Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
We beginnen met een blik op de Europese geschiedenis.
3e eeuw | Bataven raken verbonden met onze identiteit. Nederland zal ook kort de Bataafse Republiek heten. |
5e eeuw | Romeinse Rijk gaat ten onder, ze worden overlopen door allerlei stammen. In het westen beginnen de donkere Middeleeuwen. Een systeem van belastingen zorgde voor orde in het Romeinse Rijk, maar deze viel dus weg. De Kerk was het enige punt dat nog bleef bestaan voor een bepaalde orde. Het bleef wel betrekkelijk onveilig. |
9e eeuw | Karel de Grote werd gekroond tot keizer door de Paus. Origineel was het idee dat zij samen gingen regeren. Waar het gaat om familierecht, hanteert hij echter Frankische wetten en geen Romeinse wetten. |
Na Karel de Grote heb je onafgebroken tot de 19e eeuw keizers. Napoleon geeft een nekschot aan de laatste Habsburgse keizer.
Er is een christelijke eenheid in Europa waar iedereen onderdeel van is. Paus is de spirituele leider en de keizer de wereldlijke leider. Er wordt gezegd dat er twee juridische visies mogelijk zijn:
Theocratische visie (droit divin): God staat bovenaan, paus en keizer zorgen samen voor een hiërarchie. De paus en de keizer handelen in naam van God.
Feodale stelsel/natuurrecht: vorsten in het algemeen hadden zich wel te houden aan bepaalde normen. Ze konden niet uit eigen beweging dingen doen. De verhouding was niet hiërarchisch, maar van een wederzijdse relaties. Het is een lappendeken, een verbrokkelde orde. Hier sluiten de Magna Carta (begin constitutionele orde Groot-Brittannië) en Blijde Incomste bij aan.
Luther en zijn stellingen belangrijk omdat: Reformatie (serie van oorlogen)
de vorsten profiteren van de ruzie tussen de Kerk en de keizer
de rol van de adel neemt af
De Bloedbruiloft was een symbool voor de ellende van de godsdienststrijd tot kon leiden.
Bodin: De conceptuele uitweg uit de godsdiensttwisten was de soevereiniteit
de soeverein heeft niet bepaalde soevereine rechten, hij heeft dé soevereiniteit;
je moest het recht niet zien als lappendeken en contractuele verplichtingen, binnen elk grondgebied is er een bevoegdheid en de soeverein heeft de bevoegdheid (algemeen) om de wet te stellen. Hij kan dan dus ook een godsdienstvrede opleggen en bijdragen aan de veiligheid.
De gebeurtenis die hiervoor symbool staat is de Vrede van Münster.
Soevereiniteit maakt een eind aan het idee dat het recht gegeven is door God. Het leidt tot de moderne staatsapparaat (ambtenaren), maar de vorst wil niet gehinderd worden. Dat gaat wringen. “Waar komt de soevereiniteit vandaan?” Naar God kan niet meer gewezen worden.
17e eeuw: Vorsten willen droit divin, maar juist omdat middeleeuwen uit elkaar valt, valt ook het godsdienstige argument eronder vandaan (secularisering). Het geloof wordt als minder vanzelfsprekend gezien om iets uit te leggen. De mens komt centraal te staan, met een beroep op de rede:
Hobbes
Hobbes dacht na over samenleven, staat en politieke theorieën. Hij was de eerste radicale. De staat kan je vanuit de mens verklaren. De menselijke rede en wil staan centraal, en niet de goddelijke natuurrechtsorde. Hij maakt gebruik van een gedachteoefening: state of nature. Je moet terug naar het begin en daar moet je je afvragen: hoe handelen deze mensen die geen wetten/orde boven zich hebben en waarom kiezen ze ervoor om toch een overheid boven zich te hebben? Uiteindelijk wil men een overheid voor lijfsbehoud.
De natuurtoestand staat gelijk aan een state or war. De oplossing is een maatschappelijk verdrag waarbij de overheid (Levithan) wordt opgericht. Dit een een kwaad om een erger kwaad (natuurtoestand) op te lossen. Het maatschappelijk verdrag ziet men vaker terug. Ratio: orde en veiligheid.
Locke
Locke laat zien dat het mogelijk is dezelfde vragen te stellen, maar dat je daar juist optimistisch over kan zijn. Hij begint bij de individuele, rationele mens. Hij heeft een veel positiever mensbeeld. De staat is er echt voor de mens. Hij is de bestrijder van de divine right of kings.
Natuurtoestand is geen state of war. De overheid die bij maatschappelijk verdrag wordt opgericht is er alleen om het strikt noodzakelijke te doen. De overheid moet dus worden beperkt.
De natuurlijke vrijheden moeten in goede banen worden geleid. Op het moment dat een koning rechten heeft, heeft het volk (oorsprong van al het gezag) het recht om in verzet te komen (vergelijk de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring: kleine overheid).
Montesquieu
‘Levensbeginsel’ van een staat. Hij probeert een beginsel te vinden waar mensen altijd naar op zoek zijn, dat is vrijheid. Het gaat er om of een staat rechtvaardig is. De focus lag dus op een concrete inrichting van een staat: trias politica.
Rousseau
De eerste echte democraat. Hij stelt zich de vraag: het klopt dat de mensen in een natuurtoestand worden geboren. De instituten zorgen ervoor dat men niets met de natuurlijke vrijheden kan. Hij komt dan met het idee dat men kleine staatsverbanden moeten oprichten om zichzelf de wet te geven. De instituties zullen altijd afhankelijk zijn van de burgers (volonté générale). De burgers moeten zichzelf regeren.
Frankrijk en Spanje waren absolute monarchen, maar Duitsland was altijd een lappendeken van kleine staatjes. De soevereiniteit is daar niet van de grond gekomen. Onder leiding van Bismarck wel.
Nederland:
1579: Unie van Utrecht
1581: Plakkaat van Verlatinghe (Nederland werd een Republiek)
Eind van de 18e eeuw: einde van de Republiek
1795: laatste stadhouder moet vluchten
Nederland: checks and balances
De Staten-Generaal en de regering zijn de wetgevende macht.
De rechterlijke macht is niet een centrale politieke instituties.
De regering zit ook in de rechterlijke macht, deze benoemen de rechters.
In het publiekrecht kan de staat niet zomaar iets doen zonder dat hij daar een democratische legitimatie is van iemand afkomstig. De rechtsstaat zijn de spelregels waarbinnen de democratie moet bewegen.
Locke: je hebt bepaalde vrijheidsrechten waar de overheid zich niet mee bemoeien
Rousseau: volonté générale (algemeen belang moet de voorkeur hebben)
Montesquieu: de machten kunnen niet zonder elkaar, ze corrigeren elkaar
Stel je hebt een soevereiniteit (en daarmee externe erkenning) in een bepaald grondgebied waar een bevolking woont. Hoe wil je het staatsgezag inrichten?
Constituerende functie (wie?)
Welke politieke ambten erkent de Grondwet?
Hoe zijn deze ambten samengesteld?
Hoe worden de dragers van ambten aangewezen?
Attribuerende functie (wat?)
Welke bevoegdheden kent de Grondwet toe aan deze ambten?
Regulerende functie (hoe?)
Op welke wijze begrenst de Grondwet deze ambten?
Hoe verhouden deze ambten zich tot elkaar?
Als een overheidsinstantie geen bevoegdheid heeft gekregen, geldt vrijheid.
Een lichaam heeft organen.
Regering: koning en zijn ministers
Staat der Nederlanden handelt privaatrechter\lijk. De organen die daarin zitten, mogen uitsluitend publiekrechtelijk handelen.
Ten eerste een volksvertegenwoordiging. Dit is in Nederland de Staten-Generaal (art. 51 lid 1 GW). Dit zijn de Eerste en Tweede Kamer (Verenigde Vergadering). De Staten-Generaal vertegenwoordigen het hele Nederlandse volk (geen cliëntelisme). Je zit in de Kamer voor het algemeen belang, maar je hebt ook een partijkleur. Wat men niet wil is dat je een spreekbuis bent van één op één (Rousseaus uitgangspunt). De Kamers moeten kijken wat het beste is voor het algemeen belang.
We hebben dus in Nederland een indirecte democratie, een volksvertegenwoordiging. Deze beslissen met de gewone meerderheid (76 zetels). Soms is een gekwalificeerde meerderheid bepalend (art. 137 GW: Grondwetswijziging).
Art. 120 GW: de rechter mag niet toetsen aan de Grondwet.
Grondwetswijziging:
Wetsvoorstel
Nieuwe verkiezingen (volk moet spreken)
Nog een keer stemmen met twee derde meerderheid
1815: medewetgever, invoeging tweekamerstelsel
1848: directe verkiezing Tweede Kamer via het districtenstelsel: censuskiesrecht. Deze worden getrapt gekozen
1887: caoutchoucartikel (bepaalde eisen van welstand)
1917: invoering algemeen kiesrecht en kiesstelsel evenredige vertegenwoordiging
1919: vrouwen actief kiesrecht
De bevoegdheden van de Staten Generaal:
Samenwerkingsvoegdheden
1. Tweede Kamer alleen (art. 82 GW/art. 84 GW)
2. Beide Kamers (art. 81 GW/art. 91 GW)
Zelfstandige bevoegdheden
1. Tweede Kamer alleen (art. 78a GW)
2. Beide Kamers (art. 68 GW/art. 70 GW)
Beide Kamers hebben het recht van enquête.
Iedereen kan zich kandidaat stellen. De Kieswet spreekt over een politieke groepering. Het komt dus uit onvrede, van onderuit de samenleving. De functies van politieke partijen zijn:
Representatie;
Participatie;
Selectie.
Er is bijna geen wetgeving te vinden over politieke partijen, dus in theorie kunnen ze alles doen waar ze zin in hebben. Ze worden ook niet in de Grondwet genoemd. Er is wel verenigingsvrijheid in opgenomen.
Sinds twee jaar hebben we Wet financiering politieke partijen. In Nederland hebben we een toezichthoudende commissie over hoe de politieke partijen hun geld krijgen. In het buitenland is het namelijk vaak ‘wie het geld heeft, komt in het bestuur van het land’.
Politieke partijen zijn privaatrechtelijke verenigingen.
Er zijn verschillende kiesstelsels
Meerderheidsstelsel (meerderheid in een bepaald district)
Evenredige vertegenwoordiging (Nederland; er gaat geen stem verloren)
Je kan ook een districtenstelsel met evenredige vertegenwoordiging hebben.
Het kiesstelsel van de Tweede Kamer is landelijke evenredige vertegenwoordiging. Er is maar één district en dat is Nederland. De 9 miljoen stemmen moet gedeeld worden door 150 zetels (kiesdeler). Duitsland heeft in tegenstelling tot Nederland ook een kiesdrempel. De voorkeursdrempel is 25% van de kiesdeler. Het kiesstelsel is dus vrij uniek in de wereld.
De regering (art. 42 GW) is:
het dagelijks bestuur van Nederland;
een Grondwettelijk ambt;
koning en ministers.
Kabinet is een journalistieke term en de Kroon is hetzelfde begrip als de regering.
De Staten-Generaal is het parlement, deze is de volksvertegenwoordiging, deze is de medewetgever, deze is ook nog controleur van de regering. Er zijn dus veel verschillende benamingen voor de Staten-Generaal.
Ook de koning is een Grondwettelijk ambt. De koning als ambt voortdurend. Als hij dood gaat, is het ambt niet weg. Dit ambt kan vervuld worden door de erfopvolger, de regent (Maxima) of tijdelijk de Raad van State. Er is altijd iets van een koning in het land.
Hij is ook een persoon (hij richt zijn eigen huis in) en soms is de term koning gelijk aan de regering (art. 82 lid 1 GW).
Nederland is een constitutionele monarchie. De monarchie moet zich ook houden aan de Grondwet. Denk maar aan de ministeriële verantwoordelijkheid (art. 42 lid 2 GW). Hij had een belangrijke rol bij de kabinetsformatie, maar tegenwoordig neemt de Tweede Kamer het voortouw hierbij.
Als de koning handelt als staatshoofd (bijvoorbeeld kabinetsformatie) is geen contraseign vereist; voor handelingen als deel van de regering wel.
Wanneer het kabinet ontslag aanbied aan de Koning (en wordt demissionair) kunnen er nieuwe verkiezingen ontstaan, of er komt een tussenformatie. Na een tussenformatie moet de ontslagaanvraag wel ingetrokken worden.
Ook de minister-president wordt bij koninklijk besluit benoemd en ontslagen (art. 43 GW). Nationaal wordt hij niet gezien als regeringsleider, maar internationaal wel. Juridisch gezien zijn ministers gelijk aan Rutte.
Soorten ministers:
‘gewone’ minister: hoofd van een ministerie (art. 44 lid 1 GW)
minister zonder portefeuille (art. 44 lid 2 GW)
Als je een 'minister voor …' ziet, is het een minister zonder portefeuille. Deze is wel lid van de ministerraad maar geen eigen ministerie
De Grondwet zelf geeft geen rechtstreekse bevoegdheden aan ministers. Formele wetten wel. De Grondwet geeft alleen bevoegdheden die intern werken.
Een ministeriële regeling kan nooit louter door een minister zelfstandig worden gemaakt. Die moet altijd van hogeraf komen (ze zijn onzelfstandig, dus berusten op een hogere regeling).
Een staatssecretaris is extern gelijk aan een minister, maar intern staat hij onder gezag van de minister. De Tweede Kamer kan de staatssecretaris op het matje roepen. De staatssecretaris vervangt de minister voor zover en voor zolang deze aanwijzingen kan geven.
Parlement is direct gekozen, regering getrapt. De verhouding van het parlement en de regering: wat als deze twee ruzie krijgen?
