Collegeaantekeningen Medialandschap, Communicatiewetenschap, UVA

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.

 

College  1 

Tegenwoordig leven we niet met, maar in de media. Dit wil zeggen dat alles wat wij doen via de media gaat. Wij leven in een informatie- of netwerksamenleving waarin sprake is van mediatisering. Er wordt ook wel gesproken over een mediacratie.

 

Een aantal voorbeelden van media-banen zijn journalistiek, PR, voorlichting, interne communicatie en corporate communicatie. Hier onder volgt voor elke baan een toelichting:
- Journalist: Iedereen beschikt over de mogelijkheid om journalist te zijn of worden. Men kan niet uit dit beroep gezet worden. Om deze reden wordt ook wel gesproken over een halve professie of semi-professie. Het voornaamste verschil tussen journalisten en andere media-beroepen is dat journalisten voor inhoud moeten zorgen. Journalistiek is een eeuwenoud beroep. In Nederland wordt het begin zo halverwege de 19e eeuw gezien en tot nu toe zijn er vier perioden te onderscheiden: 1850-1914 (opkomst en ontwikkeling), 1914-1960 (gebondenheid), 1960-2000 (kritische autonomie), 2000-nu (crisis en transformatie). De voornaamste verandering binnen de journalistiek door de jaren heen is de verandering van verticaal (geen interactie tussen de ontvangers) naar horizontaal (waarbij wel sprake van interactie is).
- PR: Deze vorm van communicatie wordt gebruikt om bepaalde doelstellingen te bereiken en heet ook wel strategische communicatie. De doelstelling van PR-werk staan weergegeven in ‘doelstellingen van Van der Meiden’(1990). Bij PR-werk draait alles om het imago en het management om dit imago tot stand te houden.

- Voorlichting: Dit is het zelfde als PR, maar dan bij de overheid. Er moet in dit geval namelijk rekening worden gehouden met de burger. Dit wordt gedaan in commissies. Een aantal belangrijke commissies zijn: Van Heuven Goedhart (hier ligt de grondslag), Biesheuvel (hier gaat het om het actief benaderen van burgers) en Wallage (richt zich op actieve openbaarheid en het ter beschikking stellen van documenten).
- Interne communicatie: Dit gaat om de communicatie binnen een organisatie en wordt in tegenstelling tot vroeger gezien als een serieuze baan.

Er is sprake van vervagende grenzen tussen journalistiek en PR-werk. Er zijn tegenwoordig steeds minder journalisten, maar meer communicatieprofessionals. Communicatieprofessionals helpen journalisten door het geven van kant en klare stukken, waardoor een grensvervaging ontstaat.

Het is belangrijk om je bewust te zijn dat er binnen de media-economie twee markten zijn: mensen en bedrijven. Het medium verkoop je aan mensen en reclame-ruimte binnen het medium aan bedrijven.

Gastspreker Jeroen Doucet (media-strateeg) benadrukt hoe belangrijk het is om je bewust te zijn van de continue verandering in de mens en in onze sector. Als studenten moeten wij ons in de toekomst bewust zijn dat 1. De computer wint, 2. Platvormen winnen (zoals FB, google en youtube) en 3. Kranten krimpen of verdwijnen.

De Nederlandse mediasector krimpt, omdat wij alles uit de VS importeren, en zal in de toekomst volgens Doucet helemaal verdwijnen. Kansen voor ons liggen om die reden bij content-creatie door niet-media bedrijven.
Tips van Doucet:
1. Leer van cijfers houden (digitalisering)
2. Doorgrond de platvormen
3. Onthoud dat je zelf kan uitgeven (de uitgever bent)
4. Zet je zinnen niet op zenders of uitgevers
 

College 2

Het aanbod van media is in hoge mate van karakter veranderd. Nu is de vraag of er door de toename van media een aantal media zullen gaan verdwijnen of dat ze naast elkaar kunnen blijven bestaan.
Er is al eens een medium verdwenen, namelijk de telegram. In het vorige college werd de verdwijning van de krant voorspeld. Of dit echt een verdwijning genoemd mag worden valt te betwisten, want wat er werkelijk gebeurt is dat de printmedia out of print raken, maar er nog wel (op internet) zijn. Er kan dus gezegd worden dat media tot nu toe niet echt verdwijnen, maar voornamelijk veranderen van functie. Zo geeft de krant tegenwoordig niet alleen nieuws, maar wordt er door journalisten dieper onderzoek gedaan naar bepaalde onderwerpen die de krant relevant acht. De reden dat dit gebeurt is dat mensen via veel meer media aan hun nieuws kunnen komen, maar men de krant toch graag verkocht wilt zien.
De radio is het eerste medium dat naast andere media gebruikt wordt. Veel mensen vergeten de radio, maar de radio doet het erg goed als secundaire medium.

Verschuivingen in het media-aanbod komt door de nieuwe technologie, maar ook door de nieuwe generatie aan mediagebruikers. De belangrijkste voorspellers voor mediagebruik zijn leeftijd en waarden/smaakgroepen (zie tabel uit collegeslides). Een voorbeeld van een belangrijke verschuiving is dat naast kwantitatief onderzoek, kwalitatief onderzoek erg belangrijk is geworden.

Reclame is een erg grote sector binnen de media. Amsterdam is de media- en creatieve hoofdstad van Nederland, zeker wat betreft reclame en media-bureau’s.

Tijdens de verzuiling van ons land hadden reclamemakers het erg druk met het aanpassen van advertenties van reclamemakers per krant. Dit kwam doordat in de algemene krant wel schaars geklede vrouwen gepubliceerd mochten worden, maar in de katholieke krant dit een taboe was.

Vroeger werd reclame als ‘’slecht’’ gezien en wat de discussie vrij normatief. Tegenwoordig is de discussie pragmatisch.

