Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Straf(proces)Recht Hoorcollegeaantekeningen

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.

Hoorcollege week 1

 

Professor T. Blom begint zijn hoorcolleges vaak met het behandelen van een actueel krantenartikel met betrekking tot het te behandelen onderwerp van die betreffende week. Aan de hand van een krantenartikel over de verdachte Jasper S. in de zaak Marianne Vaatstra heeft meneer Blom dit hoorcollege ingeleid om aan te geven wat de achterliggende grondgedachten zijn van ons strafrecht. Hij behandelde aan de hand van deze zaak ook meteen het belangrijke verschil tussen moord en doodslag omdat in deze zaak vastgesteld moet worden of sprake is geweest van moord of doodslag.

 

De HR heeft januari 2013 een belangrijke uitspraak gedaan met betrekking tot voorbedachte rade:

 

Bij voorbedachte rade moet de verdachte zich gedurende enige tijd hebben kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit. Hij moet de tijd hebben genomen na te denken over zijn daad en de gevolgen daarvan en daarvan rekenschap hebben genomen. Dit is het verschil tussen moord en doodslag. Bij doodslag is er geen sprake van voorbedachte rade maar wordt iemand vermoord in een opwelling (bijvoorbeeld in een geval van paniek).

 

TBS is een maatregel geen straf. TBS mag alleen worden opgelegd als iemand niet toerekeningsvatbaar wordt geacht.

 

Algemene inleiding in het strafrecht:

 

Strafrecht houdt het recht om bewust leed toe te voegen in. In het wetboek van strafrecht en in een aantal bijzondere wetten vind je welk gedrag er allemaal strafbaar is gesteld en welke sancties hierop staan.

 

In het wetboek van strafvordering en in bijzondere wetten vind je regels waar de overheid aan is gebonden om het strafrecht toe te kunnen passen. Het strafrecht is namelijk niet alleen bedoeld om het gedrag van burgers te beinvloeden maar ook om de overheid te binden aan regels met betrekking tot het uitvoeren van het strafrecht.

 

In het wetboek van strafrecht en wetboek van strafprocesrecht vind je de belangrijkste regels. De bijzondere wetten komen in de bachelor niet veel aan de orde maar zijn in de praktijk wel belangrijk. In de materfase wordt hier verder op ingegaan.

 

Relatieve theorie:

Doel en strafgrond van strafrecht is het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Daarom mag er leed worden toegevoegd. Speciale preventie hoort hierbij: Hoe voorkomen we dat deze dader opnieuw een strafbaar feit zal plegen? Generale preventie hoort hier ook bij: Straffen als waarschuwing (afschrikken) voor ieder ander in de samenleving.

 

Verenigingstherorie:

Strafgrond is de vergelding. Strafdoel is het voorkomen van strafbare feiten. Van deze therorie wordt tegenwoordig uitgegaan.

 

De taak van de rechter is het zorgen voor vergelding als bovengrens met specifieke doelen als ondergrens (voorkomen dat dader nieuwe strafbare feiten kan plegen).

In het strafrecht gaat het om het beoordelen van gedrag. Het eerste uitgangspunt is de gewilde spierbeweging als menselijke gedraging. Maar er is ook functioneel daderschap: iemand anders voor jou het strafbare feit laten plegen. Ook het nalaten van een gedraging kan leiden tot een strafbaar feit.

 

Een van de belangrijkste uitgangspunten van het strafrecht is dat het moet gaan om een strafbare gedraging die valt binnen een delictsomschrijving. Die gedraging moet ook wederrechtelijk zijn. Dit houdt in dat er tegen de onderliggende norm moet zijn gehandeld. Als de verdachte geen verwijt kan worden gemaakt dan is de gedraging niet wederrechtelijk ookal valt deze gedraging binnen een strafbare delictsomschrijving. Denk aan een rechtvaardigingsgrond als handelen uit noodweer. 

 

Bronnen voor uitleggen van wetsartikelen (bijv. Het woord eerbaarheid):

 

  • Woordenboek
  • Jurisprudentie
  • Memoire van toelichting bij de betreffende wet

 

Toen het wetboek van strafrecht twee eeuwen geleden werd opgericht is van het volgende uitgangspunt uitgegaan: alleen datgene mag gestraft worden wat onrecht is. Het moet daarnaast op geen andere manier te bedwingen zijn (ultimum remedium) en er moet schade geleden zijn.

