Oriëntatievak: Grondslagen van het Recht - Recht - UL - B1 - Oefenmaterialen
- 2422 reads
In zijn boek Phaedo voert Plato (427-347 v. Chr.) zijn leermeester Socrates (470-399 v. Chr.) op. Socrates zegt hier: 'Het komt mij namelijk zo voor, dat als er nog iets anders schoon is dan het Schone-zelf, dat het dan door geen enkele andere oorzaak schoon is dan doordat het deelheeft aan dat Schone. En zo ook in alle andere gevallen'.
Hoe wordt dit denken, dat ook wordt gezien als filosofische basis van het natuurrecht, aangeduid?
Rationalistisch natuurrecht, omdat de Idee van het Schone te kennen is met de rede.
Idealisme, Socrates refereert aan een wereld van zuivere en onveranderlijke ideeën.
Teleologie, omdat de nadruk ligt op doel en oorzakelijkheid.
Realisme, Socrates refereert aan de zintuiglijke wereld en het bestaan daarin van schoonheid.
Volgens de auteurs van Legaliteit en legitimiteit heeft de Oostenrijkse rechtspositivist Hans Kelsen (1881-1973) gedegen kritiek op het natuurrecht geformuleerd. Welk van onderstaande kritieken op het natuurrecht is niet afkomstig van Kelsen?
Natuurrechtelijke beginselen kunnen niet worden gelegitimeerd, omdat het bij normatieve principes gaat om gevoel.
Natuurrechtsdenkers halen 'Sein' en 'Sollen' ten onrechte door elkaar, zij stappen van het zijn naar het moeten.
Natuurrechtelijke beginselen zijn niet opgetekend, waardoor zij geen goede toets vormen voor het positieve recht.
Natuurrechtsdenkers omarmen 'Leerformeln', dit zijn inhoudsloze frasen die geen enkele praktische waarde bezitten.
Wat vormt volgens de auteurs van Legaliteit en legitimiteit de normatieve grondslag van het cultuurrecht?
De notie van menselijke waardigheid zoals opgenomen in mensenrechtenverdragen.
Spontane en evolutionaire ordening van rechtsordes, zoals Hayek beschrijft.
De wenselijkheid van een meer bescheiden natuurrecht, zoals Perelman beschrijft.
Consensus over basiswaarden van westerse rechtsstaten.
Het ideaal van de rechtsstaat is een reactie op de overtuiging, zo welsprekend verwoord door Lord Acton, dat:
‘Those who forget history are condemned to repeat it.’
‘Democracy is the worst form of government, except for all the others.’
‘All power tends to corrupt; absolute power corrupts absolutely’.
‘Life is a perpetual contention for honour, riches, and authority.’
Het humanistische verlichtingsideaal zorgt ervoor dat ook in de moderne tijd de eenheid van mens en maatschappij overeind blijft. Kenmerkend voor het constitutionele denken van de moderniteit is immers:
Dat men de gedachte van het humanistische beschavingsideaal ook heeft vertaald naar het staatkundige: net als de mens als individu zich bepaalde beperkingen kan opleggen en daarmee beantwoordt aan zijn zedelijk ideaal, kan de mens als collectief zich bepaalde beperkingen opleggen.
De gedachte dat een constitutie bestaat uit mensen.
Dat de inhoud van grondwettelijke bepalingen wordt bepaald door het ethos, het karakter van een volk.
Dat de mens als Prometheus de plaats van de goden in kan nemen, waardoor rechtsstatelijke beperkingen op de macht van de staat niet meer nodig zijn. Engelen en goden hebben immers geen regering nodig, zoals James Madison al opmerkte.
Wat is volgens de auteurs van Legaliteit en legitimiteit de kern van het legaliteitsbeginsel?
Lex iniusta non est lex (een onrechtvaardige wet is geen wet).
De staat wordt gebonden aan het recht, om de vrijheid van haar inwoners te bevorderen.
Het recht dient zich zoveel mogelijk aan te passen aan individuele gevallen.
Door het recht te codificeren kan beter worden voldaan aan de eisen van het ascetisme.
Welk antwoord is juist?
Het EHRM stelt in de Refah-zaak de volgende eisen aan politieke partijen in een democratie:
Partijen dienen intern democratisch georganiseerd te zijn en democratische doelen te hebben.
Partijen dienen de rechtsstaat te respecteren en moeten deze waarden onderschrijven in hun verkiezingsprogramma.
Partijen moeten democratische en legale middelen gebruiken en hun doelen moeten in overeenstemming zijn met fundamentele democratische principes.
Partijen moeten intern democratisch georganiseerd zijn en het secularisme onderschrijven.
Welke kritiek uit de auteur van Weerbare democratie op de uitspraak in de Refah-zaak?
Het EHRM moet zich niet bezighouden met partijverboden.
Het EHRM geeft een verkeerde interpretatie van het sharia-recht.
Het EHRM zou zich niet uit moeten laten over de juiste interpretatie van het sharia-recht.
Het EHRM had, gelet op art. 11 van het EVRM, nooit mogen instemmen met het verbod op de Refah-partij.
De Duitse politicoloog en jurist Karl Loewenstein maakte in de jaren dertig de analyse dat de democratieën ‘militant’ (weerbaar) moesten worden. Hoe kwam hij tot die conclusie?
Democratieën zijn inefficiënte systemen die problemen niet goed aanpakken.
De kwaliteit van de besluitvorming in democratieën moet omhoog.
De democratie kent een aantal inherente zwakheden, zoals misbruik van democratische rechten, die verstevigd moeten worden.
Democratieën moeten meer investeren in hun legers en zich minder pacifistisch opstellen.
In hoofdstuk 3 van Legaliteit en legitimiteit verwijzen de auteurs naar een uitspraak van de Belgische schrijver Van Reybrouck. Wat vinden de auteurs van Van Reybroucks uitspraken?
De auteurs laken de uitspraak van Van Reybrouck omdat zij een voorbeeld is van een twijfelachtige, non-kritische houding.
De auteurs laken de uitspraak van Van Reybrouck omdat zij getuigen van onwetendheid van de westerse cultuur.
De auteurs prijzen de uitspraak van Van Reybrouck omdat zij een voorbeeld is van morele bescheidenheid.
De auteurs prijzen de uitspraak van Van Reybrouck omdat zij een voorbeeld is van doortastende religiekritiek.
Welke stelling is juist?
Herodotes zei dat de mens, wanneer hij zou kunnen kiezen tussen alle beschikbare morele zeden en gewoonten, hij zou proberen daar de beste uit te kiezen, die niet noodzakelijkerwijs zijn eigen zeden en gewoonten hoeven te zijn.
Protagoras zei dat de mens de maat van alle dingen is, en dat er om die reden gesproken kan worden van handelingen die van nature moreel juist of onjuist zijn.
Montaigne pleitte voor tolerantie, omdat hij de wens had om bescheiden te zijn en er niet vanuit ging dat hij iets wist. De grootste en mooiste dingen zijn door de natuur voortgebracht, dus ook de ‘wilde’ mens moet geaccepteerd worden.
Sumner was van mening dat rechten nooit ‘natuurlijk’ kunnen zijn, waardoor hij het natuurrecht zou verwerpen, maar wel degelijk bereid zou zijn de universaliteit van mensenrechten te accepteren die we, zo nodig, aan anderen op mogen leggen.
Volgens de auteurs van Legaliteit en legitimiteit is universaliteit onontbeerlijk omdat:
Tolerantie jegens intoleranten een van de belangrijkste waarden van onze cultuur is en in stand moet worden gehouden.
Het universalisme ervoor zorgt dat er opgetreden kan worden tegen mensen als Eichmann, ook wanneer zij vertolkers van de waarden van hun cultuur waren. Men kan grote ontsporingen pas veroordelen als men de notie van mores die niet aan een bepaalde groep zijn gebonden, overeind houdt.
Het universalisme alle culturele normen en waarden die cultuurrelativisten aanhangen, verbindt. Zo worden cultuurrelativisten als universalisten verbonden, wat de mensenrechten ten goede komt.
Het cultuurrelativisme per definitie onjuist is, omdat het wel het bestaan van universele mensenrechten erkent, maar stelt dat deze niet hoeven te worden gewaarborgd als het niet in overeenstemming met een bepaalde cultuur is.
De auteurs van Legaliteit en legitimiteit sommen een aantal elementen van het cultuurrelativisme op. Welk van de volgende elementen hoort daar niet bij?
Absolute waarden en waarheden bestaan niet.
Men dient redenen te kunnen geven voor een moreel standpunt, en dit standpunt moet consistent zijn.
Moraal is een onderdeel van de cultuur.
Moraal is afhankelijk van cultuur.
Van wie stamt het citaat: “Folkways are always right”?
Ruth Benedict.
Edward Westermarck.
William Graham Sumner.
Robert Bork.
Welke uitspraak over het Ontwerp van de Staatsregeling voor het Bataafsche Volk uit 1798 is juist?
Een belangrijk oogmerk van de Staatsregeling is beveiliging van persoon, leven, eer en goederen.
De Staatsregeling wijkt sterk af van de filosofie van Rousseau door de Wet tot “de wil van het geheele maatschappelijk Lichaam” te verklaren.
In de Staatsregeling veel waarde gehecht aan het beschermen van adellijke voorrechten.
De inhoud en strekking van de Staatsregeling valt eigenlijk niet goed in de toenmalige tijdgeest te plaatsen.
Wat wordt in Legaliteit en legitimiteit niet als belangrijk kenmerk van de grondslagen van een moderne rechtsorde opgesomd:
De ontwikkeling van Heilige Schrift naar de Rede.
Het contract als basis van het samenleven.
De ontwikkeling van de cohesie tussen recht en samenleving naar het individuele zelfbehoud.
De ontwikkeling van monotheïsme naar polytheïsme.
‘De nieuwe tijd wordt gekenmerkt door de intrede van de homo equalis’, aldus de auteurs van Legaliteit en legitimiteit. Wat wordt hiermee bedoeld?
De gelijkheid voor de wet.
De oude maatschappijen waren gebaseerd op de standen en dit werd door de intrede van de homo equalis opgeheven.
De aristocratie werd weer in ere hersteld.
De geestelijkheid werd afgeschaft.
Hoe zag Plato de status van ideeën?
Als zintuiglijke indrukken.
Als beelden die we opbouwen op basis van informatie van al onze zintuigen.
Als fantasievoorstellingen die de mens spontaan kan verzinnen.
Als modellen van perfectie die we niet afleiden uit de zintuigelijke waarneming.
Wat is kenmerkend voor de visie van Francis Fukuyama op de geschiedenis?
Geschiedenis ziet hij als ideologie-geschiedenis; het liberalisme heeft “gewonnen.”
De geschiedenis heeft geen zin, geen doel, maar we moeten als mensen wel strijden voor liberalisme.
De geschiedenis wordt bepaald door materiële factoren en het liberalisme genereert de meeste welvaart.
De geschiedenis is, net als het menselijk leven, zinloos.
Wat betekent “onschendbaarheid” als grondwettelijke norm voor de koning?
Hij kan niet strafrechtelijk worden vervolgd wanneer hij een strafbaar feit pleegt.
Hij kan niet politiek verantwoordelijk worden gehouden voor het beleid.
Hij kan niet iets doen waardoor de monarchie als instituut wordt afgeschaft.
Hij kan niet worden beledigd door een cartoonist, cabaretier of satirist.
Waar lijkt volgens Legaliteit en Legitimiteit secularisatie nuttig?
In de wetenschap, in de staat en in de maatschappij.
In de wetenschap, in de staat, maar niet in de maatschappij.
In de staat, in de maatschappij, maar niet in de wetenschap.
In de maatschappij, in de wetenschap, maar niet in de staat.
Wat bepaalde het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Lautsi I (2009)?
Het ging over de sharia. Die mocht niet worden geaccepteerd als vorm van rechtspraak.
Het ging over de sharia. Die mocht wel worden geaccepteerd als vorm van rechtspraak binnen een religieuze gemeenschap.
Het ging over crucifixen aan de muur van Italiaanse openbare scholen. Die mochten blijven hangen.
Het ging over crucifixen aan de muur van Italiaanse openbare scholen. Die moesten worden weggehaald.
Wat is in het hoorcollege over cultuurrelativisme en universalisme getypeerd als “cultuuruniversalisme”?
De stelling dat westerse waarden een universele betekenis wordt toegekend.
De stelling dat er bepaalde waarden zijn die nooit, nergens en onder geen omstandigheid mogen worden geschonden.
De stelling dat voor alle waarden geldt dat zij een universele gelding hebben.