Een uitkomst werd geboden in 1848. Onder leiding van Thorbecke ontwikkelt de politieke ministeriële verantwoordelijkheid zich. Voor deze tijd was de koning oppermachtig. Thorbecke ontwerpt een dualistisch politiek stelsel. Dit is echter niet genoeg. Wat doe je dan als er een voortdurende strijd is tussen het parlement en de regering? Het antwoord hierop is de vertrouwensregel. De regering moet opstappen als het vertrouwen op is. De Kamer is oppermachtig in Nederland. Deze regel is nergens te vinden in de Grondwet, het is ongeschreven staatsrecht.
Als je dus de verantwoording niet goed aflegt, kom je in de vertrouwensregel.
Één of meer ministers of staatssecretarissen
behoudens Kamerontbinding
ontslag aan de Koning aanbieden
als de Tweede Kamer
in meerderheid blijk geeft van onvoldoende vertrouwen.
Het uitgangspunten van de samenleving zijn:
de burger mag alles dat hem niet is verboden;
de overheid mag niets tenzij het is toegestaan.
Het legaliteitsbeginsel zorgt ervoor dat overheidsoptreden berust op een voorafgaande, algemene regel, die is terug te voeren tot een wet in formele zin (totstandkomingsprocedure) of de Grondwet. Het overheidshandelen wordt gelegitimeerd. Overal moet een wettelijke grondslag voor zijn, dat is waar het legaliteitsbeginsel om draait.
Ook subsidies bijvoorbeeld, dienen te berusten op de Grondwet. Dit om willekeur tegen te gaan. Anders kunnen allerlei andere verenigingen ook gaan vragen naar enige subsidie.
De functie van het legaliteitsbeginsel is het bewerkstelligen en bewaken van vrijheid van burgers in relatie tot de overheid.
Bewerkstelligen: je moet ergens een bevoegdheid kunnen aanwijzen, deze is met instemming met eens van ons betrokken geweest: de volksvertegenwoordiging moet instemmen met de toekenning van de bevoegdheden. Dat is democratie.
Bewaken: de overheid is ook aan de wetten gebonden, het legt dus een kader op. Het kan in beginsel alleen optreden als zij door of krachtens een wet de bevoegdheid heeft gekregen. Dit is een rechtsstaat.
Legaliteit heeft twee aspecten: een positief en een negatief aspect.
Positief: er is een grondslag voor overheidsoptreden. In een staat moeten dingen geregeld worden:
wie: welke overheidsinstanties zijn bevoegd?
wat: welke bevoegdheden hebben ze?
hoe: op welke wijze hebben ze hun bevoegdheden verkregen?
Negatief: de overheidsbevoegdheden moeten binnen de grenzen van (hoger) recht worden uitgeoefend. Met name gaat het hier om grondrechten, maar ook over normenhiërarchie.
Art. 13 GW: 'Het briefgeheim is onschendbaar, behalve, in de gevallen bij de wet bepaald, op last van de rechter.'
Het positief-funderende aspect van dit grondrecht is dat de overheid (wetgever en rechter) is bevoegd beperkingen te maken op het briefgeheim (behalve in de gevallen bij de wet bepaald).
Het negatief-begrenzende aspect van dit grondrecht is dat de grondwetgever bepaalt dat alleen wetgever de gevallen mag bepalen waarin het briefgeheim wordt geschonden en verbindt hieraan de voorwaarde van rechterlijke controle (op last van de rechter). Eerst moet er dus een wet zijn, daarna moet het nog getoetst worden door de rechter.
Grondrechten zijn alleen tussen burger en overheid, niet tussen burgers onderling. Je kan wel zeggen dat je een politieagent niet accepteert, maar dat heeft geen zin.
Positieve aspect legaliteit: alle staatsmachten hebben de bevoegdheid om iets te bewerkstelligen in de samenleving.
Iedereen die publieke beslissingen kan nemen, heeft te maken met bevoegdheden.
Regelgeving: wetten in materiële zin (algemeen verbindende voorschriften)
Bijna alle wetten in formele zin zijn algemeen verbindende voorschriften. Wel een wet in formele zin, maar niet in materiële zin is de begrotingswet. Specifiek genomen raakt dit alleen de regering, die kan het geld gaan uitgeven.
Concrete toepassing
1. Feitelijk handelen (niet iets juridisch; een stoeptegel leggen)
2. Juridische beslissingen
Rechterlijke uitspraken (arresten)
Bestuurlijke beslissingen (beschikkingen)
Op welke wijze hebben de staatsmachten de bevoegdheden gekregen? Je zal altijd moeten kijken of het gaat om regelgeving, of het gaat om een andere bevoegdheid. Een algemene regel stellen is een veel specialer bevoegdheid. Er zijn er twee in dit land die nieuwe bevoegdheden in het leven mogen roepen (attributie van een regelgevende bevoegdheid) en aan een ander ambt toebedelen. Louter de Grondwet en de formele wetgever attribueren namelijk. De overige regelgevers delegeren als dit is toegestaan.
Andere bevoegdheden zijn bestuurs- of beschikkingsbevoegdheid. Het orgaan die een beschikkingsbevoegdheid in het leven roept attribueert, het bevoegdheidsontvangende ambt delegeert vervolgens.
Het ambt dat een regelgevende bevoegdheid heeft, heeft daarmee tevens de bevoegdheid om bestuursbevoegdheden in het leven te roepen/te attribueren. Je kan dus zelf je regels laten uitvoeren en je kan ook zelf bepalen wie dat doet.
HR Jamin: omdat delegatie de bevoegdheidsverdeling doorbreekt, mag delegatie alleen als de hogere instelling dat toetstaat. De regelgever bepaalt zelf of de bevoegdheid doorgegeven mag worden. De Grondwetgever heeft een delegatieterminologie.
als er in de wet 'krachtens' of een vorm van 'regelen' staat, mag er worden gedelegeerd
Bij of krachtens AMvB betekent dat ook lagere instanties de regelgevende bevoegdheid op zich mogen nemen.
bij alle andere formele wetten geldt dit principe niet, daar gebruiken ze 'krachtens'. Als het woordje 'regelen' in de formele wet staat, heeft dit geen invloed op delegatie.
Als er ergens een breuk zit in de regelhiërarchie, geldt onze vrijheid. Een voorbeeld van zo'n regelketen:
Regeling | Wat doet deze regeling? |
Art. 2 lid 2 GW: de wet regelt de toelating en uitzetting van vreemdelingen | Attributie door de grondwetgever aan de formele wetgever met bevoegdheid tot delegatie ('regelt'). De formele wetgever moet eigenlijk een regel hierover maken.
Dit gebeurt niet vaak. Het begin van de wet ligt hier namelijk in de Grondwet. Normaal beginnen wetten bij art. 81 GW. |
Art. 37 aanhef en sub a Vreemdelingenwet | Voorschrift van formele wetgever, die de nadere invulling delegeert aan de regering met de bevoegdheid tot subdelegatie, dit door het woordje bij of krachtens. |
Art 3.112 Vreemdelingenbesluit | Voorschrift van regering in AMvB, ter uitwerking van formeel-wettelijk voorschrift, waarin subdelegerend de minister opdracht krijgt nadere voorschriften te geven. |
Art. 3.44 lid 1 Voorschrift Vreemdelingen | Concretiserende voorschriften van de minister. |
Van 1814 tot 1879 diende niet alle overheidsoptreden een wettelijke grondslag te hebben. Enkel voor zover de Grondwet of Wet in formele zin zelf dit bepaalde. De koning mocht alles tenzij het verboden was. Dit vond de Hoge Raad in het Meerenberg-arrest te ver gaan. AMvB moeten in beginsel op de wet berusten, want de regering is in principe de uitvoerende macht.
Na de Grondwetswijziging diende lagere regelgeving in de rijkssfeer altijd een specifieke grondslag te hebben indien zij strafbepalingen bevat. Wil je dus AMvB's handhaven, zal de strafbepaling moeten voortvloeien uit wetten in formele zin. De volksvertegenwoordiging moet wel iets hebben toegevoegd aan vrijheidsbenemende sancties. De zelfstandige AMvB is door deze regeling zeldzaam geworden. Een zelfstandige AMvB mag namelijk niet met straffen worden gehandhaafd.
De Hoge Raad sprak in het fluorideringsarrest uit dat voor een ingrijpend overheidshandelen een wettelijke grondslag is vereist. Een bevoegdheid mag niet toegeëigend worden, als deze niet in de wet gesteld is.
De wetten in formele zin worden gemaakt door de regering en de Staten-Generaal gezamenlijk (art. 81 GW). De regering alleen maakt Koninklijke besluiten (art. 89 GW). Ministers maken ministeriële regelingen. Deze is altijd gebaseerd op delegatie. Er bestaat niet een 0-norm dat de minister rechtstreeks o.b.v. de Grondwet een ministeriële regeling kan treffen.
Er zit een normenhiërarchie in wetten, de volgorde van hoog naar laag is:
Een ieder verbindende bepalingen
Statuut
Grondwet
Wet in formele zin
Algemene maatregel van bestuur
Zelfstandig
Onzelfstandig
Klein KB
Ministeriële regeling
De wetgevingsprocedure van een formele wet:
ambtelijke voorbereiding;
(95% van het initiatief ligt bij de regering)
bespreking in de ministerraad;
advies van de Raad van State;
nader rapport;
indiening bij de Tweede Kamer;
parlementaire behandeling Tweede Kamer;
1. eerst wordt de wet algemeen toegelicht, daarna artikelsgewijs
2. Tweede Kamer kan de wet veranderen door middel van het recht van amendement
parlementaire behandeling Eerste Kamer;
1. Eerste Kamer kan alleen de wet aannemen of verwerpen, het wetsvoorstel kan niet langer worden gewijzigd
2. de Eerste Kamer kan wel een verzoek doen (Novelle). De Eerste Kamer stelt de plenaire behandeling uit of schorst deze tot de Novelle door de Tweede Kamer is aanvaard. Er wordt dus wel gezegd dat de Novelle een verkapt recht van amendement is.
bekrachtiging bij koninklijk besluit (art. 87 GW);
dit als zijnde een contraseign. Dit is het sluitstuk.
bekendmaking in het Staatsblad;
inwerkingtreding.
de wet regelt meestal zelf wanneer de wet in werking treedt.
Den reglement van orde is slechts een intern werkende regeling. Deze bind je alleen als je lid bent van de ministerraad.
De Raad van State is de hoogste adviseur en deze moet ten alle tijden worden gehoord. Er zijn twee afdelingen: adviesafdeling en de afdeling bestuursrechtspraak. De regering hoeft deze raden niet op te volgen. De Raad toetst de beleidsanalytische kwaliteit (moet er wel een wet komen/gaat dit helpen?), de juridische kwaliteit (klopt het met attributie/delegatie?) en de wetstechnische kwaliteit (is de definitiebepaling wel goed?).
Initiatiefvoorstellen van alleen de Tweede Kamer:
het wetsvoorstel indienen;
behandeling in de Tweede Kamer;
initiatiefnemers nemen tijdens de parlementaire behandeling in de Tweede Kamer de plaats in van de regering
behandeling in de Eerste Kamer;
Tweede Kamer hoort de Raad van State;
bekrachtiging door de regering en een behandeling in de ministerraad
Het indienen en inwerking laten treden van een Algemene Maatregel van Bestuur:
ambtelijke voorbereiding;
behandeling Ministerraad;
advies van de Raad van State;
nader rapport aan de Koning;
vaststelling bij koninklijk besluit (met contraseign minister);
bekendmaking;
inwerkingtreding.
Ministeriële regeling is geen zelfstandige regelgevende bevoegdheid, dus deze bevoegdheid wordt gegeven op basis van delegatie.
Gebaseerd op het oude curriculum (Kernvak staats- en bestuursrecht II), ook bruikbaar bij het leren voor het nieuwe vak
Drie belangrijke onderwerpen voor dit vak zijn: Toetsing aan de Grondwet door de rechten, Beperkingssysteem, Attributie/delegatie van bevoegdheden
Deze samenvatting bij Praktisch bestuursrecht van Visscher is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Wat houdt het bestuursrecht in?
Het bestuursrecht is een onderdeel van het publiekrecht* waarin de (‘verticale’) verhouding tussen de burgers en overheid wordt geregeld. Het bestuursrecht heeft betrekking op het openbaar bestuur*.
Het openbaar bestuur brengt het beleid en wetgeving tot uitvoering. De handelingen die hierbij worden verricht behoren gericht te zijn op het algemeen belang. Het openbaar bestuur heeft een aantal hoofdtaken, zoals:
De organisatie van het openbaar bestuur.
Het verlenen van bestuursbevoegdheden.
Het formuleren van normen voor het gebruik van bestuursbevoegdheden.
Het stellen van rechtsnormen voor burgers en regels betreffende de handhaving.
Waarborging van rechtsbescherming* tegen het openbaar bestuur.
Twee bestuursrechtelijke beginselen.
Legaliteitsbeginsel*:
Het legaliteitsbeginsel houdt in dat er voor elke handeling uitgevoerd door de overheid een wettelijke grondslag vereist is. Het legaliteitsbeginsel is ingesteld ter voorkoming van willekeur en ter bevordering van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Het openbaar bestuur mag dus alleen maar inbreuk maken op de vrijheden en rechten van burgers wanneer hiervoor een bevoegdheid is afgegeven die bij de wet is bepaald. Het openbaar bestuur moet zijn beleid uitvoeren binnen de kaders van de wet, dit wordt ook wel de ‘wetmatigheid van bestuur’ genoemd.
Specialiteitsbeginsel*:
Het specialiteitsbeginsel houdt in dat het openbaar bestuur alleen die specifieke belangen mag behartigen die binnen het kader van de desbetreffende wet of regeling vallen. De behartiging van deze belangen mag nooit ten nadele van derden zijn.