 

Verbod van terugwerkende kracht:

Iets is alleen strafbaar als het ten tijde van het begaan van het delict, strafbaar is gesteld. Dit geldt ook voor de sanctie.

 

Lex certa beginsel:

Eis om delicten zodanig duidelijk te omschrijven dat de burger kan verwachten wat strafbaar is gesteld en wat niet.

 

De rechter beslist uiteindelijk wat strafbaar is door te bepalen welke gedraging valt binnen een delictsomschrijving.  Hij zal hiervoor de volgende interpretatiemethoden gebruiken, respectievelijk:

 

  • Grammaticaal (wat staat in het woordenboek?)
  • Wetshistorisch (wat was de gedachte achter dit artikel?)
  • Wetssystemathiek (zit er een systeem in die altijd hetzelde is?)
  • Teleologisch (wat was het doel? Wat/wie wilde de wetgever beschermen?)
     

Hoorcollege week 2

Voowaarden voor strafbaarheid:

 

  • menselijke gedraging
  • die valt binnen de grenzen van een wettelijke bepaling (wederwettelijkheid)
  • wederrechtelijk is en,
  • aan schuld  te wijten 

 

Wederrechtelijk in de delictsomschrijving houdt in dat wederrechtelijkheid bewezen moet worden. Wanneer wederrechtelijkheid niet in de delictsomschrijving staat is het een element. Dit houdt in dat het verondersteld (tegenpartij moet laten zien dat het anders is) moet worden om strafbaar te zijn maar het hoeft niet bewezen te worden. Dit geldt ook voor schuld.

 

Art 350 Sv

 

Rechtvaardigingsgrond? Dan is de gedraging niet wederrechtelijk. Volgt ontslag van alle rechtsvervolging.

 

Vrijspraak volgt alleen als het tenlaste gelegde niet bewezen kan worden.

 

Voor alle overige vragen geldt of ontslag van alle rechtsvervolgen of een strafbaarstelling.

 

Bewezenverklaring kan volgen als er wettig bewijs is EN overtuiging. Als een van de twee ontbreekt kan het niet bewezen worden verklaard.

 

Beslissingsmodel van 350 zijn precies de voorwaarden voor strafbaarheid.

 

Vraag 1:

 

Vraag 2: Levert het bewezen verklaarde een strafbaar feit op? Voorbeelden hiervan zijn: Wetgever heeft iets anders bedoeld strafbaar te stellen, delictsomschrijving is in strijd met Europees recht, delictsomschrijving is overruled door een andere bepaling of de strafbepaling is te snel gevolgd.

 

Vraag 3:

 

Is het wederrechtelijk of is er een rechtvaardigingsgrond?

 

Vraag 4:

 

Schulduitsluitingsgrond? Hoeft niet bewezen te worden. De verdediging voert dit aan.

 

Elk misdrijf kent een subjectief bestanddeel. Je moet op zoek gaan naar welk subjectief bestanddeel er bewezen moet worden. Is dit opzet of schuld (in zin van culpa)?

 

Doleus delict: opzettelijk: willens en wetens (bijvoorbeeld nodig voor art 287 Sr doodslag)

Culpoos delict: schuld in enge zin moet bewezen worden (art 307 Sr is een voorbeeld)

 

Voor het bewijzen van opzet is puur de constatering van belang of je wist wat je deed en of je deze consequentie ook wilde. Waarom (motief) je het deed is niet interessant voor het bewijzen van opzet (wel voor de strafbepaling). Of je wist dat het handelen in strijd was met de wet doet er ook niet toe.

 

Hoe herken je doleuse delicten? Niet altijd even makkelijk. In de regel is sprake van een doleus delict maar je moet er in de delictsomschrijving naar op zoek gaan:

 

  • Soms staat het woordje 'opzettelijk' in de delictsomschrijving.
  • Soms staan de begrippen 'weten' of 'weten dat' in een delictsomschrijving
  • woorden als 'wegnemen', 'mishandelen', 'binnendringen' impliceren bewust handelen.

 

Vervolgens moet je goed nagaan waar de opzet op moet slaan.