De stelling dat alle waarden die een verdragsrechtelijke of mensenrechtelijke status hebben gekregen universele gelding hebben.
“We distinguish moral positions from emotional reactions, not because moral positions are supposed to be unemotional or dispassionate – quite the reverse is true – but because the moral position is supposed to justify the emotional reaction, not vice versa”.
Van wie stamt deze uitspraak (of wie zou dat kunnen hebben gezegd)?
Hans Kelsen.
Gustav Radbruch.
Ronald Dworkin.
John Austin.
“Wat immers aan elke staat rechtvaardig en schoon toeschijnt, is het ook voor die staat”.
Van wie stamt deze uitspraak en voor welke intellectuele positie in het debat acht u deze uitspraak kenmerkend?
Van Protagoras; en deze is kenmerkend voor cultuuruniversalisme.
Van Protagoras; en deze is kenmerkend voor cultuurrelativisme.
Van Socrates; en deze is kenmerkend voor natuurrechtsdenken
Van Socrates; en deze is kenmerkend voor rechtspositivisme.
De uitdrukking ‘van god naar volk’ als de ultieme grond en begrenzing van de rechtsorde impliceert
De groei van het atheïsme.
De groei van het polytheïsme.
Het ontstaan van de moderne democratie.
Het ontstaan van de multiculturele samenleving.
De auteurs van Legaliteit en legitimiteit stellen dat de moderniteit en daarmee de moderne rechtsorde gepaard gaat met een nieuw mensbeelD. Wat is het meest kenmerkende van dit nieuwe mensbeeld?
De mens wordt als een gevaarlijk dier opgevat.
De mens wordt als een engelachtig wezen opgevat.
De mens wordt als een economisch wezen opgevat.
De antropologische onbepaaldheid van de mens: niemand weet waar het met de mens naartoe gaat.
‘Het is geen toeval dat de afkondiging van de mensenrechten samenvalt met de geboorte van de democratische rechtsstaat.’, zo stellen de auteurs van Legaliteit en legitimiteit in hoofdstuk 5. Welk van onderstaande argumenten wordt niet als verklaring voor deze stelling gegeven?
Een democratie vooronderstelt de soevereiniteit van het volk, wat op zijn beurt mensenrechten impliceert.
Mensenrechten zijn de waarborgen voor het functioneren van de democratie en de democratie is de enige waarborg voor het realiseren van de mensenrechten.
Democratie en mensenrechtencultuur vormen tezamen de ultieme begrenzing van ‘de politiek’ (publieke ruimte) waarvan het burgerschap de ratio en het wezen is.
In een moderne wereld zou een democratie zonder mensenrechten en ook omgekeerd mensenrechten zonder democratie niet mogelijk zijn.
‘Het mensbeeld van de verlichting vormt de structuur van het mensbeeld dat aan de mensenrechten ten grondslag ligt.’, zo stellen de auteurs van Legaliteit en legitimiteit in hoofdstuk 5. Dit mensbeeld van de Verlichting kent drie universele aspecten, te weten:
Mensen zijn heteronome subjecten en tegelijkertijd rationele wezens die behoefte hebben aan lichamelijke en geestelijke bescherming tegenover de (overheids)machten.
Mensen zijn heteronome subjecten en tegelijkertijd irrationele wezens die behoefte hebben aan lichamelijke en geestelijke bescherming tegenover de (overheids)machten.
Mensen zijn autonome subjecten en tegelijkertijd rationele wezens die behoefte hebben aan lichamelijke en geestelijke bescherming tegenover de (overheids)machten.
Mensen zijn autonome subjecten en tegelijkertijd irrationele wezens die behoefte hebben aan lichamelijke en geestelijke bescherming tegenover de (overheids)machten.
‘Het EVRM is (…) een belangrijk keerpunt in de politieke en juridische geschiedenis’, zo stellen de auteurs van Legaliteit en legitimiteit in hoofdstuk 5. Waarom is dit volgens hen het geval?
Het EVRM is het verdrag waarbij voor de eerste keer de mensenrechten als de hoogste categorie van juridisch bindende en toetsbare normen functioneren, waaraan de democratie ondergeschikt is.
Het EVRM is het verdrag waarbij voor de eerste keer alle westerse staten partij zijn, zodat het recht van het EVRM als grondslag en grens van de macht van de politieke machthebbers van die staten functioneert.
