Samenvatting verplichte stof deel 2

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

0. Inleiding

 

Ons leven verandert voortdurend, door het constante proces van verandering in onze hersenen. Alle digitale media, zoals computers en smartphones, hebben hier hun eigen invloed op. Zo gebruiken jongeren in Amerika digitale media maar liefst 7,5 uur per dag. Vergelijkbare cijfers zijn in een Duits onderzoek gevonden. De televisie was al jaren en is nog steeds het meest populaire digitale medium. In 2009 keken de Amerikaanse jongeren bijna vierenhalf uur per dag televisie (de Duitse jongeren 3,5 uur). De hoeveelheid tijd die jongeren doorbrengen met digitale media moet ons volgens Spitzer grote zorgen baren. Dat is voor hem de aanleiding geweest dit boek te schrijven.

 

Waar ligt het probleem?

Doordat we onze hersenen gebruiken, veranderen deze voortdurend. Alles was we doen en zintuiglijk waarnemen laat een geheugenspoor in onze hersenen achter. Op deze manier zijn je hersenen altijd en overal bezig met leren. Ook op momenten dat iemand digitale media gebruikt, leert ons brein en worden er geheugensporen gevormd. Dit past niet bij de bestaande theorieën over de evolutie van ons brein.

 

Wie het denken uitbesteedt, wordt nooit een expert

Steeds meer van de dingen die je zou moeten onthouden, worden opgeslagen met behulp van digitale media. We hoeven geen routes meer uit te stippelen, dit doet een TomTom voor je. We hoeven geen telefoonnummers te onthouden, dit doet je smartphone al. En ga zo maar door. Wat je wilt weten, is een in enkele seconden te vinden op Google. Steeds minder hoeven we zelf dingen te verzinnen.

 

Het is belangrijk zelf op zoek te gaan naar kennis, zelf te ondervinden en zelf te denken, in plaats van je antwoord te zoeken bij professionals. Je leert door te doen, door fouten te maken, door dingen mee te maken. Je moet leren je hersenen te gebruiken als geheugenopslag.

 

Bij digitale dementie gaat het erom dat we, en in het bijzonder de jongeren, steeds meer vergeetachtig lijken te worden. We vertrouwen te veel op digitale media en gebruiken ons eigen hoofd te weinig. We hebben niet meer door dat centimeters niet hetzelfde zijn als inches, we letten er niet meer op dat een uitkomst op een rekenmachine van 2 + 1 nooit 300 kan zijn. Dit zorgt voor onnodige fouten.

 

Voorgoed van gisteren, romantisch, digibeet?

Maar als het allemaal zo slecht is, waarom maken we dan gebruik van computers, smartphones en andere digitale media? Omdat het snel is. Het neemt ons werk uit handen. Een probleem is wel dat er een verslavende werking kan uitgaan van – vooral – de nieuwe media. Een computer- of internetverslaving komt steeds vaker voor. Dit wordt gevoed doordat kinderen op een steeds eerdere leeftijd kennis maken met digitale (nieuwe) media. De gevolgen die dit op lange termijn heeft, zijn (nu nog) niet te overzien.

 

Onderzoek toont aan dat een computer voor leren even belangrijk is als een fiets voor zwemmen; niet dus. Computers zorgen er zelfs voor dat er minder kennis wordt opgenomen, of hebben, in het gunstigste scenario, geen enkel effect.

 

Het gaat om onze kinderen

Onderzoek toont aan dat kinderen die thuis een computer hebben, slechter presteren op school, voornamelijk bij lezen en rekenen. Dit komt, volgens de onderzoekers, omdat kinderen de computer gebruiken voor spelletjes, wat resulteert in minder tijd om te leren.

 

Een computer heeft een grote aantrekkingskracht op kinderen (en jongeren). Het is nieuw, het is anders en het verschaft toegang tot een schat aan informatie, ook aan verboden informatie. Het gebruik van computers in de vroege kleuterschoolleeftijd kan zorgen voor aandachtsstoornissen en in de late kleuterschoolleeftijd kan het ook leiden tot leesproblemen. Ook sociaal isolement kan hierdoor ontstaan. Tegenstanders vinden dat de sociale media dit omkeren. Er ontstaan echter geen betere, maar juist meer oppervlakkige contacten via sociale netwerksites. Positieve gevoelens worden eerder beleefd bij persoonlijke, live vriendschappen dan bij online vriendschappen.

 

1. De hippocampus

 

Navigeren – in het eigen hoofd en daarbuiten

Doordat er steeds meer ongelukken gebeurden wanneer mensen de weg in een onbekend gebied of een onbekend land niet kenden, werd er geconcludeerd dat we geen goede aardrijkskundige kennis meer hebben van de wereld. Om de ongelukken terug te dringen, werden exacte GPS locaties vrijgegeven en ontstond het navigatiesysteem. Toch bleek dit niet de oplossing: het aantal ongelukken bleef ook hiermee stijgen. Dit komt doordat we met een navigatiesysteem geen betere kennis opdoen van de wegenkaart en van de omgeving; in plaats van zelf te denken, laten we het navigatiesysteem voor ons denken. We weten hierdoor steeds minder goed waar we nu eigenlijk zijn. De plaats waar je ruimtelijke plaatsbepalingen worden opgeslagen, de hippocampus, is middels hersenscans onderzocht. Zo blijkt dat taxichauffeurs in Londen een grotere hippocampus hebben dan de gemiddelde mens.

 

Het leerproces in de hersenen

Naast een grotere hippocampus bij taxichauffeurs door een goede kennis van Londen, wordt de grootte van hun hippocampus ook bepaald door het aantal jaren dat ze taxichauffeur zijn (hoe meer jaren, hoe groter de hippocampus). Dit geldt overigens niet alleen voor de hippocampus en ook niet alleen voor taxichauffeurs in Londen. Hoe meer en langer iemand over een bepaald onderwerp leert, hoe groter het daarbij horende hersengebied wordt. Dit is bijvoorbeeld te zien bij mensen die veelvuldig een muziekinstrument bespelen.

 

In een studie zijn de hippocampi van taxichauffeurs en van buschauffeurs in Londen onderzocht. Beide groepen moeten hun vervoermiddel jarenlang door de drukke straten van Londen bewegen. Het verschil zit hem erin dat van taxichauffeurs wordt verwacht dat zij alle straten en wegen uit hun hoofd kennen, zij zijn dus een wandelend navigatiesysteem. Buschauffeurs hoeven dit niet. Alleen de taxichauffeurs bleken een grotere hippocampus te hebben.

 

De hippocampus is één van de belangrijkste hersenstructuren, aangezien deze connecties heeft met het hele brein. Er wordt niet alleen geografische kennis, maar ook adressenkennis in opgeslagen. Hierbij kan ‘adres’ worden gezien in de breedste zin van het woord (bijvoorbeeld: ‘de keukentafel in het huis van oma’). De hippocampus vormt voortdurend connecties tussen ervaringen uit onze neocortex, dingen die je meemaakt en eerder opgedane kennis uit je geheugen.

 

De cellen in je hippocampus zijn extra gevoelig voor celdood, bijvoorbeeld door langdurige stress. Ook Alzheimer dementie begint in de hippocampus.

 

2. Hersenprocessen en mentaal verval

 

Dementie

Geheugenproblemen hoeven niet per sé te wijzen op dementie. Wanneer je een lange en vermoeiende (werk)dag hebt gehad, is het bijvoorbeeld heel logisch dat je niet opslaat waar je bepaalde spullen neerlegt. Onderzoek onder mensen met een hersenbeschadiging en gezonde proefpersonen toont daarnaast aan dat het tonen van gezichten gekoppeld aan een naam bij proefpersonen met een hersenbeschadiging niet wordt opgeslagen in het geheugen: zij kunnen zich geen namen herinneren na één sessie. Maar ook bij gezonde proefpersonen vindt deze geheugenopslag na één sessie niet plaats. Bij herhaaldelijk oefenen werden de scores van beide groepen wel beter, maar ook na zeven sessies werd geen van de groepen perfect in het reproduceren van het geleerde.

 

Oriëntatie in de ruimte

Het niet weten waar je bent is een belangrijk symptoom van beginnende dementie. Maar in de huidige maatschappij, waarbij we apparaten als navigatiesystemen (zie ook hoofdstuk 1) voor ons laten denken, weten we steeds minder goed waar we zijn.

 

Basisvaardigheden die we horen te beheersen zijn oriëntatie in de tijd en kennis van plaats en persoon. Bij mensen met dementie wordt deze kennis steeds minder goed. Wanneer iemand niet meer kan vertellen waar hij of zij zich bevindt, of zelfs wie hij of zij is, kan er van een ernstige situatie worden gesproken.

 

Mensen met dementie missen tijdsgevoel. Ze leven van moment tot moment zonder permanent bewustzijn.

 

Training: neuronen als spieren

Alleen spieren die worden getraind maken groei door. Dit is vergelijkbaar met ons brein: alleen hersengebieden die worden getraind, groeien. Dit komt door de zenuwverbindingen in de hersenen, door zenuwvezels worden elektrische impulsen zenuwcel naar zenuwcel overgedragen.

 

Geheugensporen

De synapsen die zich bevinden tussen de verschillende zenuwcellen (hier vindt de overdracht plaats van het elektrische signaal middels neurotransmitters) veranderen constant, afhankelijk van de mate van gebruik. Synapsen nemen toe in dikte bij veelvuldig gebruik en slinken af wanneer ze niet worden gebruikt. Alle ervaringen die je meemaakt, vormen de synapsen en het brein. Je hebt dus geen brein, je bent je brein.

 

Alles wat je meemaakt, wat je denkt en wat je doet laat een spoor achter in je brein: het geheugenspoor. Wanneer je veel leert in je leven, ontstaan er veel sporen in je hersenen.

 

Metaal verval

Dementie bekentent letterlijk ‘ontgeesting’ (vanuit het Latijn). Hersencellen sterven af, wat zorgt voor mentaal verval wat niet direct waarneembaar is. Dat komt doordat hersenstructuren waarbij een groot gedeelte is afgestorven toch nog blijven functioneren. Pas wanneer zeventig procent van de hersencellen in de structuur is afgestorven, neemt de hersenfunctie pas meetbaar af. Bij veel ziekten is het dus zo dat jaren voor er waarneembare symptomen zijn, het verval al in gang is gezet doordat hersencellen zijn gaan afsterven.

 

Er is sprake van cognitieve reserve: wanneer bronnen van verwerking minder goed gaan werken, kun je hier op terugvallen. Hoe meer cognitieve reserve je hebt, hoe later het mentale verval merkbaar wordt.

 

Nieuwe cellen in oude hersenen

Pas laat in de wetenschap, ongeveer halverwege de jaren negentig, werd bekend dat in een ‘oud’ brein (een volwassen brein) niet alleen hersencellen afsterven, maar dat er ook nieuwe hersencellen ontstaan. Toch kun je niet spreken van een neuronengroei wanneer een hersengebied in volume toeneemt. De aanwezige neuronen worden wel groter; ze krijgen dikkere verbindingen en meer uitsteeksels, waar weer nieuwe vertakkingen aan ontstaan.

 

In de hippocampus gaat dit anders: dagelijks sterven er enorm veel hersencellen (denk in duizendtallen), maar deze worden vervangen door nieuwe hersencellen. Deze nieuwe hersencellen zijn gevoelig voor leerervaringen. Het is hierbij wel van belang dat de nieuwe hersencellen worden uitgedaagd met moeilijke leertaken. Wanneer dit niet gebeurt, sterven de nieuwe cellen weer af. Wanneer het wel gebeurt, vormen de nieuwe cellen vertakkingen met de rest van het brein.

 

Recent neurologisch onderzoek heeft aangetoond dat beweging een belangrijke factor is om mentaal verval tegen te gaan. Door te bewegen worden er nieuwe hersencellen gevormd. Vervolgens moeten we deze nieuwe hersencellen blijven uitdagen met moeilijke taken en nieuwe ervaringen.

 

Maar wat gebeurt er eigenlijk wanneer de groei van nieuwe hersencellen wordt tegengehouden, zoals bijvoorbeeld gebeurt bij chemotherapie? Er kunnen verschillende cognitieve stoornissen ontstaan. Zo hebben kankerpatiënten door de medicatie vaak moeite met het geheugen en het aanleren van nieuwe dingen.

 

3. Leren met computers

 

De computer zorgt voor een sneller en efficiënter werkproces. Wanneer je bijvoorbeeld een stuk schrijft en dit op een andere plek wilt hebben, kom je met copy-paste al heel ver. Met behulp van computers kunnen we ook lichamelijk werk overdragen aan verschillende machines. Dit scheelt enorm veel tijd, maar heeft ook nadelen: we missen lichaamsbeweging in ons dagelijks werk, wat kan leiden tot lichamelijke klachten.

 

Verwerkingsdiepte

Een belangrijk deel van onze geheugenopslag in onze hersenen is de diepte waarin het feit wordt opgeslagen. Hoe dieper een feit wordt opgeslagen, hoe beter het zich verankert in ons geheugen. Hoe intensiever je over een feit moet nadenken, hoe dieper het feit wordt opgeslagen.

 

We kiezen zelf wat we met binnenkomende informatie doen. Als we hier veel aandacht aan besteden verwerken we de informatie diep en zal het beter in het geheugen blijven hangen. Wanneer we er weinig tot geen aandacht aan besteden, is er sprake van oppervlakkige informatieverwerking en wordt het feit niet of nauwelijks in het geheugen verankerd.

 

Oppervlakkig: digitale media zorgen voor ondiepere verwerking

Wanneer je een feit of gebeurtenis oppervlakkig verwerkt, zul je minder leren dan wanneer je dit feit of deze gebeurtenis diep verwerkt. Digitale media leiden veelvuldig tot oppervlakkige verwerking, waardoor we minder leren wanneer we digitale media gebruiken tijdens het leerproces.

 

Iedere scholier een laptop?

Een tijd geleden is er een laptop ontwikkeld voor scholen in ontwikkelings- en opkomende landen. Langzaam ontstond echter de angst dat de laptops meer kwaad dan goed deden voor de ontwikkeling van kinderen. Daarnaast ontstond de vraag of het leveren van laptops wel een basisbehoefte was. Vaak was er een tekort aan docenten en klaslokalen, waren deze dan niet veel harder nodig dan laptops? Daarnaast zou het gebruik van laptops met internet moeten worden begeleid door ervaren vakleerkrachten, iets wat niet of nauwelijks gebeurde. Vaak moesten de leerlingen zelf maar uitzoeken wat ze ermee deden.

 

Ook andere basisbehoeften zouden belangrijker moeten zijn: een goed ontbijt, schoon drinkwater, elektriciteit, een dak op de school schoolmeubilair zoals stoelen en tafels enzovoorts.

 

Onderzoek onder leerlingen die gebruik maakten van zo’n laptop liet zien dat deze leerlingen het niet beter deden en dat de leerlingen met laptop minder zin hadden hun huiswerk te maken.

 

De laptops werden door leerlingen vaak niet eens voor leerdoeleinden gebruikt; leerlingen surften naar pornosites en er kwamen gewelddadige spellen op de markt die geschikt waren voor deze computers.

 

Ook weten we inmiddels dat we veel meer leren van het fysiek, in groepjes, bezig zijn met de stof die moet worden aangeleerd. Je verwerkt de informatie vele beter en sneller, dan wanneer je leert via de computer met behulp van muisklikken.

 

Internetgebruik zorgt voor een minder goed geheugen en tot het minder goed kunnen zoeken naar informatie. Uiteindelijk kan er zelfs een internetverslaving ontstaan. Door het gebruik van computers op de basisschool zadel je kinderen dus eigenlijk op met een verhoogde kans op een computerverslaving.

 

Laptops en smartboards in de klas: de werkelijkheid

Smartboards vinden we ook in Nederlands steeds vaker standaard in een schoollokaal. Op steeds grotere schaal worden smartboards in combinatie met laptops gebruikt. Op deze manier zie je alles op het smartboard meteen ook op je laptopscherm; overschrijven is dus niet meer nodig. Ook zijn de smartboards interactief: je kunt bijvoorbeeld delen van woorden met elkaar combineren door ze naar elkaar toe te schuiven. Zo blijft er veel meer tijd over om bijvoorbeeld creatief bezig te zijn. Maar of deze ontwikkeling wel wenselijk is, valt nog te bezien. De verwerking van opdrachten zoals het hierboven beschreven samenschuiven van woorddelen is zeer oppervlakkig. Er wordt dus vrij weinig blijvend in de hersenen opgeslagen, er wordt dus vrij weinig geleerd. Ook het niet meer hoeven overschrijven van informatie van het bord heeft nadelige gevolgen voor de diepte van de verwerking en dus voor het leerproces.

 

Andere nadelen van computers in de klas is dat de computers kunnen vastlopen, de stroom van laptops kan opraken en in schoolklassen zijn niet alle kinderen even voorzichtig: de apparatuur kan dus gemakkelijk kapot gaan. Ook het updaten van bijvoorbeeld de beveiliging kost veel tijd.

 

Computer en internet op school – de stand van zaken

Er is nog geen onafhankelijk onderzoek gedaan dat bewijs levert voor een positief effect door het gebruik van computers in het leerproces. Bij leren met ondersteuning van computers is zelfs een negatief effect te zien (in vergelijking met onderwijs zonder computerondersteuning).

 

Ook het thuisgebruik van een computer heeft negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van het kind. Kinderen gebruiken de computer vooral voor vrijetijdsbesteding zoals spelletjes, waardoor er minder tijd overblijft voor het maken van huiswerk.

 

Zelfs wanneer er sprake is van goede begeleiding en goed opgeleide leerkrachten, biedt computergebruik geen voordelen voor het leerproces.

 

Geschiedenis van antileermachines

Het is zorgwekkend dat, zelfs na een breed scala aan onderzoek dat negatieve resultaten aantoont, veel (kleuter)scholen toch worden voorzien van computers en laptops. De voorstanders van computergebruik op school dragen argumenten aan als ‘er is niet genoeg geld aan besteed’ of ‘de leerkrachten hebben er geen zin in/zijn niet voldoende opgeleid’.

 

Wetenschap versus economie

Scholen gebruiken smartboards en computers in de klas ook om te laten zien hoe zeer ze openstaan voor hervormingen en dat ze goede (betere dan die andere school) voorzieningen te bieden hebben; het gaat goed met de school.