 

Verschillende vormen van opzet:

 

HR Cicero: voowaardelijke opzet constructie

 

Bewust een aanmerkelijke kans genomen op het gevolg. Man neemt van wild vreemde een koffer aan op een vliegveld. Bij enig onderzoek had hem moeten opvallen dat er drugs in die koffer zat. Feit van algemene bekendheid is dat als u op reis gaat dat u een koffer meeneemt en dat u weet wat daar in zit. Feit van algemene bekendheid is ook dat bij reizen van en naar Caribisch gebied dat er drugs gesmokkeld wordt via pasagiers. Als u dan een koffer aanneemt van een vreemde uit een land waarvan u weet dat dat land een doorvoerhaven is voor drugs en u onderzoekt niet wat er in de koffer zit. Dan is sprake van voorwaardelijke opzet.

 

HR Porsche:

 

Voorwaardelijk opzet: gevolg op de koop toenemen. Ook als hij weet dat het gevolg intreed, zou hij het doen. Hij is niet gericht op het gevolg maar als het gevolg intreed maakt het hem ook niet uit. Psychische gesteldheid van de cinicus is nodig, niet van de lichtzinnige optimist.

 

HR HIV 1:

 

Iemand is HIV besmet en zegt dit niet tegen zijn partner. Hij wordt vervolgd voor poging doodslag. Is sprake van voorwaardelijke opzet? Inhoud van het begrip aanmerkelijke kans hangt niet af van de aard van het gevolg. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Het is dus een objectief begrip. Hoe ernstig het gevolg is doet er niet toe. Hoe groot is de kans dat een HIV besmet persoon iemand anders besmet? Dit moet een aanzienlijke kans zijn om onder het begrip 'aanmerkelijke kans' te vallen.

 

Kans op HIV is 1/500. Duurt 6-8 jaar dat je misschien AIDS krijgt. En we weten niet of je er dood aan gaat. Je hoeft aan AIDS niet dood te gaan. Er is dus geen aanmerkelijke kans.

 

Schuld in enge zin:

 

Gebruiken we in verschillende betekenissen in het strafrecht:

 

  • Aan schuld te wijten
  • Intentie: let op begrippen als 'onachtzaamheid' in de delictsomschrijving.
  • Gebrek aan nodige voorzichtigheid of voorzorg
  • Redelijkerwijs moeten vermoeden

 

 

Het gaat in alle gevallen om aanmerkelijke grove vormen van onachtzaamheid.

 

 

2 varianten van schuld in enge zin:

 

  • Bewuste schuld: (HR Porsche en HIV 1: verdachte wist dat gevolg kon intreden maar ging er onterecht vanuit dat het gevolg niet zou intreden = de lichtzinnige optimist)
  • De onbewuste schuld: (Hij is zich uberhaupt niet bewust geweest van omstandigheid dat het gevolg zou kunnen intreden maar had dit wel moeten zijn. Dit zie je vooral in het verkeer)

 

Verschil tussen opzet en schuld is belangrijk voor de straftoemeting.

 

Hoorcollege week 3

 

Het doel van strafuitsluitingsgronden is dat zij de strafbaarheid inperken.

Het gaat hierbij dan om uitzonderlijke omstandigheden waardoor er niet mag worden gestraft ondanks dat is voldaan aan de eisen voor een strafbare gedraging.

 

Algemene strafuitsluitingsgronden:

 

Gelden voor zowel het commune als het bijzondere strafrecht en voor zowel misdrijven als overtredingen. Als het verweer aannemelijk (niet bewezen) is geworden heeft de rechter een onderzoeksplicht om op het verweer te reageren. Hij zal moeten motiveren waarom hij het anders vind.

 

Bij de algemene strafuitsluitingsgronden wordt onderscheid gemaakt tussen schulduitsluitingsgronden en rechtvaardigingsgronden omdat dit onderscheid verschillende consequenties heeft.

 

Bij rechtvaardigingsgronden zijn de objectieve factoren van belang (we zien een gedrag) waardoor het gedrag dat we uiteindelijke willen straffen is begaan. Hierbij gaat het om rechtvaardigen van gedrag. Je werd bijvoorbeeld aangevallen (objectief vast te stellen) en vervolgens heb je je verweerd. Een rechtvaardigingsgrond sluit wederrechtelijkheid uit. Aan het derde element is dan niet voldaan.

 

Voorbeelden:

 

  • Art. 40 Sr: Overmacht. HR Opticien: hier is sprake van overmacht in de zin van noodtoestand. Na sluitingstijd wil iemand zijn bril laten repareren omdat hij het anders niet verantwoord vind. De HR bepaald in dit arrest dat je in situaties van nood een hogere plicht hebt om een persoon te helpen dan om je aan de wet te houden.

 

Bij schulduitsluitingsgronden gaat het juist om de subjectieve factoren. Ze hebben betrekking op het verwijt (dus het vierde element). Het gaat dan namelijk om de psychische gesteldheid van die persoon die het aangaat. Het is strafbaar wat hij doet maar hem kan geen verwijt worden gemaakt.

 

Voorbeelden:

 

  • Art. 39 Sr: ontoerekeningsvatbaarheid. Causaal verband is hier ook van toepassing: door de stoornis moet strafbaar zijn gehandeld. Het willen en weten is dan niet meer te bewijzen. Iemand is zo geestesziek dat zijn gedachten totaal niet meer te volgen zijn.
  • Art. 40 Sr: psychische overmacht. HR blijf van mn auto! Vrouw was samen met partner uit gegaan en partner was dronken. Hij wil rijden maar zij gaat rijden en veroorzaakt vervolgens een verkeersongeval. Die man wil dan rijden en klimt over haar heen om te gaan rijden. Zij duwt hem van hem af en rijd snel naar huis. Haar verweer is dan dat ze in dat geval niet anders kon handelen.

 

Bij psychische overmacht gaat het om tijdelijke overmacht die niet van binnen (eigen psyche) maar van buiten (gedrag van haar partner in dit geval) komt en waaraan de persoon op dat moment geen weerstand kon bieden en ook niet hoefde te bieden.

 

 

Voorbeelden van bijzondere strafuitsluitingsgronden:

 

  • Euthanasie (art. 293 lid 2 Sr):

 

Normaal gesproken is het doden van iemand strafbaar tenzij dit gebeurt door een arts die zorgvuldig handelt naar de voorwaarden waaronder we euthanasie geaccepteerd vinden.

 

  • Afbreken van Zwangerschap (art. 296 lid 5 Sr)

 

Abortus is verboden tenzij dit gebeurt in speciale abortusklinieken.

 

  • Belediging (art. 261 lid 3 Sr)

 

Als je te goede trouw iemand beschuldigd van iets en het in het algemeen belang is dat je dit doet, dan kan sprake zijn van een strafuitsluitingsgrond.

 

Noodweer (art 41 lid 1 Sr.):

 

Niet strafbaar is hij die een bepaald feit begaat omdat er een rechtvaardigingsgrond is voor de gedraging. Het moet de enige en reeele en passende mogelijkheid zijn geweest om te reageren. Proportioneel en subsidiair.

Tweede eis: moet gaan om een aanval op specifieke rechtsgoederen: lijf, eerbaarheid (seksuele eerbaarheid) of een goed (aanranding van een goed).

 

Noodweerexces (art 41 lid 2 Sr.):

 

Niet strafbaar is hij die een strafbare gedraging bezigt omdat hij hiervoor een schulduitsluitingsgrond heeft.

 

Hoorcollege week 4

 

Belangrijke leerstukken die gaan over de uitbreiding van strafbaarheid. Deze onderwerpen worden alleen deze week behandeld en moet je na deze week dus al op tentamen niveau beheersen.

 

Art 45 Sr: poging

 

Hier staat geen wettelijke definitie van wat poging nou precies inhoudt. Er worden hier alleen voorwaarden gesteld. Er moeten dus blijkbaar gedragingen zijn die iets trachten te realiseren. Niet alle bestanddelen van een delict zijn dus vervuld maar er zijn wel uitvoeringen voor het vervullen van een delict geweest.

 

Dit is strafbaar gesteld omdat het gaat om misdrijven die we zo ernstig vinden dat poging tot het plegen van zo’n misdrijf ook al afgestraft wordt.

 

Poging kan alleen bij delicten waar een ruimte zit tussen de handeling en het gevolg. Voorbeeld van delicten waarbij geen poging mogelijk zijn:

 

Brandstichting:

 

HR Eindhoven: Hele huis was met benzine doordrenkt. Gaspistool was aangesloten. Er hoefde alleen nog aan het touwtje getrokken te worden. Maar zonder het trekken aan een touw gebeurt er niets. Dus dit kan geen poging zijn. Het handelen an sich (zonder gebruik van vuur) kan niet tot brand leiden. Maar verderop wordt het HR Cito besproken en sinds dit arrest kan wel sprake zijn van poging tot brandstichting. (uiterlijke verschijningsvorm)

 

Verduistering:

 

Hier kan geen sprake zijn van poging. Je hebt een goed van een ander maar pas als je besluit dat je dit niet terug gaat geven is sprake van verduistering. Tot die tijd heb je het geleend. Dan is nog geen sprake van verduistering.

