginsel. (3p)

  • Meer / andere argumenten zijn mogelijk:

    1. Stelling II: - De Rule of Reason lijst van uitzonderingen kan sneller worden aangepast aan de eisen van de tijd (dynamischer). Een verdragswijziging is tijdrovend en gevaarlijk omdat de politiek er dan niet altijd uitkomt. (3p)

    2. De rule of reason uitzonderingen kunnen enkel worden ingezet bij discriminerende maatregelen van lidstaten waardoor er minder beperkingen kunnen worden in stand gelaten dan wanneer deze zouden worden vervangen door verdragsuitzonderingen (die wel discriminerende maatregelen kunnen rechtvaardigen) (3p) - Meer / andere argumenten zijn mogelijk

(ERAD 4de druk 3.8)

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering