Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

TentamenTests bij Psychology: The science of Mind and Behaviour van Holt - 5e druk - Exclusive

Wat houdt de wetenschap van de psychologie in? - TentamenTests 1

Vragen bij hoofdstuk 1

Vraag 1

Hoe illustreren het Jigsaw-klaslokaalprogramma en het Robber's Cave-experiment de relatie tussen fundamentele en toegepaste wetenschap?

Vraag 2

Definieer psychologie en leg het verschil uit tussen de concepten ‘gedrag’ en ‘geest’.

Vraag 3

Wat is de definitie van psychologie?

Vraag 4

De psychologie heeft 5 verschillende doelen. Twee voorbeelden zijn beschrijven en begrijpen. Noem de 3 andere doelen van de psychologie.

Vraag 5

Beschrijf de verschillende perspectieven op gedrag. Beschrijf daarnaast met welk perspectief zelfactualisatie wordt geassocieerd.

Vraag 6

Wat zijn afweermechanismen? Geef 3 voorbeelden.

Vraag 7

Wat zijn de drie verschillende niveaus van analysekaders en wat onderzoeken ze?

Antwoordsuggesties bij hoofdstuk 1

Vraag 1

Het Robber's Cave-experiment kan worden beschouwd als basiswetenschap. De kennis hieruit kan worden gebruikt voor het Jigsaw-klaslokaalprogramma (toegepaste wetenschap). Het toont dat basiswetenschap een basis vormt voor toepassingen.

Vraag 2

Psychologie is de wetenschappelijke studie van gedrag en de geest. Gedrag = direct waarneembare handelingen en reacties. Geest = interne toestanden en processen (gedachten, gevoelens) die niet direct waarneembaar zijn.

Vraag 3

Psychologie wordt gedefinieerd als de wetenschappelijke studie van gedrag en geest.

Vraag 4

De drie andere doelen zijn: voorspellen van gedrag, beïnvloeden/controle van gedrag, en toepassen van kennis om welzijn te verbeteren.

Vraag 5

  • Psychodynamisch perspectief (onbewuste processen, Freud)
  • Behavioristisch perspectief (rol externe omgeving, aangeleerd gedrag)
  • Humanistisch perspectief (vrije wil, persoonlijke groei, zelfactualisatie)
  • Cognitief perspectief (informatieprocessen)
  • Sociocultureel perspectief (sociale/culturele invloeden)
  • Biologisch perspectief (hersenen, lichamelijke functies). Zelfactualisatie hoort bij het humanistische perspectief.

Vraag 6

Afweermechanismen zijn psychologische technieken om angst en pijn te hanteren. Voorbeelden: verplaatsing, ontkenning van de realiteit, dissociatie.

Vraag 7

  • Milieuniveau: invloed van fysieke en sociale omgeving.
  • Biologisch niveau: hersenprocessen, genetische invloeden.
  • Psychologisch niveau: gedachten, gevoelens, motieven.

Hoe wordt wetenschappelijk gedrag bestudeerd? - TentamenTests 2

Vragen bij hoofdstuk 2

Vraag 8

Wat zijn de meest voorkomende methoden die psychologen gebruiken om gedrag te meten, en wat zijn bepaalde beperkingen van deze metingen?

Vraag 9

Wat zijn de ethische normen voor toestemming en misleiding bij het uitvoeren van onderzoek met mensen?

Vraag 10

Wat wordt bedoeld met willekeurige steekproeven en waarom is dit belangrijk?

Vraag 11

Wat wordt bedoeld met tegenwicht en hoe kan het van belang en voordeel zijn voor een experimenteel onderzoek?

Vraag 12

Wat is het verschil tussen een onafhankelijke variabele en een afhankelijke variabele?

Vraag 13

Wat wordt bedoeld met een verstorende variabele?

Vraag 14

Wat is het verschil tussen een theorie een hypothese?

Vraag 15

Welke stelling is juist / onjuist?

  • I Een onafhankelijke variabele is de factor die wordt gemeten door de onderzoeker en die wordt beïnvloed door de afhankelijke variabele.
  • II Een afhankelijke variabele is de factor die wordt gemeten door de onderzoeker en die wordt beïnvloed door de onafhankelijke variabele (Hfst 2)?

Antwoordsuggesties bij hoofdstuk 2

Vraag 8

Psychologen gebruiken doorgaans drie verschillende manieren om gedrag te meten

  • Onopvallende maatregelen Gedrag vastleggen zonder dat de deelnemers zich er daadwerkelijk van bewust zijn dat ze geobserveerd worden. Een beperking is dat je slechts één moment in een bepaalde situatie kunt vastleggen, en geen registratie van hoe je in een andere situatie zou reageren.
  • Zelfrapportages Leg de kennis, houding, gevoelens, ervaringen of het gedrag van mensen zelf vast. Een zekere beperking is de mogelijkheid dat deze metingen beïnvloed kunnen worden door de neiging van mensen om op een sociaal aanvaardbare manier te reageren in plaats van hun ware gevoelens of gedrag te tonen.
  • Archiefmaatregelen Vastleggen of documenteren van reeds bestaande informatie, vaak verkregen uit het verleden. Een beperking is dat het huidige gedrag van mensen kan verschillen.

Vraag 9

De etnische normen voor toestemming zijn in dit geval

  • Respect: voor de waardigheid van een persoon en zijn recht op vertrouwelijkheid en zelfbeschikking.
  • Bekwaamheid: het handhaven van een hoog opleidingsniveau en het functioneren binnen de grenzen van het vermogen.
  • Integriteit: eerlijkheid en nauwkeurigheid.
  • Verantwoordelijkheid: professionele taken met de grootste zorg uitvoeren.

Vraag 10

Willekeurige steekproeven draaien om een niet-selectieve steekproefmethode waarbij deelnemers willekeurig worden geselecteerd. Het belang hiervan is dat de steekproefuitkomst op deze manier kan worden gerepliceerd naar de populatie.

Vraag 11

Tegenwicht is een procedure waarbij de volgorde van de omstandigheden wordt gevarieerd, zodat geen enkele omstandigheid een overkoepelend voordeel heeft ten opzichte van de andere. Dit is belangrijk omdat de omstandigheden de testresultaten kunnen beïnvloeden. Daarom moet men er zeker van zijn dat alle omstandigheden voor elke deelnemer en elke onderzoeksruimte hetzelfde blijven.

Vraag 12

Een onafhankelijke variabele is een factor die door de experimentator wordt gemanipuleerd. Een afhankelijke variabele is de factor die door de experimentator wordt gemeten en die door de onafhankelijke variabele kan worden beïnvloed.

Vraag 13

Een verwarrende variabele is een variabele die verweven is met een andere variabele, waardoor je niet kunt zien welke variabele een afhankelijke variabele heeft beïnvloed.

Vraag 14

Een theorie is een set van formele verklaringen die verklaren hoe en waarom bepaalde gebeurtenissen met elkaar zijn gerelateerd. Een hypothese daarentegen is een specifieke voorspelling over een bepaald fenomeen. Een hypothese vloeit vaak voort uit een theorie.

Vraag 15

I is onjuist, II is juist.

Waarom moeten psychologen gedrag op biologisch niveau bestuderen? -TentamenTests 3

Vragen bij hoofdstuk 3

Vraag 16

Wat wordt bedoeld met evolutie, en wat is de bijdrage van Darwins perspectief op natuurlijke selectie aan evolutietheorieën?

Vraag 17

Wat wordt bedoeld met de term adaptatie? Leg uit hoe tweevoetige voortbeweging adaptief was in de menselijke evolutie.

Vraag 18

Hoe kan de aanwezigheid van een erfelijkheidscoëfficiënt bijdragen aan onderzoek naar gedragsgenetica?

Vraag 19

Welke methoden worden gebruikt bij recombinant-DNA-onderzoek?

Vraag 20

Welke methode(n) worden gebruikt om een schatting te maken van de invloed van genetische factoren?

Vraag 21

Wat is de erfelijkheidscoefficiënt?

Antwoordsuggesties bij hoofdstuk 3

Vraag 16

Evolutie is een verandering in de tijd in de frequentie waarmee bepaalde genen (en hun kenmerken) voorkomen binnen een populatie die zich onderling voortplant. Volgens Darwin komt natuurlijke selectie neer op het behoud van kenmerken die de overlevingskans en voortplanting binnen een specifieke omgeving vergroten en daarom in de loop van de tijd algemener zullen worden binnen de soort.

Vraag 17

Een aanpassing is een fysieke of gedragsverandering die organismen in staat stelt om terugkerende omgevingsfactoren die hun overleving in de weg staan, het hoofd te bieden, waardoor hun voortplantingsvermogen toeneemt. Tweevoetige voortbeweging ('lopen op twee benen') was adaptief in de menselijke evolutie omdat het de overlevingskansen vergrootte, omdat de handen nu vrij waren om gereedschappen en wapens te gebruiken die op afstand konden doden.

Vraag 18

De erfelijkheidscoëfficiënt geeft aan in hoeverre de variaties in een specifiek fenotypisch kenmerk binnen een groep mensen kunnen worden toegeschreven aan hun verschillende genen.

Vraag 19

Eén methode is de knock-outprocedure, waarbij een genfunctie wordt uitgeschakeld. Een andere methode is de knock-inprocedure, waarbij een nieuw gen in het embryonale stadium in een dier wordt ingebracht.

Vraag 20

Adoptieonderzoek en tweelingonderzoek.

Vraag 21

De erfelijkheidscoëfficiënt is het aandeel van de variatie in een kenmerk binnen een specifieke populatie en context dat kan worden toegeschreven aan genetische verschillen (niet aan individuen of “dezelfde genen hebben”).

Welke rol spelen de hersenen bij het bestuderen van gedrag? -TentamenTests 4

Vragen bij hoofdstuk 4

Vraag 22

Wat veroorzaakt het rustpotentiaal van neuronen, en onder welke omstandigheden wordt gezegd dat een neuron zich in een staat van polarisatie bevindt?

Vraag 23

Hoe bewerkstelligen neurotransmitters de processen van excitatie en inhibitie van postsynaptische neuronen? Welke twee methoden verklaren waarom neurotransmittermoleculen bij de synaps worden gedeactiveerd?

Vraag 24

Noem de drie belangrijkste typen neuronen in het zenuwstelsel en hun functies.

Vraag 25

Wat zijn dendrieten?

Vraag 26

Dit zenuwstelsel omvat alle neurale structuren die zich buiten de hersenen en het ruggenmerg bevinden. Het is gespecialiseerd neuronen te helpen bij het uitdragen van de input functies die ons in staat stellen om te ervaren wat zich binnen en buiten ons lichaam afspeelt en de output functies die ons in staat stellen om te reageren met onze spieren en klieren. Bovenstaande is een beschrijving van

Antwoordsuggesties bij hoofdstuk 4

Vraag 22

Het rustpotentiaal van een neuron is ongeveer –70 mV: de binnenkant is negatiever dan de buitenkant. Dit komt door ongelijke ionenverdeling (Na⁺ en Cl⁻ buiten; K⁺ en negatief geladen eiwitten A⁻ binnen) en de Na⁺/K⁺-pomp. In rust is het neuron gepolariseerd.

Vraag 23

Wanneer een neurotransmitter zich aan een receptor bindt, vindt er een chemische reactie plaats die twee mogelijke effecten op de ontvangende neuron heeft

  • Excitatie vindt plaats wanneer een exciterende transmitter aan het werk is en de chemische reactie ervoor zorgt dat de natriumkanalen van het postsynaptische neuron opengaan (excitatie). Wanneer natrium (+)-ionen de cel binnenstromen en deze depolariseren, creëren ze een gegradeerd potentiaal of een actiepotentiaal.
  • Remming vindt plaats wanneer een remmende neurotransmitter aan het werk is. Het doet het tegenovergestelde. Het kan ervoor zorgen dat positieve kaliumionen uit de neuronen stromen of dat negatieve chloride-ionen van buitenaf via chloridekanalen in het membraan erin stromen, waardoor het negatieve potentieel van het neuron toeneemt en het moeilijker wordt om het neuron te activeren.

