
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Cases C-181/91 and C-248/91, Bangladesh
Feiten
I.c. verzoekt het Parlement krachtens art. 173 EEG-Verdrag om nietigverklaring van een besluit dat is genomen tijdens een zitting van de Raad om hulp aan Bangladesh te verlenen (C-181/91) en de maatregelen die de Commissie ter uitvoering van dit besluit heeft genomen (C-248/91).
Na de wervelstorm die Bangladesh verwoestte in de nacht van 29 op 30 april 1991 heeft de Commissie onmiddellijk voor 10 miljoen ECU hulp aan Bangladesh verleend en een plan voor 60 miljoen ECU speciale hulp opgesteld. Dit plan is allereerst besproken door de ministers van Financiën van de Lidstaten. Het plan van de Commissie is onderzocht door de Raad tijdens een zitting in Brussel op 13/14 mei 1991, die bijgewoond werd door de ministers van Buitenlandse zaken van de Lidstaten. Op 14 mei, tijdens een werklunch waaraan de ministers en een lid van de Commissie deelnamen, is het besluit genomen om speciale hulp van 60 miljoen ECU aan Bangladesh te verlenen overeenkomstig het plan van de Commissie. In de notulen wordt het besluit zo omschreven: “De Lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, hebben op basis van een voorstel van de Commissie besloten in het kader van een communautaire actie speciale hulp ten bedrage van 60 miljoen ECU aan Bangladesh te verlenen. De verdeling tussen de Lid-Staten geschiedt op basis van de BNP-verdeelsleutel. Deze hulp zal deel uitmaken van de algemene actie van de Gemeenschap voor Bangladesh. De hulp wordt hetzij rechtstreeks door de Lid-Staten hetzij via een door de Commissie beheerde rekening verleend. De Commissie verzorgt de algemene coördinatie van de hulp van 60 miljoen ECU'.
Hof van Justitie
In de zaak gaat het om de vraag of een besluit, dat omschreven is als een besluit van de Lidstaten in het kader van de Raad bijeen, aangevochten kan worden krachtens art. 173.
In zijn beroep tegen de Raad, verzoekt het Parlement namelijk om nietigverklaring van het besluit om voor 60 miljoen ECU speciale hulp te verlenen. Het Parlement beweert dat, hoewel het besluit in de mededeling aan de pers wordt omschreven als een besluit genomen door “de Lidstaten in het kader van de Raad bijeen', het in werkelijkheid gaat om een besluit van de Raad. Het besluit heeft budgettaire gevolgen en had moeten worden genomen volgens de procedure van artikel 203 EEG-V. Dan had het Parlement een veel grotere rol kunnen spelen.
Het Hof stelt dat het beroep tot nietigverklaring open staat m.b.t. alle door de instellingen getroffen bepalingen die beogen rechtsgevolgen teweeg te brengen. De besluiten die worden genomen door de vertegenwoordigers van de lidstaten, die niet handelen in de hoedanigheid van leden van de Raad maar in de hoedanigheid van vertegenwoordigers van hun regering, zijn niet onderworpen aan het wettigheidstoezicht van het Hof. Een besluit van de vertegenwoordigers van de Lidstaten voor humanitaire hulp aan derde landen (waar de Gemeenschap geen exclusieve bevoegdheid bezit) is dus niet een voor beroep vatbare handeling van de Gemeenschap. In dit verband is het van weinig belang dat in dit besluit wordt verwezen naar een voorstel van de Commissie.
De opneming in de begroting van de Gemeenschap van uitgaven voor hulp die wordt verleend in het kader van een gemeenschappelijk optreden en die rechtstreeks door hen wordt gefinancierd, maakt geen inbreuk op de prerogatieven van het Parlement m.b.t. de begroting, zodat het Parlement daartegen geen beroep tot nietigverklaring uit hoofde van artikel 173 EEG-Verdrag kan instellen. De bijdragen van de lidstaten aan de betrokken hulp maken namelijk geen deel uit van de ontvangsten van de Gemeenschap in de zin van artikel 199 van het Verdrag en deze uitgaven kunnen ook niet worden aangemerkt als uitgaven van de Gemeenschap. De opneming van die bedragen in de begroting van de Gemeenschap brengt dus geen wijziging van de begroting met zich mee, zodat daarvoor geen optreden van het Parlement (ex artikel 203) vereist is.
Cases C-377/98, Biotechnology
Feiten
Op 6 juli 1998 hebben het Europees Parlement en de Raad een richtlijn (98/44/EG) vastgesteld die de lidstaten verplicht biotechnologische uitvindingen door middel van hun nationale octrooirecht te beschermen. In richtlijn 98/44/EG wordt voornamelijk aangegeven welke uitvindingen met betrekking tot planten, dieren en het menselijk lichaam al dan niet octrooieerbaar zijn. Lidstaten zijn verplicht om onder bepaalde voorwaarden industrieel toepasbare uitvindingen octrooieerbaar te maken waarmee biologisch materiaal wordt verkregen, bewerkt of gebruikt.