Gastspreker Eva Wolf (communicatie & PR) is eigen baas van De Wolven communicatie en PR-bureau. Zij verteld hoeveel zij hiervoor moet schrijven, en hoe wij dit voor deze (of een vergelijkbare) baan niet als onplezierig mogen beschouwen. Vervolgens laat zij aan de hand van de volgende punten blijken wat zij het meest heeft gehad aan haar studie communicatiewetenschap: kennis, werkervaring (door haar stage), het hebben van een kritische blik, en een netwerk.

 

College 3

Het college wordt geopend met een slide waarin de onderlinge verbanden tussen de publieke omroep, commerciële omroep, overheid, adverteerder en het publiek schematisch worden weergegeven. Het is is van belang om deze slide(nr. 3) te bekijken en te begrijpen. 

De eerste uitzending op de radio was in 1919. Het medium is begonnen met enkel commerciële doeleinden. Hierbij werd de Nederlandse omroep een kopie van de Nederlandse maatschappij die destijds verdeeld was in vier zuilen. Iedere zuil had zijn eigen omroep. Dit had een enorme strijd om de luisteraars tot gevolg. Wel beschikte de Nederlandse radio hierdoor over een enorme pluriformiteit. Veel meer dan in het buitenland. In Nederland konden dingen die elders niet mogelijk waren. De toekomst voor de radio is gebaseerd op de digitale radio. Hierbij is sprake van een hogere geluidskwaliteit en meer ruimte voor radioaanbod en eventueel zelf interactieve radio.

 

Het medium televisie was in het begin erg duur, dus werd maar langzaam populair. Vanaf 1960 echter kwam hier een omkeer in en werd het medium erg snel populair, wat deels ten koste ging van de radio. Destijds was de Elite enigszins bezorgd om te toenemende invloed van de televisie. Zij spraken over een ‘’tweedehands werkelijkheid’’ die vooral op de lagere bevolking een slechte invloed zou hebben door het geven van een verkeerd beeld van de werkelijkheid. Een voorbeeld van angst was ook de angst dat ‘’de zwarten’’ alles zouden zien.  
Voor een lange periode hebben er enkel twee netten bestaan: Nederland 1 en Nederland 2. Na 1988 kwamen er na enige moeite, en discussies met politici over de behoefte aan diversiteit op de televisie, meer netten. Later zijn de commerciële netten ingevoerd omdat deze vanuit Europa zijn opgelegd. De discussie ontstond of er sprake moest zijn van ‘’reclame-tv’’ of ‘’tv-reclame’’. Het werd ‘’tv-reclame’’. Reclame mocht het televisiekijken niet overheersen, maar zou als belangrijke bijzaak dienen. Het overheidsbeleid van tegenwoordig gaat dan ook enkel over de publieke omroep. De commerciële omroep ligt in handen van Brussel en de Europese Unie.

Een grote verandering in het mediabestel tussen vroeger en nu is de verandering van allocutie tot consultatie. Allocutie staat voor het geven van een boodschap door een enkel persoon aan velen en is hiërarchisch (verticaal). Consultatie gaat over de mogelijkheid om ergens naar te kijken wanneer men dit wil, bijvoorbeeld online, of ergens niet naar te kijken (horizontaal). De televisie was eerst gebaseerd op volksdoelstellingen maar is tegenwoordig een bedrijfstak geworden met een publiek deel.

 

College 4

Dit college richt zich op de maatschappelijke functies van de pers. Nederland hoort bij de Europese top wat het lezen van kranten betreft. Tot het midden van de jaren 90 had Nederland een stabiele situatie wat de regionale kranten betreft, maar later daalde deze, net als de nationale kranten, ook in populariteit. Van 1980 tot 2010 is het krantengebruik ondanks een kleine daling voor alsnog redelijk stabiel. Wel is er sprake van een andere verdeling. Dit kom door de grootste innovatie op de krantenmarkt van de afgelopen twintig jaar en dat is het ontstaan van de gratis kranten, zoals de Spits en de Metro. Deze kranten werden snel populair, voornamelijk onder de jongere doelgroep. De afname aan populariteit van de betaalde kranten wordt dus in zekere mate opgevangen door de gratis krant, waardoor kranten nog steeds frequent gelezen worden. Wanneer er sprake is van een dalende populariteit van een krant, daalt het bereik van de krant mee. Tegenwoordig leest zo´n 33% van de bevolking de krant.

 

Wanneer gekeken wordt naar hoe succesvol een krant is wordt er onderscheid gemaakt tussen de oplage, het aantal lezers en het aantal online-lezers. De hoogste kosten voor de productie van de krant liggen bij het papier, de techniek en het bezorgen van de krant. Kortom, bij de print. Om deze reden kan nieuws online veel goedkoper worden aangeboden en is een digitale toekomst voor de krant erg waarschijnlijk.
Tijdschriften hebben een andere functie dan kranten. Deze zijn gericht op vermaak, lifestyle etc. Ook hebben tijdschriften een duidelijke doelgroep. Zij onderscheiden zich in allerlei thema’s, onderwerpen en ook niveaus.

 

De oudste bepaling met betrekking tot de persvrijheid komt uit de Franse Revolutie (Bataafse Staatsregeling) en geeft burgers bijna volledige uitingsvrijheid. Een belangrijk artikel uit de grondwet van tegenwoordig m.b.t. de persvrijheid is artikel 7.1 (1983): Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

Communicatievrijheid gaat erom dat publicaties niet door derden worden gecontroleerd en dat de ontvangers zelf de keuze hebben om de boodschappen te ontvangen of niet. Communicatievrijheid heeft recent een ontwikkeling doorgemaakt. Maar er zijn nog wel grenzen aanwezig: juridische grenzen en fatsoensgrenzen. Voorbeelden van juridische grenzen zijn: het verbod op rascisme en porno, het verbod op plagiaat of noodbeperkingen met betrekking tot de openbare orde. Voorbeelden van fatsoensgrenzen hebben voornamelijk betrekking op bepaalde cartoons over bijvoorbeeld Mohammed. De vraag is in zulke gevallen of er sprake is van godslastering of uitingsvrijheid. Een modern voorbeeld van een cartoon die erg ver gaat is die van Gerard Reve (zie college slides). Mag dit? In principe is dit toegestaan, maar het wordt in de meeste gevallen niet geaccepteerd en het is beter van niet.

 

De gastspreker in dit college was Piet Bakker. Hij is jarenlang docent geweest en heeft veel geschreven voor radio en televisie. Piet Bakker vertelt hoe het gebruik van televisie de laatste jaren stabiel is, hoe het internet groeit en hoe de krant daalt. Kranten zijn voor de lezers belangrijk, maar ook voor de maatschappij. Een samenleving die veel de krant leest heeft een betere algemene ontwikkeling en begrijpt beter wat zich op de wereld afspeelt. Dit toont Piet Bakker aan door een onderzoek waarin burgers uit een aantal landen worden ondervraagd over wereldnieuws. Uit dit onderzoek bleek dat Amerikanen (deze lezen relatief weinig de krant) het laagst scoorden en landen waar veel te krant gelezen werd scoorden het hoogst. Piet wijst erop hoe wij ons bewust moeten zijn dat de krans weliswaar afneemt aan populariteit, maar dat de krant een erg grote rol speelt bij wat wij te zien krijgen op televisie. De meeste televisie onderwerpen en ideeën worden uit kranten gehaald. Piet voorspeld een toekomst waarin wij online geabonneerd zijn op een krant en hier (weinig) voor betalen.

 

College 5

 

Het vijfde college gaat over telefonie en internet. Telefonie is een vorm van telecommunicatie. Telecommunicatie omvat media en mediadiensten waarop men (gelijk) kan reageren. De telegraaf was er ook een. Deze bestaat tegenwoordig echter niet meer. Door de digitalisering is nu ook datacommunicatie mogelijk. De snelheid waarop dat gebeurt is toegenomen en er is eindelijk ook via de telefoon toegang tot internet.

 

Op de telefoonmarkt zie je een afname van de vaste telefonie en een toename van de mobiele telefoon. De telefoonmarkt is een markt met meerdere spelers. Dit is niet altijd zo geweest. Pas vanaf 1980 was dit aan de orde, nadat d markt is geliberaliseerd. Voor die tijd was het van de overheid, omdat zij vonden (op basis van Universal Service) dat alle burgers toegang moesten kunnen hebben tot telecommunicatie voor een redelijke prijs.

 

De eerste mobiele telefoon komt uit 1946. Deze telefoon werd alleen door professionals gebruikt. Vanaf 1980 echter ook door consumenten. De telefoon van destijds was speech-only op basis van analoge signalen en ging over netwerk.

In 1991 ontstond 2G: digitale signalen. Het was nu ook mogelijk om te smsen. In 2003 kwam 3G: digitaal. Het was nu ook mogelijk om filmpjes op de nemen. Tot slot bestaat er sinds dit jaar, 2013, ook 4G. Dit wordt alleen nog maar zeer beperkt gebruikt.

 

Tegenwoordig zijn er 19000000 mobiele telefoonaansluitingen, waarvan de meesten internet hebben. Van 2007 t/m 2012 hebben telefoons met internet een enorme groei doorgemaakt. Nu is de vraag of er sprake is van transitie of van revolutie. In dit college wordt gezegd dat je het beter transitie kunt noemen omdat het een gelijkmatige, structurele verandering is geweest. Wat wel als een revolutie gezien kan worden in het thuis gebruiken van internet.

 

De internetsites die het meest bezocht zijn bestaan uit google, facebook, linkedin (en nog een aantal, te zien in de slides). Toch zijn er nog steeds Nederlanders die helemaal geen gebruik van het internet maken. De voornaamste reden hiervoor is dat ze er niet in geïnteresseerd zijn.

 

Aan internet zijn twee nadelen verbonden:
1. De veiligheid
2. Copyright
Als gevolg van de digitale revolutie zijn grenzen tussen soorten media vervaagd. Dit proces wordt convergentie genoemd.

 

Paul Blok, de gastspreker uit dit college kwam vertellen over de essentie van communicerende organisaties. Hij werkt bij het strategisch adviesbureau CONFLICT. Hij verteld hoe 20 jaar geleden het aanbod van informatie al enorm stijgend was. Wat wel een grote verandering is geweest is dat er in 2004 nog sprake was van een eindstation van media: het publiek. Maar dat sinds 2008 het publiek niet meer het eindstation is, maar elk publiek heeft weer zijn publiek. Wanneer vroeger een toespraak voor een aantal mensen werd gehouden waren zij als publiek het eindstation van de informatiestroom. Tegenwoordig als er een toespraak gehouden wordt, wordt er door het publiek gefilmd of gefotografeerd om de informatie door te spelen naar een nog groter publiek.

 

College 6

 

Dit college wordt geopend met de mededeling hoe belangrijk het is om als communicatiewetenschapper artikel 7 uit de grondwet uit het hoofd te kennen. Dit artikel slaat echt niet op reclame. Daarvoor geldt een uitzondering (zoals bij tabakreclame, alcoholreclame of misleiding).

 

De overheid voert mediabeleid volgens wetten, maar veel regels en afspraken ontstaan door zelfregulering vanuit de samenleving. De invloed van de overheid neemt af (liberalisering). Eerst moeten de markt en de samenleving het zelf proberen te regelen. Toch blijft mediabeleid door de overheid nodig. Er worden twee definities gegeven voor mediabeleid: beleid is vormgeven aan de toekomst, en beleid is problem solving. Het belangrijkste om te weten is dat beleid een plan is dat begint met een probleem dat vervolgens aangepakt moet worden. Onder probleem wordt het volgende verstaan: Wens min waarneming. Hoe je iets graag ziet en hoe iets ook werkelijk is moet met elkaar worden vergeleken. Het verschil daartussen is het probleem.

 

Nog een andere definitie is dat beleid een proces en een verhaal is. Met beleidsproces wordt denken en doen bedoelt. Met verhaal wordt de beleidstheorie bedoelt. Elk beleid steunt namelijk op een theorie of ideologie. Dat is de gedachte van mensen over hoe het moet zijn in de samenleving.

 

De beleidscyclus ziet er dan ook als volgt uit:
Probleem à beleidsontwikkeling à beleidsvorming à beleidsuitvoering à beleidsevaluatie (en eventueel een terugkoppeling, wanneer het proces gedeelte herhaald moet worden)

 

De ontwikkeling van het communicatiebeleid kwam in 1940, voor de WOII, langzaam op gang. Er was voornamelijk sprake van industriebeleid. En na de WOII pas van echt publiek mediabeleid. En de nadruk ligt dan ook echt op het publiek want het werd destijds al zeer belangrijk gezien om de belangen van het publiek te behartigen. Zo ontstond dan ook de publieke omroep. De periode tot 1990 waren de hoogtij dagen van de publieke media. De winst stond niet voorop.

 

Vanaf 1990 kwam er een nieuw communicatiebeleid: zelfregulering. Kenmerken zijn:

-       Een terugtrekkende overheid

-       Vrije telecommunicatiemarkt

-       Duaal bestel (ook commerciële TV)

-       In de krantenwereld was er sprake van overnames vanuit het buiteland

 

Er is maar weinig sprake van persbeleid. De marktvrijheid is dominant. Er wordt echter wel toezicht gehouden. Dit gebeurt door het Commissariaat van de Media en de NMa.

 

Journalisten hoeven hun bronnen te verhullen. In ons land wordt het belang van nieuws leveren belangrijker geacht dan sommige dingen geheim te houden voor de staat. Journalistiek is ook een beroep dat voornamelijk berust op zelfregulering.

 

Bij de omroep is het echter het tegenovergestelde. Er is wel sprake van een sterk omroepbeleid. Omdat de televisie een grote maatschappelijke impact heeft wilt de overheid zich daar wel graag mee bemoeien. Het beleid van de commerciële omroep valt hier niet onder (dat gaat via de E.U.). Het omroepbeleid richt zich op pluriformiteit, openheid en samenwerking. Bij de reclames is echter wel weer sprake van zelfregulering in samenwerking met de reclamecode commissie (dit is een onderdeel van de consumentenbescherming).

 

De gastspreker van dit college is Yannick Staal. Zij werk bij NPO. De NPO krijgt 800 miljoen euro oer jaar van de overheid voor de publieke omroep. De rol van de NPO is om de samenwerking bij de publieke omroep te bevorderen. Ook regelen zij welk programma op welke tijd, welk net, met welke inhoud, met welk bereik en welk budget op tv komt.

De NPO wordt bestuurd door de Raad van Bestuur (deze bestaat uit twee personen) De RvB heeft een aantal directies: distributie, audio, video, financiën. Deze directie worden door een aantal stafafdelingen ondersteund.

 

De noodzaak dat de NPO bestaat is dat het belangrijk is voor de samenleving. Zeker omdat de overheid zich er niet heel erg veel mee bemoeit. Wel moet de NPO ieder jaar een prestatieovereenkomst bij de minister inleveren. Daarin staat wat de doelen waren en welke er behaald zijn. De 4 belangrijkste ambities van de NPO zijn de volgende:
1. Een evenwichtig en onderscheidend aanbod (tov commerciele tv)

2. Het vergroten van het bereik
3. Aansluiten bij veranderd media gebruik (cross-mediale content classificatie)
4. Vergroten representatie samenleving (kleur, geslacht etc.)

 

Twee dingen die de NPO doet zijn onderzoeken en stimuleren. Onderzoek doen wordt gesplitst in twee delen. Deel A: monitor en deel B: continue aanbodsanalyse. Met deel A wordt bedoelt dat studenten televisie kijken en tellen hoeveel vrouwen, mannen, gekleurden etc. op de televisie komen. Met deel B wordt bedoelt dat er onderzoek wordt gedaan op titelniveau. Dus naar een werkelijk programma.

 

College 7

 

Dit college is voornamelijk een herhaling van de vorige colleges. Verder wordt benoemd wat relevant is voor het tentamen betreft de stof buiten het leerboek. Dit uit zich in de volgende punten:
- De hoofdstukken van Doyle. Het is van belang dat je begrijpt dat er een verschuiving heeft plaatsgevonden in de waardeketen.
- Hoofdstuk 4 uit Bardoel en Kuijlenberg geeft inzicht in de trifunctionaliteit van het communicatiebestel.
- Op de hoogte zijn van strategieën van mediaondernemingen. Een mediabedrijf heeft drie kanten. Een technische kant, een kant waarin media professionals voor content zorgen en het management.
- De SWOT-analyse: Strenghts (intern), weaknesses (intern), opportunities (extern), threats (extern).
- Hoofstuk 8 uit Bardoel en Kuijlenberg informeert over strategieën van uitgevers. De hele krantenketen wordt voornamelijk beheerd door de uitgever, omdat er elke dag geproduceerd wordt. Tijdschriften of omroepen worden eerder uitbesteed.
- Verschillen tussen share-/stakeholders kunnen benoemen.
 

Het grootste probleem in het medialandschap dat naar voren komt in deze cursus is het probleem van de pers, de belangrijkste werkgever voor journalistiek. Dagbladen verdwijnen en gratis kranten fuseren nu al of verdwijnen ook. Wel zijn er ook nieuwe initiatieven om journalistiek formules op internet te behouden, zoals DNP, The Post Online of De correspondent. De discussie is of dit werkt en hoe dit zich in de toekomst ontwikkeld.