 

Het gebruik van digitale media in het klaslokaal werkt niet alleen, zoals eerder in dit hoofdstuk beschreven, nadelig voor de ontwikkeling en het leerproces van kinderen, het zorgt er ook voor dat schoolgeld wordt besteedt aan apparatuur die niet nuttig is gebleken. Schoolgeld dat bijvoorbeeld in ontwikkelingslanden beter kan worden besteedt aan goede onderwijskrachten, degelijk schoolmeubilair of voorzieningen als schoon drinkwater, ontbijt en elektriciteit.

 

In het onderwijs wordt voortdurend geëxperimenteerd met nieuwe methoden, waarna vaak blijkt dat de cijfers zakken. Vervolgens wordt weer teruggegaan naar een oudere methode, tot de volgende vernieuwing zich aandient. Goed opgezette experimenten worden echter niet uitgevoerd.

 

Concluderend kan worden gezegd dat er teveel verwacht wordt van digitale media op school. Het leerproces van kinderen wordt erdoor negatief beïnvloed en er kan hierdoor worden gezegd dat computergebruik in de klas schadelijk is voor kinderen.

 

4. Computers en onthouden

 

In dit hoofdstuk ligt de nadruk op de effecten van internet, en Google op onze herinneringen.

 

Wie niets weet, denkt aan Google

Onderzoek heeft aangetoond dat mensen bij makkelijke vragen niet aan internet of Google denken. Bij moeilijke vragen ligt dit anders. Zodra we een gebrek hebben aan kennis op een bepaald gebied, zijn onze hersenen inmiddels zo geprogrammeerd dat we onmiddellijk aan zoekmachines zoals Google denken om onze vraag voor ons te kunnen beantwoorden.

 

Wat klaar is, vergeten we

Vooral kinderen hebben moeite afgeronde zaken te onthouden. Beter is het kinderen open vragen te stellen, waardoor ze kunnen nadenken. Jonge kinderen hebben daarnaast een sterke drang om iets af te maken, veel meer dan volwassenen.

 

Bij het Zeigarnikeffect is er sprake van het vergeten van afgeronde zaken. Hetgeen afgerond is, is klaar, opgeborgen. Je hoeft er dus niet meer mee bezig te zijn. Dit zorgt ervoor dat je hersenen niet meer gemotiveerd zijn hier wat aan te doen en van te leren.

 

Er kan ook sprake zijn van directed forgetting: hierbij wordt verteld bij bepaalde stof dat je het niet per se hoeft te onthouden. Dit leidt er daadwerkelijk toe dat we de informatie minder goed opslaan. Daarnaast vertrouwen we erop dat we altijd een zoekmachine als Google tot onze beschikking hebben, waar we in geval van nood de informatie nog kunnen nazoeken.

 

Onderzoek wijst uit dat mensen zich dingen beter herinneren wanneer een computer de melding geeft dat de informatie is gewist, dan wanneer de computer een melding geeft dat (en/of waar) de informatie is opgeslagen. Daarnaast suggereert onderzoek dat mensen, wanneer ze moeite hebben de informatie te onthouden, vaak onthouden waar de informatie is opgeslagen.

 

Op het net vergeten we meer dan in het echt

Onderzoek heeft uitgewezen dat een gesprek waar iedereen fysiek bij aanwezig is, beter in het geheugen wordt opgeslagen dan wanneer het gesprek via een digitaal medium plaatsvindt. Dit komt doordat direct en persoonlijk contact leidt tot een emotionelere en diepere verwerking van de informatie.

 

5. Sociale relaties en Facebook

 

Anonimiteit

Achter de computer en via internet kunnen we anoniem blijven. Dit leidt tot een enorme schadepost door internetcriminaliteit. Onderzoek heeft aangetoond dat ook ‘normale’ mensen meer liegen in de anonimiteit van internet. De meeste leugens staan in e-mails.

 

Internet is ook aanlokkelijk voor studenten. Zij proberen hun docenten te bedriegen door gebruik te maken van scripties of essays van anderen in plaats van eigen werk. Hoe verder studenten zijn in het semester, hoe meer er hiernaar wordt gezocht op internet.

 

De anonimiteit van internet zorgt ook voor gedrag dat mensen anders niet zouden durven tonen, uit angst voor sociale uitsluiting. Een steeds vaker voorkomend fenomeen is bijvoorbeeld mobbing, het herhaaldelijk lastigvallen van iemand. Dit is feitelijk pestgedrag. Daarnaast weten jongeren niet meer welke dingen ze wel en niet met goed fatsoen kunnen zeggen.

 

Groot op Facebook, klein in het brein?

Er is in Amerika onderzoek gedaan naar het gebruik van Facebook door meisjes. De effecten op hun ontwikkelende waarden en emoties werden gemeten. Het bleek dat de deelnemers bijna zeven uur per dag bezig waren met media. Enkele resultaten:

  • veel filmpjes bekijken heeft een negatieve invloed op sociale betrekkingen
  • persoonlijk praten zorgt voor betere sociale contacten
  • weinig persoonlijke vriendschappen (en veel online vriendschappen) zorgden voor ongewenste onlinevriendschappen in de ogen van ouders
  • hoe meer tijd een proefpersoon online zat, hoe meer ze aan multitasking deed
  • vaak video’s bekijken, het hebben van een mobiele telefoon of eigen televisie, het vaak online zijn of het veelvuldig multitasken leidt tot minder slaap
  • online vriendschappen leiden bij bijna alle meisjes niet tot positieve emoties

 

Hersenengebieden groeien wanneer we deze gebruiken en verschrompelen wanneer we deze niet gebruiken. Dit geldt ook voor sociale empathie en goed sociaal gedrag. Wanneer we veel tijd online doorbrengen en weinig van dit gedrag tonen, zullen de hersenen zich hieraan aanpassen.

 

Hersenomvang en groepsomvang

Het volume van de hersenschors en de omvang van de sociale groep waarin een wezen zich bevindt, hangen positief samen. De grootste samenhang is waar te nemen bij de prefrontale schors.

 

De grootte van het sociale netwerk dat iemand heeft kan door veel verschillende dingen worden positief beïnvloed:

  • sociaal denken
  • vrouw zijn
  • goed geheugen
  • inlevingsvermogen

 

Ons sociale denken wordt geassocieerd met de amygdala, een hersenstructuur die wordt geactiveerd bij angst. Er bestaat een verband tussen de grootte van de amygdala en de sociale activiteiten die iemand onderneemt.

 

Een andere hersenstructuur die belangrijk is voor ons sociale vermogen, is de orbitofrontale cortex. Dit gebied heeft te maken met reuk. Ook hier is een verband gevonden tussen de grootte van de structuur en de cognitieve sociale vaardigheden en met de grootte van het sociale netwerk dat iemand heeft. De samenhang wordt veroorzaakt door het empathisch vermogen.

 

De hierboven besproken samenhangen zijn statistisch aangetoond, maar de richting van de causale relaties is nog niet duidelijk. Wat veroorzaakt wordt door wat is dus de vraag.

 

De hersenen groeien met de groep

Een onderzoek naar de richting van de causale relaties is ethisch niet verantwoord; je zou dan een groep kinderen moeten laten opgroeien met een klein sociaal netwerk en een groep kinderen met een groot sociaal netwerk. Naderhand moet je de grootte van de hersenen(-structuren) meten.

 

Er is wel een dierstudie gedaan (apen) naar de samenhang van hersenstructuren en het sociale netwerk. Er bleek een grotere hoeveelheid grijze stof te zijn bij apen die in grote groepen waren opgegroeid. De grijze stof nam ook toe wanneer een aap hoger stond in de hiërarchie. Uit dit onderzoek werd uiteindelijk geconcludeerd dat een groter sociaal netwerk zorgt voor een verandering in de hersenschors en dat de dichtheid van de grijze stof een correlatie heeft met de sociale dominantie.

 

Onderzoek bij volwassenen (al in de volwassen leeftijd bij de start van Facebook) toont aan dat mensen met meer Facebook vrienden ook meer echte vrienden hebben. Bij kinderen is echter een omgekeerd verband gevonden: kinderen met meer Facebook vrienden hebben minder echte vrienden. De verschillen worden veroorzaakt doordat volwassenen al vriendschappen hadden gevormd voor het ontstaan van Facebook. Zij gebruiken Facebook voornamelijk om de bestaande vriendschappen beter te onderhouden. Kinderen doen dit niet. Bij hen ontbreken door het veelvuldig computergebruik leerervaringen met echte sociale contacten, waardoor hun ontwikkeling wordt verstoord. Dit zorgt ervoor dat zij minder echte sociale contacten opdoen. Daarnaast neemt de tijd die kinderen hebben voor echte sociale contacten af doordat ze vaker online zitten.

 

6. Televisiegebruik door (zeer) jonge kinderen

 

De hersenen van een kind zijn nog niet uitontwikkeld en zijn daardoor gevoelig voor allerlei informatie van buitenaf.

 

Kinderen en ouderdomsziekten

Ouderdomsdiabetes wordt sinds korte tijd diabetes type II genoemd. Hiertoe is besloten omdat deze vorm van diabetes tegenwoordig ook bij kinderen en jongeren voorkomt. Er wordt zelfs gesproken van een epidemische toename bij kinderen en jeugdigen van diabetes type II. In de prevalentie van diabetes type II bij kinderen en jeugdigen zijn geen verschillen te zien op basis van geslacht, maar wel op basis van sociale en etnische achtergrond. Kinderen die opgroeien in een lage sociaal economische status omgeving hebben vaker overgewicht (en dus een grotere kans op diabetes type II). Ditzelfde geldt voor allochtone gezinnen en voor kinderen waarvan de moeder overgewicht heeft.

 

Omdat diabetes type II bij kinderen een relatief nieuw fenomeen is, zijn de gevolgen op lange termijn niet bekend.

 

Eetverslaving

Het overgewicht van kinderen wordt veroorzaakt door volwassenen. Zij laten immers toe dat hun kind urenlang naar een beeldscherm kijkt in plaats van buiten speelt. Daarnaast worden kinderen blootgesteld aan foutieve adviezen op het gebied van voeding. Nagenoeg alle voedingsreclames die een kind te zien krijgt, zijn gericht op ongezond voedsel. Deze reclamespotjes vormen een groot gevaar voor het ontwikkelen van overgewicht. Onderzoek heeft aangetoond dat peuters een reclame slechts enkele keren hoeven te zien, waarna ze een positieve houding aannemen ten opzichte van dat voedingsmiddel. Ook generaliseren kinderen veel. De positieve houding ten opzichte van dat ene slechte voedingsmiddel wordt zo overgedragen op ander ongezond voedsel. Doordat kinderen nog niet goed kritisch kunnen nadenken, leren kinderen een verkeerde kijk op reclame aan wat ze later lastig kunnen loslaten.

 

De afgelopen tijd heeft steeds meer onderzoek het verband tussen verslaving en eetgedrag aangetoond. We kunnen dus terecht spreken van een eetverslaving wanneer er sprake is van abnormaal eetgedrag. Zodra je voedsel eet wat je kent van de reclame, treedt het beloningsysteem dat het kind van jongs af aan heeft opgebouwd in werking, wat er uiteindelijk toe leidt dat je steeds meer moet eten om hetzelfde gevoel te krijgen.

 

De overvloed aan televisiereclames voor ongezonde voeding heeft waarschijnlijk op lange termijn enorm veel sterfgevallen en ziektekosten tot gevolg, doordat overgewicht de kans op allerlei andere ziekten vergroot. Dit kan een halt toe worden geroepen, door reclame voor ongezond voedsel gericht op kinderen te verbieden (dit gebeurt al in enkele landen).

 

Voedsel voor de geest

Een kind met overgewicht zal hier zijn of haar leven lang problemen van ervaren, simpelweg omdat ze niet dezelfde activiteiten (kunnen) ondernemen als leeftijdsgenoten met een normaal gewicht. Dit zorgt ervoor dat een kind met overgewicht korter en ongelukkiger leeft.

 

Onze voeding moet worden aangepast aan onze spijsvertering (je geeft een baby bijvoorbeeld geen sterk gekruid voedsel) en de voeding voor onze geest moet worden aangepast aan onze geest. Dan komt de vraag ‘wat past er bij de geest van een baby’ naar voren. Veel ouders willen het beste van het beste voor hun kind en voorzien in allerlei speelgoed en cursussen, maar deze ouders werken tegelijkertijd veel en hebben weinig tijd voor kwalitatief goed sociaal contact. Daarom wordt het voor hen steeds makkelijker een televisiezender op te zetten met programma’s speciaal gericht op baby’s en peuters.

 

Baby-tv

Steeds meer televisieprogramma’s worden afgestemd op de zeer jonge kijker (vanaf vier maanden). Uit Amerikaans onderzoek is gebleken dat kinderen onder één jaar ongeveer een uur en kinderen van twee jaar meer dan anderhalf uur per dag naar de televisie kijken. Daarnaast zijn ook jonge kinderen steeds vaker bedreven in het gebruik van te televisie (aanzetten, van kanaal veranderen enzovoorts). Kinderen die opgroeien in een lage sociaal economische status gezin en kinderen die opgroeien bij ouders met een laag opleidingsniveau kijken doorgaans vaker televisie. Dit wordt veroorzaakt doordat kinderen hun ouders kopiëren.

 

Het komt steeds vaker voor dat kinderen door hun ouders worden gestimuleerd televisie te kijken (een kwart van de Amerikaanse kinderen beneden de zes jaar heeft bijvoorbeeld een televisie op de slaapkamer), zodat de ouders wat anders kunnen doen.

 

Televisie kijken wordt door kinderen onder de drie jaar anders ervaren dan door oudere kinderen en volwassenen. Jonge kinderen begrijpen niet dat beeld en geluid, dat bij een televisie lang niet altijd van dezelfde kant komt, bij elkaar horen. Dit kan leiden tot stress en verwarring. Het is daarom ook niet aannemelijk dat de zogenaamd leerzame baby-tv echt leerzaam is voor hun doelgroep.

 

Baby-chinees via het beeldscherm

Hier wordt een onderzoek besproken met de vraag ‘zijn ervaringen met een vreemde taal van invloed op het vermogen van baby’s om die vreemde taal van andere geluiden te scheiden?’.

 

Baby’s tussen de zes en twaalf maanden leren de geluiden van hun moedertaal, maar alleen als ze die moedertaal horen en wanneer ze de spreker zien. Gelijktijdigheid is belangrijk. Wanneer er bijvoorbeeld een emotie of lipbeweging te zien is tegelijk met een woord, koppelen baby’s dit aan elkaar. Dit is tot op de milliseconden nauwkeurig.

 

Vanaf de geboorte is het babybrein gevoelig voor alle klanken die er ter wereld worden gesproken. Na een jaar kan een baby bijna alleen nog maar klanken onderscheiden die bij zijn of haar moedertaal horen.

 

Uit het onderzoek blijkt dat Engelse baby’s (onder de twaalf maanden) waartegen rechtstreeks door een persoon in het Chinees werd gesproken (live-contact) chinees op konden pikken. Zij konden veel verschillende klanken onderscheiden. Wanneer er geen sprake was van live-contact, maar bijvoorbeeld van een dvd waarop diezelfde persoon sprak of van een cd van dezelfde persoon, bleek er geen leereffect te zijn. Dit wijst uit dat de programma’s op televisie gericht op baby’s geen leereffect bewerkstelligen bij hun doelgroep.

 

Uiteindelijk leidt dit tot een negatief leereffect. Wanneer een baby een bepaalde tijd voor een beeldscherm wordt neergezet, ontneem je hem of haar de kans om iets te leren van live-contact. Uiteindelijk kan dit dus leiden tot een leerachterstand. Het is juist bij baby’s van groot belang voor voldoende live-contact te zorgen, aangezien zij de meeste uren slapen. De korte tijd dat ze wakker zijn, zou zo leerzaam mogelijk moeten zijn.

 

Baby-Einstein

Baby-Einstein is een dvd programma dat ook in Nederland wordt verkocht. Het dient ertoe baby’s in ware genieën te veranderen. Of dit ook echt werkt, is in Amerikaans onderzoek onderzocht. Uit dit onderzoek bleek een negatief effect van mediaconsumptie door baby’s: deze baby’s hebben, in vergelijking met leeftijdsgenoten die geen baby-tv of baby-dvd’s kijken, een taalachterstand. Ze kennen minder woorden. Voorlezen door de ouders en het luisteren naar muziek bleken daarentegen een positief effect te hebben op de taalontwikkeling.

 

Beeldschermen zijn schadelijk voor de ontwikkeling

De totale ontwikkeling van het kind kan schade oplopen door beeldschermgebruik. Op de lange termijn leidt vaak televisiekijken bij jonge kinderen tot een lager ontwikkelingsniveau. Dit resultaat is gebleken uit een langdurig prospectief cohortonderzoek.

 

Een tegenargument kan zijn dat mensen niet dom worden van het kijken naar de televisie, maar dat domme mensen vaker naar de televisie kijken. Dit laatste klopt, maar het effect is niet groot genoeg om de gehele ontwikkelingsachterstand te verklaren.

 

Conclusie

Digitale media hebben een negatieve uitwerking op de cognitieve ontwikkeling van baby’s en jonge kinderen. Dit is in verschillende onderzoeken aangetoond. Daarnaast leidt televisiekijken ook nog eens tot overgewicht, wat ook voor problemen kan zorgen voor de lichamelijke ontwikkelingskansen.

 

7. De hersenontwikkeling van het jonge kind en het gebruik van digitale media

 

Snel versus precies

In het leerproces moeten de hersenen veelvuldig inschatten wat ze nodig hebben om de ervaring te krijgen. Welke en hoeveel spieren zullen er bijvoorbeeld nodig zijn om de eerste stapjes te kunnen zetten? Bij een tekort aan impulsen van het brein valt het kind naar voren, bij te veel impulsen valt het kind juist naar achteren. Een baby moet zo als het ware zichzelf programmeren met behulp van verschillende afzonderlijke ervaringen. Hoe meer ervaringen de hersenen krijgen, hoe preciezer ze het aantal juiste impulsen kunnen inschatten.

 

Om het uiteindelijke aantal juiste impulsen te krijgen, moet er aan twee voorwaarden worden voldaan:

  • de juiste waarde moet snel benaderd worden, anders ga je dood
  • de juiste waarde moet in kleine stappen benaderd worden, anders kom je nooit bij de juiste waarde uit

Leren moet dus en met grote, én met kleine stappen. Dit kun je het beste doen door in het begin grote sprongen te maken en vervolgens steeds kleinere stappen te nemen, een beetje vergelijkbaar met het slaan van een golfbal: eerst overbrug je een grote afstand, totdat je vlakbij de hole bent. Dit verklaart waarom jonge kinderen veel sneller leren dan volwassenen. Het verschil tussen de eerder genoemde vergelijking (leren en golfen) is dat er bij leren geen duidelijk doel is. Je doet wat in het wilde weg, waarna je informatie krijgt of het in de juiste richting gaat, of niet. Daarnaast moeten er ontzettend veel verschillende dingen tegelijkertijd aangeleerd worden.

 

Dit verklaart waarom jonge kinderen zich veel beter en sneller aanpassen aan veranderende situaties dan oudere mensen. Oudere mensen moeten hun vaardigheden immers alleen nog perfectioneren, terwijl jonge kinderen nog bezig zijn met de grote sprongen. In een snel veranderende maatschappij (zoals tegenwoordig aan de orde is), is dit een nadeel voor ouderen.

 

Oudere mensen leren op een andere manier dan kinderen, doordat ze nieuwe informatie veelvuldig aan al aanwezige informatie koppelen, terwijl jonge kinderen eerst nog informatiestructuren moeten vormen.

 

Wat groeit er precies als de hersenen groeien?

De hersenen van een baby wegen ongeveer 350 gram, een kwart van volwassen hersenen (1300-1400 gram). De hersengroei in de loop van de ontwikkeling wordt voornamelijk veroorzaakt door een toename in myeline. Deze stof zorgt voor steeds snellere hersenprocessen.

 

Wanneer een kindje geboren wordt, is er een snelle verbinding tussen de primaire motorische en sensorische gebieden door middel van vezelbanen. Op deze manier kan de baby spierbewegingen maken en signalen direct uit de buitenwereld opvangen en verwerken. Er is echter nog geen sprake van een diepe verwerking, omdat de vezelbanen naar andere hersengebieden nog niet gemyeliniseerd, en dus nog niet snel genoeg, zijn.

 

Hersenontwikkeling in plaats van onderwijskrachten

De rijping van de hersenen kost veel tijd bij mensen. Dit is niet het geval bij andere primaten. Door de trage rijping van de hersenen kunnen wij echter veel meer en veel complexere processen aan dan andere primaten. Onze hersenen werken in een soort laagjessysteem: eerst wordt een simpele taak aangeleerd, wanneer deze onder de knie is, gaan we een stapje moeilijker enzovoorts. Uiteindelijk kunnen we zo enorm complexe processen verwerken. De rijpende hersenen van het jonge kind vormen de onderwijzer voor het jonge kind. Dit is bijvoorbeeld terug te zien in de taalontwikkeling. Volwassenen gebruiken nauwelijks versimpelde taal tegenover jonge kinderen, terwijl jonge kinderen de taal nog moeten leren. Dit kan, doordat de hersenen met het eerder genoemde laagjessysteem werken. De hersenen ‘weten’ welk aspect van de gesproken taal ze zich het eerst eigen moeten maken, welk aspect daarna enzovoorts. Uiteindelijk heeft het jonge kind zich na een tijdje op deze manier de hele taal eigen gemaakt.

 

Door de gelaagdheid in het menselijk leren kan een baby alleen nog maar reageren op prikkels van buitenaf. Het gedrag is reflexmatig. Er zijn al wel hersencellen aanwezig die hogere processen aankunnen, maar de vezelbanen naar die gebieden zijn te langzaam. Door ervaringen die een mens in de loop van het leven meemaakt, kunnen steeds weloverwogen en steeds minder reflexmatige beslissingen worden genomen.

 

Leren door begrijpen

Na de geboorte ontstaan er steeds snellere hersensporen en worden de processen die de hersenen aankunnen steeds meer complex. Een belangrijk aspect van de hersenontwikkeling is dat er sprake is van gevoeligheidsperioden. Na deze gevoeligheidsperioden kunnen dingen niet (goed) meer worden aangeleerd.

 

De hersenschors kan grofweg in drie delen worden opgedeeld: gezichtsfunctie, plannen/uitvoeren van beweging en overige zaken. Doordat er sprake is van tweerichtingsverkeer tussen de verschillende hersengebieden kunnen deze gebieden elkaar dingen leren.

 

Vroege en eenvoudige hersenprocessen vormen de basis voor latere en meer complexe hersenprocessen. De vroege hersenontwikkeling is bepalend voor het volwassen prestatievermogen. Als er in de vroege jaren geen basis is gelegd, kan deze basis ook niet meer worden aangeleerd in de volwassenheid. Het is dus van groot belang dat er een goede fundering wordt gelegd in de jonge kinderjaren.

 

Vingerspelletjes en wiskunde

Op de vingers tellen is een eeuwenoud en bijna universeel gebruik. Om tot vijf te tellen heb je maar één hersenhelft nodig, dit kan immers op één hand. Vanaf zes heb je beide hersenhelften (en beide handen) nodig. Hierdoor weten we dat de getallen zes/zeven/acht/negen/tien in beide hersenhelften worden gerepresenteerd. Mensen uit China hebben een ander telsysteem met hun handen. Pas vanaf ‘elf’ hebben ze twee handen (en dus twee hersenhelften) nodig.

 

Naast een getalrepresentatie op de handen (sensorisch en motorisch), hebben de meeste mensen ook een getalrepresentatie op een ruimtelijke getallenlijn (pariëtaalkwab). De getalrepresentatie die we hebben hangt niet af van de manier waarop cijfers worden weergegeven (‘2’ of ‘twee’ (taalcentrum)).

 

Uit onderzoek met Chinese en Duitse participanten blijkt dat het tellen op de vingers een blijvende hersenfunctie is, zelfs wanneer we onze vingers niet meer gebruiken om mee te tellen. Dit komt doordat we het eerste telbegrip hadden door te tellen met onze vingers. Onderzoek toont ook aan dat kleuters die handig zijn met hun vingers later beter kunnen rekenen. Rekenvaardigheid kan dus worden verbeterd met vingertraining.

 

De wereld begrijpen

Leren gaat sneller wanneer je hier lichamelijke gebaren bij kunt maken; het episodisch geheugen speelt hierin een rol. Uit onderzoek blijkt dat de manier van leren ook de manier van opslag in het geheugen bepaalt. Via de computer leren is leren door muisklikken. Dit kan nauwelijks als ‘echte’ handeling worden beschouwd. Je leert hierdoor minder goed dan het actief bezig zijn met een voorwerp.

 

Potlood versus toetsenbord

Het leren lezen en schrijven is afhankelijk van de cultuur. Hoe beter je geschreven taal beheerst, hoe groter de kans is op slagen op school en in het beroepsleven. Zowel voor individuen als voor de maatschappij is het goed leren lezen en schrijven van groot belang.

 

De eerste keer dan kinderen in aanraking komen met geschreven woorden, gebeurt steeds vaker door de digitale media, in plaats van door een geschreven briefje. Steeds meer onderzoek toont aan dat dit ertoe leidt dat volwassenen een minder goede leesvaardigheid ontwikkelen. Doordat kinderen bijvoorbeeld op een toetsenbord letters oefenen, in plaats van een ouderwets schrijfschriftje, ontstaat er een minder goede letterrepresentatie in de hersenen en zijn kinderen minder goed in letterherkenning. De motorische hersengebieden worden sterker geactiveerd wanneer iemand met pen en papier leert schrijven, dan bij het leren van letters door te typen. Dit komt doordat de beweging die je bij het typen maakt, in tegenstelling tot de beweging die je met het schrijven maakt, geen verband houdt met de betreffende letter. Voor de hierboven gedane beweringen is nog geen doorslaggevend wetenschappelijk bewijs. Onderzoek hiernaar is nog in volle gang. Wel zijn er uit eerder onderzoek aanwijzingen die de hierboven beschreven beweringen ondersteunen.

 

8. Computerspellen

 

De in dit hoofdstuk besproken onderzoeken en argumenten betrekken zich voornamelijk op computers, aangezien dit één van de oudste digitale media is waar spellen op kunnen worden gespeeld. Toch gelden de beweringen en resultaten ook voor andere digitale media, aangezien bijvoorbeeld tablets en telefoons vermomde computers zijn waar ook spellen op gespeeld kunnen worden.

 

Computergames en schoolprestaties

Er bestaan al geruime tijd vermoedens dat er een negatief verband is tussen computerspellen en schoolprestaties: hoe meer computerspellen er gespeeld worden, hoe verder de schoolprestaties omlaag gaan. Dit geldt dan voornamelijk voor kinderen met een eigen spelcomputer. De vermoedens over de relatie tussen computerspellen en schoolprestaties worden gestaafd doordat de tijd die kinderen aan computerspellen besteden, niet kan worden besteedt aan schools leerwerk. Eerder onderzoek toont aan dat kinderen die computerspelletjes spelen tot dertig procent minder lezen en tot 34 procent minder tijd aan hun huiswerk besteden. De richting van het verband werd in dit onderzoek niet aangetoond: zorgen computerspellen voor slechtere schoolprestaties (speleffect), of zorgen slechtere schoolprestaties ervoor dat kinderen eerder computerspellen gaan spelen (selectie-effect)?

