Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Hoorcollegeaantekeningen: Burn-out en chronische vermoeidheidssyndroom

Deze samenvatting over Burn-out en chronische vermoeidheid is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

College 3: Burn-out en chronische vermoeidheidssyndroom

Dit college gaat over twee verschillende syndromen: ‘Burn-out’ en het ‘chronische vermoeidheidssyndroom’.

 

Burn-out

Een veel symptomen die bij burn-out voorkomen. Voorbeelden van deze symptomen zijn: een gebrek aan motivatie om naar het werk te gaan, het gevoel gehinderd te worden op het werk, het onvermogen om te genieten van het leven of te lachen, een gebrek aan energie of enthousiasme op het werk, geïrriteerd en ongeduldig zijn met betrekking tot de omgeving en een extreem cynisme en sarcasme.

Een burn-out wordt tegenwoordig gedefinieerd als: een syndroom waarbij een trouwe professional zichzelf langzaamaan terugtrekt uit zijn voormalige toewijding aan zijn werk als reactie op extreme werk-gerelateerde stressoren. Oftewel: we spreken van een burn-out als iemand gradueel minder of geen plezier en betrokkenheid meer ervaart op het werk als gevolg van excessieve werk-stressoren.

 

Oorsprong

In 1970 begon men burn-out te onderzoeken. Deze eerste onderzoeken waren echter meer descriptief (men keek dus in hoeverre mensen aan vooropgestelde kenmerken van burn-out voldeden), dan dat er echt naar de mensen zelf werd gekeken. Iemand hoeft geen vaststaande symptomen te hebben om een burn-out te hebben. In de jaren '80 begon men burn-out pas empirisch te onderzoeken. In de jaren '90 kwam men er pas achter dat burn-out zich niet beperkt tot sociale beroepen. Vroeger werd vooral gedacht dat een burn-out vaker voorkwam bij banen die te veel klantencontact hebben, zoals in het onderwijs en de maatschappelijke dienstverlening. Later bleek dat een burn-out niet alleen maar voorkomt bij banen waar men mensgericht is.

 

Hoofddimensies van een burn-out

Er zijn drie hoofddimensies van burn-out.

  1. Emotionele uitputting.

Dit representeert de individuele stressdimensie van een burn-out. Men voelt zich overbelast en ontdaan wat betreft emotionele en fysieke middelen.

  1. Cynisme en onthechting van de baan.

Dit representeert de interpersoonlijke stressdimensie van een burn-out. Cynisme houdt in dat er sprake is van depersonalisatie. Men geeft negatieve, ongevoelige of overdreven reacties op diverse aspecten van het werk.

  1. Het gevoel van ineffectief zijn en een gebrek aan succes.

Dit representeert de zelf-evaluatie dimensie van een burn-out. Er is sprake van gevoelens van incompleet zijn en een gebrek aan succes en productiviteit op het werk.

 

Deze drie hoofdcomponenten zijn aan elkaar gerelateerd. Uitputting (exhaustion) staat hierbij centraal. Uitputting is nodig, maar alleen niet voldoende om burn-out te creëren omdat het vooral gericht is op de individuele dimensie. Uitputting zorgt er voor dat iemand op cognitief en emotioneel gebied afstand neemt van zijn werk. Dit is de relatie die iemand met zijn werk heeft. De relatie tussen het ervaren van verminderd succes, uitputting en cynisme is complex. Het kan ontstaan als gevolg van uitputting en/of cynisme, maar het kan ook parallel aan uitputting en cynisme ontstaan.

 

Meten van een burn-out

De Maslach Burn-out Inventory (MBI) is de enige meetmethode die de sleuteldimensies van een burn-out meet. Met deze meetmethode als basis zijn er nog drie versies ontwikkeld:

  • MBI-Human Services Survey (MBI-HSS): deze is speciaal voor mensen die in sociale beroepen werken

  • MBI Educators Survey (MBI-ES): voor leraren

  • MBI General Survey (MBI-GS): voor allerlei niet-sociaal gerichte beroepen

 

Voorgeschiedenis van een burn-out

De oorzaken kunnen in twee categorieën ingedeeld worden: de situationele factoren (waar komt een burn-out voor?) en de individuele factoren (wie ervaren een burn-out?).

