Psychology and behavorial sciences - Theme
- 34775 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Volgens Richard Schweder zou de algemene psychologie het CPU-perspectief moeten gebruiken om de universele aard van het menselijk denken aan te tonen. Wat is het CPU-perspectief en wat zegt de culturele psychologie hierover?
Welke vier niveaus van universaliteit in psychologische processen zijn te onderscheiden? Geef een toelichting bij elk niveau?
CPU staat voor Central Processing Unit en beschrijft de analogie van de menselijke geest als een abstracte eenheid die onafhankelijk van de inhoud opereert. Volgens de aanhangers van het CPU-perspectief bestaat er geen culturele variatie in het menselijk denken, omdat variaties in context en inhoud buiten de CPU liggen. De CPU is daarom universeel hetzelfde. Cultuurpsychologen zijn hiertegen; zij stellen dat de geest niet onafhankelijk kan functioneren, ongeacht waar hij aan denkt. Volgens hen zijn gedachten, handelingen en gevoelens van mensen ondergedompeld in cultuur, waardoor ze denken dat er nooit een onafhankelijke CPU kan zijn die voor iedereen hetzelfde is.
Niveau 1: Niet-universeel: Deze psychologische processen bestaan niet in alle culturen en zijn daarom uitvindingen van een bepaalde cultuur.
Niveau 2: Existentieel universeel: Deze psychologische processen bestaan in alle culturen, maar worden niet noodzakelijkerwijs gebruikt om hetzelfde probleem op te lossen en zijn niet in gelijke mate toegankelijk in verschillende culturen.
Niveau 3: Functioneel universeel: Deze psychologische processen bestaan in alle culturen en worden gebruikt om hetzelfde probleem op te lossen, maar zijn in verschillende mate toegankelijk voor mensen uit verschillende culturen.
Niveau 4: Universele toegankelijkheid: Deze psychologische processen bestaan in alle culturen, worden in alle culturen gebruikt om dezelfde problemen op te lossen en zijn in alle culturen in dezelfde mate toegankelijk.
Wat is het verschil tussen imitatief leren en emulatief leren?
Noem een voordeel en een nadeel van emulatief leren ten opzichte van imitatief leren.
Waar gaat de sociale hersenhypothese over?
Bij imitatief leren internaliseert de leerling een deel van de doelen en gedragsstrategieën van het model. Op deze manier kan het geleerde op dezelfde manier worden uitgevoerd als bij het rolmodel (de persoon die de actie uitvoert). Bij emulatief leren besteedt de leerling alleen aandacht aan de gebeurtenissen die rond het rolmodel plaatsvinden, in plaats van aan wat het rolmodel wil bereiken. De gedragsstrategieën die het rolmodel gebruikt, zijn hier niet opgenomen. Mensen die gebruik maken van emulatief leren bedenken zelf een strategie nadat ze via het model een idee hebben gekregen.
Een voordeel van emulatief leren is dat er geen sprake is van overimitatie. De persoon bedenkt zelf de meest effectieve manier om het geleerde in de praktijk te brengen, terwijl imitatief leren ook eventueel ineffectief of irrelevant gedrag incorporeert, als dat al aanwezig is. Een nadeel van emulatief leren is dat het geen toename van culturele informatie mogelijk maakt. Omdat de leermethode niet hetzelfde is, is er geen sprake van een betrouwbare, solide overdracht van informatie. Bij imitatief leren wordt het geleerde zeer nauwkeurig gerepliceerd, waardoor een basis ontstaat van waaruit nieuwe uitvindingen kunnen worden gedaan. Imitatief leren biedt, in tegenstelling tot emulatief leren, de mogelijkheid tot cumulatief leren.
De sociale hersenhypothese stelt dat de evolutie naar de grote omvang van de hersenen van primaten voortkwam uit het feit dat het sociale leven hoge cognitieve vaardigheden vereist. De primaten die het meest succesvol waren in het bewegen door het complexe, uitgebreide sociale netwerk hadden de grootste kans om partners en veilige bronnen te vinden en zichzelf en hun nakomelingen te beschermen.
Geef een voorbeeld van zowel een directe als een indirecte manier waarop de geografische omgeving een cultuur kan beïnvloeden.
In sommige culturen is fysieke aantrekkelijkheid belangrijker voor het vinden van een partner dan in andere culturen, waar andere eigenschappen (bijvoorbeeld gevoel voor humor of een hoge intelligentie) net zo belangrijk of zelfs belangrijker kunnen zijn. Is deze variatie in de waarde van fysieke aantrekkelijkheid een voorbeeld van een opgeroepen of overgedragen cultuur? Leg dit uit.
Wat is pluralistische onwetendheid? Hoe houdt dit fenomeen de cultuur in stand?
Een directe manier waarop geografie een cultuur kan beïnvloeden, is bijvoorbeeld via het soort voedsel dat beschikbaar is. Op plaatsen waar veel grote zoogdieren leven, is de jacht waarschijnlijk onderdeel van de cultuur en zorgt hij voor een groot deel van de voedselinname. Op plekken waar geen of weinig grote zoogdieren leven, zullen mensen uit de lokale cultuur niet of nauwelijks jagen en zullen ze op een andere manier aan hun voedsel moeten komen. Op indirecte wijze kan de fysieke omgeving van een cultuur ook de structuur en waarden van een samenleving beïnvloeden. Als de omgeving ruig is en de manier waarop voedsel wordt verzameld gevaarlijk is (bijvoorbeeld bij de jacht op grote dieren), zal er in de cultuur meer nadruk worden gelegd op mannelijkheid. Als de omgeving minder gevaarlijk is en voedsel gemakkelijker en veiliger wordt verzameld, zullen er minder stereotiepe genderrollen bestaan.
Dit is een voorbeeld van opgeroepen cultuur. De gehechtheid van fysieke aantrekkelijkheid aan een partner is een psychologisch proces dat in alle culturen aanwezig is, maar belangrijker is in culturen waar de gezondheid van mensen over het algemeen meer gevaar loopt. Fysieke aantrekkelijkheid betekent een goede gezondheid, en op plaatsen waar gezondheid een groot goed is, wordt hieraan meer waarde gehecht dan op plaatsen waar gezondheid als natuurlijker wordt gezien.
Pluralistische onwetendheid is de neiging van mensen om collectief de gedachten die het gedrag van anderen verklaren verkeerd te interpreteren. In veel situaties zeggen mensen niet wat ze werkelijk denken, maar wat ze denken dat wenselijk is. Het kan dus zijn dat een groep een bepaalde mening bij elkaar houdt omdat iedereen denkt dat de meerderheid het daarmee eens is, terwijl dit in werkelijkheid niet altijd zo is. Pluralistische onwetendheid is relevant voor het behoud van cultuur, omdat mensen meer worden beïnvloed door wat zij geloven en wat andere mensen denken, dan door wat anderen daadwerkelijk denken.
Er wordt veel (crosscultureel) psychologisch onderzoek gedaan door studenten. Dit leidt soms tot problemen met de ‘kracht’ van het onderzoek.
Wat wordt bedoeld met ‘macht’ en hoe kan een steekproef die voornamelijk uit studenten bestaat deze macht beïnvloeden?
Waarom zijn resultaten van intercultureel onderzoek met studenten vaak nuttig?
Bij het uitvoeren van enquêtes onder mensen uit verschillende culturen kunnen er verschillende responsbiases optreden. Twee mensen van gelijke lengte kunnen bijvoorbeeld de vraag beantwoorden: "Ben je lang?" anders, omdat ze zichzelf vergelijken met de mensen om hen heen. Hoe heet de responsbias die in dit geval optreedt?
Vooroordeel over aansprakelijkheid
Ontberingseffect
Referentiegroepeffect
Gematigdheid en extremiteitsbias
Welke drie stappen zijn nodig om een cultureel verschil te begrijpen? Geef bij elke stap een voorbeeld.
Wat is het verschil tussen manipulatie binnen de groep en manipulatie tussen groepen, en wat zorgt ervoor dat je voor beide typen gefundeerde conclusies kunt trekken uit de resultaten?
Wat is het voordeel van manipulatie binnen groepen vergeleken met manipulatie tussen groepen?
Power verwijst naar het vermogen van een onderzoek om een effect in de populatie waar te nemen dat daadwerkelijk aanwezig is. Studenten uit verschillende culturen lijken meer op elkaar dan niet-studenten uit verschillende culturen. Dit vergroot de kans dat een effect dat wel bestaat in de algemene bevolking niet wordt gevonden als de steekproef voornamelijk uit studenten bestaat, omdat deze niet altijd representatief zijn voor de algemene bevolking.
Bij crosscultureel onderzoek wordt vaak gebruik gemaakt van een steekproef die voornamelijk uit studenten bestaat. Als er een effect wordt gevonden tussen studenten uit verschillende culturen, betekent dit dat het effect in de totale bevolking waarschijnlijk nog groter zal zijn. Studenten lijken immers erg op elkaar, dus als er ook maar enige culturele variatie onder hen wordt aangetroffen, zal die variatie voor niet-studenten waarschijnlijk nog groter zijn.
3. Referentiegroepeffect - Een antwoord geven op basis van vergelijking met mensen in je directe omgeving is het gevolg van referentiegroepeffecten.
