Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
TentamenTests bij Discovering statistics using IMB SPSS statistics van Field - 5e druk
- Waarom dwingt een duivelse docent een student tot statistiek? - TentamenTests 1
- Waaruit bestaat statistiek? - TentamenTests 2
- Wat zijn de limieten van statistisch onderzoek? - TentamenTests 3
- Hoe ziet de SPSS statistiek omgeving eruit? - TentamenTests 4
- Op welke manieren kunnen gegevens worden verkend met grafieken? - TentamenTests 5
- TentamenTickets per hoofdstuk bij de 5e druk van Discovering statistics using SPSS van Field - Hoofdstuk 1 t/m 5
- Meer TentamenTests en Tentamentickets - Hoofdstuk 6 t/m 21 (Exclusief voor wie volledige online toegang heeft)
Waarom dwingt een duivelse docent een student tot statistiek? - TentamenTests 1
Open vragen bij hoofdstuk 1
Open vraag 1
Waar zijn kwalitatieve methoden van onderzoek op gebaseerd?
Open vraag 2
Wanneer is er sprake van falsificatie?
Open vraag 3
Wat is een continue variabele?
Open vraag 4
Wat betekent validiteit?
Open vraag 5
Wanneer is een onderzoek betrouwbaar?
Open vraag 6
Wat is het verschil tussen correlationeel en experimenteel onderzoek?
Open vraag 7
Aan welke drie voorwaarden moet een oorzakelijk verband volgens Hume voldoen?
Open vraag 8
Wat is het verschil tussen niet-systematische en systematische variatie?
Open vraag 9
Hoe ziet een normale verdeling eruit?
Open vraag 10
Welke methodes kunnen gebruikt worden om het centrum van de frequentieverdeling te vinden?
Open vraag 11
Welke scores heb je nodig om de verspreiding van scores te berekenen?
Open vraag 12
Hoe bereken je de standaardafwijking?
Open vraag 13
Wat geeft een z-score aan?
Open vraag 14
Waarom is randomisatie belangrijk?
Open vraag 15
Eenentwintig zware rokers worden op een hardloopband gezet. Onderzoekers hebben de tijd gemeten totdat deze rokers van de hardloopband afvielen. De tijd is gemeten in secondes. De tijden van de rokers waren als volgt: 18, 16, 18, 24, 23, 22, 22, 23, 26, 29, 32, 34, 34, 36, 36, 43, 42, 49, 46, 46, 57. Bereken de volgende getallen: de modus, mediaan, gemiddelde, upper & lower kwartielafstanden en de interkwartielafstand.
Open vraag 16
Wat is het verschil tussen een onafhankelijke en een afhankelijke variabele? Beschrijf beide begrippen.
Open vraag 17
Wat is de mediaan van de scores 4-6-8-10-18?
Open vraag 18
Wat is de mediaan van de volgende rij getallen: 8, 9, 14, 15?
Open vraag 19
De volgende 5 begrippen worden veel gebruikt om kenmerken van een statistische variabele samen te vatten: minimum, maximum, 1e kwartiel, 3e kwartiel, mediaan. Wat is de goede volgorde, van klein naar groot?
Open vraag 20
Om een indruk te krijgen van de relatie tussen aantal gerookte sigaretten per dag en tijdsduur nodig om 2 km te joggen maak je van deze gegevens van een aantal proefpersonen een grafiek. Welke variabele zet je op de x-as?
Antwoordsuggesties Open vragen bij hoofdstuk 1
Open vraag 1
Kwalitatieve onderzoeksmethoden zijn gebaseerd op taal.
Open vraag 2
Er is sprake van falsificatie als de verzamelde gegevens de theorie of hypothese tegenspreken.
Open vraag 3
Een continue variabele is een score die iedere waarde kan aannemen die op de meetschaal wordt gebruikt.
Open vraag 4
Validiteit is de mate waarin het instrument daadwerkelijk meet wat je wil meten.
Open vraag 5
Een onderzoek is betrouwbaar wanneer het instrument dezelfde uitkomst geeft bij dezelfde condities.
Open vraag 6
Het verschil tussen correlationeel en experimenteel onderzoek is dat bij experimenteel onderzoek de variabelen worden gemanipuleerd en bij correlationeel onderzoek niet correlationeel onderzoek wordt de relatie tussen variabelen bestudeerd. Met correlationele onderzoeken kunnen echter geen uitspraken gedaan worden over oorzaak-gevolgrelaties.
Open vraag 7
De drie voorwaarden waar een oorzakelijk verband volgens Hume aan moet voldoen zijn:
oorzaak en gevolg moeten elkaar nauw in de tijd opvolgen
oorzaak moet voorafgaan aan het gevolg
het gevolg komt nooit voor zonder dat de oorzaak heeft plaatsgevonden
Open vraag 8
Het verschil tussen niet-systematische en systematische variatie is dat systematische variatie verklaard kan worden, en niet-systematische variatie niet.
Open vraag 9
Een normale verdeling is een klokvormige curve met symmetrische helften.
Open vraag 10
Methodes die gebruikt kunnen worden om het centrum van de frequentieverdeling te vinden zijn de modus, mediaan en het gemiddelde.
Open vraag 11
Om de verspreiding van scores te berekenen heb je de hoogste en laagste scores nodig.
Open vraag 12
De standaardafwijking bereken je door het verschil tussen de scores en het gemiddelde te kwadrateren en bij elkaar op te tellen, dit te delen door de steekproefgrootte – 1 en daar de wortel van te nemen.
Open vraag 13
Een z-score geeft aan hoeveel standaardafwijkingen de score van het gemiddelde ligt.
Open vraag 14
Randomisatie is belangrij,k omdat het ervoor zorgt dat de ‘confounding’ variabelen weg zijn. De confounding variabelen zijn factoren die invloed hebben op de afhankelijke variabele anders dan de factor waarin je geïnteresseerd bent. Bijvoorbeeld: wanneer er sprake is van een groep mensen, random allocatie van mensen houdt in dat factoren zoals intelligentie, leeftijd en ras over het algemeen gelijk zijn zodat de resultaten niet beïnvloed worden.
Open vraag 15
Het is handig om te beginnen met het in de juiste volgorde plaatsen van de getallen: 16, 18, 18, 22, 22, 23, 23, 24, 26, 29, 32, 34, 34, 36, 36, 42, 43, 46, 46, 49, 57.
De modus wordt als volgt berekend: de scores met de frequenties tussen haakjes zijn: 16 (1), 18 (2), 22 (2), 23 (2), 24 (1), 26 (1), 29 (1), 32 (1), 34 (2), 36 (2), 42 (1), 43 (1), 46 (2), 49 (1), 57 (1). Hierdoor bestaan er verschillende modussen: 18, 22, 23, 34, 36 and 46 seconden hebben allemaal een frequentie van 2. In dit geval is 2 de hoogste frequentie.
De mediaan wordt berekend met de formule: (n + 1) / 2th score. In dit geval zijn er 21 scores, dus is 22 / 2 = 11de. De 11de score in 32 seconden.
Het gemiddelde wordt berekend door de som te nemen van alle getallen en dat te delen door het aantal getallen. Het gemiddelde is 32.19 seconden.
De lower kwartielafstand: dit is de mediaan van de onderste helft van de scores. Als we de data splitten bij 32 (exclusief deze score), dan zijn er 10 scores onder deze waarde. De mediaan van 10 scores is de 11/2 = 5,5de score. Daarom nemen we het gemiddelde van de vijfde score en de zesde score. De vijfde score is 22, de zesde score is 23; de lower kwartielafstand is daarom 22,5 seconden.
De upper kwartielafstand wordt berekend door de mediaan van het bovenste deel van de scores te nemen: 42.5 seconden. De kwartielafstand is de hoogste score (57) min de laagste score (16). Dit wordt 41 seconden.
De interkwartielafstand is het verschil tussen de hoogste en de laagste kwartielen: 42.5 − 22.5 = 20 seconden.
Open vraag 16
Een onafhankelijke variabele is een variabele die gemanipuleerd wordt door de onderzoeker. Dit bestaat vaak uit twee of meer condities waaraan de proefpersonen worden blootgesteld. De afhankelijke variabele is de variabele die geobserveerd wordt nadat de onafhankelijke variabele is gemanipuleerd.
Open vraag 17
De mediaan is 8.
Open vraag 18
De mediaan is 11.5. De getallen zijn al gerangschikt van klein naar groot. Er zijn een even aantal (8) getallen. De mediaan is dan het gemiddelde van de twee middelste getallen: 9 en 14. Dit is: 11.5.