Voor de te verrichten handelingen door het openbaar bestuur bestaan dus wettelijke grondslagen (legaliteitsbeginsel), bij deze handelingen behoren belangen afgewogen te worden. Het specialiteitsbeginsel ziet er dus op toe dat alleen die specifieke belangen behartigd worden, zoals gesteld binnen het kader van de desbetreffende wet of regeling.
Bestuursrecht en haar bronnen.
Het bestuursrecht kent verschillende bronnen waaronder:
Nationale wetgeving en internationale verdragen.
Jurisprudentie.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur (zowel geschreven als ongeschreven).
Wetgeving als bron valt weer onder te verdelen in 2 soorten, formeel en materieel. Het formele bestuursrecht, ook wel het ‘bestuursprocesrecht’ genoemd, gaat over de procedures en is grotendeels te vinden in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het materiële, inhoudelijke bestuursrecht vindt men voornamelijk terug in de bijzondere wetten, zoals de Vreemdelingenwet.
Het creëren van wet- en regelgeving
.....read moreDeze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bekijk hier ons huidige aanbod.
Het tentamen bestaat uit open vragen en Multiple Choice vragen; er wordt dus een vrij brede kennisbasis van je verlangd op het gebied van argumentatie, begrip, feiten en begrippen. Je krijgt niet veel ruimte voor het antwoord; antwoorden moeten dus kort en krachtig zijn. Het zijn vaak vragen met een kort en feitelijk antwoord maar het antwoord is meestal te vinden in de wetbundel (en vaak in de Grondwet) dus zet het artikel erbij! Er zijn ook veel punten te scoren door kleine feitjes te herhalen die in werkgroepen en hoorcolleges naar voren zijn gekomen.
Is de volgende stelling juist of onjuist: als de regering een wetsvoorstel indient bij de Staten-Generaal kunnen zowel de Tweede Kamer als de regering wijzigingen aanbrengen in het wetsvoorstel – namelijk tot het moment dat de Tweede Kamer over het wetsvoorstel heeft gestemd.
Onderbouw je antwoord altijd met wetsartikelen. Het zijn vaak vragen met een kort en feitelijk antwoord maar het antwoord is meestal te vinden in de wetbundel (en vaak in de Grondwet) dus zet het artikel erbij
Opgave 1 (12 punten)
Geef een voorbeeld van de toepassing van het zogenaamde ‘strategisch besluitbegrip’ (4 punten), leg uit wat er zo ‘strategisch’ is aan de toepassing van het besluitbegrip in het door u genoemde voorbeeld (4 punten) en welk doel met deze toepassing in het genoemde voorbeeld wordt gediend. (4 punten).
Opgave 2 (14 punten)
Schildersbedrijf De Goeje komt door het slechte weer in de zomer van 2013 in tijdnood bij het schilderen van een groot pand aan het Rapenburg. De Goeje huurt daarom drie Bulgaarse schilders in om de klus af te maken. Tijdens een controle van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) blijkt dat De Goeje niet beschikt over de vereiste tewerkstellingsvergunningen. De Minister van SZW legt het bedrijf daarom een boete op van 36.000 euro wegens drie overtredingen van artikel 2 Wet arbeid vreemdelingen (WAV). De
Goeje maakt bezwaar en gaat, na afwijzing van zijn bezwaar, in beroep.
Bij de rechtbank voert De Goeje onder meer aan dat installatiebedrijf Pieterse geen boete opgelegd heeft gekregen, terwijl één van de drie Bulgaren ook voor dat bedrijf werkzaamheden heeft verricht aan hetzelfde pand. Verder voert De Goeje aan dat hij praktisch de hele klus zelf heeft uitgevoerd en dat de Bulgaarse schilders hem alleen de allerlaatste dag hebben geholpen. Gelet op deze omstandigheden meent De Goeje dat de boete ten onrechte is opgelegd en in ieder geval veel te hoog is. De Minister van SZW verweert zich met het argument dat de rechter in dit geval uitsluitend marginaal mag toetsen aan de beginselen van behoorlijk bestuur.
a) Op welke (materiële) beginselen van behoorlijk bestuur doet De Goeje een beroep? (6 punten)
b) Hoe beoordeelt u het standpunt van de minister dat de rechter marginaal moet toetsen? (8 punten)
Opgave 3 (16 punten)
De buren van Willem de Bruijn klagen al jaren over vermeende geluidsoverlast van Willem. Voor de burgemeester is dat reden gebruik te maken van zijn bevoegdheid uit artikel 174a lid 1 Gemeentewet: hij laat de woning per 1 september 2013 voor een maand dichtspijkeren. Willem is hierdoor gedwongen tijdelijk andere woonruimte te zoeken. Het bezwaar dat Willem tegen dit besluit maakt, wordt ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 14 februari 2014 verklaart de bestuursrechter het beroep van Willem echter gegrond. De rechter oordeelt.....read more
Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.
A. Ambten
Terminologie
Sinds de grondwetsherziening van 1983 wordt veelvuldig de term ‘regering’ gehanteerd om te verwijzen naar de Koning en de ministers, art. 42 lid 1 Grondwet. Voor die tijd stond in de Grondwet de term ‘Koning’ centraal. Naast het eigenlijke Koningschap verwees deze term impliciet naar de ministers die vanaf 1840 strafrechtelijke en vanaf 1848 politieke ministeriële verantwoordelijkheid bezitten, artikelen 42 lid 2 en 68 Grondwet.
Vanaf 1840 had de Koning geen besluitvormende, ‘executieve’ bevoegdheid meer en waren de ministers ‘gepromoveerd’ van Koninklijke raadslieden tot zelfstandige besluitvormers. Ondanks de bedoeling van de wetgever om voortaan de term ‘Koning’ te reserveren voor de ambtsdrager van het Koningschap, de term ‘regering’ voor de ministers en het ambt van Koning gezamenlijk, en de term ‘koninklijk besluit’ voor besluiten van de regering, bevat de Grondwet sinds 1983 ook bepalingen die het woord ‘Koning’ in andere zin bezigen. Bij de erfopvolging wordt met ‘Koning’ de Koning persoonlijk bedoeld, bij de wetgevingsprocedure wordt met ‘Koning’ bedoeld de Koning als samenstellend deel van de regering, bijvoorbeeld art. 87 Grondwet, en bij art. 34 Grondwet gaat het om de Koning als minderjarig privépersoon onder voogdijschap. Ook de uitdrukking ‘koninklijk besluit’ kan voor verwarring zorgen. Deze verwijst naar regeringsbesluiten waarbij de ministers de volle verantwoordelijkheid dragen en waarbij de Koning alleen een symbolische rol vervult als ‘bekrachtiger’ van besluiten. De term ‘koninklijk besluit’ wordt niet altijd consistent toegepast in grondwetsbepalingen en (ingediende) wetsteksten, bijvoorbeeld artikelen 34 en 87 Grondwet waar het om gecontrasigneerde besluiten gaat.
De Koning
Het ambt van Koning wordt volgens art. 24 Grondwet bij erfopvolging doorgegeven. Zodra de Koning komt te overlijden, wordt de (relationeel gezien) dichtstbijzijnde wettige opvolger als nieuwe Koning aangewezen (art. 25 Grondwet), tenzij deze opvolger meer dan drie graden in verwantschap van de overleden Koning is verwijderd. De dichtstbijzijnde wettige opvolger is vaak de oudste van zijn wettige nakomelingen, tenzij hij geen nakomelingen heeft. In dat geval, wordt de oudste nakomeling van zijn ouder opvolger.
De Grondwet kent nog bijzondere situaties. Een ongeboren wettige opvolger wordt als reeds geboren aangemerkt, als de Koning komt te overlijden (art. 26 Gw). Wettige opvolgers verliezen hun recht op de troon als ofwel de Koning afstand doet van de troon vóór hun geboorte (art. 27 Gw), of als zij trouwen zonder toestemming van de Staten-Generaal (art. 28 Gw).
Afstand van de troon kan alleen worden gedaan door iemand die al Koning is; afstand van de verwachting van het koningschap is ongeoorloofd. Er zijn twee mogelijkheden om een toekomstige koningschap te ontgaan. Een eerste mogelijkheid is het huwen zonder toestemming bij wet en een tweede mogelijkheid is de uitsluiting.....read more
Samenvatting geschreven in studiejaar 2015/2016 bij de 7e druk van Michiels Hoofdzaken van het Bestuursrecht
Twee inwoners van de gemeente Weert willen wurgslangen nemen. Op grond van art. 82 van de APV is het echter verboden om wilde dieren die bij ontsnapping gevaar kunnen veroorzaken te houden. B en W verleent een ontheffing van dat verbod onder voorwaarde dat ze niet meer dan vijf volwassen wurgslangen tegelijk mogen houden. Daartegen dienen de inwoners een bezwaarschrift in dat ongegrond wordt verklaard. Vervolgens gaan ze in beroep bij de rechtbank. Ze zijn van mening dat ze geen ontheffing nodig hebben, omdat ze vinden dat slangen geen wilde dieren zijn en omdat tamme dieren ook gevaar kunnen veroorzaken. B en W verdedigt zich met het standpunt dat wurgslangen relatief gevaarlijk zijn. Onder bepaalde voorwaarden mogen ze echter wel worden gehouden. De rechter oordeelt dat dat beleid niet onredelijk is en verklaart het beroep daarom ongegrond.
Bestuursrecht heeft betrekking op wat het openbaar bestuur doet en de relatie tot burgers. Bij openbaar bestuur gaat het om ministeries, provincies, gemeenten, waterschappen en allerlei andere overheidsorganisaties. In het bestuursrecht is geregeld:
hoe het bestuur is georganiseerd;
welke bevoegdheden het bestuur heeft;
aan welke rechtsnormen of regels het bestuur zich moet houden;
hoe het bestuur zorgt dat burgers zich ook aan rechtsnormen of regels houden;
wat burgers kunnen doen tegen handelingen van het bestuur.
De belangrijkste onderwerpen in het bestuursrecht zijn dus achtereenvolgens: organisatie, bevoegdheden, normering, handhaving en rechtsbescherming.
Het bestuur is op veel verschillende beleidsterreinen actief, zoals bijvoorbeeld huisvesting, milieu, openbare orde en sociale zekerheid. Voor veel van die beleidsterreinen bestaan bijzondere regels die zijn geregeld in daarmee corresponderende rechtsgebieden. Voorbeelden van die bijzondere rechtsgebieden zijn het huisvestingsrecht, milieurecht, het bestuursrecht inzake openbare orde en het sociale-zekerheidsrecht.
Hoewel die bijzondere delen van het bestuursrecht dus verschillende regels bevatten, zijn er ook veel regels die voor de verschillende rechtsgebieden gemeenschappelijk gelden. Hoe bestuursorganen bevoegdheden krijgen om besluiten te nemen, welke soorten besluiten er bestaan en hoe bestuursorganen regels kunnen handhaven zijn vragen die in alle bijzondere rechtsgebieden van belang zijn. De centrale onderwerpen die voor alle rechtsgebieden binnen het bestuursrecht relevant zijn, zijn in de Awb geregeld.
Één van de bijzondere rechtsgebieden is het omgevingsrecht. Sinds 1 oktober 2010 gelden de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor). Door die wetswijziging zijn ongeveer
.....read moreDeze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.
Het hoorcollege van deze week gaat over staatsleer en staatsgeschiedenis. Het recht hoeft niet uitdrukkelijk betrekking te hebben op staten, maar kan ook betrekking hebben op andere entiteiten. Het staatsrecht heeft echter wel betrekking op een staat. Het staatsrecht heeft verschillende functies. Deze zijn de constituerende, de attribuerende en de regulerende functie. In dit college zal er worden gekeken naar de relatie tussen de staatsleer en de staatsgeschiedenis. Verder zal het onderscheid tussen de ontwikkelingen in Europa en in Nederland worden bekeken.
Europa.
Respublica Christiana
De betekenis van Respublica Christiana is een publieke zaak die zich kenmerkt door zijn christelijkheid. Er kan kortom worden gezegd dat er een maatschappij was die zich kenmerkte door christelijk te zijn. Deze Respublica Christiana stond formeel onder leiding van de keizer en de paus, het werd het Heilige Roomse Rijk genoemd. Het Romeinse Rijk brokkelde in het Westen af en het enige wat overbleef in de donkere Middeleeuwen was de kerk. Deze kerk had echter geen leger. In 800 creëert Karel de Grote in samenwerking van de Paus opnieuw een keizerrijk, zijn imperium. Tijdens de Respublica Christiana waren er twee juridische visies op de maatschappij:
1. De theocratische visie: de keizer en de koning zijn heerser over hun eigen rijk, zij hoeven met niemand anders rekening te houden en hebben de hoogste en enige macht. Zij zijn door God benoemd (het droit divin).
2. Het feodale stelsel/ het natuurrecht: de koningen geven privileges aan steden, zodat zij militair worden geholpen, zij geven hiervoor in ruil land te leen, maar worden hierdoor wel in hun recht en macht beperkt. Ook koningen zijn aan het dwingend recht gebonden en het droit divin is dus beperkt.
Reformatie.
Tijdens de Reformatie hield de christenheid in zijn oorspronkelijke vorm op te bestaan. Met het uitkomen van Il principe van Machiavelli in 1515 betekende het einde van de middeleeuwen. Machiavelli stelde dat de enige legitimatie van een goede vorst is dat hij slagvaardig is. De uitspraak: ‘Het doel heiligt de middelen’ is een bekende uitspraak van hem. De hervorming binnen de Rooms Katholieke Kerk begon in 1517. Luther spijkerde in dit jaar zijn stellingen aan de slotkerk van Wittenberg, hij was boos over de handel in aflaten binnen de kerk. Er kwam een scheur binnen de RKK, de Reformatie genaamd. Aan de ene kant stonden de katholieken, aan de andere kant de protestanten.
