Oefententamens Inleiding Strafrecht - UvA
- 5426 reads
Royce wordt veroordeeld ter zake van afpersing (art. 317 lid 1 Sr). Hij heeft onder bedreiging het horloge, de Iphone en de bromfiets afhandig gemaakt van een man die voor een stoplicht stond te wachten. Royce heeft al vaker dit soort delicten gepleegd. De rechter veroordeelt Oscar tot:
Is deze strafoplegging rechtens?
Welke van onderstaande alternatieven geeft het beste het verschil weer tussen een rechtvaardigingsgrond en een schulduitsluitingsgrond?
Waar is het legaliteitsbeginsel neergelegd?
Art. 40 Wegenverkeerwet 1994 is een:
In de 19 eeuw verenigden strafrechtsgeleerden en -practici zich achter de Moderne Richting, in reactie op de -tot dan toe- dominante Klassieke Richting. De aanhangers van de Moderne Richting hadden duidelijk een andere visie op de rechtvaardiging en het nut van strafrechtspleging. In welk opzicht onderscheidde de Moderne Richting zich vooral van de Klassieke Richting?
Het Nederlandse strafrecht en de strafrechtspleging in Nederland kon na de Tweede Wereldoorlog niet op ieders instemming rekenen. Sommigen waren zelfs van mening dat het strafrecht toch vooral schadelijke effecten heeft en drongen dan ook aan op een radicale afschaffing van het strafrecht. Met welke school of richting kan dit zogenoemde abolitionisme worden geassocieerd?
Aan welke voorwaarden moet zijn voldaan voordat er sprake kan zijn van een strafbaar feit?
Gwen wordt vervolgd ter zake van het veroorzaken van een aanrijding. Aan haar wordt ten laste gelegd dat
‘zij op 21 september 2016 te Amsterdam op de kruising Buitenveldertseselaan en de Boelelaan een fietser, Bram, geen voorrang heeft verleend waardoor deze door haar schuld letsel aan zijn knie heeft opgelopen waardoor hij gedurende drie weken zijn werkzaamheden niet heeft kunnen verrichten’ (art. 6 Wegenverkeerswet 1994).
Gwen beroept zich op overmacht als noodtoestand nu zij met haar ernstig zieke dochter onderweg was naar het VU-ziekenhuis.
Tot welke uitspraak komt de rechter als haar verweer wordt gehonoreerd?
Wat voor feit betreft art. 228 lid 2 Sr?
Wat oordeelde de Hoge Raad in het arrest 'Melk en water’ (HR 14 februari 1916, NJ 1916, 681)?
Zijn wederrechtelijkheid en schuld in art. 173a Sr bestanddeel en/of element?
Ginny wordt veroordeeld wegens stalking (art. 285b Sr). Zij wordt hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van een jaar waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar onder de bijzondere voorwaarde dat zij gedurende de proeftijd geen contact zal leggen of laten leggen met haar vroegere echtgenoot. Tenslotte legt de rechter ook een voorwaardelijke taakstraf op van twaalf uur. Is de opgelegde straf rechtens?
Uit het oogpunt van rechtszekerheid kan bestraffing van nalaten problematisch zijn, met name als het gaat om de zogenoemde oneigenlijke commissiedelicten. In welke specifieke, door Remmelink genoemde, omstandigheid is dit acceptabel?
Wanneer zijn wederrechtelijkheid en schuld bestanddelen?
Welke van onderstaande omstandigheden kan als een geschreven schulduitsluitingsgrond worden aangemerkt?
Dat de dader het feit beging:
Welke interpretatiemethode hanteert de Hoge Raad in het Electriciteitsarrest (HR 23 mei 1921, NJ 1921, 564)?
Welke van de volgende bepalingen behelst alleen een rechtvaardigingsgrond?
Op welke strafuitsluitingsgrond beroept de verdachte zich in de volgende zaak die het hof vervolgens ook als zodanig beoordeelt?
De verdachte is een van de weinige dierenartsen ter wereld die zich als specialist bezighoudt met de duivengeneeskunde. Hij wordt door grote aantallen duivenmelkers wereldwijd en dus ook uit Nederland, benaderd als een ziekte uitbreekt of dreigt uit te breken. Hem wordt verweten dat hij, in strijd met de Diergeneesmiddelenwet diergeneesmiddelen afleverde, die niet waren geregistreerd. De verdachte voert aan dat hij voor zijn handelen een zeer goede reden had. In Nederland zijn geen geregistreerde geneesmiddelen beschikbaar, die effectief de vaak levensbedreigende ziektes kunnen bestrijden waaraan de door hem te behandelen duiven leden, danwel dreigden te worden blootgesteld. Het anderszins bereiden van geneesmiddelen in de hoeveelheden, die noodzakelijk waren om te kunnen voldoen aan de vraag waarmee verdachte zich geconfronteerd zag, was feitelijk onmogelijk. Het hof beoordeelt zowel of de gedraging van verdachte voortvloeit uit een actuele – niet noodzakelijk “acute” –, concrete nood als of aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit is voldaan.
De verdachte beroept zich op:
In het "Veearts"-arrest (HR 20 februari 1933, NJ 1933, p. 918) oordeelde de Hoge Raad dat in ons strafrecht:
Een dierenarts Dennis wordt vervolgd omdat hij gezonde kippen in contact heeft gebracht met kippen die met de kippenziekte zijn besmet. De tenlastelegging luidt:
“Dat hij, Dennis, op 8 december 2017 te Overveen opzettelijk en wederrechtelijk gezonde kippen in een ren heeft gebracht met kippen die met kippenziekte zijn besmet.” (art. 25 Gezondheids- en welzijnwet voor dieren)
Dennis beroept zich op het feit dat hij heeft gehandeld naar geldend veterinair wetenschappelijk inzicht en dat hij dit deed met de bedoeling hetzelfde belang te dienen dat met het verbieden van dit gedrag wordt beoogd te beschermen. Indien de rechter dit verweer honoreert, moet hij de dierenarts:
Voorwaarden voor een succesvol beroep op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid zijn:
Welke van bovenstaande voorwaarden zijn juist?
Wat is de relatie tussen een delictsomschrijving en strafuitsluitingsgronden?
Rechtsdwaling zal slechts worden gehonoreerd wanneer advies is ingewonnen bij:
Klaas heeft toen hij met zijn voertuig op de openbare weg reed en naar links afsloeg, een hem tegemoetkomende bestuurder van een bromfiets niet gezien en daarom niet voor laten gaan. Ten gevolge van de daarop volgende botsing is de bestuurder van de bromfiets overleden. Klaas wordt op correcte wijze vervolgd voor art. 6 jo 175 lid 1 onder a Wegenverkeerswet. Klaas zal moeten worden vrijgesproken indien hij een geslaagd beroep doet op:
Op 22 december 2011, omstreeks 05.50 uur, valt Simon in een heel stil café de barvrouw lastig. Daarop zegt Jan tegen Simon dat hij dat in het licht van de #MeToo- discussies niet kan maken. Simon kijkt goed om zich heen en pakt een glas op om het naar Jan te gooien. Maar hij beslist dat niet te doen, al roepend: ‘Ik zou dit glas wel op jouw hoofd kapot willen gooien, maar dat is te gevaarlijk’. Als Ahmed daarop op Simon afloopt, roept Simon dat hij Ahmed ‘een bierdouche zal geven’. Maar in zijn onderhandse gooibeweging glipt het glas mee en komt het in het gezicht van Ahmed terecht. Ahmed loopt daardoor een oogwond op waardoor hij niet langer zijn beroep als opticien kan uitoefenen. De camerabeelden van het café bevestigen de hiervoor gestelde gang van zaken. De officier van justitie stelt dat Simon rekening had moeten houden met het feit dat een glas kan meeglippen als je iemand onderhands een zogenoemde bierdouche wil geven.
Ten laste is gelegd:
Primair: het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (art. 302 Sr) en
Subsidiair: door schuld zodanig lichamelijk letsel toebrengen dat daardoor verhindering in de uitoefening van beroepsbezigheden is ontstaan (art. 308 Sr).
Zal de rechtbank Simon voor het primaire en/of subsidiaire feit moeten veroordelen of vrijspreken?
Jan weet dat Piet van plan is bij de miljonair Kees in te breken. Jan is wel eens bij Kees binnen geweest en weet dat een van de tuindeuren aan de achterkant van het huis slecht beveiligd is en eenvoudig open te breken is. Piet breekt, na door Jan te zijn ingelicht, kort daarop via deze tuindeur bij Kees in en neemt enkele kostbare voorwerpen weg. In welke deelnemingsvorm maakt Jan zich schuldig aan diefstal met braak (art. 310 jo. 311 lid 1 sub 5 Sr)?
Wat zijn de eisen die worden gesteld aan poging in de zin van art. 45 Sr?
Melanie neemt vanaf vliegveld Zanderij in Suriname een vlucht naar Nederland. Zij neemt op verzoek van een kennis, een vaste klant van haar café, vanuit Suriname per vliegtuig twee zakken met bonbons naar Nederland mee voor de nicht van die kennis. Deze nicht zou naar Schiphol komen om die chocolaatjes in ontvangst te nemen. Melanie geeft zelf bij de rechter aan dat zij ‘even snel dacht dat het gek was omdat Nederland een chocoladeland was’ maar ‘dat zij er verder niet bij stil heeft gestaan en de zakken gewoon heeft meegenomen’. Zij antwoordt op vragen van de rechter dat zij de borden op het vliegveld Zanderij met de waarschuwing ‘niet zomaar spullen van anderen mee te nemen’, heeft zien staan, maar niet vond dat zij de zakken moestonderzoeken omdat er op het etiket stond dat er bonbons in zaten. Op zitting neemt de rechter waar dat deze zakken een licht chemische geur hebben en dat deze 2 kilogram per stuk wegen in plaats van de op het etiket vermelde 200 gram. De officier van justitie legt ten laste dat Melanie in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod de aangegeven hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
Hoe zal de rechter, gezien de voorgeschreven literatuur en jurisprudentie, oordelen over het psychische bestanddeel dat Melanie wordt verweten?
Hij zal vinden dat er sprake is van:
Het leerstuk ‘culpa in causa’ speelt een vrij belangrijke rol bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van strafuitsluitingsgronden. Het houdt in dat iemand die zich verwijtbaar in een situatie heeft gebracht, waarin hij in beginsel een beroep op een strafuitsluitingsgrond zou kunnen doen – noodweer(exces) of overmacht -, toch nul op het rekest krijgt omdat het aan zijn schuld te wijten is dat die situatie zich voordoet.
In zijn essay ‘Vrije Wil’ gaat de filosoof Thomas Nagel in op de verschillende opvattingen van deterministen en indeterministen omtrent de menselijke vrije wil en de mogelijke consequenties voor strafrechtelijke aansprakelijkheid. Wat zijn volgens Nagel de consequenties van de opvattingen van deterministen en indeterministen voor strafrechtelijke aansprakelijkheid in geval van ‘culpa in causa’?
Siep, werkzaam bij café de Zotte, wordt vervolgd wegens het feit van art. 252 lid 1 sub 1 Sr. De tenlastelegging luidt:
‘dat hij, Siep, op 20 december 2017 te Amsterdam, aan Karel, die in kennelijke staat van dronkenschap verkeerde, bedwelmende drank, te weten whiskey, heeft verkocht.’ (art. 252 lid 1 sub 1 Sr)
Siep voert aan dat hij niet wist dat hij whiskey schonk. In de fles waar spa blauw op stond bleek naderhand whiskey te zitten; een stomme en ongepaste grap van een collega. Stel dat de rechter dit verweer honoreert, tot welke einduitspraak moet hij dan komen?
Sam wordt vervolgd voor:
Feit 1: computervredebreuk (art. 138ab lid 1 Sr); en
Feit 2: openlijke geweldpleging in vereniging tegen goederen (art. 141 lid 1 Sr)
Ten aanzien van beide feiten beroept Sam zich op noodweerexces. Als de feiten juist ten laste zijn gelegd en de rechter dit verweer honoreert tot welke einduitspraken zal hij dan moeten komen?
Jeanette moet terechtstaan wegens het uitgeven van vervalste briefjes van 50 euro in een winkel in Amsterdam (art. 213 Sr). De tenlastelegging luidt:
‘dat zij op 8 februari 2017, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, 10 vervalste bankbiljetten heeft uitgegeven.’ (art. 213 Sr)
Jeanette voert aan dat zij de bankbiljetten van haar moeder had gekregen en niet had gezien dat ze vals waren. Stel dat de rechter Jeanette volgt in haar verweer, maar ook naar de tenlastelegging kijkt, tot welke einduitspraak zal hij dan moeten komen?
Tigger heeft zonder te betalen twee cd’s van Frans Bauer meegenomen uit een muziekwinkel. Hem wordt ten laste gelegd dat:
‘hij op 4 december 2016 te Amsterdam twee cd’s heeft weggenomen zonder te betalen terwijl die cd’s aan een ander toebehoorden dan aan hem (art 310 Sr).’
Tigger geeft aan dat hij de cd’s heeft weggenomen uit een rek waar een bordje gratis bij stond. De eigenaar van de zaak heeft laten weten dat er wel zo’n rekje in zijn winkel staat maar dat daar geen cd’s van Frans Bauer in staan. Blijkbaar heeft iemand die daar in gezet waardoor Tigger heeft gemeend dat hij ze mee kon nemen. Als de rechter deze gang van zaken aannemelijk acht, maar ook naar de tenlastelegging kijkt, wat zal dan zijn uitspraak zijn?
Arista moet terechtstaan wegens vernieling (art. 350 Sr). Haar is ten laste gelegd dat ‘zij op 21 juni 2016 te Haarlem, zonder toestemming van de rechthebbende opzettelijk het slot van de toegangsdeur van diens vakantiehuisje heeft vernield door dit te forceren met een schroevendraaier waarbij ook de deurpost beschadigd is waarbij een schade van € 200,- is ontstaan.’ (art 350 Sr)
Arista verdedigt zich door te stellen dat in het vakantiehuisje kinderen met vuur speelden. Arista heeft de kinderen, door op de ramen te tikken, trachten te weerhouden van brandstichting. De kinderen trokken zich daar echter niets van aan, vandaar dat ze de deur heeft geforceerd en de lucifers heeft afgepakt. Als de rechter het verweer van Arista aanvaardt, wat moet dan zijn uitspraak zijn?
Ainsworth heeft in haar rechtsvergelijkende artikel 'Legal Discourse and Legal Narratives' het adversaire systeem ten opzichte van het inquisitoire systeem geprezen. Waarom acht Ainsworth het adversaire systeem vanuit het perspectief van een eerlijk proces beter dan het inquisitoire systeem?
Waarom vindt het recht om getuigen te ondervragen, zoals dat te vinden is in art. 6 lid 3 sub d EVRM, betere bescherming in het adversaire strafproces dan in het inquisitoire strafproces?
Thrace heeft een winkeltje op de Overtoom waar zij trendy armbandjes verkoopt. Als zij ziet dat één van haar klanten (Nimbus) een armbandje in zijn jaszak steekt loopt zij hem achterna naar buiten. Als er op straat een schermutseling dreigt te ontstaan, komen twee voorbijgangers, Royce en Hadrian, Thrace te hulp. Terwijl Royce en Hadrian Nimbus in bedwang houden, belt Thrace de politie. Is de aanhouding van Nimbus terzake van art. 310 Sr door Thrace rechtens?
Royce en Hadrian lopen ’s avonds laat door een winkelcentrum in Uithoorn. Zij zijn baldadig geworden door het drinken van een paar glazen wodka. Bij een appartementencomplex staat de toegangsdeur naar de lift open. Royce en Hadrian gaan naar binnen en drukken op de alarmknop in de lift. Zij schrikken zelf als er een harde alarmbel af gaat. Ze gaan er als een haas vandoor. De bewoners van het appartementencomplex schrikken wakker en bellen de politie. De volgende dag bekijken agenten de camerabeelden waarbij Royce en Hadrian in beeld komen. Later op de dag worden zij aangehouden wegens verdenking van het overtreden van art. 142 lid 1 Sr. Is de aanhouding rechtens?
Wat wordt verstaan onder het beginsel van interne openbaarheid?
Frans heeft een illegaal baantje. Hij bezorgt hipstermaaltijden in Amsterdam Centrum en West. Hij gebruikt hiervoor zijn eigen elektrische scooter waarop hij een bak van een bezorgscooter heeft gemonteerd. Op de bak staat ‘Maaltijden binnen een half uur’. Hij wordt door het (overigens legale) bedrijf waar hij voor werkt contant betaald en het verdient goed. Als Frans in de namiddag op de Overtoom rijdt, ziet hij dat twee agenten hem blijkbaar in de gaten houden. De agenten moeten te hard rijdende (pizza)koeriers bekeuren. Frans is bang dat hij zal worden betrapt op zwartwerken en rijdt met een omweg langs de agenten. Maar de agenten halen Frans op de Overtoom in en vragen hem of hij drugs bij zich heeft. Als Frans ontkennend antwoordt, wordt hij aangehouden op grond van een vermeende overtreding van de Opiumwet. Op het bureau wordt hij aan de kleding onderzocht en ook de scooter wordt aan een onderzoek onderworpen. Bij het onderzoek aan de kleding wordt 100 gram cocaïne aangetroffen.
Is de aanhouding van Frans terzake van overtreding van de Opiumwet rechtens?
De gemeente Amsterdam heeft in een APV vastgelegd dat bij het niet op verzoek van de politie kunnen tonen van de aankoopnota van een fiets met een cataloguswaarde van € 800,- of meer waarmee op de openbare weg gereden wordt, de berijder als verdachte van heling kan worden aangemerkt en mag worden aangehouden. Is de APV verbindend?
Monika wordt al langer op basis van betrouwbare informatie uit een lopend onderzoek verdacht van handel in XTC maar de politie heeft haar daar tot nog toe niet op kunnen betrappen. Als Greetje en Dirk, beiden gewone opsporingsambtenaren van het bureau IJtunnel-2 op het Waterlooplein hun ronde doen, zien zij dat Monika iets overhandigt aan een Duitse toerist en daar geld voor in ontvangst neemt. Het is overigens algemeen bekend dat er gedeald wordt op het Waterlooplein. Greetje en Dirk houden Monika aan. Monika ontkent in drugs gehandeld te hebben. De opsporingsambtenaren onderzoeken haar aan de kleding alvorens haar achterin de surveillanceauto te zetten. Er wordt hierbij niets anders aangetroffen dan een biljet van € 10,-. Als Monika later voor de officier van justitie wordt geleid, stelt zij dat het onderzoek aan de kleding onrechtmatig is geweest. Heeft Monika gelijk?
In zijn artikel 'Is the Criminal Process About the Truth', zegt Weigend over plea bargaining:
In plea bargaining, we encounter the related myth that the agreed-upon sentence is a just sentence because it reflects the defendant's "true" responsibility taking into account his remorse and contrition.
Is het adversaire systeem, waarvan plea bargaining een essentieel onderdeel uitmaakt, hiermee volgens Weigend per definitie ongeschikt voor adequate waarheidsvinding?
Er is altijd veel media-aandacht voor gerechtelijke dwalingen, namelijk als het gaat om ernstige tekortkomingen in de strafrechtelijke waarheidsvinding. Hierbij is er tot op heden weinig aandacht voor het herstellen van onterechte vrijspraken. De zogenaamde herziening ten nadele' is in Nederland met enige kritiek geïntroduceerd, omdat het op gespannen voet zou staan met het recht van een vrijgesproken verdachte om niet twee keer voor hetzelfde feit berecht te worden (ne bis in idem). Waarom hechten we toch belang aan de mogelijkheid van herziening ten nadele?
Bij een beroep in cassatie betreffende een arrest van het Gerechtshof Den Haag, blijkt dat de ingediende klacht niet tot cassatie kan leiden, er geen nieuw onderzoek naar de feiten zal plaatsvinden en er ook geen rechtsvragen beantwoord dienen te worden. Welke beslissing zal de Hoge Raad moeten nemen?
Merel en Mees vieren in een gezellig versierde tuin het heugelijke feit dat zij zes maanden een relatie hebben. Mees komt op het idee om een paar ballonnen die in een feestwinkel zijn gevuld met helium op te laten met een (traag)brandend servet er onder. Het is een leuk gezicht, maar het scheelt niet veel of het schuurtje van de buren vliegt in de brand. De buurman doet aangifte. Mees wordt vervolgd ter zake van:
primair: poging tot brandstichting (art. 45 jo 157 sub 1 Sr)
subsidiair: het oplaten van een ballon waaraan brandende stoffen gehecht zijn (art. 429 sub 2 Sr).
Mees wordt uiteindelijk door de rechtbank vrijgesproken van het primair ten laste gelegde en voor het subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 50,-. Kan Mees hoger beroep aantekenen?
Dora heeft een verkeersbord bij haar huis met een spuitbuis bespoten met haar leeftijd (45) en een pijl richting haar huis als teken voor de gasten dat daar haar verjaardag wordt gevierd. De volgende dag heeft zij de verf weer verwijderd. Na een tijd krijgt ze een boete van € 150,- ter zake van overtreding van art. 424 lid 1 Sr. Een agent heeft op ambtseed een proces-verbaal opgemaakt van het feit toen hij zag dat Dora er mee bezig was. Dora vindt het nogal flauw dat ze daarvoor een boete krijgt terwijl de agent verder niets heeft gezegd of gedaan. Bovendien is ze van mening dat als ze ontkent het feit te hebben gepleegd, er onvoldoende bewijs is om haar daarvoor te veroordelen. Alleen de agent heeft immers gezien dat ze daar mee bezig was. Verder niemand. Mag Dora worden veroordeeld ter zake van art. 424 lid 1 Sr?
Frits heeft op een terrasje in de Lange Leidsedwarsstraat een glas dubbele whisky in het gezicht van Duco gegooid. Duco draagt contactlenzen en ondervindt veel pijn van de sterke drank in zijn ogen. Omdat hij het gedoe van Frits al langer zat is, doet hij aangifte wegens mishandeling (art 300 lid 1 Sr). Frits ontkent dat hij met whisky heeft gegooid, hij stelt dat hij zelfs nog nooit whisky heeft gedronken. Naast de aangifte van Duco is er een verklaring van Sanne die van een vriendin heeft gehoord dat Frits een glas whisky in het gezicht van Duco heeft gegooid op die bewuste avond. Die vriendin heeft tegen haar gezegd dat zij gezien heeft dat Frits Duco whisky in het gezicht gooide. Kan Frits worden veroordeeld?
Wat zijn de deelnormen van het legaliteitsbeginsel?
Alric is eigenaar van een keten van souvenirwinkels. Hij heeft recent Myron aangenomen als manager van een van zijn filialen. Bij een controle van de boekhouding ziet Alric dat Myron sjoemelt met de BTW en valsheid in geschrifte pleegt. Als Alric Myron om opheldering vraagt, legt Myron uit dat de pakkans zeer klein is en dat hij de verantwoordelijkheid neemt. Hij vraagt of Alric instemt. Alric zegt niets en loopt hoofdschuddend weg. Myron gaat op dezelfde voet verder. Vijf maanden later wordt Alric aangehouden omdat bij controle door de belastingdienst is gebleken dat in de souvenirwinkel waarvan Myron manager is, valsheid in geschrifte wordt gepleegd. Kan Alric worden veroordeeld als functioneel dader van valsheid in geschrifte (art. 225 Sr)?
C
A
D
B
C
B
A
D
A
D
D
D
C
D
B
D
C
C
B
C
A
C
A
C
C
C
D
A
A
D
B
B
C
C
A
B
C
D
C
C
C
D
B
D
B
B
A
C
B
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Oefententamens te gebruiken bij het vak Inleiding Strafrecht aan de UvA.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2253 |
Add new contribution