 

Zuivere omissiedelicten

 

Zijn deze te pogen? Kun je bijvoorbeeld pogen iemand in hulpeloze toestand achter te laten? Dit is lastig voor te stellen. Hierbij kan dus ook geen sprake zijn van poging.

 

Culpoze delicten

 

Dood door schuld:

Kun je iemand door onvoorzichtigheid of onzorgvuldigheid pogen te doden? Nee, dit kan dus ook niet.

 

Bij poging gaat het dus om materiele delicten. Er is een handeling nodig die op een gevolg gericht is. Opzet is nodig.

 

HR Inrijden op agent is heel belangrijk. Hierbij reed iemand in op een agent die hem wilde aanhouden. De auto stopte niet maar reed heel hard door. De agent redde zijn eigen leven doordat hij net op tijd weg sprong.

 

De bestuurder wordt vervolgd voor poging tot doodslag. Hiervoor is de/het wil/voornemen nodig om iemand te doden. De bestuurder beweert echter dat hij juist expres zo hard op de agent in reed zodat deze snel weg zou springen. Hij wilde hem juist helemaal niet dood rijden maar op deze manier waarschuwen dat hij niet zou stoppen en dat de agent dus weg moest springen. De HR overwoog hieromtrent: hij heeft hier bewust een aanmerkelijke kans aanvaard dat door zo te handelen hij een agent van het leven kan beroven. Bewust een aanmerkelijke kans aanvaarden kan dus ook onder ‘poging’ vallen. Naar ervaringsregels is kans 1 op 3 dat dit fout afloopt. Dit is een aanmerkelijke kans te noemen. Op het tentamen moet je al deze stappen goed opschrijven.

 

 

 

2e voorwaarde voor poging is dat er een begin van uitvoering moet zijn.

 

  1. Subjectieve leer (zijn gedrag/ motieven): heeft hij uitvoering gegeven aan zijn kwade intentie? Dan is sprake van strafbare uitvoeringshandeling.

  2. Objectieve leer (gevaarzettend karakter): zijn de gedragingen daadwerkelijk gevaarzettend geweest?

 

Bij poging moet het gaan om handeling die gevaar is voor een rechtsgoed. Wij gaan uit van de gematigd objectieve leer:

 

Criterium: gedraging moet naar uiterlijk verschijningsvorm een begin van uitvoering zijn op het uitvoeren van een misdrijf.

 

HR Grenswisselkantoor:

 

2 mannen zitten in een gestolen auto voor een grenswisselkantoor. Ze hebben de motor nog aan staan, ze hebben een pruik op en in de auto ligt o.a. een geladen dubbelloops jachtgeweer imitatiepistool, handboeien, touw en tape en een geladen pistool. 1 van de mannen stapt uit en belt aan bij het Grenswisselkantoor. Iemand loopt naar de deur. Ziet een auto die hij al vaker heeft gezien en vind de pruiken raar van de mannen in de auto. Hij loopt door, de hoek om, en belt daar de politie. Deze 2 mannen worden opgepakt en vervolgens verdacht van poging tot gewapende roofoverval. Is hier sprake van een begin van uitvoering naar uiterlijke verschijningsvorm van een gewapende roofoverval? Wat zie je objectief gezien?

 

Je ziet alleen 2 mannen in de auto met raar haar. Dit is geen begin van uitvoering.

 

Omdat toch evident was dat zij verkeerde bedoelingen hadden wilde de wetgever dit toch strafbaar stellen. Mede dankzij dit arrest is ‘voorbereiding’ aan het wetboek van strafrecht toegevoegd.

 

HR Cito:

 

Dit is een uitzendbureau waar net geld is afgegeven. Er belt een persoon aan met lege weekendtas in zijn hand en met deels afgedekt gelaat en geladen pistool bij zich. De deur wordt niet open gedaan. Politie wordt gebeld en de persoon wordt gearresteerd. Hier is wel sprake van begin van uitvoering. Je ziet namelijk een persoon die een deels afgedekt gelaat heeft, de persoon heeft een weekendtas in zijn hand en hij heeft een geladen pistool op zak. Daarnaast is er net geld afgegeven bij het bedrijf waar hij aanbelt. Dit valt dus onder ‘poging’.