Access: 
Public

Image

This content is also used in .....

Communicatiewetenschap, UVA jaar 1

Hoorcollegeaantekeningen Inleiding Communicatiewetenschap

Hoorcollegeaantekeningen Inleiding Communicatiewetenschap

Hoorcollege 1A

Thema 1: Hoe gemedieerde communicatie steeds belangrijker lijkt te worden.

  1. Communicatiewetenschap start met observatie.

  2. Literatuur en colleges gaan vooral over effecten van media op individu en maatschappij.

  3. Media zijn steeds belangrijker geworden: toename aanbod; functievervulling; gebruik. Belang van de media: toename media-aanbod (boek, krant, tijdschriften, radio, televisie, internet, mobiele media), functievervulling (informatie, entertainment, gespreksonderwerp, persoonlijk netwerk) en toename gebruik.

Mediagebruik als routine. Cue ⇒ routine ⇒ reward. Lastig om van routine af te komen, want dan is er geen reward meer.

Maatschappelijke veranderingen: meer aanschaf, meer gebruik

Veranderingen in medialandschap: komst sociale media. Ook politici uiten zich meer via sociale media ⇒ politieke partijen reageren hierop en verscherpen de regels.

Massacommunicatie: organisatie gebruikt technologie om groot publiek te bereiken. Vroeger was massacommunicatie vooral indirect, nu meer gericht op een persoon (bijv. mailtjes van organisaties).

Gemedieerde communicatie gaat van interpersoonlijke communicatie tot massacommunicatie. Bij interpersoonlijke communicatie heeft de gebruiker veel controle op de boodschappen (bijv. sms), bij massacommunicatie weinig controle (bijv. televisie).

  1. Onderzoeksvragen hangen samen met veranderingen in maatschappij en medialandschap.

 

Thema 2: Hoe het idee van almachtige media ontstond.

  1. Er zijn vier fasen in het denken over de invloed van media:

  • Fase 1: Almacht van de media

  • Fase 2: Beperkte effecten

  • Fase 3: De rol van de media in de samenleving

  • Fase 4: Informatieverwerking

  1. Het idee van almachtige media ontstaat bij opkomst massamedia in 2e helft 19e eeuw. Redenen zijn bereik, emotionele impact; en ingrijpende maatschappelijke ontwikkelingen.

Maatschappelijke ontwikkelingen: industrialisatie. Opkomst van eerste massamedia: informatie kon worden vastgelegd en verspreid. Fragmenten uit films maakten veel indruk op publiek ⇒ emotionele impact.

  1. Er waren zowel pessimistische als optimistische verwachtingen van media.

Optimistisch: er werden verenigingen en omroepen opgericht om de onderlaag van de bevolking te bereiken en te verheffen.

Pessimistisch: gemeinschaft (Duits woord voor een samenleving met sterke saamhorigheid, gebaseerd op persoonlijke relaties met een vaste rolverdeling, tradities)

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollegeaantekeningen Methoden van Communicatie Onderzoek en (Beschrijvende) Statistiek

Hoorcollegeaantekeningen Methoden van Communicatie Onderzoek en (Beschrijvende) Statistiek

MCO HC 6A – 20 oktober: Hoofdstuk 9: Inhoudsanalyse

Als je slechts een paar personen als onderzoekseenheden wilt onderzoeken, kun je kiezen voor een diepte-interview. Bij veel personen als onderzoekseenheden kun je een vragenlijst afnemen. Als je artikelen wilt onderzoeken, kan een inhoudsanalyse worden gedaan. Een inhoudsanalyse is het bestuderen van bestaande uitingen (onderzoekseenheden) via het coderen van die uitingen. Bij surveys bestudeer je de kenmerken of de meningen van je onderzoekseenheden via ondervragingen. Bij een experiment kan de onderzoeker de omstandigheden van de onderzoekseenheden manipuleren. Vervolgens bestudeer je het gevolg van die manipulatie door de onderzoekseenheden te observeren en te ondervragen. Hierbij heeft de onderzoeker dus veel controle. Bij kwalitatief onderzoek proberen onderzoekers de denkwijze of motivatie van onderzoekseenheden te doorgronden via (participerende) observatie, diepte-interviews of groepsgesprekken. De onderzoeker wilt deel worden van de belevingswereld van de onderzoekseenheden.

 

Een inhoudsanalyse is het bestuderen van bestaande uitingen (onderzoekseenheden) via het coderen van die uitingen. Onder bestaande uitingen vallen bijvoorbeeld tv-programma’s, films, muziekclips, kranten, tijdschriften, boeken, radioprogramma’s, gesprekken, liedjes etc. Onderzoeken over bestaande uitingen kunnen ook heel makkelijk herhaald worden, omdat deze onderzoekseenheden over de tijd niet veranderen. Dit is een groot voordeel, want het komt de repliceerbaarheid ten goede. Dit wil zeggen dat een andere onderzoeker het onderzoek kan herhalen.

Bij coderen proberen we de eigenschappen van die uiting objectief te karakteriseren. Bij een kwantitatieve inhoudsanalyse gaat het om een objectieve, systematische codering. Bij een kwalitatieve inhoudsanalyse gaat het meer om een interpretatieve codering.

 

De inhoudsanalyse van niet-uitgelokte gegevens is een vorm van non-reactief onderzoek. Bij non-reactief onderzoek (unobtrusive measure) gaat het erom dat de onderzoekseenheden (zoals een film of krant) niet weten dat ze geobserveerd worden. Hierdoor kunnen ze niet anders gaan reageren dan dat ze normaal zouden doen. Er is dus geen sprake van reactiviteit zoals bij reactief onderzoek (bijvoorbeeld het stellen van vragen aan onderzoekseenheden). De objectiviteit en validiteit zijn hierdoor beter, wat het een ander groot voordeel ten opzichte van andere manieren van onderzoek doen maakt.