Luther was van mening dat er sprake was van de leer van twee rijken: hij stelde dat er naast het goddelijk rijk, op aarde ook een wereldlijk rijk bestond. Dit was het rijk van de vorst. De onderdanen van.....read more
Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.
Opgave 1
In juli 2010 besluit de Nederlandse regering tot een militaire bijdrage aan een vredesmissie. Bij deze vredesmissie komen dertig militairen om het leven.
Een onderzoekscommissie concludeert later dat er bij de uitzending ernstige fouten zijn gemaakt. Zo waren de Nederlandse militairen veel te licht bewapend, slecht geoefend en waren er geen afspraken met andere landen over mogelijke assistentie. Bovendien blijkt de beslissing tot uitzending genomen te zijn zonder dat er adequate informatie beschikbaar was over de veiligheidssituatie. Het rapport wijst de minister van Defensie aan als hoofdverantwoordelijke voor het drama.
a) Op grond van welke bevoegdheid kunnen de Tweede Kamerleden de minister
van Defensie ter verantwoording roepen en waar is deze bevoegdheid nader geregeld?
Naar aanleiding van het onderzoeksrapport van de onderzoekscommissie verzoeken nabestaanden van de overleden militairen het Openbaar Ministerie om tot strafvervolging over te gaan van de minister van Defensie bij de rechtbank van Den Haag, wegens overtreding van de artikelen 307 en 309 Wetboek van Strafrecht.
b) In hoeverre acht u dit verzoek kansrijk?
Opgave 2
Lees de volgende passage:
‘De Nederlandse Grondwet ontvangt het internationale recht met open armen. Om die reden wordt er wel voor gepleit in de Grondwet een bepaling op te nemen die beschermt tegen internationaal recht dat niet voldoet aan rechtsstatelijke eisen.’
Noem drie grondwetsbepalingen waaruit blijkt dat de Nederlandse Grondwet het internationale recht met open armen ontvangt en licht uw keuzes toe.
Opgave 3
Eén van de beginselen van de rechtsstaat is het legaliteitsbeginsel. Dit beginsel wordt naar geldend recht doorgaans gedefinieerd als de eis dat ingrijpend optreden door de overheid moet berusten op en in overeenstemming moet zijn met wettelijke regels.
Waarom is het mede vanuit rechtsstatelijk perspectief onwenselijk om voor ál het overheidsoptreden de eis van een wettelijke grondslag te stellen? Noem twee argumenten en licht deze kort toe.
Opgave 4
In zijn boek Constitutioneel recht onderscheidt Kortmann drie functies van het constitutioneel recht: de constituerende, de attribuerende en de regulerende functie. Daarnaast spreekt Kortmann over de legitimerende functie. Ook geeft hij aan dat bepaalde mensenrechtenverdragen, zoals het EVRM en het IVBPR, gerekend kunnen worden tot het Nederlandse constitutionele recht.
Welke van de vier bovengenoemde functies vervullen deze mensenrechtenverdragen? Noem er twee en licht deze kort toe.
Opgave 5
Op het weblog “Publiekrecht en politiek” schrijft een auteur het volgende:
“De vertrouwensregel is een kernregel van ons parlementaire stelsel. Deze regel vergt onder meer dat de Tweede Kamer het vertrouwen opzegt in een minister indien ambtenaren van zijn departement ernstige fouten hebben begaan of onrechtmatig hebben gehandeld.”
Heeft deze auteur gelijk?
Opgave 6
Kortmann merkt in zijn boek Constitutioneel recht op dat de vertrouwensregel ook geldt tussen bewindslieden (of het kabinet) en de Eerste Kamer. Wel geeft hij aan dat de.....read more
Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.
ONDERDEEL A (40 meerkeuzevragen)
1. Voor het bestaan van een regel van ongeschreven staatsrecht is het feit dat zich een staatkundige praktijk heeft gevormd die de betrokkenen consistent toepassen een noodzakelijke en voldoende voorwaarde.
a) Dit is juist.
b) Dit is onjuist.
2. Een kandidaat kan slechts in de Tweede Kamer worden gekozen indien op hem/haar voldoende stemmen zijn uitgebracht om de kiesdeler te halen.
a) Dit is juist.
b) Dit is onjuist.
3. De Nationale ombudsman doet onderzoek naar klachten van burgers over zowel onbehoorlijk overheidsoptreden als over uitspraken van nationale rechters, zonder dat hij zelf een juridisch bindend oordeel kan geven.
a) Dit is juist.
b) Dit is onjuist.
4. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens stelt ten aanzien van de beperking van mensenrechten eisen aan de omvang en evenredigheid van die beperkingen, waar de grondwettelijke beperkingsclausules dit niet doen.
a) Dit is juist.
b) Dit is onjuist.
5. De Nederlandse tak van de Griekse ‘Gouden Dageraad’ (een neo-Nazi partij met een zeer slechte reputatie) wil een bijeenkomst houden in het huis van de voorzitter, in Rotterdam. De burgemeester van Rotterdam verwacht een gewelddadige tegendemonstratie van een bekende links-radicale organisatie. In dit geval kan de burgemeester de bijeenkomst preventief verbieden op basis van de Wet openbare manifestaties.
a) Dit is juist.
b) Dit is onjuist.
6. Een orgaan van een hoger lichaam (bijvoorbeeld van de staat) kan altijd preventief toezicht houden op besluiten van besturen van organen van lagere lichamen (van bijvoorbeeld de gemeente). Nederlandse openbare lichamen en hun bestuursorganen hebben immers een hiërarchische verhouding.
a) Dit is juist
b) Dit is onjuist
7. Bij zeer ernstige wanordelijkheden kan de burgemeester een noodbevel uitvaardigen en zelfs (tijdelijk) afwijken van bij de Grondwet gestelde voorschriften.
a) Dit is juist
b) Dit is onjuist
8. De Gemeentewet attribueert aan de burgemeester taken en bevoegdheden op het terrein van de handhaving van de openbare orde.
a) Dit is juist.
b) Dit is onjuist.
9. In de arresten Van Gend & Loos en Costa/ENEL is onder meer bepaald dat bepalingen van het Europees gemeenschapsrecht (tegenwoordig: het EU-recht) rechtstreekse werking hebben. Hieruit vloeit onder meer voort dat de Nederlandse rechter de bepalingen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens direct kan toepassen.
a) Dit is juist.
b) Dit is onjuist.
10. De Nederlandse regering onderhandelt over de verdragstekst en ondertekent een verdrag. Voordat Nederland als staat gebonden wordt aan een verdrag moet het verdrag echter altijd eerst door de Staten-Generaal worden geratificeerd.
a) Dit is juist.
b) Dit is onjuist.
11. Een stichting die opkomt.....read more
Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.
Tentamen Inleiding Staats- en Bestuursrecht november 2012
Onderdeel A
1. Uit artikel 8:2 Awb volgt dat het niet mogelijk is een bezwaarschrift in te dienen tegen de toepassing van een beleidsregel door een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit.
a. Dit is juist.
b. Dit is onjuist
2. Als een bezwaarschrift na het verstrijken van de bezwaartermijn wordt ingediend, dan zal het – tenzij er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding – niet-ontvankelijk worden verklaard.
a. Dit is juist.
b. Dit is onjuist
3 Als de regering een wetsvoorstel indient bij de Staten-Generaal kan zowel de Tweede Kamer als de regering wijzigingen aanbrengen in het wetsvoorstel, namelijk tot het moment dat de Tweede Kamer over het wetsvoorstel heeft gestemd.
a. Dit is juist.
b. Dit is onjuist
4. Voor de gevallen dat een internationaalrechtelijke bepaling rechtstreekse werking heeft, hanteert de Grondwet de term ‘een ieder verbindende bepaling’. Of een bepaling van verdragsrecht ‘een ieder verbindend’ is, wordt uiteindelijk uitgemaakt door een rechter. Heeft de rechter eenmaal vastgesteld dat het om een een ieder verbindende bepaling van internationaal recht gaat en constateert hij verder dat de toepassing van een nationaal wettelijk voorschrift daarmee onverenigbaar is, dan kan hij de betreffende verdragsbepaling buiten toepassing laten.
a. Dit is juist.
b. Dit is onjuist
5. Het kabinet heeft in het regeerakkoord vastgelegd dat er in deze kabinetsperiode in totaal 18 miljard Euro bezuinigd dient te worden. Eén van de bezuinigingsmaatregelen die de regering daarbij voor ogen heeft is een verhoging van de eigen bijdrage die de burgers moeten betalen in de kosten van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. De minister van Veiligheid en Justitie kondigt in de Tweede Kamer aan dat de regering het voornemen heeft op basis van artikel 35 lid 2 van de Wet op de rechtsbijstand een algemene maatregel van bestuur op te stellen waarin de hoogte van de eigen bijdragen wordt verdubbeld. De Wet op de rechtsbijstand is niet opgenomen in uw wettenbundels; in artikel 35 lid 2 van deze wet staat echter dat de hoogte van de eigen bijdragen bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld.
Een Tweede Kamerlid van één van de oppositiepartijen windt zich vreselijk op over dit voornemen van de regering en stelt tijdens het Kamerdebat daarover dat een dergelijke beperking van het recht op gefinancierde rechtshulp bij algemene maatregel van bestuur ingevolge artikel 18 Grondwet sowieso niet is toegestaan, omdat een regeling met betrekking tot het recht op rechtsbijstand alleen bij wet in formele zin gegeven mag worden.
De stelling van het betreffende Kamerlid is:
a. Dit is juist.
b. Dit is onjuist
6. Binnen het Nederlandse staatsbestel heeft zich sinds het ontstaan van het Koninkrijk langzaam een democratisch systeem van ‘checks and balances’ ontwikkeld. Daarbij vonden diverse malen belangrijke constitutionele ontwikkelingen plaats, zonder dat de tekst van de Grondwet werd aangepast.
a. Dit is juist.
b. Dit is onjuist
7. Het huidige artikel 42 lid.....read more
Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.
Tentamen juni 2012
Opgave 1
Het vraagstuk van de binding van ambten en/of organen en onderdanen van een staat door internationale verdragsbepalingen wordt beantwoord aan de hand van twee benaderingen: het monisme en het dualisme.
Leg uit wat beide benaderingen inhouden en leg uit waarom ze binnen één rechtsstelsel niet samengaan.
Opgave 2
In juli 2010 besluit de Nederlandse regering tot een militaire bijdrage aan een vredesmissie. Bij deze vredesmissie komen dertig militairen om het leven.
Een onderzoekscommissie concludeert later dat er bij de uitzending ernstige fouten zijn gemaakt. Zo waren de Nederlandse militairen veel te licht bewapend, slecht geoefend en waren er geen afspraken met andere landen over mogelijke assistentie. Bovendien blijkt de beslissing tot uitzending genomen te zijn zonder dat er adequate informatie beschikbaar was over de veiligheidssituatie. Het rapport wijst de minister van Defensie aan als hoofdverantwoordelijke voor het drama.
a) Op grond van welke bevoegdheid kunnen de Tweede Kamerleden de minister
van Defensie ter verantwoording roepen en waar is deze bevoegdheid nader geregeld?
Naar aanleiding van het onderzoeksrapport van de onderzoekscommissie verzoeken nabestaanden van de overleden militairen het Openbaar Ministerie om tot strafvervolging over te gaan van de minister van Defensie bij de rechtbank van Den Haag, wegens overtreding van de artikelen 307 en 309 Wetboek van Strafrecht.
b) In hoeverre acht u dit verzoek kansrijk?
Ook de media mengen zich uitgebreid in de zaak. Een journalist van Trouw doet bij de minister van Defensie een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Op deze manier wil hij inzage krijgen in de debriefingsverslagen van de uitgezonden militairen. In die verslagen luchten militairen naar verluidt openlijk hun hart over de fouten die in de voorbereiding van de uitzending en ter plekke zijn gemaakt.
De minister van Defensie wijst het verzoek van de journalist af. De journalist is het hier niet mee eens.
c) Beschrijf de rechtsgang tot in hoogste instantie die tegen dit besluit open staat.
Opgave 3
In het Friese dorp Britswerd is het de afgelopen tijd onrustig geweest. Friese landbouwers plegen uit protest gewelddaden tegen landbouwproducten die uit Duitsland komen. Vooral de Duitse Doré-aardappel moet het ontgelden. Wegen worden geblokkeerd, Duitse vrachtauto’s worden onderschept, ladingen vernietigd en de Duitse chauffeurs worden met geweld bedreigd.
Eén van de relschoppers is Aaldert Huys. Hij heeft met zijn tractor urenlang een provinciale weg geblokkeerd. Als gevolg daarvan is zijn tractor door de politie in beslag genomen. Na een week krijgt Huys een brief met de mededeling dat hij zijn tractor nog vier maanden moet missen.
Huys is woedend. Hij meent dat hier sprake is van een verkapte straf en die mag hem pas worden opgelegd na een eerlijk proces. Hij neemt contact op met een advocaat. Deze slaat artikel 6 EVRM er op na en leest dat artikel 6 EVRM van toepassing op daden van ‘strafrechtelijke vervolging’.
a) Hoe wordt.....read more
Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.
Tentamen Staats- en Bestuursrecht april 2012
Opgave 1
In Constitutioneel recht schrijft Kortmann het volgende:
‘Men gaat er van uit dat de wetgeving of de belangrijkste wetgeving door de kiezers zelf of (mede) door een volksvertegenwoordiging tot stand worden gebracht.’
In de praktijk blijkt dat de wetgever in toenemende mate (1) regelgevende bevoegdheden delegeert aan het bestuur en (2) het bestuur discretionaire bevoegdheden toekent.