 

Absoluut en relatief ondeugdelijke middelen

 

Het verschil tussen absolute en relatieve ondeugdelijke objecten of middelen doet er bij de subjectieve leer niet toe. Voor de objectieve leer is het wel van belang omdat we daar een gedraging willen die naar objectieve maatstaven gericht moet zijn op een strafbare gedraging.

 

Schieten op een lijk is dat strafbaar? Als poging doodslag? Nee, hij is al dood. Bij subjectieve leer doet het er niet toe want er is sprake van kwade opzet. Maar voor objectieve leer kan dit niet. In Nederland is dit dus niet strafbaar.

 

Vergiftigen met suiker. Kan alleen strafbaar zijn als iemand suikerpatiënt is. Dan kan het namelijk wel dodelijk zijn maar onder normale omstandigheden is dit geen deugdelijk middel.

 

Diefstal uit een lege kluis. Kan sprake zijn van poging tot diefstal? Nee.

 

HR Elektrocuteren. Man wilde van zijn vrouw af. Elektrocuteerde haar met 120 volt. Kan je daar aan dood gaan? Normaal wel, maar bij haar lukte het niet. Relatief ondeugdelijk middel is dit dan wel.

 

Voorbereiding (art. 46 Sr.):

 

Ontvoering van Heijn (van Albert Heijn) en HR Grenswisselkantoor zijn de directe aanleiding geweest voor de opneming van dit nieuwe wetsartikel.

 

Ook hier zie je allerlei voorwaarden maar geen definitie. Hier zijn geen voorbereidingshandelingen noodzakelijk. Moet alleen gaan om de voorbereiding. Het gaat dus niet om gevaarzettend gedrag. Als je een mes koopt om iemand te doden dan is het kopen van het mes door dit artikel strafbaar.

Hier is wel opzet nodig. De voorwerpen moeten bestemd zijn voor het delict wat men aan het voorbereiden is. Dit moet dus wel bewezen worden. Anders is het gewoon aanschaffen van een broodmes.

 

Culpoze delicten vallen hier niet onder. Hier staat geen straf van 8 jaar of meer op maar daarnaast kan er waarschijnlijk geen sprake zijn van voorbereiding tot ‘onzorgvuldig’ handelen etc.

 

Bij formele delicten is door dit artikel wel veel meer ruimte gekomen. Moeten dan wel formele delicten zijn waar 8 jaar of meer op staat.

 

HR Samir A.:

 

Jongen die op weg was naar Tjetjenie om daar te gaan vechten. Hij werd echter aan de grens aangehouden omdat hij te jong was om door te laten. Hij is vanaf dat moment in Nederland vervolgd. Uiteindelijk is hij na veel moeite veroordeeld.

 

Ze verdachten hem van voorbereiding van o.a. moord, opzettelijk brandstichten, bommen. Hij had ontzettend veel verdachte voorwerpen en aantekeningen in huis zoals: voorwerpen als patroonhouders voor pistolen, pistolen, messen, chemicaliën die geschikt zijn voor stichten van brand en het laten ontploffen van een bom (dit was althans zijn idee maar een deskundige beoordeelde dat er 1 wezenlijk bestanddeel hiervoor miste en de rechtbank sprak hem daarom vrij) verder had hij nog informatiedragers als plattegronden van belangrijke gebouwen in Nederland (Tweede Kamer, Schiphol etc.), routebeschrijvingen naar deze gebouwen, boodschappenlijstjes met allerlei schadelijke stoffen die kennelijk bedoeld waren om een bom te fabriceren. In het hoorcollege wordt nog uitgebreider ingegaan op wat precies in het huis van Samir. A. gevonden is.
 

Alles bij elkaar werd dit door het OM als voorbereiding beschouwd van strafbare misdrijven. Maar de rechtbank sprak Samir A. vrij. Hij had nitraat houdende kunstmest moeten aanschaffen voor een ontploffing maar hij had nitraat loze kunstmest gekocht. Hij had dus wel de verkeerde bedoeling maar een ondeugdelijk middel. Bij het Hof waren ze het niet eens met de rechtbank. Het is volgens het Hof bij de voorbereiding namelijk niet van belang of het al goed ‘werkt’. Bij voorbereiding gaat het om de intentie waarmee je al die spullen aanschaft. Of de bom het nou doet of niet is niet interessant.

 

Alleen oordeelde het Hof dat al de gedragingen waarvan Samir A. wordt verdacht nog te primitief zijn om echt te kunnen spreken van voorbereiding, ookal twijfelt het Hof niet aan zijn terroristische intenties. Omdat het hier ging om het aanschaffen van wat producten en het bekijken van gebouwen vond het Hof dat hier nog niet een directe dreiging vanuit ging.