Omdat Nederland zich verzet tegen genetische manipulatie van dieren en planten en het octrooieren van levend biologisch materiaal dat zichzelf kan reproduceren niet is toegestaan, acht het de octrooiverlening waartoe de lidstaten worden verplicht, niet aanvaardbaar. Volgens de Nederlandse staat behoren planten, dieren en menselijk biologisch materiaal niet octrooieerbaar te zijn. Daarom verzoekt de Nederlandse regering het Hof van Justitie de richtlijn nietig te verklaren. Deze vordering wordt door Italië en Noorwegen gesteund.
Hof van Justitie
Het hof verwerpt het argument van Nederland dat harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten op dit gebied niet nodig is en niet door een communautaire richtlijn kan worden verzekerd. Volgens het hof past deze maatregel wel in het kader van de werking van de interne markt, omdat hij bijdraagt aan de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten en aldus aan het wegnemen van juridische belemmeringen voor de ontwikkeling van activiteiten op het gebied van genetische manipulatie.
Het Hof stelt verder dat het door de richtlijn nagestreefde doel (de goede werking van de interne markt te verzekeren) niet had kunnen worden bereikt met maatregelen van alleen de lidstaten. Voorts is het Hof van oordeel, dat de volkenrechtelijke verplichtingen van de lidstaten zich niet tegen octrooieerbaarheid van biotechnologische uitvindingen verzetten.
Het belangrijkste argument van Nederland berust op de gedachte dat de richtlijn, door octrooiering van geïsoleerde delen van het menselijk lichaam toe te staan, het onvervreemdbare karakter van levende menselijke materie aantast, dat onderdeel uitmaakt van het fundamentele recht van de menselijke waardigheid en de onaantastbaarheid van de persoon. Hierover stelt het Hof dat de richtlijn voldoende beschermende werking heeft, want zij staat niet toe dat het menselijk lichaam in de verschillende stadia van zijn vorming en zijn ontwikkeling, een octrooieerbare uitvinding kan zijn. De ontdekking van delen van het menselijk lichaam is evenmin voor bescherming vatbaar.
Tenslotte is in de richtlijn bepaald dat alle werkwijzen waarvan de toepassing strijdig is met de menselijke waardigheid, van octrooiering zijn uitgesloten, zoals in het bijzonder werkwijzen voor het klonen van mensen, werkwijzen tot wijziging van de germinale genetische identiteit van de mens en het gebruik van menselijke embryo's voor industriële of commerciële doeleinden.
Conclusie; het Hof van Justitie is van oordeel, dat het octrooirecht in de richtlijn voldoende strak is geregeld om ervoor te zorgen, dat het menselijk lichaam daadwerkelijk niet ter beschikking staat en onvervreemdbaar blijft en aldus de menselijke waardigheid gewaarborgd wordt.
Cases C-395/03, Commission v. Netherlands
Feiten
I.c. gaat het om een infractieprocedure van de Europese Commissie tegen Nederland. Op 19 september 2003 heeft de Europese Commissie een verzoekschrift ingediend bij het Hof, strekkende tot vaststelling dat Nederland de krachtens de richtlijn op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen. Op grond van artikel 15 lid 1 van de richtlijn 98/44/EG had deze uiterlijk op 30 juli 2000 geïmplementeerd moeten zijn.
Op 5 januari 2004 is een verweerschrift ingediend bij het Hof. In het verweerschrift heeft Nederland uitgelegd dat het voorstel van Rijkswet ter implementatie van richtlijn 98/44/EG op 28 mei 1999 bij de Tweede Kamer was ingediend en dat dit voorstel de wijziging van drie wetten betrof (de Rijksoctrooiwet, de Rijksoctrooiwet 1995 en de Zaaizaad en Plantgoedwet). Verder moest ook het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 worden gewijzigd i.v.m. het depot en de toegang tot biologisch materiaal dat niet openbaar toegankelijk is en een rol speelt bij de beschrijving van de biotechnologische uitvinding waarvoor octrooi wordt aangevraagd. Tijdens de voorbereiding van het verweerschrift was de Memorie van antwoord op het voorlopig verslag van de Vaste Commissie van Economische Zaken van de Eerste Kamer nog in voorbereiding. In het verweerschrift is door Nederland gesteld dat verschillende omstandigheden hebben plaatsgevonden waar de Nederlandse regering niets aan kon doen en dat dit de voortgang van de implementatie van richtlijn 98/44/EG heeft belemmerd. Ook is verwezen naar o.a. de veel later dan verwachte uitspraak van het Hof van Justitie van 9 oktober 2001 op het verzoek tot vernietiging van de richtlijn (C-377/98) en het afwachten van het advies van de Raad van State over diverse ingediende amendementen. Ook is gerefereerd aan de complexiteit van biologische, juridische en ethische aard en aan het uitblijven van antwoord van de Europese Commissie op enkele gestelde vragen van uitleg.