Het toekennen van discretionaire bevoegdheden aan het bestuur heeft ook invloed op de manier waarop de rechter de uitoefening van een discretionaire bevoegdheid door het bestuur toetst.
Opgave 2
Het is 2009 en de vier jaar oude Roy maakt een vreselijke tijd door. Zijn vader is bij een ernstig auto-ongeluk om het leven gekomen. Zijn moeder heeft het ongeluk overleefd maar ligt in coma. Roy verblijft intussen bij een gastgezin.
In 2009 heerst in Nederland de Mexicaanse griep. Inenting van kinderen onder de 12 jaar is dringend gewenst. Daarvoor is toestemming van de ouders vereist. Nu de ouders van Roy niet in staat zijn om die te geven, vraagt Bureau Jeugdzorg de rechter om vervangende toestemming.
De rechtbank stelt vast dat de Nederlandse wetgeving in zulke vervangende toestemming niet voorziet: artikel 1:264 van het Burgerlijk Wetboek (BW) maakt vervangende toestemming door de rechter mogelijk als de ouders weigeren toestemming te geven. In dit geval zijn de ouders van Roy niet in staat om die toestemming te geven.
Bureau Jeugdzorg meent echter dat de rechtbank ook in dit geval de vervangende toestemming kan geven. Bureau Jeugdzorg verwijst naar artikel 3 van het Kinderrechtenverdrag (IVRK). Artikel 3 IVRK luidt als volgt:
‘Bij alle maatregelen betreffende kinderen, […] vormen de belangen van het kind de eerste overweging’
Het IVRK is door Nederland in 1995 geratificeerd, gepubliceerd in het Tractatenblad en in werking getreden.
a) Aan de hand van welke criteria beoordeelt de rechter of artikel 3 IVRK een ‘een ieder verbindende’ verdragsbepaling in de zin van artikel 94 Grondwet is?
Opgave 3
De Consumentenautoriteit is een ambtenaar van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (‘EL&I’) die op grond van de Wet handhaving consumentenbescherming toezichts- en handhavingsbevoegdheden geattribueerd heeft gekregen. De Consumentenautoriteit ressorteert onder de Minister van EL&I.
Een wetswijziging zal er op.....read more
Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.
Leerstuk: art. 93 en 94 Gw
Onderwerp: doorwerking internationaal recht
Casus:
Een landbouwer wordt ten laste gelegd dat hij rogge heeft vervoerd in Nederland én Duitsland zonder te beschikken over daarvoor vereiste documenten, zoals een paspoort. Hij voert tot zijn verdediging aan dat hij eigendommen heeft die aan de Nederlandse en Duitse kant van de grens liggen en dat hij daar zijn goederen vrij mag vervoeren op grond van het tractaat van Aken van 26 juni 1816.
Rechtsvraag:
Past de Nederlandse rechter verdragsrecht in zijn volkenrechtelijke hoedanigheid of als nationaal recht (transformatieleer) toe?
Rechtsgang:
Het Hof verwerpt zijn argument omdat, na invoering van de wet van 14 augustus 1914, eigenaren die eigendommen hebben aan beide zijden van de grens geen toestemming hebben gekregen in alle opzichten vrij en onbelemmerd hun goederen uit te voeren.
De Hoge Raad oordeelde dat het tractaat van Aken ervoor zorgde dat de in dat tractaat bedoelde gemengde eigenaar, het door een ieder te eerbiedigen recht had om vrijelijk, behoudens afgifte bij de douaneambtenaren, producten van zijn in Nederland gelegen land te vervoeren naar het in het buitenland geleden deel van zijn land. De strekking van het tractaat was dat voor gemengde eigenaren de nadelen zouden worden weggenomen, die verbonden waren aan het gegeven dat hun eigendommen door een.....read more
Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.
Deze week zal het hoorcollege gaan over de internationale en de Europese rechtsorde. De internationale rechtsorde is een heel complex systeem. Dit kan worden geïllustreerd aan de hand van de Kadi-zaak. Meneer Kadi is een sjeik, die erg vermogend is en wordt verdacht van terrorisme. De Veiligheidsraad komt in 2001 met een resolutie waarin zij afstand nemen van het beleid om een staat aan te pakken voor terrorisme, en een systeem invoeren waarmee de individuele terrorist wordt aangepakt. Dit overkomt meneer Kadi. In het internationaal recht zijn staten nog steeds de belangrijkste pijlers voor de uitvoering van het recht. De VN richt zich tot Nederland. Omdat Nederland lid is van de Europese Unie moet het hiervan toestemming krijgen. De EU neemt de verordening aan. Meneer Kadi is het hier niet mee eens en gaat in beroep bij de Europese rechter, wegens schending van artikel 263 VWEU. De rechter in eerste aanleg stelt dat de lidstaten door de verordening aan de resolutie gebonden zijn. Het Hof van Justitie, de hoger beroepsrechter, stelt echter dat het Internationaal Recht, dus de resolutie van de VN, geen afbreuk mag doen aan de fundamenten van de EU, artikel 2 VEU. Dit is hier wel het geval.
Verhouding internationaal recht en nationaal recht
In 1648 was er de Vrede van Westfalen. Dit was de geboorte van de moderne soevereine staat en het statenbestel. De gedachte met deze vrede was dat staten volledig vrij moeten zijn. Dit is zowel interne soevereiniteit, tegenover de eigen burgers, als externe soevereiniteit, naar buiten toe. Met deze vrede kwam er dus een pluriversum van staten. Maar om vrij te kunnen zijn moeten er afspraken worden gemaakt en regels worden opgesteld. Men werd om vrij te zijn dus in zijn vrijheid beperkt.
Het nationale en internationale recht zijn in beginsel twee gescheiden systemen. Het internationaal recht heeft in beginsel, als het een ieder verbindend is, voorrang op het nationale recht. Wat rechtens naar het internationaal recht is, hoeft echter niet rechtens naar het nationale recht te zijn. Zo kan het dus zijn dat een verdrag in strijd is met het nationale recht, maar toch nageleefd moet worden. Dit is het pacta sunt servanda beginsel.
Verdragssluiting
Voor het sluiten van een verdrag kunnen twee dimensies worden onderscheden.
Allereerst is er de dimensie van het volkenrecht. In het volkenrecht geeft het Weens Verdragen Verdrag regels voor het sluiten van verdragen. Uit artikel 11 jo. 7 van het WVV blijkt dat volkenrechtelijke binding aan een verdrag tot stand komt door ondertekening, tenzij er sprake is van een bekrachtigingclausule of een voorbehoud.
Ten tweede is er de dimensie.....read more
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Staats- en bestuursrecht is onderdeel van het publiekrecht. Publiekrecht is het recht dat de verticale relatie van overheid en burger regelt. Dit is een verticale relatie omdat de overheid boven de burger staat. Ook regelt het publiekrecht de relatie van overheidsinstanties onderling. Naast publiekrecht is er ook privaatrecht, wat de horizontale relatie tussen burgers onderling regelt. Deze relatie is horizontaal omdat de burgers gelijk aan elkaar zijn en naast elkaar in het recht staan.
Staatsrecht houdt zich in de eerste plaats bezig met de grondslagen. Deze grondslagen zijn:
Het Statuut en de Grondwet en organieke wetten. Organieke wetten zijn wetten die gemaakt zijn door de wetgever in formele zin. De Grondwet zorgt er in dit geval voor er een wet wordt gemaakt. Voorbeelden van organieke wetten zijn de Kieswet en de Gemeentewet.
Het politiek staatsrecht. Het politieke staatsrecht heeft te maken met de regering, het parlement en de ambtenarij
Decentralisatie. Taken van de overheid worden afgestoten naar lagere overheden, zoals provincie en gemeente. Zij krijgen dan het zogenaamde provincie- en gemeenterecht.
Grondrechten
De relatie tussen de politiek en de rechter
Bestuursrecht is het dagelijkse staatsrecht. Het betreft de technische wetgeving en uitvoering van het bestuur, stelt de normen voor het bestuur en zorgt voor rechtsbescherming van de burger tegenover de overheid.
De Staat
Een staat is een georganiseerd verband van burgers met een overheid. Samen vormt de staat een collectieve eenheid. De overheid in de staat is soeverein. Dit zie je aan het geweldsmonopolie en alle andere eenzijdige besluiten die de overheid neemt. De staat heeft territoriale grenzen en is volksrechtelijk als Staat erkend door een grote groep van staten. Bij Nederland is dit gebeurd bij de vrede van Münster, in 1648.
Er is een overheid, een staat, nodig voor het publiek belang. De overheid moet zorgen voor de beveiliging van het collectief belang. De klassieke kerntaken van een staat zijn zorgen voor orde en veiligheid. Zij moet een vangnet zijn voor de inwoners van het land. Dit doet de overheid door middel van wetten en regels en door het militair apparaat van een land. Om deze taak uit te voeren zijn eenzijdig bindende besluiten nodig. Dit houdt in dat de gelding van een besluit niet afhankelijk is van de instemming van hen tot wie het besluit.....read more
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
ONDERDEEL A (26 meerkeuzevragen)
1. De Nationale ombudsman onderzoekt klachten van burgers over zowel onbehoorlijk overheidsoptreden als over uitspraken van nationale rechters, zonder dat hij zelf een juridisch bindend oordeel kan geven.
a) Dit is juist.
b) Dit is onjuist.
2. De Nederlandse tak van de Griekse ‘Gouden Dageraad’ (een neo-Nazi partij met een zeer slechte reputatie) wil een bijeenkomst houden in het huis van de voorzitter, in Rotterdam. De burgemeester van Rotterdam verwacht een gewelddadige tegendemonstratie van een bekende links-radicale organisatie. In dit geval kan de burgemeester de bijeenkomst preventief verbieden op basis van de Wet openbare manifestaties.
a) Dit is juist.
b) Dit is onjuist.
3. Een orgaan van een hoger lichaam (bijvoorbeeld van de staat) kan altijd preventief toezicht houden op besluiten van besturen van organen van lagere lichamen (van bijvoorbeeld de gemeente). Nederlandse openbare lichamen en hun bestuursorganen hebben immers een hiërarchische verhouding.
a) Dit is juist
b) Dit is onjuist
4. Bij zeer ernstige wanordelijkheden kan de burgemeester een noodbevel uitvaardigen en zelfs (tijdelijk) afwijken van bij de Grondwet gestelde voorschriften.
a) Dit is juist
b) Dit is onjuist
5. De Gemeentewet attribueert aan de burgemeester taken en bevoegdheden op het terrein van de handhaving van de openbare orde.
a) Dit is juist.
b) Dit is onjuist.
6. Een stichting die opkomt voor een bepaald ideëel of algemeen belang zal in een bestuursrechtelijke procedure niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht worden aangemerkt indien zij naast het voeren van juridische procedures geen andere activiteiten ontplooit om haar doelstelling te verwezenlijken.
a) Dit is juist.
b) Dit is onjuist.
7. Tegen de vaststelling van algemeen verbindende voorschriften of beleidsregels staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht geen beroep open bij de sector bestuursrecht van de rechtbank. Tegen de vaststelling van een concretiserend besluit van algemene strekking staat daarentegen wel beroep open.
a) Dit is juist.
b) Dit is onjuist.
8. Indien de sector bestuursrecht van de rechtbank een beroep gegrond verklaart, dient zij het besluit waartegen het beroep gericht is te vernietigen.
a) Dit is juist
b) Dit is onjuist
9. De Algemene wet bestuursrecht bevat geen bepalingen waarin aan bestuursorganen een bevoegdheid wordt toegekend op basis waarvan een last onder bestuursdwang kan worden opgelegd.
a) Dit is juist.
b) Dit is onjuist.
10. Aangezien de Nationale ombudsman een a-orgaan is in.....read more
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
1.
Welke stelling met betrekking tot het begrip subjectief recht is juist?
a. Uit het subjectieve recht vloeien objectieve rechten voort.
b. Het eigendomsrecht van de heer Jansen op zijn auto is aan te merken als een subjectief
recht.
c. Evenals bij het begrip objectief recht heeft men bij het begrip subjectief recht algemene
regels op het oog.
d. Een subjectief recht is onder de juridische voorwaarde van bekendmaking tot het
objectieve recht te rekenen.
2.
De rechter die een wetstekst onduidelijk vindt mag:
a. de wetstekst interpreteren.
b. weigeren om recht te spreken.
c. de wetstekst beoordelen op zijn billijkheid.
d. de wetstekst aanvullen met een eigen rechtsregel.
3.
Welke van onderstaande uitspraken over gewoonterecht is juist?
a. Elke gewoonte is aan te merken als een rechtsbron.
b. Regels van gewoonterecht worden nooit door de rechter geformuleerd.
c. Indien de wet niet naar een gewoonte verwijst, kan een gewoonte geen rechtsregel
worden.
d. Gewoonte kan als bron van recht worden aangemerkt als een vaste gedragslijn leidt tot
naleving van een regel als rechtsplicht
4.
In onze rechtsgeschiedenis komt steeds een tegenstelling in de opvattingen over de
basisprincipes van het recht naar voren, die van grote invloed zijn op de wijze waarop het
rechtsstelsel is georganiseerd. Over welke rechtsopvattingen gaat het hier?
a. de Canoniek/Religieuze tegenover de Anglo-Saxisch/Romaanse rechtsfamilie.
b. de visie op materieel tegenover formeel recht
c. de visie van Natuurrecht tegenover Positief recht
d. de Romaanse rechtsfamilie tegenover de Germaans-Friese rechtsfamilie.
5.