Het EVRM is het verdrag waarbij voor de eerste keer de mensenrechten als de hoogste categorie van juridisch bindende en toetsbare normen functioneren.
Het EVRM is het verdrag waarbij voor de eerste keer alle Europese staten partij zijn, zodat het recht van het EVRM als grondslag en grens van de macht van de politieke machthebbers van die staten functioneert.
B. Idealisme, Socrates refereert aan een wereld van zuivere en onveranderlijke ideeën.
C. Natuurrechtelijke beginselen zijn niet opgetekend, waardoor zij geen goede toets vormen voor het positieve recht.
D. Consensus over basiswaarden van westerse rechtsstaten.
C. ‘All power tends to corrupt; absolute power corrupts absolutely’.
A. Dat men de gedachte van het humanistische beschavingsideaal ook heeft vertaald naar het staatkundige: net als de mens als individu zich bepaalde beperkingen kan opleggen en daarmee beantwoordt aan zijn zedelijk ideaal, kan de mens als collectief zich bepaalde beperkingen opleggen.
B. De staat wordt gebonden aan het recht, om de vrijheid van haar inwoners te bevorderen.
C. Partijen moeten democratische en legale middelen gebruiken en hun doelen moeten in overeenstemming zijn met fundamentele democratische principes.
C. Het EHRM zou zich niet uit moeten laten over de juiste interpretatie van het sharia-recht.
C. De democratie kent een aantal inherente zwakheden, zoals misbruik van democratische rechten, die verstevigd moeten worden.
A. De auteurs laken de uitspraak van Van Reybrouck omdat zij een voorbeeld is van een twijfelachtige, non-kritische houding.
C. Montaigne pleitte voor tolerantie, omdat hij de wens had om bescheiden te zijn en er niet vanuit ging dat hij iets wist. De grootste en mooiste dingen zijn door de natuur voortgebracht, dus ook de ‘wilde’ mens moet geaccepteerd worden.
B. Het universalisme ervoor zorgt dat er opgetreden kan worden tegen mensen als Eichmann, ook wanneer zij vertolkers van de waarden van hun cultuur waren. Men kan grote ontsporingen pas veroordelen als men de notie van mores die niet aan een bepaalde groep zijn gebonden, overeind houdt.
B. Men dient redenen te kunnen geven voor een moreel standpunt, en dit standpunt moet consistent zijn.
C. William Graham Sumner.
A. Een belangrijk oogmerk van de Staatsregeling is beveiliging van persoon, leven, eer en goederen.
D. De ontwikkeling van monotheïsme naar polytheïsme.
B. De oude maatschappijen waren gebaseerd op de standen en dit werd door de intrede van de homo equalis opgeheven.
D. Als modellen van perfectie die we niet afleiden uit de zintuigelijke waarneming.
A. Geschiedenis ziet hij als ideologie-geschiedenis; het liberalisme heeft “gewonnen.”
B. Hij kan niet politiek verantwoordelijk worden gehouden voor het beleid.
B. In de wetenschap, in de staat, maar niet in de maatschappij.
D. Het ging over crucifixen aan de muur van Italiaanse openbare scholen. Die moesten worden weggehaald.
B. De stelling dat er bepaalde waarden zijn die nooit, nergens en onder geen omstandigheid mogen worden geschonden.
C. Ronald Dworkin.
B. Van Protagoras; en deze is kenmerkend voor cultuurrelativisme.
C. Het ontstaan van de moderne democratie.
D. De antropologische onbepaaldheid van de mens: niemand weet waar het met de mens naartoe gaat.
A. Een democratie vooronderstelt de soevereiniteit van het volk, wat op zijn beurt mensenrechten impliceert.
C. Mensen zijn autonome subjecten en tegelijkertijd rationele wezens die behoefte hebben aan lichamelijke en geestelijke bescherming tegenover de (overheids)machten.
C. Het EVRM is het verdrag waarbij voor de eerste keer de mensenrechten als de hoogste categorie van juridisch bindende en toetsbare normen functioneren.
a ook goed gerekenD. (Het EVRM is het verdrag waarbij voor de eerste keer alle Europese staten partij zijn, zodat het recht van het EVRM als grondslag en grens van de macht van de politieke machthebbers van die staten functioneert.)
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2160 |
Add new contribution