 

Stappenplan van een inhoudsanalyse: Je begint bij de probleemformulering, dus met een doel- en vraagstelling. Vervolgens ga je operationaliseren: variabelen bepalen en een codeboek maken. Dan ga je bepalen welke populatie je gaat onderzoeken en wat voor steekproef je daar voor vaststelt. Vervolgens bepaal je hoe je gaat coderen en bereken je de betrouwbaarheid van de codering. Ten slotte analyseer je je onderzoekseenheden en maak je een

.....read more
Access: 
Public
Collegeaantekeningen Corporate Communicatie, Communicatiewetenschap, UVA

Collegeaantekeningen Corporate Communicatie, Communicatiewetenschap, UVA

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.

 

College 1

 

Het volgende communicatiemodel komt ons bekend voor van ICW.

BRON --> media productie --> MEDIA --> media effecten --> ONTVANGER

Tijdens de cursus van ICW hebben wij ons vooral gericht op de media en de media effecten op de ontvanger. Tijdens de cursus van corporate communicatie richten wij ons op de bronnen en de mediaproductie. Ook zal aandacht besteedt worden aan nieuwe sociale media zoals Facebook en Twitter of nieuwe customer media zoals de Appie App.

 

Veel corporate communicatie richt zich op crisismanagement. Tijdens een crisis wordt een crisismanager aangewezen die moet zorgen dat niet de hele reputatie van een bedrijf ten onder gaat. Het is belangrijk hoe een bedrijf op een crisis reageert.

 

Het is lastig om het begrip corporate communicatie te definiëren.  Het wordt gezien als een containerbegrip waarin veel verschillende disciplines vallen. De terminologie is ook niet eenduidig: organisationele communicatie, PR, strategische communicatie, communicatiemanagement.  In deze cursus wordt er echter het volgende onder verstaan:
1. Alle interne en externe communicatie
2. Van ‘non-media’ organisaties
3. Over gebeurtenissen binnen de organisatie, haar beleid en samenhangende maatschappelijke kwesties (geen marketing communicatie)
4. Dat gericht kan zijn aan diverse stakeholders
5. En de intentie heeft om deze stakeholder te informeren, draagvlak voor beleid te creëren, of de corporate reputatie te versterken
6. Teneinde de commerciële uitgangspositie en het maatschappelijk bestaansrecht van de organisatie te behouden of versterken

 

Corporate communicatie manager is op zoek naar: eenheid, draagvlak (steun) en reputatie.

Het werken met conceptuele modellen is een belangrijk onderdeel van deze cursus. Hierbij wordt verwacht dat je een wetenschappelijke tekst kan deconstrueren  naar hokjes en pijltjes.

Artikel Elving, Ruler, Goodman (2008): taken en verantwoordelijkheden beroepsgroep. Het is niet van belang dat je die volledig kan opnoemen. Het gaat om het grote plaatje. Als je goed kijkt zijn de taken op te splitsen in enerzijds uitvoerende en operationele taken, anderzijds adviserende, managements- of beleidstaken. Het zou ook enigszins kunnen verdeeld worden in taken die met praten te maken hebben of taken die met luisteren te maken hebben.

Er is sprake van een duidelijke professionalisering in het communicatiemanagement. Vroeger werden communicatietaken voornamelijk uitbesteed aan secretaresses. De positie van de communicatiemanager staat regelmatig ter discussie, hoewel de communicatiemanager wel vaak onderdeel is van de dominante coalitie (inner circle). De mensen die echt de koers zetten binnen de organisatie.

 

In het artikel van Dozier (1984) worden twee perspectieven op de functie omschreven: 1. Manager en 2. Technician. Hier wordt dus weer het verschil duidelijk tussen een uitvoerende functie of een functie waarbij managementtaken ook aan de orde komen.

Een belangrijker artikel is het artikel van Grunig en Hunt (1984). In dit artikel staan vier PR-modellen beschreven en.....read more

Access: 
Public
Collegeaantekeningen Medialandschap, Communicatiewetenschap, UVA

Collegeaantekeningen Medialandschap, Communicatiewetenschap, UVA

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.

 

College  1 

Tegenwoordig leven we niet met, maar in de media. Dit wil zeggen dat alles wat wij doen via de media gaat. Wij leven in een informatie- of netwerksamenleving waarin sprake is van mediatisering. Er wordt ook wel gesproken over een mediacratie.

 

Een aantal voorbeelden van media-banen zijn journalistiek, PR, voorlichting, interne communicatie en corporate communicatie. Hier onder volgt voor elke baan een toelichting:
- Journalist: Iedereen beschikt over de mogelijkheid om journalist te zijn of worden. Men kan niet uit dit beroep gezet worden. Om deze reden wordt ook wel gesproken over een halve professie of semi-professie. Het voornaamste verschil tussen journalisten en andere media-beroepen is dat journalisten voor inhoud moeten zorgen. Journalistiek is een eeuwenoud beroep. In Nederland wordt het begin zo halverwege de 19e eeuw gezien en tot nu toe zijn er vier perioden te onderscheiden: 1850-1914 (opkomst en ontwikkeling), 1914-1960 (gebondenheid), 1960-2000 (kritische autonomie), 2000-nu (crisis en transformatie). De voornaamste verandering binnen de journalistiek door de jaren heen is de verandering van verticaal (geen interactie tussen de ontvangers) naar horizontaal (waarbij wel sprake van interactie is).
- PR: Deze vorm van communicatie wordt gebruikt om bepaalde doelstellingen te bereiken en heet ook wel strategische communicatie. De doelstelling van PR-werk staan weergegeven in ‘doelstellingen van Van der Meiden’(1990). Bij PR-werk draait alles om het imago en het management om dit imago tot stand te houden.