 

De situationele factoren kunnen in drie categorieën ingedeeld worden:

  1. De werkkenmerken

Werkdruk en tijdsdruk (veel overwerk, veel cliënten) zijn belangrijk. Ook rolconflict (tegenstrijdige eisen op het werk waardoor je rol niet echt duidelijk is) en rolambiguïteit (de taken en eisen zijn niet duidelijk genoeg) vallen hierbinnen. Daarnaast kunnen gebrek aan sociale steun (vooral van leidinggevenden), gebrek aan feedback en gebrek aan controle en autonomie van invloed zijn.

  1. De beroepskenmerken

Bij beroepskenmerken is het bekend dat de burn-out profielen verschillen bij verschillende beroepen. Er is sprake van een verschillende mate van uitputting (exhaustion), cynisme en succes.

  1. De organisatiekenmerken

Hierbinnen vallen het organisatieklimaat (hiërarchieën, werkregels) en de economische veranderingen. Voorbeelden van economische veranderingen zijn downsizing (veel opgelegde regels en bemoeizucht van het hoofdkantoor) en mergers (het samenvoegen van verschillende bedrijven). Deze hebben invloed op de wederkerige uitwisseling (reciprocal exchange) tussen de werknemer en de werkgever.

 

De individuele factoren kunnen ook in drie categorieën ingedeeld worden:

  1. De demografische kenmerken

Er zijn geen geslachtsverschillen in de mate van burn-out. De mannen scoren wel hoger op cynisme, terwijl de vrouwen hoger op uitputting scoren. Wat betreft leeftijd hebben mensen met een jongere leeftijd (vroegere carrièrefase) vaker een burn-out. Er is hier echter wel sprake van een selectiebias, omdat er hier alleen naar werkenden wordt gekeken. En bij het vergelijken van jongeren en ouderen op burn-out, dan zijn bij de ouderen (de 40-plussers) over het algemeen de mensen met een burn-out al weg geselecteerd, waardoor het meer stress-bestendigen overblijven. Je vergelijkt dus een willekeurige selectie jongeren met ouderen die al geselecteerd zijn op stressbestendigheid. Dus het is logisch dat de jongeren in zo'n onderzoek gevoeliger blijken te zijn voor burn-out. Alleenwonenden (gebrek aan sociale steun) en hoog opgeleide mensen vallen ook onder de demografische kenmerken van een burn-out.

  1. De persoonlijkheidskenmerken

Hierbinnen valt een zacht karakter (betrokkenheid in dagelijkse activiteiten, het gevoel van controle over gebeurtenissen en openheid voor veranderingen), mensen met een externe locus of controle (succes wordt aan externe factoren of toeval toegeschreven), een lage zelfwaarde, een passieve coping stijl bij stressvolle gebeurtenissen en neuroticisme (emotionele instabiliteit en snelle neiging tot psychologische stress).

  1. De werkattitudes

Hoge verwachtingen kunnen leiden tot hard werken met een burn-out als gevolg wanneer er niet aan de verwachtingen voldaan wordt.

 

Gevolgen van burn-out

Een burn-out kan invloed hebben op zowel de werkpresentatie als de gezondheid. De toewijding aan het werk, productiviteit en effectiviteit en de werktevredenheid kunnen hier onder leiden. Werktevredenheid kan afwezig zijn wat kan leiden tot de neiging om ontslag te nemen of om dit daadwerkelijk te doen (turnover). Ook heeft burn-out invloed op de gezondheid. Het kan onder andere leiden tot stress-gerelateerde fysieke problemen, medicijnmisbruik, angst en depressie.

 

Interventies (omgaan met een burn-out)

Er kunnen twee dingen gedaan worden bij een burn-out: het individu kan veranderd worden, maar ook de organisatie kan veranderd worden:

  1. Veranderen van het individu

Er kunnen onderwijsinterventies toegepast worden die het vermogen van het individu verbeteren om met stress op de werkplaats om te gaan. Een aantal van de technieken die gebruikt kunnen worden, zijn: tijdsmanagement, professionele vaardigheidstraining, relaxatie training, meditatie, assertiviteitstraining en cognitieve-gedragstherapie.