 

Uitgangspunt van strafrecht is dat het om gedragingen moet gaan die gevaarzettend zijn. Dat is hier niet het geval.

 

HR oordeelt vervolgens:

 

Hof heeft blijk gegeven van een te beperkte uitlegging van het artikel. Het gaat er om of de voorwerpen naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig kunnen zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met de voorwerpen voor ogen had. De kwade intentie moet blijken uit uiterlijke verschijningsvormen. Het gaat bij voorbereiding dus om de subjectieve leer. In tegenstelling tot de bij poging waar juist de objectieve leer wordt toegepast.

 

Vrijwillige terugtred (Art. 46b Sr.):

 

Moet van de wil van de dader afhankelijk zijn. 2 varianten.

 

HR Canapus:

 

Schipper geeft opdracht om alle hutten van de bemanning te doorzoeken omdat 1 van de passagiers zijn portemonnee kwijt is. 1 van de bemanningsleden biecht op dat hij cocaïne in zijn hut heeft liggen. Aan land gekomen wordt hij aangehouden. Op zitting zegt hij dat hij zich vrijwillig heeft teruggetrokken. Maar in deze zaak baat dit hem niet omdat hij alleen is teruggetreden omdat hij onder druk kwam te staan. Als de schipper geen opdracht had gegeven om de hut te doorzoeken dan was hij ook niet teruggetreden. Hij wist dat hij zou worden gepakt.

 

 

HR Poging tot verkrachting:

 

Verdachte doet zich voor als filmproducent en zoekt op straat een cast. Hij wil jonge vrouwen die geen toneeloplervaring hebben. Hij gaat op straat vrouwen aanspreken en komt in gesprek met een 17 jarig meisje. Hij dat hij uit Hollywood komt en dat hij een hotelkamer heeft geboekt waar hij met haar een scene wil opnemen. Zij gaat met hem mee. Ze moet iemand naspelen die in gijzeling is genomen. Ze wordt dus vastgebonden zodat ze geen kant meer op kan. Vervolgens wordt ze naar het bed gesleurd. Zij probeert los te komen maar hij doet er niets op uit en verkracht haar. Ze begint te roepen: “wat voor zin heeft het om mij te verkrachten?” waarop hij stopt en haar los maakt en haar laat gaan. Eenmaal buiten belt ze de politie. Nu gaat het om de vraag: waarom is hij gestopt? Is dit een subjectief goed motief? Hij is niet binnen gedrongen. Is dat van zijn wil afhankelijk geweest of afhankelijk geweest van iets wat buiten hem stond? Dit is vrijwillige terugtred. Door haar is hij gaan nadenken en heeft hij zelf besloten te stoppen terwijl hij makkelijk door had kunnen gaan. Kennelijk besefte hij opeens waar hij mee bezig was en is hij daarom gestopt.

 

Maar zouden er ook andere redenen kunnen zijn waarom hij stopte? Misschien kreeg hij hem niet omhoog. Of hij was al klaar. Dan is het geen vrijwillige terugtred. Dan was er dus een andere oorzaak.

Hoorcollege week 5

 

Het strafprocesrecht zorgt ervoor dat het materiele strafrecht ten uitvoer kan worden gelegd. Strafvordering mag alleen bij wet in formele zin worden geregeld.

 

Het verhoor is een belangrijk onderdeel van het strafproces.

 

Een richtlijn is recht in de zin van art. 79 RO. Een burger kan zich dus rechtstreeks op een Europese richtlijn beroepen. Het EVRM is veruit het belangrijkste verdrag in het strafrecht. In de grondwet is bepaald dat verdragen boven de wet staan. Er komt ook een nieuwe Europese richlijn met betrekking tot wanneer een raadsheer aanwezig mag zijn bij een verhoor.

 

Tenslotte zijn er nog ongeschreven rechtsbeginselen waar altijd aan gehouden moet worden. De belangrijkste voor het strafrecht zijn: het gelijkheidsbeginsel, het verbod op willekeur en verbod op detournement de pouvoir (er mag geen misbruik worden gemaakt van een rechtsregel).

 

In het inquisitoire strafprocesrecht staat de verdachte centraal, hij is voorwerp van onderzoek en hij heeft dit gewoon te dulden.

De rechter is de leider. Hij ondervraagt de verdachte en bepaald welke rechten de verdachte krijgt.

 

Daarnaast is er het accusatoir stelsel. Hier staan partijen tegenover elkaar tegenover een leidelijke rechter. Alles wat niet aan de orde wordt gesteld kan de rechter ook niet gebruiken. Dit is het geval in het Angelsaksische systeem. Het Engelse en het Amerikaanse strafprocesrecht.

 

In Nederland kennen we een gematigd inquisitour stelsel.

 

Bij ons is het heel belangrijk dat de rechter onpartijdig en onafhankelijk is.

 

Het OM beslist of er wordt vervolgd, waar er wordt vervolgd en bij welke rechter. Het OM heeft dus heel veel macht. Uitzonderingen hierop zijn art 12 Sv. Op basis van dit art. kun je als slachtoffer klagen over het feit dat iemand niet vervolgd wordt of dat iemand voor een verkeerd delict vervolgd wordt. Daarnaast is er voor de verdachte een bezwaarschriftprocedure op grond van art. 262 Sv.

 

Vermoeden van onschuld is nadrukkelijk geregeld in art 6 EVRM en art 14 IVBPR.

 

Verhoor is een belangrijk onderdeel van het strafprocesrecht:

 

Het recht op rechtsbijstand moet al worden gegeven voorafgaande aan het eerste politieverhoor.

 

Externe openbaarheid houdt in dat de zitting openbaar is behalve in specifieke gevallen. Dit komt wel eens voor in zedenzaken. De uitspraak is altijd openbaar.

Belangrijk onderdeel daarvan is dat elke beslissing voldoende gemotiveerd moet worden. De opsporingsambtenaar, het OM en de rechter moeten voortdurend motiveren waarom de beslissingen die zij hebben genomen, zijn genomen.

 

Bij een verdachte moet er sprake zijn van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat de verdachte een strafbaar feit heeft gepleegd. Wanneer daarvan sprake is, is een discussie die elke dag op de zitting wordt gevoerd.

 

Een drietal belangrijke arresten geven hierin duidelijkheid:

 

Hollende kleurling:

 

Een persoon komt rennen uit de richting van een plek waarvan opsporingsambtenaren weten dat gebruikers van drugs en handelaren zich daar op houden. Hij heeft zijn linkerhand stevig in zijn zak en de agenten houden hem staande. Maar was hier wel sprake van een verdachte? Anders mag er niet staande worden gehouden. Volgens het Hof was hier geen sprake van feiten die objectief gezien konden leiden tot verdenking van de persoon. Hij was donker getint, liep uit de richting van een kroeg en had een hand stevig in zijn zak. Maar hij kan vanalles in zijn zak hebben gehad. Dit is te weinig grond om iemand staande te houden.

 

Stormsteeg:

 

Hier loopt iemand in de stormsteeg (op de wallen) en agenten komen hem tegen. Op het moment dat hij de agenten waarneemt schrikt hij en loopt hij in versnelde pas de andere kant op. Op basis hiervan houden de agenten hem staande en fouilleren zij hem. Hij blijkt vervolgens drugs bij zich te hebben. Was hier sprake van een verdenking? Omdat het een feit van algemene bekend is dat hier veel drugs gedeald wordt, dit feit samen met de omstandigheid dat hij schrikt en de andere kant op loopt maakt hem een verdachte.

 

Maar het hangt altijd van de feiten en omstandigheden van het geval af of iemand als verdachte kan worden aangemerkt.

 

Het Ruimte arrest/ Uitgaansgelegenheid Exit:

 

Dit was een beroemde uitgaansgelegenheid in Rotterdam waar veel gedeald werd. De huiseigenaar was tevens huisdealer. Iedereen die daar naartoe ging, was daarmee verdacht. Er vonden daar ook transacties plaats. Dit zorgde voor ernstige bezwaren en deze feiten tezamen maakte iedereen verdacht en zorgde er daarmee voor dat iedereen gefouilleerd kon worden.

 

Er zijn dus plekken waar sprake is van colletieve verdenking. Het centraal station Rotterdam is ook zo’n plek. Omdat het een feit van algemene bekendheid is dat daar veel dealers en gebruikers zich ophouden en er transacties plaatsvinden.  

 

 

 

 

 

 

 

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Submenu: Summaries & Activities
Follow the author: Vintage Supporter
Statistics
2082
Search for summaries and study assistance

Select any filter and click on Apply to see results