Welke uitspraak is juist?
a. Privaatrecht betreft het recht dat bedoeld is voor verhoudingen tussen verticaal
gepositioneerde rechtssubjecten.
b. De Hoge Raad heeft expliciet gekozen voor de positiefrechtelijke stroming bij haar
rechtsvinding; dit is onder meer vastgelegd in het arrest Lindenbaum-Cohen over de
onrechtmatige daad.
c. Publiek recht is ieder recht waarbij op enigerlei wijze een overheid is betrokken.
d. Niet alle wetten in formele zin behoren tot het formele recht.
6.
Grondrechten kunnen op verschillende wijze worden beperkt. Zo kan de grondwetgever
de wetgever als orgaan aanwijzen dat bevoegd is om een grondrecht te beperken, en
tevens toelaten dat de wetgever zijn beperkingsevoegdheid delegeert. Een voorbeeld waar
de wetgever in formele zin een beperking kan stellen aan het desbetreffende grondrecht,
en ook zijn bevoegdheid kan delegeren, is te vinden in:
a. artikel 6, eerste lid, Grondwet.
b. artikel 7, eerste lid, Grondwet.
c. artikel 9, tweede lid, Grondwet.
d. artikel 19, eerste lid, Grondwet.
7.
Art 81 van de Grondwet heeft betrekking op:
a. attributie.
b. delegatie.
c. subdelegatie.
d. mandaat.
8.
Het recht dat niemand zijn vrijheid mag worden.....read more
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
A
Absolutisme Alle overheidsbevoegdheden zijn rechtens in één ambt geconcentreerd of gaan uit van één ambt, eventuele andere ambten zijn hieraan ondergeschikt.
Attributie Het creëren en toekennen van een bevoegdheid.
B
Beleidsregels (1) voorschriften (circulaires/richtlijnen) die een ambt (bijvoorbeeld minister) krachtens zijn bevelsbevoegdheid aan zijn ondergeschikten richt inzake de toepassing van wettelijke voorschriften en (2) regels waaraan een ambt zichzelf bindt inzake de uitoefening van discretionaire/anderszins open bevoegdheden (zie artikel 1:3 lid 4 Awb).
Besluit Een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
C
Checks and balances Voorkomt dat de ambten geheel zelfstandig en ongecontroleerd op hun eigen gebied te werk gaan.
Constitutionalisme Spreiding en verdeling van overheidsbevoegdheden over meerdere ambten.
Cultus en rite Het alleen hetzij met anderen zowel in het openbaar als privé zijn godsdienst te belijden in erediensten.
D
Decentralisatie Naast de ambten van het centrale overheidsverband staan ambten van één of meer andere overheidsverbanden, die door de constitutie bevoegdheden krijgen geattribueerd.
Deconcentratie Een ambtelijke dienst wordt territoriaal of functioneel binnen een overheidsverband gespreid.
Delegatie Een ambt, de delegans, draagt één of meer van zijn bevoegdheden over aan een ander ambt, de delegataris, die deze bevoegdheden onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent.
Directe discriminatie In het gemaakte onderscheid wordt rechtstreeks verwezen naar een verboden criterium (bijvoorbeeld ras) of als het gemaakte onderscheid met zo een verboden criterium rechtstreeks is verbonden.
Discretionaire bevoegdheid Keuzevrijheid van het bestuur om naar eigen inzicht te handelen.
Dualisme Het internationale recht bindt slechts de staat, niet de burgers en de ambten. Pas na een nationaal besluit tot omzetting (transformatie), kan door burgers en ambten beroep worden gedaan op de internationale (nu nationale) norm.
Dualistisch bestuursmodel De Gemeenteraad en het college B en W functioneren (meer) gescheiden van elkaar.
E
Extraparlementaire formatiemethode De informateur/formateur vergewist zich ervan dat de meerderheid van de Tweede Kamer een nieuw kabinet zal gedogen.
F
Formeel demissionair Het kabinet heeft ontslag aangeboden.
Formeel wetsbegrip De wetgever kan in beginsel elke door hem gewenste inhoud aan een wet geven. Dit houdt in dat het begrip wet in de Grondwet niets zegt over de inhoud daarvan, maar slechts betrekking heeft op de procedure van totstandkoming.
Forum internum De vrijheid om een godsdienst te hebben of niet te hebben en van godsdienst te veranderen.
Functionele decentralisatie De gedecentraliseerde ambten zijn bevoegd bepaalde belangen te behartigen.
H
Habeas-corpus beginsel Een ieder wiens vrijheid is ontnomen heeft het recht voorziening te vragen bij een rechter opdat deze spoedig beslist over de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming en wanneer deze onrechtmatig is de invrijheidsstelling beveelt.
I
Indirecte discriminatie Een ogenschijnlijk neutraal criterium wordt gehanteerd (bijvoorbeeld taalbeheersing) dat in zijn effect personen met een bepaald persoonskenmerk (bijvoorbeeld ras) disproportioneel raakt en daarmee qua feitelijke uitkomst hetzelfde gevolg heeft als directe discriminatie.
Ius de non evocando Niemand mag tegen zijn wil van een rechter worden afgehouden, indien de wet hem dat recht toekent
K
Klassieke.....read more
Hoorcollege aantekeningen van week 1, 2 en 3. Gebaseerd op de colleges van 2014 - 2015.
Programma
Inleiding
Systeem van het bestuursrecht
Actoren in het bestuursrecht
Typisch bestuurshandelen
Bestuursorganen nemen besluiten. Een besluit bestaat uit vier elementen:
Het moet een schriftelijke beslissing zijn,
Genomen door een bestuursorgaan,
Betreffende een publiekrechtelijke
Rechtshandeling (dus moet rechtsgevolgen hebben met betrekking tot het geldende recht).
Anders dan bij privaatrechtelijke rechtshandelingen wordt door deze publiekrechtelijke rechtshandeling het positieve recht veranderd. Slechts bestuursorganen hebben deze bevoegdheid.
Zie hiervoor art. 1:3 Awb.
De overheid verricht daarnaast echter nog andere handelingen (feitelijke handelingen, contracthandelen (sluiten van convenanten), eigenaarsbevoegdheden etc.).
Typerend voor bestuursrecht is ook het samenspel tussen beleid en recht. Het maken beleid (het maken van keuzes) vormt het startpunt. Deze beleidsvrijheid wordt in eerste instantie door de politiek ingevuld, maar de bestuursrechter kan dit beleid toetsen. Hij is niet bevoegd om zelf een besluit te nemen, maar kan toetsen of beslissingen op verantwoorde wijze genomen zijn (bijvoorbeeld met inachtneming van motiveringsvereisten).
Fundamentele beginselen en uitgangspunten van het bestuursrecht als rechtssysteem
Democratie (democratisch samengestelde vertegenwoordigende lichamen hebben grote invloed op besluitvorming):
Legaliteitsbeginsel: ptreden van overheidsorganen dient een wettelijke grondslag te hebben.
Specialiteitsbeginsel: bestuursorganen moeten blijven binnen het door de wet geboden kader (bijvoorbeeld slechts optreden ter bescherming van de in de wet genoemde belangen).
Rechtszekerheid.
Gelijkheidsbeginsel: gelijke gevallen worden gelijk behandeld;
Stelselmatigheid en consistentie: voor gelijke gevallen moeten gelijke criteria gehanteerd worden.
Absolute regeltrouw (regels zijn regels) of individualiserende regelsbedeling (regels toegespits op de persoon, waarbij onderzocht wordt hoe zo goed mogelijk tegemoet gekomen kan worden aan individuele gevallen)? Waar wetten hiertoe ruimte bieden, moet zoveel mogelijk volgens laatstgenoemd principe gehandeld worden.
Awb
De Awb is op een vrij transparante manier opgebouwd:
Inleidende bepalingen: hierin worden verschillende begrippen gedefinieerd.
Verkeer tussen burgers en bestuursorganen: betreft bijvoorbeeld regels over correspondentie met de overheid.
Algemene bepalingen over besluiten: zijn op alle besluiten van toepassing.
Bijzondere bepalingen over besluiten: zijn slechts op bepaalde besluiten (bijvoorbeeld subsidiebesluiten of beschikkingen) van toepassing.
Handhaving: bij overtreding van regels.
Algemene bepalingen over bezwaar en beroep: ongeacht waar in beroep gekomen wordt, moeten de regels uit dit hoofdstuk worden toegepast (bijvoorbeeld met betrekking tot termijnen).
Bijzondere bepalingen over bezwaar en beroep
Hoorcollege aantekeningen van week 4 en 5. Gebaseerd op de colleges van 2014 - 2015.
Programma:
Object van overheidsnormering
Er zijn verschillende vormen van overheidsoptreden te onderscheiden:
In principe heeft de overheid zich in alle optreden te houden aan de normering die geldt met betrekking tot overheidsoptreden (arrest IKON).
Uitzonderingen hierop worden gevormd door de situatie dat er een wettelijke uitzondering is of de aard van de bevoegdheid zich ertegen verzet dat de norm moet worden toegepast (feitelijk handelen kan natuurlijk moeilijk gemotiveerd worden).
A-organen zijn in alle facetten bestuursorgaan en zijn dus in beginsel in alle optreden gebonden aan de normen die gelden met betrekking tot overheidsoptreden (zie ook Rasti Rostelli).
B-organen daarentegen zijn alleen aan de normering gebonden voor zover hij overheidstaken uitvoert.
Het maken van wetten in formele zin, zoals omschreven in art. 81 Gw, is ook overheidsoptreden, toch wordt de wetgever op grond van art. 1:1 lid 2 Awb uitgezonderd van de normen die besloten liggen in de Awb. De wetgever in formele zin wordt namelijk niet als bestuursorgaan in de zin van de Awb gekwalificeerd.
Het uitoefenen van de verordenende bevoegdheid van bijvoorbeeld de gemeenteraad valt voor een groot deel echter wel gebonden aan de normering. Dit blijkt uit art. 3:1 lid 1 Awb. Afdeling 3.2 is slechts van toepassing voor zover de aard van de bevoegdheid zich hiertegen niet verzet. Dit is dus een minder rigoureuze uitzondering dan die geldt voor de WFZ.
De OvJ kan als bestuursorgaan in de zin van de Awb worden gekwalificeerd (is niet zoals de WFZ uitgezonderd van het bestuursorgaanbegrip), maar is slechts voor taken die niet vallen onder opsporing en vervolging gebonden aan de Awb, zo blijkt uit art. 1:6 eerste lid aanhef en onder a Awb.
Volgens art. 3:1 tweede lid Awb zijn op andere handelingen dan besluiten de normeringen van hoofdstuk 3 van toepassing, voor zover de aard van de handelingen zich hiertegen niet verzet.
Voor het terugvinden van de normering van een bevoegdheid is het van belang om de structuur van de Awb goed te doorgronden. Korte herhaling:
Van belang is om eerst te bepalen welk type besluit aan de orde is, en vervolgens in de betreffende titel te gaan zoeken.
Typen van normering
Het bestuursrecht kent zowel geschreven normen (zoals het zorgvuldigheidsbeginsel van art. 3.2 Awb) als ongeschreven normen (bijvoorbeeld het vertrouwensbeginsel).
Beide vormen van deze.....read more
Bevat aantekeningen bij de hoorcolleges en werkgroepen van week 1 t/m 4.
Inleiding
Veel toepasselijk recht in het bestuursrecht is geschreven recht. Zo kan alleen een belanghebbende voor een bestuursrechter moeten verschijnen. Voorbeeld van een casus van de verlening van de vergunning van de intocht van Sinterklaas en daartegen maken een groep mensen bezwaar vanwege discriminatie. Maar eerst moet de bestuursrechter wel bekijken of ze belanghebbende zijn.
Ontvankelijkheid
Een bestuursrechter moet eerst toetsen of de persoon die voor hun staat wel belanghebbende is (ontvankelijkheidseis). De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) stelt zich ook de vraag of de desbetreffende vraag wel voor hen bestemd is.
Bestuursorgaan
Een bestuursorgaan is een orgaan dat bestuurshandelingen verricht. Dat zijn bijvoorbeeld overheidsorganen, want die doen niets anders. Maar ook een garage is een bestuursorgaan, mits deze de APK verricht. De vraag is of een bestuursorgaan bepaalde handelingen al dan niet mag verrichten.
Legaliteitsbeginsel geldt vooral voor eenzijdige rechtshandelingen. Er is een brede interpretatie (voor al het bestuurshandelen) en een smalle interpretatie (alleen voor belastend handelen).
Specialiteitsbeginsel benoemt dat het alleen maar mag gaan over specifieke belangen. Algemene belangen zijn niet afhankelijk voor de bestuursrechter.
Ontstaansgeschiedenis
De Awb was in 1994 ingevoerd. Voor de Awb was er geen algemeen bestuursrecht. Al het bestuursrecht was in het bijzonder bestuursrecht geregeld. Dit is een heel breed rechtsgebied wat steeds doorgroeit door bevolkingsgroei, technische ontwikkeling, rampen, crisissen, Europese integratie enzovoorts.
Bijzonder bestuursrecht zijn regels met een bijzondere strekking, zoals het aanleggen van een gehandicaptenparkeerplaats of iets dergelijks. Algemene regels missen zo’n bijzonder gebied.
Doelen bestuursrecht
Bestuursrecht bevordert de eenheid van het bestuursrecht. Dat er iets is van algemene strekking geldt. Tevens vereenvoudiging en systematisering van het bestuursrecht, want door de invoering van de Awb zijn duizenden regels van bijzonder bestuursrecht geschrapt. Daarnaast kon jurisprudentie gecodificeerd worden, die van grote relevantie was. Ook konden zo bijzondere wetten die een algemene strekking hadden een passende plaats binnen het bestuursrecht krijgen.
Debat Struycken en Loeff
In een rechtsstaat moet je op elk besluit in hoger beroep kunnen gaan, inclusief bestuursrecht. In het debat tussen Struycken en Loeff over het beroep in bestuursrecht werd betwist wat de ideale vormgeving is voor hoger beroep.