 

Leren met World of Warcraft?

Computerspellen hebben sowieso een invloed op de ontwikkeling van het kind. Dan ontstaat de vraag: ‘is deze invloed positief of negatief?’.

 

Sommige mensen zien computerspellen als World of Warcraft als dé uitkomst om leerproblemen te verhelpen. Dit komt doordat je bijvoorbeeld chat met medespelers; dit zou een positieve invloed kunnen hebben op taalproblemen.

 

Jongens spelen vaker computerspellen dan meisjes. Daarnaast zijn de computerspellen die jongens spelen vaker van gewelddadige aard. Ook zorgt gamen bij jongens eerder voor het niet doen van huiswerk dan bij meisjes.

 

Slechte cijfers weggeven

Er wordt een onderzoek beschreven bij kinderen van zes tot negen jaar: alle deelnemende kinderen hadden geen spelcomputer. Ze werden ingedeeld in groepen. Eén groep kinderen kreeg meteen een spelcomputer met drie leeftijdsadequate spellen. De andere groep kreeg die spelcomputer na vier maanden. Het onderzoek ging van start gelijktijdig met de start van het nieuwe schooljaar. De kinderen die een spelcomputer kregen, bleken na vier maanden significant minder tijd aan hun huiswerk te besteden dan de kinderen die nog geen spelcomputer hadden gekregen. Ook scoorden de kinderen met spelcomputer significant slechter op lees- en schrijftaken. Ook rapporteerden leerkrachten van kinderen met spelcomputer meer schoolproblemen (met name leerproblemen). De kinderen met spelcomputer deden het niet significant minder goed of beter op rekentaken dan de kinderen zonder spelcomputer. Er bleek ook nog een kwantitatief effect te zijn: hoe meer kinderen op hun spelcomputer speelden, hoe groter de leerproblemen waren.

 

De problemen met schrijven bleken in dit onderzoek het grootst te zijn. Dit is zorgwekkend, omdat schrijven bij veel verschillende vakken een vereiste is.

 

Sociale contacten en binding met ouders en vrienden

Ouders geven hun kinderen vaak een spelcomputer uit angst voor sociale buitensluiting door leeftijdsgenootjes. Onderzoek wijst echter uit dat dit niet het geval is: kinderen zonder spelcomputer worden niet vaker sociaal buitengesloten dan kinderen met spelcomputer. Daarnaast heeft onderzoek zelfs aangetoond dat elk uur dat kinderen met een spelcomputer spelen, zorgt voor een groter risico op een zwakkere band met ouders (dertien procent) en met leeftijdsgenoten (24 procent). Een veel recenter vergelijkbaar onderzoek heeft vergelijkbare resultaten: twintig procent extra kans op een zwakkere band met je ouders en een negatieve invloed op de band met leeftijdsgenoten.

 

Een ander onderzoek heeft aangetoond dat mensen die computerspellen met geweldselementen spelen, minder snel anderen te hulp schieten.

 

Prettig verdoofd, ook in de talkshow

Door geweldsspellen raak je empathisch afgestompt (desensibilisatie). Gebeurtenissen in computerspellen kunnen angstaanjagend echt lijken. In gewelddadige spellen wordt regelmatig een spelfiguur gedood zonder duidelijke reden. Waar we dat in het echte leven absoluut niet normaal vinden en waar mensen die geen geweldsspellen dit ook niet normaal vinden, vinden mensen die regelmatig geweldsspellen spellen dit absoluut niet bezwaarlijk of schokkend.

 

Onderzoek heeft bovenstaande aangetoond voor zowel gewelddadige films als voor spellen met geweld.

 

9. De digital native generatie

 

De digital native is iemand die vanaf de jaren tachtig is geboren en hierdoor computers en internet als vanzelfsprekend beschouwd. Er is sprake van een kloof tussen de twee generaties (generatie van voor en generatie van na 1980). Ook de voorzieningen moeten in een rap tempo meegroeien met de nieuwe digital native generatie, anders is er sprake van een grote veroudering. Daarnaast is tegenwoordig op internet alle informatie te vinden, waar de universiteit op in zou moeten spelen.

 

Het leven van digitale inboorlingen

Je moedertaal is anders aangeleerd en wordt op een andere manier beheerst dan andere talen die je aanleert. Je moedertaal zorgt ervoor dat je je verbonden voelt met de bijbehorende cultuur. De term ‘digital native’ is afgeleid van de Engelse term voor moedertaal (native speaker). Het vaderland van de digital native heeft dan ook een cultuur die zich bezighoudt met de digitale wereld met moderne en overal toegankelijke informatiestromen.

 

De digital native is constant of veelal online te vinden, luistert vaak en langdurig muziek en doet dit het liefst tegelijkertijd met gamen of televisiekijken.

 

De gouden toekomst van het internet

Dat de nieuwe digital native generatie anders is dan de oudere generaties, staat vast. Maar wat betekent dit voor de toekomst? Er wordt verwacht dat de hersenen van de digital natives er over een aantal jaar anders uit zullen zien dan de hersenen van eerdere generaties. Of dit een positieve of negatieve verandering zal zijn, daar zijn experts het nog niet over eens.

 

Generatie Google: geniaal of marginaal?

Jongeren geboren na ’93 worden ook ‘Generatie Google’ genoemd. Deze jongeren kunnen zich de tijd zonder Google amper of simpelweg niet herinneren. Onderzoek toont aan dat Generatie Google internet niet alleen als informatievoorziening of leermedium gebruikt. Ook communicatie met anderen, met name vrienden, vindt tegenwoordig door hen veelal plaats via internet.

 

Ander onderzoek heft uitgewezen dat Generatie Google geen andere of betere zoekvaardigheden heeft dan eerdere generaties. Er kwamen uit dit onderzoek nog meer resultaten naar voren:

  • iedereen die via internet zoekt, heeft de neiging tot oppervlakkige verwerking
  • jongeren hebben moeite de kwaliteit van bronnen in te schatten
  • het zoeken op internet is zo vergemakkelijkt, dat het invoeren van intelligentie zoektermen overbodig is geworden

 

Wie nog geen kennis heeft op een bepaald gebied, zal deze ook niet verkrijgen via Google. Wanneer je al wel kennis bezit, kan Google een handig medium zijn om kleine gaten in je kennis op te vullen, omdat de al aanwezige kennis als filter kan werken om de juiste informatie te vinden.

 

Onderzoek heeft daarnaast aangetoond dat de manier waarop we met informatie omgaan, de laatste 25 jaar niet is veranderd (dus ook niet sinds Generatie Google).

 

Oppervlakkigheid in plaats van hermeneutiek

Informatie verkregen door te scannen en surfen op het internet wordt op een oppervlakkige manier in de hersenen verwerkt en dus niet goed genoeg opgeslagen.

 

Een leerproces ontstaat in contact tussen twee personen, wanneer de ene persoon de andere persoon enthousiast kan maken en kan motiveren. Bij leren werkt fysiek contact veel beter dan contact via een computerscherm.

 

E-book in plaats van studie?

Naar het gebruik en effect van e-books is nog weinig wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd. Het zou best kunnen dat jonge kinderen hier wat van leren, bijvoorbeeld wanneer er bewegende plaatjes zijn en de tekst zou worden voorgelezen. Dit kan echter ook voor extra afleiding zorgen. Recent onderzoek toont aan dat veel afhangt van de kwaliteit van het e-book.

 

Onderzoek onder studenten heeft aangetoond dat elektronische leerboeken even leerzaam zijn als traditionele, papieren boeken. Studenten hebben geen voorkeur voor het gebruik van e-books, iets wat misschien bij deze generatie wel te verwachten zou zijn. Daarnaast kan leren met behulp van een e-book tijdrovender zijn, bijvoorbeeld door de hyperlinks in zo’n boek. Van de digital natives wil driekwart het liefst met een papieren boek leren, slechts een kwart kiest voor een e-book.

 

De huidige e-books die gebruikt kunnen worden als leerboek voegen vaak geen meerwaarde toe aan de papieren versie. De papieren versie wordt simpelweg omgezet in een e-pubformaat, er wordt geen extra informatie toegevoegd en dit levert geen toegevoegde waarde aan de kwaliteit van leren.

 

10. Multitasking

 

Het huidige digitale tijdperk verwacht van ons dat we constant dingen tegelijkertijd doen. Onderzoek toont bijvoorbeeld aan dat we ons werk elke elf minuten stoppen om bijvoorbeeld een smsje te beantwoorden.

 

Alles tegelijk: beschrijving van een fenomeen

Veel taken tegelijkertijd uitvoeren wordt multitasking genoemd. Veel jongeren multitasken zich een weg door de digitale media. Ze luisteren naar een podcast, terwijl ze een CD branden, e-mails beantwoorden en een website laden. Tussendoor maken ze hun huiswerk. Vooral de mobiele telefoon en de computer worden veelvuldige gelijktijdig gebruikt en dan voornamelijk door meisjes.

 

Word je slim van multitasken?