Open vraag 19
Minimum, 1e kwartiel, mediaan, 3e kwartiel, maximum. Het ligt voor de hand te beginnen met minimum en te eindigen met maximum ligt voor de hand. Verder is het 1e kwartiel die waarde van de variabele waarvoor geldt dat 25% van de mogelijke waarden kleiner zijn dan deze waarde. De mediaan is de middelste waarde, en het derde kwartiel is die waarde waarvoor geldt dat 75% van de mogelijke waarden kleiner zijn dan deze waarde. Dit bepaalt de volgorde van klein naar groot.
Open vraag 20
De onafhankelijke of explanatory (verklarende) variabele wordt op de x-as geplaatst, en de afhankelijke variabele op de y-as. Het aantal gerookte sigaretten per dag is hier de verklarende variabele: je wilt weten of (en evt. hoe) dit aantal de conditie van de rokers beïnvloedt.
Waaruit bestaat statistiek? - TentamenTests 2
Open vragen bij hoofdstuk 2
Open vraag 1
Op welke formule zijn alle statistische modellen gebaseerd?
Open vraag 2
Wat is het verschil tussen variabelen en parameters?
Open vraag 3
Wat wordt bedoeld met dat het gemiddelde een hypothetische waarde heeft?
Open vraag 4
Hoe wordt de variantie bepaald?
Open vraag 5
Wat is de method of least squares?
Open vraag 6
Waarvoor wordt de steekproefverdeling gebruikt?
Open vraag 7
Wat is het betrouwbaarheidsinterval?
Open vraag 8
Hoe bepaal je de grenzen van het betrouwbaarheidsinterval?
Open vraag 9
Wat is de regel van Fisher?
Open vraag 10
Wat is het verschil tussen een eenzijdige en een tweezijdige toets?
Open vraag 11
Wat is het verschil tussen een type 1 en een type 2 fout?
Open vraag 12
Wat is de power van een test?
Open vraag 13
Wat is het gemiddelde en de standaardafwijking van de standaardnormaalverdeling?
Antwoordsuggesties Open vragen bij hoofdstuk 2
Open vraag 1
Alle statische modellen zijn gebaseerd op de formule: Uitkomsti = (model) + errori.
Open vraag 2
Het verschil tussen variabelen en parameters is dat parameters geschat worden, en variabelen gemeten.
Open vraag 3
Dat het gemiddelde een hypothetische waarde heeft, betekent dat het niet daadwerkelijk in de data hoeft voor te komen.
Open vraag 4
De variantie wordt bepaald door de som van de gekwadrateerde meetfouten te delen door het aantal vrijheidsgraden.
Open vraag 5
De method of least squares houdt in dat de gekozen parameter altijd degene is die de minste error oplevert.
Open vraag 6
De steekproefverdeling wordt gebruikt om te kijken hoe representatief een steekproef is voor de populatie.
Open vraag 7
Het betrouwbaarheidsinterval zijn de grenzen waartussen je denkt dat het werkelijke populatiegemiddelde valt.
Open vraag 8
De grenzen van het betrouwbaarheidsinterval bepaal je door de bijbehorende z-score te vermenigvuldigen met de standaard error.
Open vraag 9
De regel van Fisher is dat je pas weet of er een werkelijk effect is, als er slechts een kleine kans is dat het resultaat per toeval wordt bereikt.
Open vraag 10
Het verschil tussen een eenzijdige en tweezijdige toets is dat bij een eenzijdige toets de hypothese een richting voor het effect aangeeft, terwijl dat bij de tweezijdige toets niet het geval is.
Open vraag 11
Het verschil tussen type 1 en type 2 fout is dat type 1 fout betekent dat er wordt gedacht dat er een effect is in de populatie terwijl dit niet zo is, en type 2 fout betekent dat er wordt gedacht dat er geen effect is in de populatie terwijl dit wel zo is.
Open vraag 12
De power van een test is de mate waarin hij in staat is een effect te vinden.
Open vraag 13
Gemiddelde is 0 en standaarddeviatie is 1.
Wat zijn de limieten van statistisch onderzoek? - TentamenTests 3
Open vragen bij hoofdstuk 3
Open vraag 1
Wat wordt bedoeld met effectgrootte?
Open vraag 2
Op welke drie manieren kan de effectgrootte berekend worden?
Open vraag 3
Wat wordt bedoeld met de Cohen's d en wat is de formule hiervan?