Hof van Justitie
Op 8 januari 2004 heeft het Hof aan de Europese Commissie een termijn van repliek gesteld tot en met 18 februari 2004. Waarna op 3 februari de Commissie een repliek heeft ingediend, en haar verzoek heeft gehandhaafd. In de repliek gaf de Commissie aan dat de schriftelijke gestelde vragen reeds mondeling zouden zijn beantwoord in een vergadering tussen een Nederlandse delegatie en de Commissie. Het Hof heeft hierna aan de Nederlandse regering een termijn van dupliek gesteld. In het dupliek is door Nederland benadrukt dat noch het arrest van het Hof in zaak C-377/98, noch gesprekken met de Commissie, noch het verslag van de Commissie tot een duidelijk en eenduidig antwoord op de gestelde vragen hebben kunnen leiden.
Op 19 april heeft het Hof van Justitie laten weten dat de schriftelijke procedure was beëindigd. Partijen hebben vervolgens afgezien van een mondelinge behandeling.
In de volgende maanden zijn de wetten aangenomen en is de Europese Commissie op de hoogte gebracht van volledige implementatie van de richtlijn. Op 19 januari 2005 heeft de Europese Commissie toen bij het Hof van Justitie van de EG een memorie van afstand neergelegd. Waarna de zaak uit het register van rechtszaken bij het Hof is verwijderd.
Cases C-344/04, IATA
Feiten
I.c. gaat het om een verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice (Verenigd Koninkrijk), in de procedure tussen International Air Transport Association (IATA) tegen Department for Transport.
Sinds 2004 bestaat een verordening inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten (EU verordening 261/2004). Deze verordening geeft aan welke rechten passagiers hebben in geval van een annulering of vertraging, en welke verzorging en eventuele compensatie door de luchtvaartmaatschappij krachtens deze verordening moet worden geboden. International Air Transport Association (IATA) is een vereniging van 279 luchtvaartmaatschappijen uit 130 landen, welke wereldwijd 98 % van de reizigers in het reguliere internationale luchtverkeer vervoeren, die samen met de European Low Fares Airline Association (ELFAA), bij de High Court of Justice (England and Wales) de uitvoering van de verordening door het Verenigd Koninkrijk hadden aangevochten. Zij hebben daarbij vragen gesteld over de geldigheid van deze verordening en in het bijzonder van de bepalingen met betrekking tot annuleringen, vertragingen en compensatie. De prejudiciële vragen betreffen de uitleg van de verordening 261/2004 en de verenigbaarheid met het Verdrag van Montreal. De High Court of Justice heeft deze vragen aan het Europese Hof van Justitie gesteld.
Hof van Justitie
M.b.t. de verenigbaarheid van de verordening met het Verdrag van Montreal, stelt het Hof vast dat dit Verdrag, dat met name de aansprakelijkheid van de luchtvaartmaatschappij regelt in geval van vertraging, verbindend is voor de Gemeenschap. Volgens het Hof regelt het Verdrag alleen de voorwaarden waaronder de passagiers na vertraging van een vlucht vorderingen kunnen instellen tot vergoeding van hun individuele schade, tegen vervoerders die aansprakelijk zijn voor schade die van deze vertraging het gevolg is. Daarentegen vormen de in de verordening voorziene bijstand en verzorging van passagiers in geval van langdurige vertraging van vluchten gestandaardiseerde, onmiddellijk uit te voeren compensatiemaatregelen. Dit zijn geen maatregelen waarvoor dit verdrag de uitvoeringsvoorwaarden vastlegt en zij kunnen dus niet worden beschouwd als onverenigbaar met het Verdrag van Montreal.
Wat de eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel betreft, toetst het Hof of de door de verordening voorziene maatregelen kennelijk ongeschikt zijn om het doel, een betere bescherming van passagiers die met annuleringen of langdurige vertragingen te kampen hebben, te bereiken door onmiddellijk en gestandaardiseerd compensatie te bieden voor bepaalde vormen van schade. Het stelt hierover vast dat de maatregelen bij annulering en vertraging maatregelen zijn met het karakter van onmiddellijke compensatie voor bepaalde vormen van schade voor die passagiers, en dus geschikt zijn om het nagestreefde doel te bereiken. De reikwijdte ervan varieert naar gelang van de omvang van de door de passagiers geleden schade. Ten slotte lijkt de compensatie waarop passagiers aanspraak kunnen maken wanneer zij te laat van de annulering van een vlucht in kennis zijn gesteld, niet kennelijk ongeschikt voor het nagestreefde doel nu de vervoerders zich kunnen beroepen op een exoneratieclausule en de naleving van hun verplichting aan restrictieve voorwaarden gebonden is.
Conclusie; de maatregelen in de verordening ter verwezenlijking van het doel de bescherming van passagiers te verbeteren die met annulering of langdurige vertraging van vluchten te kampen hebben, zijn verenigbaar met het Verdrag van Montreal en zijn niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
740 |
Add new contribution