- Voorlichting: Dit is het zelfde als PR, maar dan bij de overheid. Er moet in dit geval namelijk rekening worden gehouden met de burger. Dit wordt gedaan in commissies. Een aantal belangrijke commissies zijn: Van Heuven Goedhart (hier ligt de grondslag), Biesheuvel (hier gaat het om het actief benaderen van burgers) en Wallage (richt zich op actieve openbaarheid en het ter beschikking stellen van documenten).
- Interne communicatie: Dit gaat om de communicatie binnen een organisatie en wordt in tegenstelling tot vroeger gezien als een serieuze baan.

Er is sprake van vervagende grenzen tussen journalistiek en PR-werk. Er zijn tegenwoordig steeds minder journalisten, maar meer communicatieprofessionals. Communicatieprofessionals helpen journalisten door het geven van kant en klare stukken, waardoor een grensvervaging ontstaat.

Het is belangrijk om je bewust te zijn dat er binnen de media-economie twee markten zijn: mensen en bedrijven. Het medium verkoop je aan mensen en reclame-ruimte binnen het medium aan bedrijven.

Gastspreker Jeroen Doucet (media-strateeg) benadrukt hoe belangrijk het is om je bewust te zijn van de continue verandering in de mens en in onze sector. Als studenten moeten wij ons in de toekomst bewust zijn dat 1. De computer wint, 2. Platvormen winnen (zoals FB, google en youtube) en 3. Kranten krimpen of verdwijnen.

De Nederlandse mediasector krimpt, omdat.....read more

Access: 
Public
Collegeaantekeningen Jeugd en Media Entertainment / Entertainmentcommunicatie, UVA, Communicatiewetenschap

Collegeaantekeningen Jeugd en Media Entertainment / Entertainmentcommunicatie, UVA, Communicatiewetenschap

Hoorcollege 1 – 30 maart 2015

Wat is entertainment? Er zijn veel voorbeelden te geven van films die duidelijk entertainment zijn. Zijn alle films dan entertainment? Nee, er zijn ook kunstfilms die geen entertainment zijn. Ook bij tv-programma’s kun je kijken naar wat entertainment is en wat niet. Een soap zoals Goede Tijden, Slechte Tijden is duidelijk entertainment. En bijvoorbeeld het NOS journaal? Dit lijkt geen entertainment, maar hier zitten wel degelijk stukjes entertainment in. Denk maar aan explosies.

Verschillende defnities van entertainment.

Hier zijn verschillende wetenschappelijke definities van entertainment.

“Entertainment is understood not so much as a product (a movie, a video game, a game show etc.) or as a feature of such a product (celebrities, newsitems) but rather as a personal response to it.”

“Entertainment is the experience one goes through while being exposed to this type of media (Zillmann & Bryant, 1994).”

Het lijkt er dus op dat entertainment wordt gevormd door de gebruiker. Tegelijkertijd ook vormt entertainment de gebruiker.

Een begrip dat sterk te maken heeft met entertainment is enjoyment / vermaak. Het is wat volgt op blootstelling aan entertainment. Weer enkele wetenschappelijke definities:

“Most communication researchers use the term enjoyment to describe and explain positive reactions toward (or resulting from) entertainment media and its contents (e.g., Miron, 2003; Raney & Bryant, 2002; Tamborini, 2003).”

“Enjoyment has also been defined as an overall judgment about the value of entertainment that persons make after exposure to specific content (Oliver, Weaver and Sargent, 2000; Tan, 1996).”

“However, enjoyment also occurs when facing contents designed to stimulate negative emotional states (de Wied et al., 1994; Oliver, 2008; Vorderer, 2003).”

Een begrip dat hier bij komt kijken is de willing suspension of disbelief. Het is de wil om ongeloof uit te stellen. Dit is bij fictie verhalen noodzakelijk om vermaakt te worden. Sommige films rekken de grenzen van disbelief te ver op en maken het hiermee bijna onmogelijk om de film te geloven. Film en televisie hoeft echter niet realistisch te zijn, geloofwaardigheid en interne consistentie (geen tegenstrijdigheden) is genoeg.

Verisimilitude houdt in dat sommige fictie geloofwaardiger is dan andere fictie. Er zijn dus een soort gradaties van de werkelijkheid.

Tussen gebruikers en inhoud zit de selectie van media. Gebruikers selecteren bepaalde content en worden er pas daarna aan blootgesteld. Over dit selectieproces zijn verschillende theorieën geformuleerd. De uses & gratifications theorie bekijkt mediagebruik vanuit behoeftes die mensen hebben. Het publiek is niet passief, maar selecteert actief. De selective exposure (selectieve blootstelling) theorie lijkt min of meer op de uses & gratifications theorie en.....read more

Access: 
Public
Collegeaantekeningen Wetenschapsfilosofie en Methodologie, UVA, Communicatiewetenschap

Collegeaantekeningen Wetenschapsfilosofie en Methodologie, UVA, Communicatiewetenschap

Hoorcollege 1 – 30 Maart 2015

Waar zouden we zijn zonder te filosoferen over wetenschappelijke kennis? Dat is een nuttige vraag om jezelf te stellen wanneer je met wetenschap en vooral met wetenschapsfilosofie bezig bent. Het antwoord is eenvoudig: we zouden nergens zijn. Er volgen ook enkele andere vragen uit deze vraag. Wat is filosofie? Wat is wetenschap? Wat is kennis? Deze en andere vragen zullen in dit vaak aan bod komen.