  1. Veranderen van de organisatie

De organisatie kan veranderingen tot stand brengen door de werkdruk weg te nemen, meer controle aan de werknemers toe te dienen, belonen van de werknemers, betere communicatie en contact op de werkplaats onderling, eerlijkheid (alle werknemers evenveel salaris) en waarden (de taken moeten niet in strijd zijn met de persoonlijke waarden).

 

De meest effectieve interventiemanier is om de organisatieveranderingen in combinatie met individuele veranderingen toe te passen. Organisatieveranderingen zijn noodzakelijk maar niet voldoende, tenzij de onderwijsinterventies zorgen voor de noodzakelijke individuele (coping) vaardigheden en werkattitudes.

 

Op pagina 6 van de collegesheets van week 3 staan in de vijfde en zesde sheet de conclusies uit de review ‘Burnout preventie: a review of intervention programs’ weergeven.

 

Job engagement (tegenovergestelde van burn-out)

Engagement is een positieve emotionele staat gekarakteriseerd door:

  • Vigor: energie, de wil om tijd en moeite in het werk te steken, minder snel vermoeid raken, beter met tegenslagen om kunnen gaan.

  • Dedication: betrokkenheid bij werk

  • Absorption: plezier in het werk

 

De engagement over het werk kan worden gemeten met de Utrecht Work Engagement Scale ((UWES).

 

Chronic Fatigue Syndrome (CFS)

De definitie van CFS is een (subjectief) gevoel van aversie ten opzichte van activiteit en het niet in staat zijn om te presteren. Symptomen hierbij zijn vermoeidheid en uitputting. Van groot belang is de combinatie van de fysieke en mentale vermoeidheid.

In de algemene populatie is subjectieve vermoeidheid normaal verdeeld. 5-20% van de algemene populatie lijdt onder een aanhoudende (en/of terugkomende) invaliderende vermoeidheid. Het ‘gat’ tussen de 5 en de 20 procent komt doordat het afhankelijk is van de drempel van de ernst (disability) en de persistentie (duration). In de eerstelijnsgezondheidzorg is het bij 5-10% de voornaamste klacht en bij 5-10% een sub symptoom.

 

Geassocieerde condities

Een aantal medische associaties met dit syndroom zijn: endocriene ziekten, slaapstoornissen, neuromusculaire ziekten, gastro-intestinale ziekten, cardiovasculaire ziekten en ademhalingsstoornissen. Ook algemene ziekten zoals kanker of bloedarmoede kunnen geassocieerd zijn met CFS. Voorbeelden van psychiatrische associaties met psychische klachten zij: angsten, depressies, middelenmisbruik, eetstoornissen en somatische stoornissen.

 

Idiopathische vermoeidheid

CFS lijkt Idiopathic fatigue, maar bij de laatste zijn er ook geen medische klachten tijdens de ziekte. Slechts 10% heeft ook daadwerkelijk medische klachten. Voor de rest is IF hetzelfde als CFS. Beiden hebben een slechte prognose als het onbehandeld blijft. Voor beiden geldt dat er sprake is van een enorme impact op het dagelijkse functioneren en de kwaliteit van het leven. Wanneer idopathische vermoeidheid persistent wordt en geassocieerd is met verminderde functionering, kan het gezien worden als de ziekte: ‘chronisch vermoeidheidsyndroom’.

 

Voorgeschiedenis van CFS

Neurasthenie is een ziekte die gekenmerkt wordt door een gebrek aan energie, gemarkeerde vermoeidheid, een verscheidenheid aan pijn en soms lichte koorts. Myalgische encefalomyelitis (ME) is een term die gebruikt werd om een epidemie van klachten

bij het ​​personeel het de Royal Free Ziekenhuis te beschrijven. Deze term wordt nog steeds gebruikt als alternatieve term voor CFS.