Elke activiteit die je doet laat zijn sporen achter in je hersenen en heeft daarmee invloed op je toekomstige activiteiten.

 

Multitasking kan in één adem worden genoemd met ‘cognitieve controle’: de vaardigheid om controle te hebben over je gedachten. Multitasking kan zowel positief af negatief invloed uitoefenen op je cognitieve controle: we groeien mee met de taken die we doen (positief), maar we verwerken veel informatie ook oppervlakkig (negatief). Dit zou uiteindelijk ook een neutrale invloed kunnen zijn, als de positieve en negatieve effecten elkaar opheffen.

 

Beheersing over het eigen denken

Multitasking leidt ertoe dat je sneller bent afgeleid door andere dingen dan de hoofdtaak die je op dat moment uit zou moeten voeren. Dit geldt met name voor mannen en vooral bij taken die lastig waren. Bij simpele taken werd het effect niet gevonden.

 

11. Zelfbeheersing

 

Zichzelf in de hand hebben: werkgeheugen, inhibitie en flexibiliteit

Zelfbeheersing bestaat uit drie onderdelen:

  • je lange termijn doel voor ogen houden
  • afzien van iets wat je graag wilt doen
  • flexibel zijn en regels kunnen veranderen wanneer dit gewenst/nuttig is

Zelfbeheersing is eigenlijk het remmen (inhibitie) van reflexmatig gedrag. Dit proces vindt plaats in je frontaalkwab. Wanneer je bijvoorbeeld moe of dronken bent, werkt dit hersengebied niet meer naar behoren. Daardoor vind je het in dit soort situaties vaak lastig reflexmatig gedrag te remmen.

 

Leren ‘willen’ is net zoiets als leren praten

Leren praten gebeurt door enorm veel taalervaringen. Als baby zie je veel mensen hun gezicht terwijl ze iets zeggen. Dit laat sporen na in de hersenen van het jonge kind. Baby’s leren zo de grammatica, semantiek en pragmatiek van hun moedertaal. Baby’s leren deze moedertaal gewoon, door te ervaren en door mee te maken (zonder bijvoorbeeld expliciete regels te leren). Ditzelfde geldt voor andere dingen in de ontwikkeling van jonge kinderen, bijvoorbeeld het leren lopen.

 

Met peuters en kleuters zijn we voortdurend hersengebieden aan het trainen. Met het standaardliedje voordat je gaat eten leer je bijvoorbeeld zelfbeheersing doordat je het eetmoment nog even uit moet stellen. Met liedjes gebaseerd op tekstveranderen oefen je bijvoorbeeld taal en foneembewustzijn. Dit soort dingen zijn het beste te leren met bijvoorbeeld liedjes of leuke activiteiten, wanneer dit niet het geval is, raken jonge kinderen snel afgeleid.

 

Gezondheid, geluk en een lang leven

Een test om zelfbeheersing te meten is de Marshmallow Task. In deze test krijgen jonge kinderen een marshmallow op een bord. De onderzoeker vertelt het kind even weg te moeten. Als het kind de marshmallow niet opeet en wacht tot de onderzoeker terugkomt, krijgt het kind nog een marshmallow. Er wordt zo gemeten of kinderen uitstel van beloning aankunnen. Ongeveer dertig procent van de kinderen is in staat tot uitstel van beloning, zelfs wanneer de onderzoeker een kwartier wegbleef. Andere kinderen houden het enkele minuten vol en sommige kinderen eten de marshmallow direct op.

 

Kinderen die goed presteerden op deze taak in de kleuterleeftijd, bleken later betere prestaties op school of in hun beroep te kunnen leveren. Uit ander onderzoek blijkt dat de mate van zelfbeheersing in de kleuterjaren een positieve invloed heeft op de gezondheid, sociale levensomstandigheden ende welstand later. Zelfbeheersing blijkt zelfs invloed te hebben op je levensverwachting, zo heeft Schots onderzoek aangetoond (meer zelfbeheersing in de tienerjaren betekent een grotere kans op een hogere levensverwachting).

 

Stress is falende zelfbeheersing

Stress ontstaat door te weinig zelfbeheersing. Stress wordt veroorzaakt door ons subjectieve gevoel van beheersing over de situatie. Wanneer we het gevoel hebben de situatie niet goed of voldoende te beheersen, ontstaat stress. Je krijgt geen stress van vervelende gebeurtenissen, maar het gevoel van machteloosheid dat je hierbij hebt.

 

Zelfbeheersing chronisch uit handen geven

Mensen met een aandachtsstoornis hebben veel moeite met zelfbeheersing. Kinderen die vroeg in hun leven veel televisie kijken, lijden aantoonbaar vaker aan aandachtsstoornissen.

 

Aandacht trainen met de computer?

Voorstanders van computers zeggen dat je aandachtsprikkels beter verwerkt wanneer je vaak computerspellen speelt. Dit betekent echter dat spelers van computerspellen eerder afgeleid zijn door andere prikkels en deze beter hebben leren verwerken. Daarnaast is het voor computeraars lastiger zich te focussen op één enkele prikkel. Zij leren eerder hun aandacht te verdelen dan hun aandacht te richten. Met het spelen van computerspellen kun je jezelf dus een aandachtsstoornis aanleren.

 

12. Slaap, depressie en verslaving

 

Slaap

Bij een enorm slaapgebrek zal je uiteindelijk toch in slaap vallen, dit is onvermijdelijk. Mensen hebben slaap dan ook nodig. De reden is echter nog niet helemaal bekend. Recent onderzoek heeft aangetoond dat slaap een actieve hersenfunctie is. Slaap blijkt zeer belangrijk te zijn voor de hersenen; alle indrukken die je op een dag op doet, moeten in de hersenen worden opgeslagen. Dit gebeurt wanneer het lichaam in ruste is; wanneer het lichaam slaapt.

 

Tijdens je slaap heb je vier tot vijf cycli van hersenactiviteit: lichte slaap – diepe slaap – lichte slaap – paradoxale slaap. Tijdens de paradoxale slaap zijn de hersenen net zo actief als wanneer we wakker zijn. Toch zijn we in deze slaap zeer moeilijk wakker te krijgen. Dit komt doordat er geen impulsen binnenkomen of worden verstuurd. Deze slaap wordt ook wel de REM-slaap (droomslaap) genoemd. Na deze cyclus begint weer een nieuwe cyclus. Hoe verder richting de ochtend, hoe minder diepe slaap er is en hoe meer paradoxale slaap.

 

Slapeloosheid is een veelvoorkomende bijwerking van digitale mediagebruik. Minder slaap zorgt voor meer vermoeidheid op de korte termijn. Op de lange termijn zijn de gevolgen ernstiger: een verminderde weerstand en een verhoogde kans op ziekten als kanker en diabetes.

 

Depressie

We worden nooit echt vrolijk van beeldschermgebruik, niet zoals na een lange wandeling of na het lezen van een goed boek. Na beeldschermgebruik hebben we eigenlijk vaak nergens meer zin in. Dit heeft bij jongeren vooral invloed op school en op vrijwillige naschoolse activiteiten.

 

Onderzoek heeft het verband aangetoond tussen digitale mediagebruik en stress en depressies, waarbij vrouwen een groter risico hebben dan mannen. Langdurig slaapgebrek kan ook voor een depressie zorgen, wat vervolgens weer leidt tot meer slaapgebrek enzovoorts. Ook overgewicht kan, door sociale uitsluiting, tot een depressie leiden. Al deze veroorzakers van depressie worden gevoed door het gebruik van digitale media.

 

Onderzoek heeft ook aangetoond dat er verbanden zijn tussen internetgebruik en symptomen van depressie.

 

Verslaving

Internet- en computergebruik kunnen leiden tot een verslaving. Mensen met een internetverslaving houden zich vooral bezig met:

  • online shoppen
  • uitzonderlijk veel films kijken
  • online sociale netwerken veelvuldig gebruiken
  • chatten
  • online games
  • veelvuldig nachtelijk internetgebruik

 

Computerspellen zijn een belangrijke factor in een computerverslaving. Dit geldt voornamelijk voor spellen die ingewikkeld zijn, veel spelers hebben en gebaseerd zijn op toeval. Dit kan leiden tot verwaarlozing van zichzelf en van dagelijkse plichten. Een voorbeeld van zo’n verslavend spel is World of Warcraft.

 

Het verslavingscentrum in je hersenen is uiterst gevoelig. Het wordt geactiveerd door verschillende stofjes zoals de neurotransmitter dopamine of drugs. Bij iemand die afgekickt is van een verslaving kan contact met oude bekenden of het komen op een plaats die gelinkt wordt aan de verslaving het verslavingscentrum activeren en zorgen voor een terugval. Maar niet alleen stofjes kunnen het verslavingscentrum activeren; dit kan ook door computer- en internetgebruik. Dit gebeurt wanneer je subjectief een beloningsgevoel krijgt en wanneer er sprake is van toeval. Op pagina 259 van het boek staat een lijst met verslavingsbevorderende spelcomponenten.

 

Een computer- en/of internetverslaving kan verstrekkende gevolgen hebben. Het kan bijvoorbeeld leiden tot een minder goede opleiding (of het niet afmaken van een opleiding), een minder goede gezondheid, criminaliteit en andere verslavingen.

