Society and culture - Theme
- 4903 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Wanneer doen we aan kritisch denken?
Wat zijn de drie kernelementen van kritisch denken?
Wat wordt bedoeld met ‘cognitieve bias’?
Wat zijn heuristieken?
Wanneer zeggen we dat een claim ‘waar’ is?
We doen aan kritisch denken wanneer we gebruik maken van onze redeneringen om op conclusies te komen.
De drie kernelementen van kritisch denken zijn:
‘Cognitieve bias’ is een overtuiging die wordt beïnvloed door onbewuste kenmerken van de menselijke psychologie.
Heuristieken zijn algemene regels die we onbewust gebruiken bij het schatten van waarschijnlijkheden.
Een claim is ‘waar’ wanneer deze vrij is van error.
Wat is een deductief argument? Wat is precies de relatie tussen de conclusie en premissen? Wanneer kan de conclusie onjuist zijn?
Wat is het verschil tussen een deductief en een inductief argument?
Beschouw de volgende redenering: 'Tot nu toe heeft inductie altijd goed gewerkt, dus is het een methode die altijd goed zal werken'.
Wat voor soort redenering is dit? Is het een overtuigende redenering?
Wat is het probleem met inductie? Wat zou het kunnen betekenen voor de rechtvaardiging van wetenschappelijke kennis?
Uit welke twee delen is een argument standaard opgebouwd?
Wat is het verschil tussen een deductief argument en een inductief argument?
Wanneer is een argument valide?
Welke drie niveaus van overtuigingen bestaan?
Wat is het verschil tussen een deductief en een inductief argument?
Wat is volgens de logica een goede manier om een argument te identificeren? En waarom is dit nodig?
Wat is een onuitgesproken premisse en wat is een onuitgesproken conclusie. Geef een voorbeeld.
Hoe kan je een argument sterker maken?
Wanneer is een argument valide?
Is dit een deductief of een inductief argument: ‘Ik houd niet van wandelen, dus ik zal niet genieten van de wandelvakantie.’ En waarom?
Een deductief argument bestaat uit premissen. Premissen zijn voor waar aangenomen uitspraken, uitgangspunten, en een conclusie die daar logisch uit volgt. Als de premissen juist zijn, is de conclusie dat ook, wanneer je het met de premissen eens bent, ben je dat ook met de conclusie.
Bijvoorbeeld: Uit P1= paarden zijn groter dan mensen en P2= mensen zijn groter dan mieren, volgt dat C= paarden zijn groter dan mieren.
De conclusie van een deductief argument kan in twee gevallen onjuist zijn. Als een of meerdere van de premissen onjuist is (mieren zijn groter dan paarden) en als het argument ongeldig is, dat wil zeggen op de verkeerde manier is opgebouwd (uit P1=paarden zijn groter dan mensen en P2= mieren zijn kleiner dan paarden, kan je niet concluderen dan mensen groter zijn dan mieren (en ook niet dat mieren groter zijn dan mensen!)).
De conclusie uit een deductief argument is altijd waar als de premissen en de argumentatiestructuur kloppen. Dit geeft zekerheid. Echter is dit een beperkte vorm van zekerheid; want waar zijn wij helemaal zeker van? Waar halen we de zekere premissen vandaan? En hoe komen we al deductief redenerend ooit tot nieuwe kennis? Dat de conclusie zeker is komt omdat deze al vervat was in de premissen. Deductie levert dus strikt genomen geen nieuwe kennis op.
Met inductief redeneren is nieuwe kennis wel mogelijk. Inductieve argumenten zijn 'non-conclusive', of 'non-demonstrative' dat wil zeggen dat de conclusie niet logisch volgt uit de premissen maar er alleen door ondersteund wordt. Een conclusie uit een inductief argument is dus nooit zeker. Dit is een nadeel, maar maakt tegelijkertijd nieuwe kennis mogelijk. Uit het feit dat alle raven die je tot nu toe gezien hebt zwart waren kun je concluderen dat raven waarschijnlijk zwart zijn.
Dit is een inductieve redenering omdat er een conclusie (het zal altijd werken), wordt getrokken uit een aantal observaties (tot nu toe heeft het elke keer gewerkt). Dit is niet erg overtuigend, omdat inductie maar één keer niet hoeft te werken en de hele conclusie kan van tafel worden geveegd.
Bij inductie wordt op grond van een aantal waarnemingen van een verschijnsel aangenomen dat het verschijnsel zich altijd op deze manier zal voordoen. Daarnaast geeft inductie een ‘meest waarschijnlijke verklaring’, op grond van gegeven feiten.
Neem bijvoorbeeld het volgende; ‘Je partner is vanmorgen naar de supermarkt gegaan en heeft lasagne bladen gekocht. Daarnaast heeft ze gisten van je oma verse tomaten gekregen en je ruikt de gesmolten kaas door het huis heen. De inductieve redenering is dat je vanavond lasagne eten. Als je aan tafel schuift blijkt echter dat je vanavond soep eet. Je partner heeft voor morgen lasagne staan maken omdat er morgen weinig tijd is om te koken. Je inductie was dus fout.
Ditzelfde probleem doet zijn voor in de wetenschap. Omdat het grootste deel van wat we weten is opgebouwd uit inductie is een grote kans aanwezig dat er foute aannames zijn gedaan. Dit wordt ook regelmatig bewezen.
Een argument is altijd opgebouwd uit:
Het verschil tussen een deductief argument en een inductief argument is dat een deductief argument wordt gebruikt om een claim te bewijzen, terwijl een inductief argument wordt gebruikt om een claim te ondersteunen.
Een argument is valide wanneer het onmogelijk is dat tegelijkertijd de premissen waar zijn en de conclusie onwaar.
De drie niveaus van overtuigingen zijn:
Een deductief argument is een argument waarbij de premisse waar, de conclusie ook waar is. Het argument is hier bewijzend. Een argument is inductief als de premisse waar is en conclusie waarschijnlijk ook waar is. Het argument is nu ondersteunend.
De regel voor een goede argumentidentificatie is dat je ten minste twee beweringen of claims en het woord ‘daarom’ (of een soortgelijk woord/frase) nodig hebt. Dus: ‘Ik liep op straat (premisse) en het regende (premisse), daarom werd ik nat (conclusie)’. Kortom een argument bestaat uit twee delen: de premisse(n) en de conclusie. Een goede argumentidentificatie is nodig om dubbelzinnigheid te vermijden.
Onuitgesproken premissen (unstated premises) zijn premissen die wel tellen als reden, maar niet worden uitgesproken. Bijvoorbeeld: ‘Je mag alleen autorijden met een rijbewijs (premisse). Bob mag niet autorijden (conclusie).’ De niet-uitgesproken premisse is dus: ‘Bob heeft geen rijbewijs.’ Een onuitgesproken conclusie (unstated conclusion) is een conclusie die wel telt als conclusie, maar niet wordt uitgesproken. Bijvoorbeeld: ‘De beste bestuurders van X zijn vrouwen (premisse). Marianne is bestuurder van X (premisse)’ De niet-uitgesproken conclusie is dus: ‘Marianne is één van de beste bestuurders.’
Een argument wordt sterker door premissen te bedenken die zeer waarschijnlijk waar zijn.
Van een deductief argument is de conclusie waar als de premissen ook waar zijn. Zo’n argument is daarom valide.
Het is een inductief argument, omdat de conclusie waarschijnlijk waar is.
Wanneer wordt een term ‘vaag’ genoemd?
Wanneer is sprake van ‘ambiguïteit’?
Welke drie soorten ambiguïteiten worden onderscheiden?
Noem drie doelen van definities.
Welke soorten definities bestaan er?
Uit welke componenten bestaat een essay?
Noem twee dingen waardoor een bewering onduidelijk kan zijn. Leg ze uit.
Noem drie typen definities, leg ze uit en geef een voorbeeld.
Een term wordt vaag genoemd, wanneer het niet duidelijk is wat de grenzen van het begrip zijn.
Van ambiguïteit is sprake wanneer een woord of zin meer dan één betekenis heeft en dus op verschillende manieren begrepen kan worden.
Drie soorten ambiguïteit zijn:
Voorbeelden van goede antwoorden zijn drie van de volgende vier: (1) door definities kunnen we weten wat woorden betekenen, (2) aan de hand van definities kunnen we in sommige contexten een speciale betekenis geven aan een woord, (3) we gebruiken definities om vaagheid, ambiguïteit en veralgemenisering te vermijden, en (4) definities kunnen worden gebruikt om mensen te overtuigen.
Er zijn drie soorten definities:
Een essay bestaat uit vier componenten: (1) een verduidelijking van het onderwerp, (2) een uitleg van iemands eigen mening over dat onderwerp, (3) argumenten die de eigen mening ondersteunen, en (4) het ontkrachten van de argumenten van mensen die een andere mening over het onderwerp hebben.
Een argument kan onduidelijk zijn door:
Vaagheid: Een bewering kan vaag zijn als deze onvolledig is, niet precies is of als er details missen. Ook de betekenis van de bewering kan onduidelijk zijn.
Ambiguïteit: Een bewering kan ambigue zijn als deze op meerdere manieren geïnterpreteerd kan worden
Drie typen definities:
Definitie door een synoniem: Een begrip of zin frase wordt vervangen door een andere zin met dezelfde betekenis. Het woord ambiguïteit wordt dan bijvoorbeeld vervangen door het woord dubbelzinnigheid.
Een analytische definitie is een definitie waarbij wordt gespecificeerd. Hierbij worden kenmerken gezocht die bij het begrip horen. Bijvoorbeeld: een kat heeft vier poten. Ook worden kenmerken gezocht die niet bij het begrip horen. Bijvoorbeeld: een koe eet geen vlees. Daarnaast kan je kijken waarvoor iets wordt gebruikt. Met een waterkoker kan je water laten koken.
Bij een definitie door een voorbeeld worden er voorbeelden gezocht bij een begrip. Bij huis, kan je denken aan een boerderij, een flat, een rijtjeswoning of een villa. Bij een moeilijk te definiëren begrip kan je een omschrijving geven.
In welke drie gevallen schieten beweringen tekort in geloofwaardigheid?
Welke factor bepaalt of de bron wel genoeg kennis heeft over het onderwerp?
Wat is een van de redenen dat de kwaliteit van het nieuws is afgenomen?
Welke drie dingen zijn belangrijk om te weten aangaande de geloofwaardigheid van de media?
Welke drie categorieën bestaan van reclamespotjes die geen redenen gebruiken om ons een bepaald product te laten kopen?
Waar hangt de geloofwaardigheid van een bewering vanaf?
Waarom moet je oppassen als je bij het beoordelen van een bewering uit gaat van je eigen waarneming?
Beweringen schieten tekort in geloofwaardigheid wanneer zij:
Of een bron genoeg kennis heeft over een onderwerp, hangt af van iemands expertise en ervaring.
Een van de redenen waarom de kwaliteit van het nieuws is afgenomen is dat televisiezenders in Amerika tegenwoordig in handen zijn van een klein aantal coöperatie.
Het is belangrijk om de volgende drie dingen in de gaten te houden aangaande de geloofwaardigheid van de media:
Reclamespotjes waarin geen redenen worden gegeven om ons een product te laten kopen bestaan uit drie categorieën:
De geloofwaardigheid van een bewering hangt af van de bewering zelf en van de bron. Controleer of een bewering waar is, door bijvoorbeeld een deskundige in te schakelen. Een bewering is betrouwbaarder als deze afkomstig is van een belangeloze partij dan van een belanghebbende partij.
Veel dingen kunnen de eigen waarneming vertroebelen, waardoor je moet oppassen bij het beoordelen van een bewering. Denk aan: vermoeidheid, mistig weer, kleurenblind zijn, wishful thinking (iets zien zoals je het wilt zien) en (onbewuste) vooroordelen.
Volunteering: WorldSupporter moderators and Summary Supporters
Volunteering: Share your summaries or study notes
Student jobs: Part-time work as study assistant in Leiden


There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourism & Sports
Main study fields NL:
Add new contribution