Struycken vond dat een rechter niet democratisch gelegitimeerd was en dat hij dus voorstander voor een intern beklag. Dit heet een administratief beroep en heeft in de twintigste eeuw vrijwel alle beroep geregeld. Tegenwoordig bestaat dit vrijwel niet meer.
Loeff vond dat het accent moest liggen op de onafhankelijkheid van een rechter. Hij wilde een bestuursrechter, maar hij kreeg ongelijk.
Bentem-arrest
In het Benthem-arrest vroeg Benthem een vergunning om een lpg-installatie te mogen plaatsen. Deze vergunning is verleend, maar later vernietigd. Benthem wilde hiertegen in bezwaar, maar hij kreeg dit niet. Hij ging.....read more
2 Artikelen behorende tot de verplichte literatuur van week 1 van het vak Inleiding Bestuursrecht
De Awb heeft gezorgd voor invoering van een algemeen bestuursrecht. Een algemene richtlijn waaraan heel het bestuursrecht hangt. Daarop borduren bijzondere bestuurswetten voort. Voor 1994 was er geen algemeen bestuursrecht. Het bestuursrecht was een onderontwikkeld rechtsgebied in de jaren ’70. Zonder Awb rijzen er constant interpretatievragen die niet gesteld hoeven te worden met een Awb.
De Awb had als doelen het uniformeren van bepaalde begrippen, harmoniseren en systematiseren, jurisprudentie codificeren en algemene voorzieningen als de doorzendplicht harmoniseren. Er is echter nauwelijks geëvalueerd of iets van deze doelen verwezenlijkt zijn. Maar gelukkig zijn deze gebreken makkelijk op te merken.
Rechtsbescherming is doorgaans een “achterafpraktijk”, waarin opgetreden wordt als het kwaad al is geschied. Aanpassingen hierop moeten nog volgen.
De politiek is ontevreden over bestuursrecht als zodanig, omdat het traag functioneert. Ok de strenge rechtmatigheidscontrole wordt als te hinderlijk ervaren. Maatschappelijke ontwikkelingen gaan verder, Europese normen maken hun entree en daar moet het bestuursrecht op inspelen. Meer differentiatie is een optie, zodat niet overal even streng bekeken wordt. Ook kan het Awb beschouwd worden als een algemeen referentiekader, wat in het bijzonder bestuursrecht alleen maar structureert.
Het bestuursrecht is dus niet perfect. Toch is de Awb een grote sprong voorwaarts, want de eerste ruwe structuur is aangebracht.
Geschiedenis van de rechtsbescherming
Algemene bestuursrechtspraak bestaat sinds 1976. Daarvoor was alleen bijzondere bestuursrechtspraak mogelijk. Vroeger werd een direct beroep als wenselijker ervaren. De rechterlijke macht had weinig expertise en de verzekeringsrechter kon dat wel bieden. Het hoogste beroep moest bij de Centrale Raad van Beroep.
Dat valt allemaal terug te leiden tot het debat tussen Struycken en Loeff in het begin van de twintigste eeuw. Hierin voerde Struycken aan dat direct beroep beter was, omdat dan de democratische legitimatie beter was. Administratief beroep was het antwoord. Loeff vond een onafhankelijke rechter een betere optie.
Struycken kreeg gelijk. Tot 1976 bestonden alle beroepen op beroep op de Kroon. Deze procedure hield in dat de minister uiteindelijk het laatste woord zou krijgen. Dat werd echter zo onwenselijk geacht vanwege de Trias Politica, dat Loeff uiteindelijk gelijk kreeg. Dit deels door het omslaan van de gedachte dat de onafhankelijke rechter als de beste optie beschouwd werd.
Anderzijds werd het ook bepaald in de uitspraak Benthem uit 1985. Beroep op de Kroon voldeed niet aan het recht op een eerlijk proces. Benthem had voor de burgerlijke rechter zijn probleem voor moeten kunnen leggen, omdat gezien werd over het oordeel over een zaak van burgerlijk recht. De ABRvS werd geïnstalleerd als bestuursrechter. Beroep tegen alle overheidsbeschikkingen werd opeens mogelijk door de wet arob (administratieve rechtspraak op overheidsbeschikkingen).
Ontstaan ABRvS in 1994
De ABRvS.....read more
Bestuursbevoegdheid kent twee definities. De ruime definitie is: juridisch vermogen om op grond van het recht het algemeen belang te behartigen. De definitie die de awb geeft is: de bevoegdheid tot het nemen van besluiten (1:3 awb). De awb biedt geen algemene bevoegdheid. De bevoegdheid moet volgen uit wettelijke regels. Dit is eigenlijk het legaliteitsvereiste. Ingrijpen in rechten van burgers is alleen toegestaan als het berust op een wettelijke grondslag.
Er bestaan drie manieren van bevoegdheidsverkrijging.
1.Attributie
Attributie is de bevoegdheid in het leven roepen door de overheid en toekennen aan een bestuursorgaan. Er wordt geattribueerd bij wettelijk voorschrift. Er is dus een wetgevende bevoegdheid nodig.
2.Mandaat
De definitie van mandaat is te vinden in artikel 10:1 awb. Een mandaat kan zowel schriftelijk als mondeling verkregen worden. Er is geen wettelijke grondslag vereist. Een mandaat kan tevens aan zowel een ondergeschikte als niet ondergeschikte worden verleend. In de praktijk is het verlenen van een mandaat aan een ondergeschikte het meest gebruikelijk.
3.Delegatie
De definitie van delegatie is te vinden in artikel 10:13 awb. Er wordt gedelegeerd bij besluit. Een wettelijke grondslag is hiervoor vereist. Delegatie aan een ondergeschikte is niet toegestaan.
Belanghebbende (1:2 awb)
Een adressaat van een besluit is altijd belanghebbende. Een feitelijk belang hebben is al voldoende om een belanghebbende te zijn in een zaak. Degene die derde-belanghebbenden zijn, moeten aan bepaalde criteria voldoen. Het moet ten eerste objectief bepaalbaar zijn, is het persoonlijk, eigen, rechtstreeks en actueel. In de jurisprudentie zijn nog een tweetal steuncriteria ontwikkeld. Dit heeft vooral te maken met besluiten van ruimtelijke ordening. Het eerste criterium is nabijheid en het tweede criterium is zicht.
Rechtspersonen kunnen ook belanghebbende zijn als zij algemene/collectieve belangen behartigen. De vereisten zijn dat er rechtspersoonlijkheid is, dat er een algemeen belang behartigd wordt, er moet een statutaire doelstelling zijn, er moeten feitelijke werkzaamheden verricht worden en de behartiging moet bijzonder zijn. Dit zijn cumulatieve eisen.
Hc 2, 7-4-15
Er bestaan twee fasen om te kijken of er voldaan is aan het beslissingsruimte. De eerste fase is de beoordelingsfase. Hier wordt gekeken of er is voldaan aan de toepassingscriteria voor het kunnen nemen van het besluit. Er zijn dan nog twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is dat er geen beoordelingsruimte is (komt zelden voor). De tweede mogelijkheid is dat er wel een beoordelingsruimte is en die is ook weer verdeeld in twee categorieën. De eerste is de objectieve beoordelingsruimte en de tweede is beoordelingsvrijheid. De eerste vorm is een vage maar objectieve norm en de tweede is een subjectieve vage norm. Denk bij de laatste aan uitdrukkingen als ‘naar het oordeel van’ e.d.
De tweede fase is de besluitfase. Hierbij wordt er gekeken hoeveel beslissingsruimte het bestuursorgaan dan nog heeft ten aanzien van de inhoud van een.....read more
We beginnen met een blik op de Europese geschiedenis.
3e eeuw | Bataven raken verbonden met onze identiteit. Nederland zal ook kort de Bataafse Republiek heten. |
5e eeuw | Romeinse Rijk gaat ten onder, ze worden overlopen door allerlei stammen. In het westen beginnen de donkere Middeleeuwen. Een systeem van belastingen zorgde voor orde in het Romeinse Rijk, maar deze viel dus weg. De Kerk was het enige punt dat nog bleef bestaan voor een bepaalde orde. Het bleef wel betrekkelijk onveilig. |
9e eeuw | Karel de Grote werd gekroond tot keizer door de Paus. Origineel was het idee dat zij samen gingen regeren. Waar het gaat om familierecht, hanteert hij echter Frankische wetten en geen Romeinse wetten. |
Na Karel de Grote heb je onafgebroken tot de 19e eeuw keizers. Napoleon geeft een nekschot aan de laatste Habsburgse keizer.
Er is een christelijke eenheid in Europa waar iedereen onderdeel van is. Paus is de spirituele leider en de keizer de wereldlijke leider. Er wordt gezegd dat er twee juridische visies mogelijk zijn:
Theocratische visie (droit divin): God staat bovenaan, paus en keizer zorgen samen voor een hiërarchie. De paus en de keizer handelen in naam van God.
Feodale stelsel/natuurrecht: vorsten in het algemeen hadden zich wel te houden aan bepaalde normen. Ze konden niet uit eigen beweging dingen doen. De verhouding was niet hiërarchisch, maar van een wederzijdse relaties. Het is een lappendeken, een verbrokkelde orde. Hier sluiten de Magna Carta (begin constitutionele orde Groot-Brittannië) en Blijde Incomste bij aan.
Luther en zijn stellingen belangrijk omdat: Reformatie (serie van oorlogen)
de vorsten profiteren van de ruzie tussen de Kerk en de keizer
de rol van de adel neemt af
De Bloedbruiloft was een symbool voor de ellende van de godsdienststrijd tot kon leiden.
Bodin: De conceptuele uitweg uit de godsdiensttwisten was de soevereiniteit
de soeverein heeft niet bepaalde soevereine rechten, hij heeft dé soevereiniteit;
je moest het recht niet zien als lappendeken en contractuele verplichtingen, binnen elk grondgebied is er een bevoegdheid en de soeverein heeft de bevoegdheid (algemeen) om de wet te stellen. Hij kan dan dus ook een godsdienstvrede opleggen en bijdragen aan de veiligheid.
De gebeurtenis die hiervoor symbool staat is de Vrede van Münster.
Soevereiniteit maakt een eind aan het idee dat het recht gegeven is door God. Het leidt tot de moderne staatsapparaat (ambtenaren), maar de vorst wil niet gehinderd worden. Dat gaat wringen. “Waar komt de.....read more
Inleiding
Het bestuursrecht is een recht voor, van en tegen het overheidsbestuur. In de wet zijn bijvoorbeeld allerlei normen vastgelegd, waar de overheid zich aan moet houden. Het is dus een recht voor het overheidsbestuur. Het is ook een recht tegen de overheid, omdat je als burger, belanghebbende, je kan verzetten tegen besluiten van bestuursorganen. In de wet is dan dus geregeld hoe je kunt opkomen tegen besluiten van het overheidsbestuur.
Als burger krijg je hier in het dagelijkse leven regelmatig mee te maken. Een goed voorbeeld hiervan zijn de prestatieafspraken van universiteiten. Bij de Universiteit van Leiden geldt het BSA bij alle studies ook voor het tweede jaar, dit is bij veel andere universiteiten niet het geval. Er kunnen dus verschillende regels gelden doordat elke universiteit zelf met de minister prestatieafspraken heeft gemaakt. Als je hier als belanghebbende iets tegen wilt doen, kom je in het bestuursrecht terecht.
Maar hoe zit dit juridisch in elkaar? De eerste basis voor de bekostiging van het onderwijs staat in art. 23 Gw: “Het onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der regering en wordt bekostigd”. Vervolgens wordt dit geconcretiseerd in de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW). In art. 1.8 WHW staan de bekostigde instellingen. Uit art. 1.9 WHW volgt dat deze instellingen een zekere bestedingsvrijheid hebben met betrekking tot dit geld. Ze mogen voor een groot deel zelf bepalen wat er met het geld gebeurd, maar door art. 1.7a WHW kan de minister ook prestatieafspraken maken met de universiteiten. Dit artikel wordt ook wel het ‘experimenteerartikel’ genoemd. Hieronder hangt de Algemene maatregel van Bestuur (AMVB) ‘Besluit experiment prestatiebekostiging hoger onderwijs’. Hierin staat o.a. dat een onderwijsinstelling minder geld krijgt als deze zich niet aan de prestatieafspraken houdt.
Het bestuur
In de Nederlandse rechtstaat werken we met drie grote machten, ook wel de trias politica genoemd. Dit bestaat uit een wetgever, uitvoerende macht en rechterlijke macht. De wetgevende macht maakt de regels waaraan we ons allemaal moeten houden. De wetten worden uitgevoerd door het bestuur. Het bestuur is dus de uitvoerende macht. Het werk van het bestuur wordt gecontroleerd door de rechterlijke macht.
Het bestuursrecht geldt daar waar bestuursorganen besturen. Deze bestuursorganen zijn de onderdelen die besluiten kunnen nemen, die macht kunnen uitoefenen. Daarnaast zijn dit ook de onderdelen waar je tegen kan procederen. Dan komt natuurlijk de vraag op wie die bestuursorganen precies zijn?
In art. 1:1 Awb wordt er ingegaan op de bestuursorganen. Er zijn twee soorten:
Gebaseerd op het oude curriculum (Kernvak staats- en bestuursrecht II), ook bruikbaar bij het leren voor het nieuwe vak.