 

13. Politiek en digitale mediagebruik

 

Uit eerdere hoofdstukken zijn verschillende nadelen van digitale media gebleken: ze zijn slecht voor ons leerproces, ze zorgen voor slapeloosheid, ze leiden tot een slechtere geheugenfunctie, ze werken verslavend en ze doen mentale arbeid die we niet meer zelf hoeven te doen. Daarnaast zorgt internet voor een toename aan bedrog en leugens. Dit zijn slechts enkele van de nadelen die in de voorgaande hoofdstukken aan bod zijn gekomen.

 

De informatievoorziening die internet biedt heeft ook negatieve gevolgen; door de enorme hoeveelheid informatie…

  • … worden jongeren eerder seksueel actief (door seks in de media)
  • … ontstaat er riskant rijgedrag (door actiespellen)
  • … wordt er meer alcohol geconsumeerd (door bioscoopfilms)
  • … plegen mensen suïcide (door geacteerde zelfmoord)

 

Deze opsomming van negatieve feiten als gevolg van het gebruik van digitale media leiden tot de vraag: ‘waarom gebeurt er niets?’. Deze vraag wordt in dit hoofdstuk beantwoord.

 

Partijoverschrijdend negeren

(de politiek die hier besproken wordt, betreft de Duitste politiek)

In de politiek wordt niet nagedacht over de in onderzoek bewezen negatieve gevolgen van de digitale media. Zij maken zich druk om de economie, de banken; wat is goed voor de belastingbetaler? Kinderen staan niet op de agenda, zij stemmen immers toch niet. Het gebruik en de omgang met digitale media wordt door de politiek zelfs bevorderd. Het wetenschappelijk gestaafde bewijs dat hoe meer digitale media je gebruikt, hoe schadelijker dit is en hoe jonger de leeftijd is waarop digitale media wordt gebruikt, hoe schadelijker het is, wordt in de politiek niet erkend.

 

Politici zijn van mening dat digitale media nu eenmaal in onze cultuur zijn ingebed en dus moeten worden gestimuleerd.

 

Moord zonder motief

Gewelddadige spellen spelen, waarbij geweld plaatsvindt zonder enige aanleiding, leiden tot meer geweldsdelicten in de samenleving. Vooral wanneer bij de speler van het spel al andere negatieve dingen in het leven zijn. Dit zou voorkomen moeten worden en er zou zeker geen extra geld moeten gaan naar de ontwikkeling en ondersteuning van dit soort games.

 

Ministeries, kerken, wetenschap, Amnesty International

Ook op andere plaatsen dan de politiek wordt niet kritisch naar het gebruik van digitale media gekeken. Integendeel, het wordt zelfs gepropageerd. De negatieve effecten die digitale media met zich meebrengen worden, zonder goede, wetenschappelijke onderbouwing, ontkracht.

 

14. Wat nu?

 

Digitale media zijn een onderdeel van ons leven geworden. Steeds vaker wordt gebruik gemaakt van digitale media om bijvoorbeeld belangrijke patiëntgegevens op te slaan en bestrijden of afschaffen is dus niet aan de orde. We weten echter ook dat digitale media ee hoop gevaren met zich meebrengen.

 

Mentaal verval: het uitgangspunt is van belang

Digitale dementie ontstaat in de volgende stappen:

  1. taalontwikkelingsstoornissen
  2. aandachtsstoornissen
  3. schoolproblemen
  4. lage opleiding en ongezond voeding
  5. overgewicht
  6. verslavingen en slaapgebrek
  7. werkloosheid, ziekte en sociaal verval
  8. vereenzaming
  9. depressie en dementie

Al deze stappen worden beïnvloed door het gebruik van digitale media.

 

Onderzoek onder nonnen had opvallende resultaten. Hier bleek dat een aantal nonnen die tot aan hun dood nog pienter waren, de wereld om het heen goed begrepen en eigenlijk nog goed functioneren, toch Alzheimer dementie aanwezig in het brein. Het bleek dat een brein dat goed is ontwikkeld, veel beter bestand is tegen de symptomen van de ziekte.

 

Hersenontwikkeling tegen hersenafbraak

We hebben enorm veel invloed op de vorming van onze hersenen, aangezien deze zeer plastisch zijn en gevormd worden door allerlei ervaringen.

 

Onderzoek heeft aangetoond dat mensen die tweetalig zijn (en dit hun leven lang blijven) drie tot vijf jaar later last krijgen van de symptomen van dementie. Mentale activiteit is dus van belang. Het effect van tweetaligheid is groter dan welke beschikbare medicatie dan ook. De oorzaak van het effect van tweetaligheid is waarschijnlijk dat bij deze mensen beide talen gelijktijdig actief zijn. Ze moeten voortdurend opletten dat ze de juiste taal spreken en de juiste taal onderdrukken (cognitieve controle).

 

Digitale dementie die bij de huidige jeugd wordt veroorzaakt, kan dus verstrekkende gevolgen hebben voor de toekomstige gezondheidszorg. Doordat de jeugd de hersenen niet meer voldoende uitdaagt middels het gebruik van sociale media, zal er bij hen eerder dementie op kunnen treden, wat enorme kosten voor de gezondheidszorg met zich meebrengt.

 

Leren van de omgang met andere gevaren

Hoe kunnen we het digitale mediagebruik veranderen? Om deze vraag te beantwoorden, kun je uitgaan van hoe we omgaan met andere probleemmiddelen, zoals alcohol. De maatregelen (met name het heffen van accijns) die hier zijn genomen, zijn ontstaan door wetenschappelijk bewijs voor de schadelijkheid. En de maatregelen hadden effect.

 

Internetrijbewijs?

Zelfs in beroepen waar je niet bezig bent met het zoeken naar informatie, is een computer onmisbaar geworden. Is het dan een idee om op school al een soort diploma voor de omgang met computers en internet te behalen?

 

De computer is een instrument dat duur is en slechts een korte levensduur heeft. Wanneer de computer na drie jaar nog werkt, is deze toch onbruikbaar geworden omdat de programma’s die erop staan verouderd zijn. Dan moet er weer, tegen hoge kosten, nieuwe apparatuur worden aangeschaft. De fabrikant blij, ons schoolgeld verspild. Want een computer kan worden gebruikt om dingen mee te leren, het probleem is echter dat kinderen dat niet of nauwelijks doen.

 

Juist lager opgeleide ouders willen hun kind betere kansen voor de toekomst bieden. Zij denken dat ze hun kind daarvoor vroeg voor de computer moeten zetten, dan wordt hun kind mediavaardig, iets wat van je verwacht wordt in de huidige maatschappij, wat dus je kansen vergroot. Helaas zijn deze ouders meestal niet op de hoogte van de wetenschappelijk bewezen negatieve effecten.

 

Mediavaardigheid?

Het voorlichten van kinderen over de gevaren van een bepaald middel, bijvoorbeeld over drugs middels een drugskoffer met samples, zorgt voor een zekere mate van nieuwsgierigheid, die pas werd bevredigd door zelf te experimenteren. Zulke voorlichting leidt dus tot meer gebruik van het middel, in plaats van minder. Met computers en internet gaat het hetzelfde: kinderen krijgen op school een voorproefje, worden nieuwsgierig en willen er steeds vaker mee aan de slag.

 

Kinderen leren heel snel dingen aan. Wat ze leren, blijft hun vaak leven lang bij hen.  Het is dus zaak om kinderen op een zo laat mogelijke leeftijd in contact te laten komen met digitale media.

 

Er zijn geen bewijzen dat kinderen door mediagebruik mediavaardig worden. Daarnaast is er zeker geen bewijs dat mediavaardigheid goed voor je is. Daarnaast is voor computergebruik helemaal geen mediavaardigheid nodig. Wanneer je weet hoe je met een muis kunt klikken, ben je al een heel eind op weg.

 

Voor specifieke informatie kunnen we beter vertrouwen op iemand met vakkennis, dan op het internet. Wanneer je nog weinig weet, is de kans klein dat je van Google veel wijzer wordt. Mensen met kennis van de laatste stand van zaken betreffende de wetenschappelijke resultaten zijn nodig.

 

Hersenjogging?

Hersentraining bij ouderen met behulp van de computer heeft geen aantoonbaar positieve effecten in het uitstellen van symptomen van ziekten als Alzheimer dementie. Hiervoor is juist lichaamsbeweging, iets wat je niet krijgt achter een computer, van belang.

 

De beste remedie is het ‘aanschaffen’ of ‘lenen’ van een kleinkind. Een kind zit vol vragen en kan een andere mening hebben, dit houdt je jong.

 

Laat u niet van uw verstand beroven door marktkooplui

Het is van belang dat je er zelf voor zorgt goed geïnformeerd te zijn over de laatste wetenschappelijke inzichten. Let hierbij vooral op onderzoek met een zogenaamd plafondeffect: de vragen zijn zo opgesteld, dat negen op de tien respondenten binnen één bepaalde antwoordcategorie vallen. Er is niet voldoende gedifferentieerd tussen de verschillende antwoordopties, wat zorgt voor een vertekend beeld wat niet goed geïnterpreteerd kan worden.

 

Seks en misdaad

Onze seksegebonden interesses zijn ontstaan doordat onze voorouders hier interesse in hadden. De digitale media speelt hier vaak handig op in. Dit verklaart de interesse in seks en geweld.

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
757