Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - Thema
- 10185 reads
Verdachte in deze zaak is veroordeeld voor ‘oplichting’ (art. 326 Sr) tot een gevangenisstraf en schadevergoeding. Het misdrijf beging hij in 1998 en zijn vonnis is in dat jaar ook onherroepelijk geworden. De schadevergoeding heeft verdachte nooit betaald en hij wordt daarom in 2007 opgepakt om de vervangende hechtenis van 360 dagen te ondergaan. Toen de verdachte het misdrijf beging was de maximale gevangenisstraf voor ‘oplichting’ ten hoogste drie jaar . Dat maakt dat de verjaringstermijn van het strafvonnis (zoals blijkt uit artikel 76 Sr) acht jaar was, gerekend vanaf de dag na die waarop het vonnis onherroepelijk was geworden. Het recht op tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis zou volgens verdachte vervallen zijn in juni 2006 en het alsnog moeten uitzitten van de vervangende hechtenis is daarom niet toegestaan. De Staat is het hier niet mee eens. De wet van 22 december 2005 (in werking getreden op 1 februari 2006) heeft de op het misdrijf ‘oplichting’ gestelde gevangenisstraf verhoogd naar vier jaar waardoor de executieverjaringstermijn met de ingang van die datum is verhoogd van acht naar zestien jaar. De Staat heeft tot verweer aangevoerd dat de wijziging van de termijn van verjaring voor de tenuitvoerlegging van strafvonnissen, ingaande 1 februari 2006, ook betrekking heeft op de op die datum lopende verjaringstermijnen. Het recht tot tenuitvoerlegging van het vonnis is dus niet door verjaring vervallen. Art. 1, tweede lid, Sr zou hier niet aan in de weg staan omdat de bepaling betrekking heeft op de vervolging van strafbare feiten en niet op de tenuitvoerlegging van een opgelegde straf of maatregel.
Is art. 1, tweede lid, Sr. en het in die bepaling bedoelde legaliteitsbeginsel niet van toepassing in de situatie waarin sprake is van een onherroepelijke veroordeling?
De verweerder is veroordeeld voor het misdrijf van art. 326 (oud) Sr. Voor dat misdrijf gold een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar, welke strafbedreiging volgens art. 1, tweede lid, Sr. ook na de wetswijziging van 1 februari 2006 is blijven gelden. Aan de hand van dit strafmaximum moet worden bepaald welke termijn moet worden aangehouden voor de verjaring van het recht voor tenuitvoerlegging. In dit geval verjaart het recht van executie na acht jaar. Uit de parlementaire geschiedenis van de wetswijziging blijkt niet van een gewijzigd inzicht van de wetgever in de verjaring van het recht tot tenuitvoerlegging. Het recht tot tenuitvoerlegging van
de vervangende hechtenis is dus door verjaring is vervallen en de verweerder moet in het gelijk worden gesteld.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
906 |
Add new contribution