Op grond van artikel 4 van de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Linde vervalt een terrasvergunning na het verloop van vijf jaar. Restaurant ‘Bestuurloos Utrecht’ is sinds jaar en dag gevestigd in de Dekkerstraat en heeft op 20 december 2007 een terrasvergunning gekregen. Het college stuurt op 1 december 2012 aan het restaurant een brief, waarin is vermeld dat de verleende terrasvergunning van rechtswege zal komen te ver-vallen.
a. Bespreek of dienaangaande sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, Awb en loop daarbij de relevante criteria af.
b. Hoe zou het antwoord bij vraag a luiden indien artikel 4 van de APV zou bepalen dat na het verloop van vijf jaar een terrasvergunning kan worden ingetrokken en het colle-ge van burgemeester en wethouders het restaurant op 1 december 2012 van deze be-voegdheid bij brief op de hoogte stelt?
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Ten aanzien van de eis van een rechtshandeling: het rechtsgevolg, waarop een rechtshandeling (besluit) gericht is, dient van die rechtshandeling afhankelijk te zijn; is het rechtsgevolg daarvan niet afhankelijk, maar vloeit het rechtstreeks voort uit bijvoorbeeld de wet, dan is er geen sprake van een besluit ex artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De mededeling (aankondiging) dat de verleende terrasvergunning van rechtswege komt te vervallen is niet op rechtsgevolg gericht. Het vervallen van de vergunning vloeit namelijk rechtstreeks voort uit de APV.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Het gaat hier niet om een rechtshandeling, maar om een informatieve mededeling over het bestaan van een publiekrechtelijke bevoegdheid. Er is geen sprake van een besluit.
De APV van de gemeente Schorren bevat de volgende bepaling over straatartiesten en dergelijke.
Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester aangewezen openbare plaatsen
De burgemeester kan openbare plaatsen als bedoeld in het eerste lid aanwijzen indien dit in het belang van de openbare orde is.
De burgemeester kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren. 4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.
Stel dat de burgemeester van de gemeente Schorren op basis van het eerste en tweede lid in het belang van de openbare orde bij besluit een marktplein aanwijst als verboden plek om als straatartiest op te treden op werkdagen tussen 07:00 en 19:30. Enkele belanghebbenden gaan hiertegen in beroep bij de bestuursrechter. Zij voeren aan dat de burgemeester onterecht van mening is dat het verbod in het belang van de openbare orde is.
a. Leg uit wat.....read more
Gebaseerd op het oude curriculum (Kernvak staats- en bestuursrecht II), ook bruikbaar bij het leren voor het nieuwe vak.
Lees onderstaand nieuwsbericht van de website nos.nl:
Boete KLM voor oneerlijke prijzen.
Luchtvaartmaatschappij KLM krijgt een boete voor onjuiste prijsvermeldingen. KLM adverteerde op zijn website met vluchtprijzen waarin de boekingskosten niet waren opgenomen. Daardoor leken de ticketprijzen 10 euro lager dan ze waren. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft KLM daarom een boete opgelegd van 200.000 euro.
Het opleggen van deze boete (op 10 september 2014) was een besluit in de zin van de Awb. Stel dat het anders was gelopen, namelijk als volgt: Voordat zij haar nieuwe boekingswebsite ontwerpt neemt KLM contact op met ACM. KLM vraagt of het in overeenstemming is met geldende wet- en regelgeving, als de boekingskosten pas in een later stadium binnen het boekingsproces bij de ticketprijs worden opgeteld. Per brief laat ACM gemotiveerd weten dat de door KLM voorgestelde wijze van toevoeging van boekingskosten in haar optiek in strijd is met geldende wet- en regelgeving. Verder geeft ACM aan gebruik te kunnen maken van haar handhavende bevoegdheden als KLM dit voorstel tot uitvoering zou brengen. Volgens juristen van KLM klopt de interpretatie van ACM niet.
a. Is de brief van ACM een besluit in de zin van de Awb of daarmee gelijk te stellen?
b. Is het rechtens toelaatbaar dat ACM op deze manier de ambtenaar van AFM inschakelt?
Het gaat om een bestuurlijk rechtsoordeel. Dit is in principe geen besluit (geen rechtshandeling, art. 1:3 lid 1 Awb). Of dit oordeel gelijk te stellen is met een besluit hangt af van de vraag of het voor de KLM onredelijk bezwarend (zie jurisprudentie Bovenleidingen of Verhuizen naar Senegal) is een besluit uit te lokken. Twee redeneringen zijn mogelijk:
I. Dit is niet onredelijk bezwarend. De KLM zou gewoon moeten beginnen met haar boekingssite en wachten tot ACM handhavend optreedt.
II. Het is wel onredelijk bezwarend. De KLM moet (waarschijnlijk voor vele tonnen) investeren in de constructie van een boekingssite, die meteen uit de lucht moet worden gehaald op het moment dat later alsnog blijkt dat de wijze van prijsstelling niet in orde was.
ACM is eveneens toezichthouder ten aanzien van mededingingsvraagstukken en kartelvorming op grond van de Mededingingswet (Mw). Op grond van artikel 56 Mw is ACM bevoegd handhavend op te treden. Stel dat ACM een tijdelijke piek in werkzaamheden ervaart ten aanzien van de Mededingingswet. Om de werklast te verminderen wordt een ambtenaar van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) per telefoon gevraagd of hij namens ACM een bepaald dossier kan afhandelen. Deze ambtenaar van de AFM houdt zich in de praktijk bezig met toezicht op bonussen in het bankwezen. Hij stemt met het verzoek in en gaat meteen aan de slag.
Nee. Het gaat i.c. om mandaatverlening (handelen “namens” ACM). Omdat het mandaatverlening aan een niet-ondergeschikte betreft had mandaatverlening hier sowieso schriftelijk gemoeten (artikel 10:5 lid.....read more
Deze aantekeningen zijn gebaseerd op de colleges van 2015-2016
Bestuursrecht strekt zich uit tot allerlei zaken waar we in het dagelijkse leven mee te maken hebben. In het bestuursrecht staat de relatie tussen de overheid en de burger centraal. Waar je normaal te maken hebt met een andere burger, zoals in het civiele recht heb je nu twee heel verschillende partijen. Deze partijen hebben allebei een ander doel. Als natuurlijk persoon, burger heb je een persoonlijk doel wat je tegenover de overheid verdedigt terwijl de overheid het algemene belang behartigd en dus niet dat van zichzelf. De overheid bestaat dan ook niet met het doel om zelf winst te maken.
We hebben het over het recht VAN, VOOR en TEGEN het overheidsbestuur. Wanneer we het over de rechten VAN het bestuur hebben, hebben we het over de rechten en de instrumenten die de overheid heeft om te besturen. Bijvoorbeeld besluiten en feitelijk handelen. Het recht VOOR het bestuur gaat over de normen waaraan de overheid gebonden is, zoals de wet en (ongeschreven) rechts(beginselen.) Het recht TEGEN het bestuur gaat over de rechten die een andere partij heeft tegenover het bestuur. Bij dit recht gaat het om rechtsbescherming tegen het bestuur en voorbeelden hiervan zijn bezwaar, beroep en hoger beroep.
Het bestuursrecht kenmerkt zich door de bijzondere positie van de overheid. De overheid mag meer dan een andere organisatie of een gewone burger. De overheid heeft een zogeheten monopolie positie. Monopolie betekent een alleenrecht ergens op. De overheid heeft daarmee exclusieve publiekrechtelijke bevoegdheden. Ze mag eenzijdige beslissingen nemen over burgers die ook moeten worden gehandhaafd. Er is dus sprake van ongelijkheid tussen de burger en de overheid.
De overheid mag ingrijpen in de rechtspositie van individuen. De bevoegdheden hebben daarmee grote gevolgen voor de burgers. Ze moeten daarom zoveel mogelijk aan banden worden gelegd.
Een manier om dit te waarborgen is de overheid te verplichten zich te houden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Bijvoorbeeld het rechtszekerheidsbeginsel, het legaliteitsbeginsel et cetera. Uit die beginselen vloeien vaak andere regels voort.
Het bestuursrecht verschilt nogal van andere rechtsgebieden, zoals net ook al benoemd. In het privaatrecht is er bijvoorbeeld sprake van particuliere belangen van de twee partijen terwijl er bij geschillen in het bestuursrecht altijd algemene belangen meespelen. Het privaatrecht regelt dan ook de rechtsbetrekking tussen burgers terwijl in het bestuursrecht de rechtsbetrekking tussen de.....read more
Deze aantekeningen zijn gebaseerd op het het vak Bestuursrecht 1 in 2015-2016.
Bestuursrecht strekt zich uit tot allerlei zaken waar we in het dagelijkse leven mee te maken hebben. In het bestuursrecht staat de relatie tussen de overheid en de burger centraal. Waar je normaal te maken hebt met een andere burger, zoals in het civiele recht heb je nu twee heel verschillende partijen. Deze partijen hebben allebei een ander doel. Als natuurlijk persoon, burger heb je een persoonlijk doel wat je tegenover de overheid verdedigt terwijl de overheid het algemene belang behartigd en dus niet dat van zichzelf. De overheid bestaat dan ook niet met het doel om zelf winst te maken.
We hebben het over het recht VAN, VOOR en TEGEN het overheidsbestuur. Wanneer we het over de rechten VAN het bestuur hebben, hebben we het over de rechten en de instrumenten die de overheid heeft om te besturen. Bijvoorbeeld besluiten en feitelijk handelen. Het recht VOOR het bestuur gaat over de normen waaraan de overheid gebonden is, zoals de wet en (ongeschreven) rechts(beginselen.) Het recht TEGEN het bestuur gaat over de rechten die een andere partij heeft tegenover het bestuur. Bij dit recht gaat het om rechtsbescherming tegen het bestuur en voorbeelden hiervan zijn bezwaar, beroep en hoger beroep.
Het bestuursrecht kenmerkt zich door de bijzondere positie van de overheid. De overheid mag meer dan een andere organisatie of een gewone burger. De overheid heeft een zogeheten monopolie positie. Monopolie betekent een alleenrecht ergens op. De overheid heeft daarmee exclusieve publiekrechtelijke bevoegdheden. Ze mag eenzijdige beslissingen nemen over burgers die ook moeten worden gehandhaafd. Er is dus sprake van ongelijkheid tussen de burger en de overheid.
De overheid mag ingrijpen in de rechtspositie van individuen. De bevoegdheden hebben daarmee grote gevolgen voor de burgers. Ze moeten daarom zoveel mogelijk aan banden worden gelegd.
Een manier om dit te waarborgen is de overheid te verplichten zich te houden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Bijvoorbeeld het rechtszekerheidsbeginsel, het legaliteitsbeginsel et cetera. Uit die beginselen vloeien vaak andere regels voort.
Het bestuursrecht verschilt nogal van andere rechtsgebieden, zoals net ook al benoemd. In het privaatrecht is er bijvoorbeeld sprake van particuliere belangen van de twee partijen terwijl er bij geschillen in het bestuursrecht altijd algemene belangen meespelen. Het privaatrecht regelt dan ook de rechtsbetrekking tussen burgers terwijl in het bestuursrecht de.....read more
1. 'Een veehouderij wil zijn veestapel uitbreiden. Hij vraagt hiervoor een vergunning aan. Door de veestapel uit te breiden zal de veehouder de wettelijke maximaal toegestane mestproductie overschrijden. De vergunning wordt geweigerd.
De bevoegdheid om een vergunning voor een veehouderij te weigeren:
A. Kan worden gekwalificeerd als een discretionaire bevoegdheid.
B. Kan niet worden gekwalificeerd als een discretionaire bevoegdheid.
2. Welk van de onderstaande stellingen over spontane vernietiging is juist?
A. Aan de procedure van spontane vernietiging kan schorsing van het te vernietigen besluit vooraf gaan.
B. Bij het besluit tot spontane vernietiging kan niet worden bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit ten dele in stand blijven.
C. Spontane vernietiging van een besluit door een hoger bestuursorgaan is alleen mogelijk wegens strijd met het recht.
D. Tegen een besluit tot spontane vernietiging staat op grond van de Awb beroep open bij de bestuursrechter.
3. In een uitspraak van de ABRvS komt de volgende passage voor:
'De Afdeling is (...) van oordeel dat de minister bij de totstandkoming van het besluit de mogelijke ingrijpende gevolgen van het besluit voor appellant niet afdoende heeft afgewogen. Het besluit kan derhalve niet in stand blijven.'
Op grond van welk algemeen beginsel van behoorlijk bestuur vernietigt de ABRvS in bovenstaande passage het bestreden besluit?
A. Op grond van het specialiteitsbeginsel.
B. Op grond van het fair play-beginsel.
C. Op grond van het gelijkheidsbeginsel
D. Op grond van het evenredigheidsbeginsel
4. Met het woord ‘beroep’ in de titel van hoofdstuk 6 van de Awb wordt zowel administratief beroep bij een bestuursorgaan als beroep op de bestuursrechter bedoeld.
A. Dit is onjuist.
B. Dit is juist.
5. Arjen wil heel graag in de zomer kunnen zwemmen zonder dat hij hiervoor naar een openbaar zwembad hoeft. Om dit te bereiken heeft hij bij het college van burgemeester en wethouders een vergunning aangevraagd voor de aanleg van een zwembad in zijn achtertuin. Voor de verdere afhandeling van de aanvraag heeft hij zijn zoon, Jasper, gemachtigd conform artikel 2:1 lid 1 Awb.
Beoordeel de volgende stelling: Jasper is door de machtiging belanghebbende bij het besluit op de aanvraag geworden.
A. Deze stelling is juist.
B. Deze stelling is onjuist.
6. Iris is op vakantie geweest in Amerika en daar heeft zij de trend van de foodtrucks opgepikt. Ze denkt een gat in de markt gevonden te hebben en begint haar eigen TacoWagen voor haar huis. Helaas heeft zij hier niet de benodigde vergunning voor. Een bevoegd ambtenaar van de gemeente komt bij haar langs en legt Iris ter plekke, mondeling, een boete op van 200 euro wegens overtreding van de Algemene Plaatselijke.....read more
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution