Doet er niet per se toe, of de consequenties echt zijn, dat wel.
Consequenties zijn echt … interdependente keuzes
Gedrag is f(Persoon x Situatie)
Persoonlijkheidstest
Persoon: Sociale waarde oriëntatietest (SWO): punten verdelen tussen jezelf en een ander die je niet kent en ook nooit leert kennen. Drie oriëntaties: pro-sociaal (alles gelijk, iedereen evenveel), individualistische (jezelf het meest, maar ander niet per se het minste, hoogste voor jezelf), competitief (ook individualist, maar dan moet de ander het minste hebben).
SWO is voorspellend voor:
- Concessies doen bij onderhandelingen
- Zelfopoffering voor partner in relatie
- Milieugedrag
- Verkeersgedrag
- Donaties aan derde wereld, gezondheidsdoelen
- Coöperatie binnen en tussen groepen = wat de sociaalpsychologen belangrijk vinden
Persoon: SWO als:
- Selectie-instrument: welke persoonlijkheid is het meest geschikt voor de binnendienst of voor de buitendienst van een commercieel bedrijf. --> wie wil je waar
- Afname van het meetinstrument: wat zouden redenen kunnen zijn om deze 9 items inconsistent in te vullen.
Waarom zou je je consistent gedragen als je niet weet wie de "ander" is --> het hangt dus af van de situatie.
Sociale categorisatie
Wat uitmaakt is hoe de ander met je verbonden is:
Entitativity: gelijkheid, nabijheid, lotsverbondenheid
Mensen kunnen zich op verschillende niveaus categoriseren (multi-level (nested))
Individu binnen een groep, binnen een grotere groep. (psycholoog - sociaal-psycholoog - psychologen)
- Grote groep: collectieve categorisatie
- Midden groep: subgroep categorisatie (minder ingroep-outgroep categorisatie)
- Individu: persoonlijke categorisatie
Niveau van categoriseren kan op een dag meerdere keren verschillen.
Ook: gedeeld groepslidmaatschap (crosscategorisatie) --> lid van meerdere kleinere groepen
Gedeeld lidmaatschap: warme/koude kant --> bij testament of families
SWO: pro-socialen maken meer onderscheid tussen ingroep en outgroep dan individualisten. Maken meer verschillen.
- Pro-socialen zijn meer coöperatief jegens leden van de ingroep dan jegens leden van de outgroep.
- Individualisten zijn minder coöperatief, ongeacht ingroep/outgroep lidmaatschap
Verschillende kijken door verschillende typen psychologen (sociaal of persoonlijkheids-psycholoog)
Niveau van sociale categorisatie - identificatie
Niet alleen: wie voelen zich gelijk, nabij? Maar ook: hoe worden de schaarse middelen verdeeld? (lotsverbondenheid).
Coöperatief naar de mensen waar jij je mee verbonden voelt.
Multi-level:
Binnen secties:
Wetenschappelijke specialisaties, INDIV --> weinig uitwisseling tussen INDIV --> meer aandacht voor INDIV dan voor groepsbelang --> gebrekkige samenwerking BINNEN groep.
Tussen secties:
Wetenschappelijk specialisatie als GROEP --> weinig uitwisseling met andere GROEPEN
--> ingroep identificatie
--> outgroep 'verwerping'
--> meer gericht op ingroep dan op collectief --> gebrekkige samenwerking TUSSEN groepen
Interventies op meerdere sporen
Als je iets opdeelt en je zegt de een maakt het ene deel en de andere maakt het andere deel, dan krijg je interventies die haaks op elkaar staan.
Sociale vergelijkingstheorie(!!!)
Twee basale motieven van de mens: weten hoe het zit & weten of ik oke ben
- Informatie motief: accurate info
- Sociale validatie motief: OK zijn, erbij horen
Botsen vaak en mensen vinden sociale validatie belangrijker.
--> veel termen (groupthink, ingroep/outgroep bias)
Slagen is door jezelf, falen door de omgeving
Uitvergroot op groepsniveau (wij vs zij)
Sociale validatie motief vaak belangrijker:
- Ik <--> andere personen
- Self-serving causal attributions
- Downward social comparison
- Self-evaluation maintenace (SEM) bij upward comparison
- Ik <--> andere personen <--> Ingroep
- Optimal distinctiveness (assimilatie/differentiatie)
- Ik <--> Ingroep <--> andere groepen
- Group-serving causal attributions
- Social creativity
- Birging (basking in reflected glory)
- Corfing (cutting of reflected failure)
Erbij willen horen
Individualisten | Collectivisten |
Independence | Interdependence |
Member-centerd | Group-centerd |
Personal identity | Social identity |
Uniqueness (ik ben ik) | Conformity (ik hoor bij) |
Exchange relation | Communal relation |
Norm of reciprocity (oog om oog) | No norm of reciprocity |
Egocentric | Socialcentric |
Equity norm | Equality norm |
No ingroep favoritism | Ingroep-outgroep distinction |
Groepslidmaatschap bevorderd niet altijd het welzijn
Bijv: studentenlidmaatschappen
- Social media --> lid van heel veel groepen
- Beter om er bij te horen dan er niet bij te horen, maar lid niet altijd goed
Sociale buitensluiting
Fundamentele behoeften in het geding:
- Erbij horen (need to belong)
- Controle - bij buitensluiten geen controle
- Eigenwaarde - geen gevoel van OK zijn
- Zinvol bestaan - sociale buitensluiting geeft mensen het beeld hoe het zou zijn als ze niet bestaan.
Pijnregio's in de hersenen, bij sociale uitsluiting worden dezelfde gebieden in de hersenen geactiveerd als bij fysieke pijn, ook bij het zien van sociale buitensluiting (ook online).
Je voelt sociale pijn wanneer sociale buitensluiting gebeurt:
- Op internet/in chat-sessies
- Onbedoeld/niet opzettelijk
- Door de outgroep
- Door de mensen die je haat
- Door computerprogrammering
Sociale pijn kan worden verzacht door (1) aspirine en (2) wanneer je geld krijgt. Haalt niet weg dat de sociale buitensluiting wel is gebeurd.
Sociale Uitwisselingstheorie
R | Huidige situatie, relatie/lidmaatschap in (her)overweging |
CL | Comparison Level, wat kan je redelijkerwijze van R verwachten |
CL alt | Comparison Level of alternatives, wat kan je van beschikbare alternatieven* verwachten |
*= alternatieven = andere relatie/ander lidmaatschap of geen relatie/lidmaatschap
Situaties
Afhankelijkheid = geen betere alternatieven (!!!)

1. je bent afhankelijk, maar het kan niet beter. Maar je bent wel tevreden (R is hoger dan CL) Geen probleem.

4: geen probleem. Je bent niet tevreden, maar er is iets beters/

2. Interessant voor groepsdynamica: het is goed (R boven CL), maar er is iets beter (SecondLove reclames). Dit hou je niet lang uit. Zoeken naar een excuus om afstand te nemen van R en door te gaan met CL alt.

3. Interessant voor groepsdynamica. Je wenst dit niemand toe. Je bent ontevreden, maar je kan niet weg. Er zijn geen alternatieven (afhankelijk). Hou je ook niet lang voor. Waarom ben ik zo ontevreden (hoge CL). Cognitief herstructureren om dissonantie op te lossen.
H4
Wie sluit zich aan bij een groep? Hangt af van:
- Persoonlijkheid
- Sekse
- Sociale motivatie
- Need for affiliation
- Need for intimacy
- Need for power
- Sociale angst en hechtingsstijl
- Attitudes, ervaringen en verwachtingen
Wanneer sluit je je aan bij een groep:
- Sociale vergelijking
- Veiligheid in aantallen
- Sociale steun
- Inclusieve steun: steun doordat je bij een groep hoort
- Emotionele steun: het gevoel dat andere om je geven
- Informationele steun: het gevoel dat anderen je advies geven/begeleiden
- Instrumentele steun: het gevoel dat anderen je concrete bronnen willen geven (geld/vervoer)
- Spirituele steun: steun doordat je betekenis probeert te geven aan wat je hebt meegemaakt
Wat zorgt voor groepsverband:
- Nabijheid: groep willen vormen met mensen die dichtbij je staan
- Uitbreiding: groepen hebben de neiging om zich uit te breiden
- Gelijkenis: mensen hebben de neiging zich aan te sluiten bij mensen die op hen lijken
- Complementariteit: de neiging je aangetrokken te voelen tot mensen die verschillen van jou (jou kunnen aanvullen)
- Opmerking: of gelijkenis of complementariteit belangrijk is, verschilt per situatie.
- Wederkerigheid (reciprociteit): mensen mogen individuen die hen ook mogen (werkt ook andersom)
- Minimax principe: de neiging groepsleden te prefereren die ons een maximaal aantal gewaardeerde beloningen kunnen geven, voor zo min mogelijk kosten.
Add new contribution