Ten eerste moet een bestaande theorie over mogelijke onderlinge variabelen van het cultuurverschil onderzocht en bestudeerd worden. Ten tweede moet bewezen worden dat er een onderliggend construct bestaat. Ten slotte moet de relatie tussen het gevonden culturele verschil en het onderliggende construct worden aangetoond. Deze stappen worden geïllustreerd in het volgende voorbeeld: een gevonden verschil tussen Amerikanen en Japanners is dat Japanners zich sneller schamen. Een leidende theorie stelt dat Japanners een groter gevoel van onderlinge afhankelijkheid hebben dan Amerikanen (stap 1). De wetenschappers die het verschil in schaamte onderzochten, voerden aan dat onderlinge afhankelijkheid leidde tot een grotere neiging tot schaamte. De tweede stap was om te bewijzen dat de Japanners inderdaad een groter gevoel van onderlinge afhankelijkheid hebben. Dit bleek het geval te zijn. Ten slotte werd aangetoond dat er een positieve correlatie bestaat tussen de mate van schaamte en de mate van onderlinge afhankelijkheid tussen zowel de Japanners als de Amerikanen.
Bij manipulaties tussen groepen ontvangen verschillende, willekeurig toegewezen groepen proefpersonen verschillende niveaus van de onafhankelijke variabele. Omdat de deelnemers in alle condities aan het begin van het onderzoek (door middel van willekeurige toewijzing) statistisch gelijk zijn, moet elk verschil in hun reacties of gedrag het gevolg zijn van manipulaties van de onafhankelijke variabele. Dit is immers het enige verschil tussen de twee voorwaarden. Bij manipulaties binnen de groep ontvangt elke proefpersoon meer dan één niveau van de onafhankelijke variabele. Er is dus geen sprake van willekeurige toewijzing, wat betekent dat alle deelnemers alle niveaus van de onafhankelijke variabele ontvangen. Verschillen in reacties kunnen wederom alleen worden toegeschreven aan de onafhankelijke variabele, omdat andere factoren constant worden gehouden (gecontroleerd) en de onafhankelijke variabele het enige is dat verandert.
Bij groepsmanipulatie is het voordeel dat de verschillende responsbias geen rol meer speelt. Elke voorwaarde wordt op elke proefpersoon toegepast en de proefpersoon heeft in elke voorwaarde dezelfde mogelijke responsbias. Bij deze vorm van manipulatie worden dus alle factoren (behalve de onafhankelijke variabele) gegarandeerd constant gehouden; de proefpersoon is niet alleen in elke conditie statistisch vergelijkbaar, maar ook volledig identiek.
Uit onderzoek naar afspraken over kinderen over slapen blijkt dat de meeste Noord-Amerikanen ervoor kiezen om hun kinderen al vanaf jonge leeftijd gescheiden van de ouders te laten slapen.
Welke drie principes hebben hen bij deze beslissing geleid?
Mensen uit andere culturen kiezen er vaak voor om de kinderen bij hun ouders te laten slapen. Noem twee principes die tot deze keuze kunnen leiden.
Wat is de bias van het zelfstandig naamwoord?
Is de vooringenomenheid van het zelfstandig naamwoord een universeel fenomeen? Wat betekent dat?
Welke drie opvoedingsstijlen onderscheidde Baumrind? Noem ze en geef van elk een beschrijving.
Ze lieten zich leiden door de volgende principes: het vermijden van incest, de seksuele en emotionele privacy van de ouders (het heilige paar) en het ideaal van autonomie (kinderen moeten vanaf jonge leeftijd onafhankelijk zijn).
Ze laten zich onder meer leiden door de volgende principes: bescherming van kwetsbaren (jonge kinderen worden 's nachts niet alleen gelaten) en vrouwelijke kuisheidsangst (meisjes mogen geen seksuele activiteiten ondernemen).
De voorkeur voor zelfstandige naamwoorden betekent dat jonge kinderen relatief meer zelfstandige naamwoorden dan werkwoorden gebruiken.
De voorkeur voor zelfstandige naamwoorden is geen universeel fenomeen en komt niet in alle culturen voor. Chinese kinderen maken bijvoorbeeld meer gebruik van werkwoorden dan van zelfstandige naamwoorden.
Autoritair ouderschap betekent dat er hoge eisen aan de kinderen worden gesteld, met strikte regels en weinig open gesprekken tussen het kind en de ouder.
Bij gezaghebbend ouderschap staat het kind centraal, benadrukken de ouders de volwassenheid van het kind en proberen zij het kind te begrijpen en zo vrij mogelijk te laten zijn.
Toegeeflijk ouderschap betekent dat de ouders zeer betrokken zijn bij het kind en veel genegenheid tonen. Er is weinig controle over het gedrag van de kinderen.
Volunteering: WorldSupporter moderators and Summary Supporters
Volunteering: Share your summaries or study notes
Student jobs: Part-time work as study assistant in Leiden


There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourism & Sports
Main study fields NL:
Add new contribution