Werkgroepopdrachten 2015/2016 Strafprocesrecht - UU
- 1742 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
De wetgever onderscheidt een achttal vragen die de rechter moet beantwoorden voor het geven van een eindbeslissing in een strafzaak. Welke vragen zijn dit en waar staan die in de wet?
Dient de rechter zijn beslissingen op de formele vragen in het vonnis te vermelden?
De verplichting om bepaalde beslissingen in het vonnis op te nemen en die beslissingen te motiveren heeft drie functies. Welke zijn dat?
a. Ten aanzien van bepaalde soorten verweren van de verdachte moet de rechter op grond van artikel 358 lid 3 Sv zijn beslissing hierop in het vonnis kenbaar maken. Om welke verweren gaat het?
b. Kan de rechter betogen van de verdediging die niet onder de in dit voorschrift genoemde verweren vallen, onbeantwoord laten?
Casus
A wordt vervolgd wegens het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door schuld (artikel 308 Sr). De tenlastelegging is geldig overeenkomstig artikel 261 Sv en omvat alle onderdelen van de delictsomschrijving. A zegt dat hij in een conflict van plichten verkeerde en de keuze voor zijn maatschappelijke plicht liet prevaleren boven zijn wettelijke plicht. Hij handelde proportioneel en subsidiair. De rechter aanvaardt dit verweer.
a. Kwalificeer het verweer.
b. Welke einduitspraak zal de rechter geven en dient hij zijn beslissing in het vonnis op te nemen en te motiveren? Geef de toepasselijke wetsartikelen.
Casus
Tijdens een gevecht op het Janskerkhof in Utrecht trekt Albert een mes en steekt daarmee Bertus, die ook met een mes zwaait, in de buik. Bertus overlijdt aan de verwonding. Albert staat terecht ter zake van doodslag. De tenlastelegging voldoet aan de eisen van artikel 261 Sv en bevat een feitsomschrijving waarin alle bestanddelen van artikel 287 Sr zijn verwerkt. De raadsman van Albert voert ter terechtzitting twee verweren: 1. Albert had geen opzet om Bertus te doden. 2. Albert handelde in noodweer.
De rechter acht geen van beide verweren aannemelijk. Moet hij de verwerping ervan in zijn vonnis uitdrukkelijk motiveren? Noem ook de relevante wetsbepalingen.
Lees het arrest HR 5 februari 1980, NJ 1980, 342 (Heroïne in de dakgoot) en beantwoord de onderstaande vragen schriftelijk en gemotiveerd.
a. Welke klacht voert de verdediging in het arrest Heroïne in de dakgoot aan tegen het arrest van het Hof?
b. Hoe wordt dit middel door de Hoge Raad beoordeeld?
c. Het Heroïne in de dakgoot-arrest is gewezen onder het oude artikel 359 Sv. Met ingang van 1 januari 2005 is artikel 359 Sv echter gewijzigd. Stel dat de rechter het verweer van de verdediging ook na 1 januari 2005 zou willen verwerpen. Welke eisen worden er sedert 1 januari 2005 door het wetboek en de jurisprudentie gesteld aan het verweer en de verwerping van zo’n verweer door de rechter? 259a Sv
Art. 348 Sv: Geldigheid dagvaarding, competentie rechter, ontvankelijkheid OvJ, redenen schorsing vervolging.
Art. 350 Sv: tenlastelegging bewezen, kwalificatie, strafbaarheid, strafsoort en strafkwantiteit.
Artikel 358 lid 1 Sv: ja, indien de rechtbank bv. de nietigheid van de dagvaarding uitspreekt.
Inscherping; zelfcontrole, neus op de feiten gedrukt;
Explicatie, aan direct betrokkenen;
Controle; HR moeten kunnen nagaan of het er deugdelijkheid aan te pas was gekomen => draagt bij aan de aanvaardbaarheid van de uitspraak.
a.
Verweren die betrekking hebben op de kwalificatie;
Verweren die betrekking hebben op een strafvermindering;
Verweren die betrekking hebben op een strafuitsluitingsgrond (dus zowel schulduitsluitings- en rechtvaardigingsgrond).
b. => indien uitdrukkelijk onderbouwde standpunten: hij moet met redenen geven in het vonnis.
a. Overmacht (art. 40 Sr) in de zin van noodtoestand, het is een rechtvaardigingsgrond => wederrechtelijkheid van verdachte. Het bestanddeel schuld is ruimer dan het element: keuze tussen wettelijke en maatschappelijke plicht. De zwaarste plicht moet zwaarder wegen. Het is een strafuitsluitingsgrond.
b. De rechter komt tot vrijspraak omdat de wederrechtelijkheid onderdeel is van het delict (het is een culpoos delict). Culpa = bestanddeel => rechtvaardigingsgrond (kan niet een bestanddeel ‘bewijzen’) dus gaat het over vraag 1 van artikel 350 Sv en dus volgt vrijspraak volgens art. 352 lid 1 Sv. Beslissing moet worden opgenomen ex art. 358 lid 2 Sv. Het moet ook gemotiveerd worden ex art. 359 lid 2 eerste volzin Sv.
De opzet is hier een bewijsverweer, dus die verwerping hoeft niet uitdrukkelijk gemotiveerd te zijn als het niet om een Uitdrukkelijk Onderbouw Standpunt (HR Alibi+ Hennepkwekerij) gaat. Omvang van motiveringsplicht: art. 359 lid 2 tweede volzin Sv telt hier niet omdat het niet met argumenten is omkleed + HR Hennepkwekerij (algemene regels te geven ten aanzien van de motiveringsplicht RO 3.8.4). Noodweer is een strafuitsluitingsgrond en daarop moet wel met motivatie worden gereageerd ex 358 lid 3 Sv. Het moet ook gemotiveerd worden ex 359 lid 2 eerste volzin Sv.
a. Verdachte voert het verweer dat de huisgenoot net zo goed de heroïne in hun dakgoot kan hebben verstopt. Het Hof heeft hier niet op gereageerd. Meer en Vaart situatie (bewijs dat niet in strijd is met de bewijsmiddelen maar wel met de tenlastelegging alternatieve situatie). De bewezenverklaring is met het scenario in strijd, niet uitgesloten dat die het daar heeft neergelegd. Dit is een van de verweren waarvan de wet zegt dat de rechter hierop moet reageren. Mag niet zomaar aan dit bewijs voorbijgaan.
Alternatief scenario ook mogelijk (kamergenoot kon het ook doen): ‘nee en waar’ verweer
b. HR is het ermee eens dat Hof het verweer enkel gemotiveerd mocht verwerpen en vernietigt het arrest
c. Reponsieplicht Motiveringsverplichting bij nadrukkelijk onderbouwde standpunten volgens art. 359 lid 2 tweede volzin Sv. “De nadere motivering dient in te houden dat het naar voren gebrachte doch door de rechter niet aanvaarde standpunt in de uitspraak beargumenteerd wordt weerlegd.”(RO 3.8.2, citaat in AG RO 13 Alibi). Het hoeft alleen als de rechter afwijkt van het onderbouwde standpunt en de omvang van de responsieplicht is afhankelijk van de aard van het onderwerp en de mate waarin wordt afge-weken, niet op ieder detail hoeft te worden ingegaan en een verwerping kan uit de bewijsmiddelen volgen.
Werkgroepuitwerkingen van het vak Kernvak Strafrecht 2 aan de Universiteit Utrecht, 2015/2016.
Dit vak is het oude curriculum, het nieuwe curriculum omvat het vak Strafprocesrecht in blok 4, maar de behandelde onderwerpen zijn vergelijkbaar.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1716 |
Add new contribution