Open vraag 4
Wat is het verschil tussen de nulhypothese en de alternatieve hypothese?
Open vraag 5
Wat is het stappenplan bij een nulhypothese significantie toets?
Open vraag 6
Wat moet je doen om te kijken of de hypothese een goede verklaring is voor de gegevens?
Open vraag 7
Wat zijn de drie voorwaarden voor causaliteit?
Open vraag 8
Wat wordt bedoeld met een meta analysis?
Open vraag 9
Wat wordt bedoeld met de Bayes theorie?
Open vraag 10
Wat wordt bedoeld met de Bayes factor?
Antwoordsuggesties Open vragen bij hoofdstuk 3
Open vraag 1
De effectgrootte is een objectieve en gestandaardiseerde maat voor de grootte van een waargenomen effect.
Open vraag 2
De manieren om de effectgrootte te berekenen zijn: de Cohen's d, de odds ratio en de correlatiecoëfficiënt van Pearson, r.
Open vraag 3
De Cohen's d is het verschil tussen twee gemiddelden gedeeld door ofwel de standaarddeviatie van de controlegroep. Dit kan berekend worden door de formule: d = (X1 – X2) / s.
Open vraag 4
Het verschil tussen de nulhypothese en de alternatieve hypothese is dat de nulhypothese uitgaat van geen effect, terwijl de alternatieve hypothese uitgaat van wel een effect.
Open vraag 5
Het stappenplan bij een nulhypothese significantie toets is dat je kijkt hoeveel variantie de data in het model verklaart. Vervolgens bereken je de p-waarde, kijk je hoe klein die kans is en bepaal je of de nulhypothese wordt verworpen.
Open vraag 6
Om te kijken of de hypothese een goede verklaring is voor de gegevens, deel je de variantie verklaard door het model door de variantie niet verklaard door het model, oftewel effect door de error.
Open vraag 7
De drie manieren zijn:
- De variabelen moeten samen covariëren
- De oorzaak moet voorafgaan aan het gevolg
- De invloed van andere variabelen moet worden uitgesloten
Open vraag 8
Een meta analyse is het schatten van de grootte van een effect in de populatie door het combineren van effectgrootten uit verschillende onderzoeken die dezelfde hypothese testen.
Open vraag 9
De Bayes theorem kan gebruikt worden om de ontwikkeling van een eerdere hypothese op nieuw te bekijken op basis van de waargenomen gegevens en deze up te daten.
Open vraag 10
Een Bayes-factor is de verhouding tussen de waarschijnlijkheid van twee concurrerende hypotheses. Meestal zijn dit de alternatieve hypothese en de nulhypothese. Een Bayes-factor groter dan 1 houdt in dat de waargenomen gegevens waarschijnlijker zijn gezien de alternatieve. Waarden kleiner dan 1 suggereren het tegenovergestelde. Waarden tussen 1 en 3 reflecteren bewijs voor de alternatieve hypothese die 'nauwelijks de moeite waard is om te vermelden', waarden tussen 1 en 3 zijn bewijs dat 'substantie heeft', en waarden tussen 3 en 10 zijn 'sterk' bewijs.
Hoe ziet de SPSS statistiek omgeving eruit? - TentamenTests 4
Open vragen bij hoofdstuk 4
Open vraag 1
Wat kun je doen in de data editor?
Open vraag 2
Wat is het verschil tussen de data view en de variable view?
Open vraag 3
Wat doe je als je een variabele codeert?
Open vraag 4
Wat zijn de drie opties bij het opgeven van missing data?
Open vraag 5
Wat zie je op het output scherm van SPSS?
Open vraag 6
Waarom is het handig om ook smartreader te installeren?
Open vraag 7
Wat is de SPSS-syntax?
Antwoordsuggesties Open vragen bij hoofdstuk 4
Open vraag 1
In de data editor kun je data invoeren en daar statistische berekeningen mee uitvoeren.
Open vraag 2
Het verschil tussen de data view en de variable view is dat je bij de data view cijfers invoert en bij de variable view kijkt wat voor variabelen gebruikt worden.
Open vraag 3
Als je een variabele codeert geef je een nummer aan bepaalde groepen.
Open vraag 4
De drie opties bij het opgeven van missing data zijn dat er geen ontbrekende gegevens zijn, dat er een paar waardes missen en dat de waardes in een bepaald gebied de ontbrekende waardes zijn.
Open vraag 5
Op het output scherm van SPSS zie je alle grafieken en tabellen en een boomdiagram van alle analyses die je hebt uitgevoerd.
Open vraag 6
Het is handig om smartreader te installeren omdat je daarmee alle bestanden met oude of juist nieuwe versies van SPSS kan openen.
Open vraag 7
SPSS-syntax is de taal van opdrachten om statistische analyses en datamanipulaties uit te voeren.
Op welke manieren kunnen gegevens worden verkend met grafieken? - TentamenTests 5
Open vragen bij hoofdstuk 5
Open vraag 1
Wat is chartjunk?
Open vraag 2
Hoe kun je in SPSS grafieken maken?
Open vraag 3
Wat is het verschil tussen een simple en stacked histogram?
Open vraag 4
Wat is een population pyramid?
Open vraag 5
Wat zijn de drie verschillende soorten boxplots?
Open vraag 6
Wat is de meest gebruikelijke manier om gemiddelden weer te geven?
Open vraag 7
Wat is het verschil tussen lijngrafieken en staafdiagrammen?
Open vraag 8
Wat is het verschil tussen een simple line en een multiple line?
Open vraag 9
Waar is een scatterplot goed voor?
Open vraag 10
Waarom is de regressielijn belangrijk bij het scatterplot?
Open vraag 11
Hoe maak je een grafiek op in SPSS?
Antwoordsuggesties Open vragen bij hoofdstuk 5
Open vraag 1
Een chartjunk is de naam voor de overbodige dingen aan een grafiek.
Open vraag 2
In SPSS kun je grafieken maken met de chart builder.
Open vraag 3
Het verschil tussen een simple en stacked histogram is dat een simple histogram de frequenties van een simpele variabele laat zien, terwijl je een stacked histogram gebruikt als je verschillende groepen wil zien.
Open vraag 4
Een population pyramid zijn twee grafieken met de bodems tegen elkaar, zodat de frequentie in de horizontale as te zien is.
Open vraag 5
De drie verschillende soorten boxplots zijn simple boxplot, clustered boxplot en 1-D boxplot.
Open vraag 6
De meest gebruikelijke manier om gemiddelden weer te geven is door gebruik van een staafdiagram.
Open vraag 7
Het verschil tussen lijngrafieken en staafdiagrammen is dat de informatie bij een lijngrafiek wordt weergegeven door middel van een lijn.
Open vraag 8
Het verschil tussen een simple line en een multiple line is dat de simple line de gemiddelden van de scores van verschillende groepen laat zien, terwijl een multiple line ook het gemiddelde laat zien van een bepaalde variabele en kan bestaan uit meerdere lijnen voor meerdere variabelen.
Open vraag 9
Een scatterplot is goed om te kijken naar de relatie tussen twee variabelen.
Open vraag 10
De regressielijn is belangrijk bij het scatterplot omdat deze lijn de relatie tussen twee variabelen samenvat.
Open vraag 11
Een grafiek maak je op in SPSS door de chart editor te gebruiken.
TentamenTickets per hoofdstuk bij de 5e druk van Discovering statistics using SPSS van Field - Hoofdstuk 1 t/m 5
Algemeen - TentamenTickets 0
Maak voor jezelf een formule blad. Schrijf hierop alle formules die bij de verschillende testen horen.
Onthoud het standaard lineaire model: y = ax + b
Op basis van dit model kunnen veel modellen bepaald worden voor de andere regressies. Bijvoorbeeld:
Factor design: Uitkomst = (b0 + b1 * onafhankelijke variabele1 + b2 * onafhankelijke variabele2 + b3 * interactie) + error
ANOVA: Hapiness i = b0 + b1 * lang + b2 * kort + error i.
Moderator: Uitkomst i = (b0 + b1 * predictor + b2 * moderator + b3 * interactie) + error i
Factor ANOVA: Yi = (b0 + b1 * Xi1 + error
Vergeet de appendix niet! De F-test, de z-test zijn allemaal te vinden in de appendix. Check ook voor je tentamen of je deze gegeven krijgt of zelf moet meenemen.
Veel assumpties gelden voor alle modellen: namelijk de assumptie van onafhankelijkheid, normale verdeling, homoskedasticiteit en lineariteit.
De (onafhankelijke) ANOVA, ANCOVA, MANOVA worden op ongeveer dezelfde manier gerapporteerd: er bestaat een significant effect van XXX op XXX, F(2,12) = 5.12, p = 0.025 w = 0.60.
Bijvoorbeeld factor analyse: de F-ratio, het aantal vrijheidsgraden, de p waarde en de w^2.
Waarom dwingt een duivelse docent een student tot statistiek? - TentamenTickets 1
Het onderzoeksproces bestaat uit een aantal stappen. Onthoud dit door: HVHVDD
Het formuleren van een onderzoeksOpen vraag
Vinden van theorie
Hypotheses opstellen
Voorspellingen maken
Data verzamelen om de voorspellingen te testen
Data analyseren
Er bestaat een verschil tussen een afhankelijke en een onafhankelijke variabele. De onafhankelijke variabele wordt gezien als de predictor of de voorspeller. Het is de oorzaak van een bepaald effect. De afhankelijke variabele wordt gezien als de uitkomst. Het is de variabele die verandert door veranderingen in de onafhankelijke variabele.
Je kunt dit onthouden door: de onafhankelijke variabele verandert niet door een andere variabele.
De afhankelijke variabele verandert wanneer de onafhankelijke variabele verandert. Hier kun je dus stellen dat de afhankelijke variabele ‘afhankelijk’ is van de onafhankelijke variabele.
De woorden modus en mediaan lijken op elkaar. De mediaan is middelste score wanneer je alle scores qua frequentie op volgorde van klein naar groot neer zet. De modus is echter de score met de hoogste frequentie, dus de score die het vaakst voorkomt.
Je kunt dit onthouden door M-M en M-V à mediaan – midden en modus – vaakst.
Richtlijnen voor het presenteren van data.
Wanneer je drie of minder getallen presenteert, doe dit dan in de vorm van een zin.
Wanneer je tussen de 4 en 20 getallen presenteert, gebruik dan een tabel.
Wanneer je meer dan 20 getallen presenteert, gebruik dan een grafiek. Dit is nuttiger dan een tabel.
Je kunt dit makkelijk onthouden door de letters van het alfabet en de rangorde van de getallen.
Hoe meer getallen, hoe dichter bij het begin van het alfabet.
3- à Zin.
4-20 à Tabel
20+ à Grafiek
Waaruit bestaat statistiek? - TentamenTickets 2
De vijf key concepten van statistiek zijn makkelijk te onthouden aan het woord: SPINE.
Standaard error
Parameters
Interval schattingen (betrouwbaarheidsintervallen)
Null hypothese testen op significantie
Estimation (schatting)
Er bestaat een verschil tussen de populatie en de steekproef. Je kunt dit makkelijk onthouden doordat de populatie de hele groep omvat terwijl de steekproef genomen wordt uit de populatie. De populatie is vaak te groot zijn waardoor het meestal onmogelijk is om de hele populatie te onderzoeken. Bij een steekproef worden de gegevens van een deel van de populatie verzameld voor een inzicht in de hele populatie.
Je kunt dit onthouden door het woordje ‘steek’. Je steekt als het ware in de populatie om iets te weten over de populatie.
Het aantal vrijheidsgraden (df) is een veelvoorkomend begrip. Het aantal vrijheidsgraden ‘degrees of freedom’ staat voor het aantal observaties dat vrij is om te variëren. Je kunt dit onthouden door het woordje ‘vrij’. Als het gemiddelde van 4 mensen bekend is, is het mogelijk voor de eerste drie een getal verzinnen, maar er is geen keus voor het vierde getal als het gemiddelde constant gehouden wordt. Dat ligt namelijk vast. Je bent vrij voor de eerste drie.
De nulhypothese significantie toetsen is een veelvoorkomend begrip in het boek van field. Je kunt dit makkelijk onthouden door NHST. Dit is een veelgebruikte afkorting.
Er bestaan twee soorten fouten, namelijk een type I en een type II fout. De type I fout wordt gemaakt wanneer onderzoekers denken dat er een effect in de populatie is, terwijl dat in de werkelijkheid niet zo is. H0 wordt verworpen terwijl H0 eigenlijk waar was. Een type II fout is een fout waarbij men denkt dat er geen effect is in de populatie terwijl dat in werkelijkheid wel zo is. H0 wordt onterecht aangenomen.
Je kunt dit onthouden doordat H0 eerst opgesteld wordt en daarna H1. Een type 1 fout wordt eerder uitgelegd dan een type 2 fout.
Wat zijn de limieten van statistisch onderzoek? - TentamenTickets 3
Er bestaan drie misvattingen over NHST. Deze zijn te onthouden door ‘significant’ resultaat.
Men gaat er altijd vanuit gaat dat een significant resultaat betekent dat het gevonden effect belangrijk is. Namelijk, een p waarde wordt altijd beïnvloed door de steekproefgrootte. Namelijk, kleine en onbelangrijke effecten zullen statistisch signigficant zijn, zolang de geteste groep maar groot is. Andersom zal er sneller een groter effect uit je tests komen als de groepsgrootte klein is. Als in als je 100 personen test een iemand “wijkt af” is dit procentueel een grotere afwijking dan wanneer die ene persoon binnen een groep van 10.000 personen wordt getest.
Men er vaak vanuit gaat dat een niet significant resultaat betekent dat de nulhypothese automatisch waar is. Namelijk, als de p waarde groter is dan 5%, dan kun je de alternatieve hypothese als niet bewezen beschouwen, maar dat betekent zeker niet dat daarmee de nulhypothese waar is. Het vertelt je alleen dat het effect niet groot genoeg is om statistisch gevonden te kunnen worden, het zegt niet dat het effect 0 is.
Een significant resultaat betekent dat de nulhypothese niet waar is. Dit is makkelijker uit te leggen door middel van een voorbeeld.
Een bias komt vaak voor in de statistiek. Onthoud dit door het synoniem voor bias: vooroordeel. Een onderzoeker heeft een vooroordeel wanneer er sprake is van een bias. Onderzoekers zijn vaker geneigd om een onderzoek op te zetten dat (waarschijnlijk) een significant resultaat als uitkomst krijgt; of zelfs geneigd om onderzoek in hun voordeel te manipuleren. Bijvoorbeeld door voor een bepaald statistisch model te kiezen. Ze hebben dus extra informatie.
Drie methoden worden besproken voor het berekenen van de effectgrootte. Onthoud dit door: COP
Cohen’s d
Odds ratio
Pearson’s r
Hoe ziet de SPSS statistiek omgeving eruit? - TentamenTickets 4
De vier verschillende soorten IBM SPSS statistics zijn makkelijk te onthouden door: BPSP
Base – Professional - Standard – Premium
Het maken van variabelen gebeurt vaak op dezelfde manier. Onthoud deze manier voor het maken van verschillende variabelen zoals een string, coderende of numerieke variabele.
Klik op de eerste witte cel in de kolom 'name'.
Typ het woord 'name'
Ga van deze cel af met behulp van de pijltjestoetsen op het toetsenbord. Dit kan je doen door naar een lege andere cel te gaan bijvoorbeeld.
Op welke manier kunnen gegevens verkend worden met grafieken? - TentamenTickets 5
Een grafiek heeft twee assen namelijk de x-as en de y-as. De horizontale as is de x-as en de verticale as is de y-as.
Je kunt dit makkelijk onthouden doordat de letter y een 'streep' naar beneden in de letter heeft. Deze streep staat voor de verticale lijn: de as.
Een histogram wordt gebruikt om te kijken of er outliers/uitschieters in het model zijn. Je kunt dit onthouden aan het Griekse woord histos. Dit betekent weefsel. Een histogram is eigenlijk een weefsel aan data. Een uitlier ligt buiten dit weefsel.
Een boxplot kun je onthouden door het te visualiseren. Een boxplot ziet eruit als een box met aan beide kanten twee pijlen.
Een scatterplot is een grafiek met daarin allerlei puntjes aan variabelen. Je kunt dit onthouden aan scatter --> dit betekent spreiding. De punten staan verspreid door de grafiek.
Meer TentamenTests en Tentamentickets - Hoofdstuk 6 t/m 21 (Exclusief voor wie volledige online toegang heeft)
- Ben je aangesloten bij JoHo, log dan in en lees hieronder verder voor de tentamentests en tentamentickets bij hoofdstuk 6 t/m 21
- Nog niet aangesloten, sluit je dan eerst hier aan.
Work for WorldSupporter?
Volunteering: WorldSupporter moderators and Summary Supporters
Volunteering: Share your summaries or study notes
Student jobs: Part-time work as study assistant in Leiden

Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourism & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden, Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden








Add new contribution