De letterlijke betekenis van het woord filosofie is liefde voor wijsheid. Een in Nederland ander gebruikelijk woord voor filosofie, wijsbegeerte, heeft dezelfde betekenis. De filosoof Immanuel Kant (die later nog aan bod zal komen) hield zich met veel zaken bezig en ook met wat filosofie is. Volgens hem gaat filosofie over de volgende drie vragen: Wat kan ik weten? Wat moet ik doen? Wat mag ik hopen? Dit vak zal gaan over de eerste vraag.

De common sense opvatting over wetenschap is dat wetenschap gebaseerd is op logische afleidingen en empirisch vastgestelde feiten. Wetenschap kent geen invloed van buiten, is autonoom, neutraal, onafhankelijk, maatschappelijk waardevrij en niet normatief. Wetenschap is bezig met het systematisch testen van hypotheses en theorieën en levert geldige en betrouwbare kennis die toegepast kan worden.

Deze common sense opvatting over wetenschap klopt niet. Wetenschap is een veel grilliger proces. Er komt ook interpretatie, toeval, eergevoel en creativiteit bij kijken. Het is eerder een praktische vaardigheid. Ook is er debat over en wordt er gezocht naar consensus.

Wetenschapsfilosofie is systematisch nadenken over de praktijk van wetenschappelijk onderzoek. Een voorbeeld van waar wetenschapsfilosofie zich mee bezig houdt is de relatie tussen waarneming en theorie. Een ander voorbeeld is de manier van meten. Ook wordt er de vraag gesteld wat wetenschap eigenlijk is.

Over wetenschappelijke kennis zijn verschillende posities in te nemen. Hier zullen we er drie bespreken. De eerste positie is die van het sciëntisme. Dit idee kwam op in de moderne tijd en houdt in dat wetenschappelijke kennis superieur is aan andere vormen van kennis. Ook zegt het sciëntisme dat de wetten van de wetenschap zekerheid geven. Deze positie heeft dus zeer veel vertrouwen in de wetenschap.

Een kritiek op dit idee kwam van het scepticisme. Dit standpunt wordt voor het eerst in de postmoderne tijd ingenomen en bevindt zich geheel aan de andere kant van het spectrum. Het scepticisme gaat ervan uit dat wetenschappelijke kennis geen zekerheid geeft en gelijk is aan andere vormen van kennis. Wetenschap is eigenlijk een geloof. Een filosoof die bij dit idee hoort is Feyerabend. Volgens hem geeft wetenschappelijk onderzoek geen waardevollere kennis.....read more

Access: 
Public
Collegeaantekeningen Onderzoek, inhoudsanalyse

Collegeaantekeningen Onderzoek, inhoudsanalyse

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

Hoorcollege 1 – 2 juni 2014

Het grote verschil tussen een survey en een inhoudsanalyse zit in het materiaal. Bij een inhoudsanalyse gaat het om dood materiaal, bij een survey om levende mensen. Bij een inhoudsanalyse onderzoek je geen mensen, dus wat je onderzoekt, praat niet terug. Het voordeel hiervan is dat je meer controle over het onderzoeksvoorwerp hebt, maar je moet de antwoorden wel zelf uit het materiaal halen. Nadelen van surveys zijn dat bij surveys je vraagformulering en volgorde van vragen je bevindingen behoorlijk kan beïnvloeden. Ook is er een groeiende afkeer tegen surveys. Deze nadelen gaan niet op voor de inhoudsanalyse. In principe kan een inhoudsanalyse over alle inhoud van communicatie gaan. Vaak gaat het over nieuws en informatie, maar soms ook over bijvoorbeeld Twitterberichten, nieuwe media, entertainmentonderwerpen, songteksten of hoe personages worden neergezet in films. Een inhoudsanalyse kan zowel kwantitatief als kwalitatief zijn. In dit vak gaat het vooral om kwantitatief onderzoek. Er wordt vaak over gepraat als een systematisch-kwantificerende inhoudsanalyse.

 

Berelson en Holsti zijn de grondleggers van de inhoudsanalyse. Beiden hebben ze definities van een inhoudsanalyse vastgelegd. Berelson: “Content analysis is a research technique for the objective, systematic and quantitative description of the manifest content of communication.” Holsti: “Content analysis is any technique for making inferences by objectively and systematically identifying specified characteristics of messages.” Beiden noemen ze de kenmerken ‘objectief’ en ‘systematisch’ op. Holsti laat meer ruimte over voor de kwalitatieve inhoudsanalyse in zijn definitie, Berelson houdt het heel erg kwantitatief. Bij het practicum beperken we ons grotendeels tot het onderzoeken van manifeste inhoud, maar als het zowel valide als systematisch, objectief, betrouwbaar en repliceerbaar kan, kan meer latente inhoud ook (bijvoorbeeld over framing).

 

De globale opzet van inhoudsanalyse is heel vergelijkbaar met die van survey-onderzoek. Bij beide onderzoeken ga je een groot aantal eenheden onderzoeken voor statistische analyse. Je gebruikt een waarnemingsinstrument: bij de inhoudsanalyse het codeboek, bij de survey de vragenlijst. Je behandelt de eenheden bij beide soorten onderzoek op dezelfde manier. Ook de fasering is gelijklopend. Je begint bij een conceptueel model met een probleemstelling, dan de operationalisatie, steekproeftrekking, waarneming, analyse en conclusie. De opzet is dus heel vergelijkbaar, maar bij de inhoudsanalyse komen er wel wat dingen bij.

 

Bij de inhoudsanalyse zijn validiteit, betrouwbaarheid en repliceerbaarheid (ook) heel belangrijk. De nadruk ligt op betrouwbaarheid, omdat er vaak meer dan één codeur is. De speciale aandachtspunten zijn de theorie niet vergeten, de eenheden goed kiezen en expliciteren, het maken van goede variabelen en sampling. Het is nodig om deductief te werk te gaan: je vertrekt vanuit een theorie, om zo overzicht te houden over de.....read more

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
oneworld magazine
Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1617 1