De twee methoden waarmee neurotransmittermoleculen bij de synaps worden gedeactiveerd zijn

  • Deactivering door andere chemicaliën in de synaptische ruimte die de moleculen afbreken tot hun chemische componenten.
  • Heropname: de transmittermoleculen worden teruggenomen in de presynaptische axonterminals.

Vraag 24

De drie hoofdtypen

  • Sensorische neuronen brengen signalen van de zintuigen over naar het ruggenmerg en de hersenen.
  • Motorische neuronen geven impulsen door van de hersenen en het ruggenmerg naar de spieren en organen van het lichaam.
  • Interneuronen verbinden de input- en outputfuncties; ze vervullen verbindende en associatieve functies binnen het zenuwstelsel. (Bijvoorbeeld: een vriend herkennen).

Vraag 25

Gespecialiseerde, ontvangende eenheden die boodschappen ontvangen van nabijgelegen neuronen en deze naar het cellichaam sturen.

Vraag 26

Het perifere zenuwstelsel.

Hoe werken onze zintuigen en hoe ervaren we waarnemingen? -TentamenTests 5

Vragen bij hoofdstuk 5

Vraag 27

Wat zijn de zes fasen die het proces van sensorische verwerking en het waarnemen van informatie omvatten (in chronologische volgorde te beschrijven)?

Vraag 28

Wat is de oorzaak van sensorische aanpassing en welke overlevingswaarde heeft aanpassing?

Vraag 29

Wat is het verschil tussen sensatie en perceptie?

Vraag 30

Wat is het verschil tussen een absolute drempel en het belissingscriterium?

Antwoordsuggesties bij hoofdstuk 5

Vraag 27

  • Stimulus gedetecteerd door sensorische receptoren
  • Transductie: receptoren vertalen stimuluskenmerken in zenuwimpulsen
  • Kenmerkdetectoren analyseren stimuluskenmerken
  • Stimuluskenmerken gereconstrueerd in neurale representatie
  • Neurale representatie vergeleken met eerder opgeslagen informatie in de hersenen
  • Het matchingproces resulteert in herkenning en interpretatie van de stimulus.

Vraag 28

Sensorische adaptatie is de afnemende gevoeligheid voor een onveranderlijke stimulus. Het belang ervan ligt in het toestaan dat onze zintuigen informatieve veranderingen in de omgeving oppikken die belangrijk kunnen zijn voor ons welzijn of onze overleving.

Vraag 29

Perceptie maakt hetgeen onze zintuigen ons vertellen logisch voor ons. Het organiseert input van stimuli en geeft hier betekenis aan. Sensatie is een stimulus detectieproces waardoor onze zintuigen reageren op omgevingsstimuli en deze vertalen in zenuwimpulsen die naar de hersenen worden gestuurd.

Vraag 30

De absolute drempel is de laagste intensiviteit waarmee de helft van de tijd een stimulus kan worden gedetecteerd. Het beslissingscriterium is de standaard met betrekking de zekerheid men heeft dat een stimulus aanwezig is voordat men zegt dat het is waargenomen.

Wat is bewustzijn? - TentamenTests 6

Vragen bij hoofdstuk 6

Vraag 31

Wat zijn enkele basiskenmerken van bewustzijn? Wat is de adaptieve betekenis ervan?

Vraag 32

Hoe meten psychologen de bewustzijnstoestanden? Maak onderscheid tussen fysiologische, objectieve en subjectieve metingen.

Vraag 33

Welke stelling is juist / onjuist?

  • I Agonistische medicijnen doet de activiteit van een neurotransmitter inhiberen of afnemen; Antagonistische medcijnen doet de activiteit van een neurotransmitter toenemen.
  • II Antagonistische medicijnen doen de activiteit van een neurotransmitter inhiberen of afnemen; Agonistische medicijnen doen de activiteit van een neurotransmitters toenemen

Vraag 34

Wat is REMslaap? Wanneer is er sprake van een REMslaap-gedragsstoornis?

Antwoordsuggesties bij hoofdstuk 6

Vraag 31

Hieronder vind je een lijst met enkele basiskenmerken

Subjectieve en persoonlijke kenmerken: andere mensen kunnen niet direct weten wat de werkelijkheid voor jou is, en jij kunt ook niet direct hun ervaring binnengaan.

  • Dynamische kenmerken: we bewegen ons gedurende de dag in en uit verschillende toestanden. Bovendien ervaren we, hoewel de prikkels waarvan we ons bewust zijn voortdurend veranderen, het bewustzijn doorgaans als een voortdurende stroom van mentale activiteit, in plaats van als onsamenhangende waarnemingen en gedachten.
  • Zelfreflecterend en essentieel voor ons zelfgevoel: de geest is zich bewust van zijn eigen bewustzijn. Dus waar je je ook op richt - een prachtige zonsondergang of jeuk op je rug - je kunt je realiseren dat jij degene bent die zich ervan bewust is.
  • Nauw verbonden met het proces van selectieve aandacht: selectieve aandacht is het proces waarbij de aandacht op bepaalde stimuli wordt gericht met uitsluiting van andere. Als de geest een theater van mentale activiteit is, dan weerspiegelt het bewustzijn wat er op dat moment verlicht wordt – de lichtpuntjes op het toneel – en selectieve aandacht is de schijnwerper of het mechanisme erachter.

Vraag 32

  • Subjectief: zelfrapportage (ervaringen, gevoelens).
  • Objectief/gedragsmatig: prestaties op taken, reactiesnelheid, fouten.
  • Fysiologisch: EEG, fMRI, hartslag/geleiding (koppeling lichaam ↔ mentale toestand).

Vraag 33

I is onjuist, II is juist.

Vraag 34

REMslaap wordt gekenmerkt door snelle oogbewegingen, hoge mate van opwinding en frequent dromen. Er is sprake van een REMslaap-gedragsstoornis wanneer de spieren die normale REM-slaap verlamming veroorzaken niet aanwezig zijn.

Wat is de rol van ervaring bij het leren? - TentamenTests 7

Vragen bij hoofdstuk 7

Vraag 35

Welke rol speelt de omgeving bij de persoonlijke en soortspecifieke aanpassing?

Vraag 36

Wat is gewenning en wat is de adaptieve betekenis ervan?

Vraag 37

Wat is het verschil tussen negatieve bekrachtiging, positieve bekrachtiging en straf?

Vraag 38

Wat is de definitie van leren

Vraag 39

Wat zijn de kenmerken van operant conditioneren?

Antwoordsuggesties bij hoofdstuk 7

Vraag 35

Omdat de omgeving veel gebeurtenissen bevat, moet elk organisme het volgende leren

  • Welke gebeurtenissen zijn belangrijk voor het voortbestaan en welzijn van een organisme, en welke niet?
  • Welke stimuli geven aan dat er een belangrijke gebeurtenis op het punt staat plaats te vinden?
  • Of de reacties positieve of negatieve gevolgen zullen hebben.

Vraag 36

Gewenning is een afname van de sterkte van de reactie op een herhaalde stimulus. Door te leren niet te reageren (gewenning) op saaie, vertrouwde stimuli, besparen organismen energie en kunnen ze zich richten op andere stimuli die wel belangrijk zijn. Het tegenovergestelde hiervan is sensibilisatie.

Vraag 37

Negatieve bekrachtiging vindt plaats wanneer een reactie wordt versterkt door het vervolgens verwijderen (of vermijden) van een aversieve stimulus. Met andere woorden, de negatieve stimulus wordt verwijderd wanneer iemand iets goeds doet. Positieve bekrachtiging vindt plaats wanneer een reactie wordt versterkt door de daaropvolgende presentatie van een stimulus. Met andere woorden, iemand krijgt iets leuks wanneer hij iets goeds doet. Straf vindt plaats wanneer een reactie wordt verzwakt door de gevolgen die erop volgen.

Vraag 38

Leren is een relatief duurzame verandering in gedrag of gedragsmogelijkheden als gevolg van ervaring.

Vraag 39

Type leren waarin gedrag wordt beïnvloed door de consequenties die op gedrag volgen.

TentamenTests bij hoofdstuk 8 t/m 18 (Exclusief voor wie volledige online toegang heeft)

Exclusive section of this page (for members with extra services and online access)

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Submenu: Summaries & Activities
Search for summaries and study assistance

Select any filter and click on Apply to see results