 

Diagnose criteria bij CFS

Bij CFS gaat het om een vermoeidheid die

  • niet komt door een organische ziekte

  • niet overgaat door veel rust te nemen

  • nieuw ontstaat met een duidelijk begin

  • langer dan 6 maanden aanhoudt

  • leidt tot een vermindering van educatieve, sociale, persoonlijke en eerdere

beroepsactiviteiten.

 

Om gediagnostiseerd te worden met CFS moet er sprake zijn van vier of meer van de volgende symptomen voor minstens zes maanden: verminderd geheugen of concentratie, keelpijn, gewrichtspijn, spierpijn, gevoelige cervicale- en okselklieren, nieuw soort hoofdpijnen (ernst of type), onverwikkelde slaap, gevoel van onbehagen na inspanning.

De vermoeidheid mag niet te verklaren zijn door medische condities, een depressieve- of bipolaire stoornis of een eetstoornis (anorexia, boulimia). Ook schizofrenie, dementie of waanvoorstellingen zijn uitsluitingscriteria. Verder mag er geen sprake zijn van alcohol- en/of drugsmisbruik en/of ernstige obesitas.

CFS een ‘consensus definitie’, door het feit dat er geen objectieve (laboratorium) testen zijn uitgevoerd en de diagnose gebaseerd is op vermoeidheid-ernst en symptoomcriteria. Daarnaast is CFS een uitsluitende diagnose, aangezien een aantal medische en psychiatrische diagnoses worden uitgesloten.

 

Oorzaken van CFS

Er is veel onderzoek gedaan naar mogelijke biologische/organische oorzaken voor CFS of symptomen die karakteristiek zijn voor CFS. Echter deze resultaten zijn niet uitsluitend vanwege een gebrek aan consistentie en specificiteit. Ook de resultaten van de onderzoeken naar psychologische en psychiatrische factoren als oorzaak voor CFS zijn niet uitsluitend.

 

Comorbiditeit

Een andere stoornis die erg op CFS lijkt is Fibromyalgie. Deze stoornis gaat gepaard met chronische lichamelijke pijnen. Daarnaast is er sprake van comorbiditeit wat betreft CFS en andere stoornissen die gekarakteriseerd worden door medisch niet te verklaren symptomen. Tenslotte komt CFS gedeeltelijk overeen met angst- en depressieve stoornissen.

 

Prevalentie

In de algehele populatie is de prevalentie 0,007-2,8% en in de eerstelijns zorg populatie is de prevalentie 0,006-3%. Factoren als de gebruikte definitie, het type populatie dat onderzocht is en de studiemethoden beïnvloeden deze cijfers.

 

Psychosociale consequenties

CFS zorgt voor significante functionele verslechtering, arbeidsongeschiktheid (1/3)en vermindering in sociale relaties. Het zorgt echter niet voor een verhoogd sterftecijfer. De psychosociale consequenties voor CFS zijn groter dan voor RA of MS en is gerelateerd aan psychiatrische comorbiditeit.

 

Prognoses

In de derdegraads zorg verbeteren 17-24% van de CFS patiënten, maar herstelt slechts minder dan 10% volledig. 10-20% verslechterd over tijd. Risicofactoren voor een slechte prognose zijn slechte mentale zorg of het hebben van een psychiatrische stoornis, somatische ziekten, oudere leeftijd, een lange ziekteduur en moeheid.

 

Behandeling

Medische behandelingen blijken tot nu toe nog niet effectief. Fysieke therapie, namelijk graded excercise therapie, heeft een gunstige uitkomst. Deze therapie zorgt ervoor dat patiënten een aantal fysieke activiteiten gaan verrichten die zij niet meer hebben kunnen doen sinds de ziekte. Het uitganspunt hierbij is het huidige niveau van bekwaamheid en het doel is geleidelijke fysieke activiteit en minder rust. Patiënten werken aan doelen die zij voor zichzelf hebben vastgesteld. Ook psychologische therapie, namelijk cognitieve gedragstherapie, blijkt effectief. Op pagina 12 en pagina 13 van de collegesheets staat een model van CGT weergeven met bijbehorende voorbeelden. Er wordt gefocust op de in stand houdende factoren van CFS, hierdoor komt men namelijk in een vicieuze cirkel. Het is de bedoeling dat men een optimistische blik krijgt in de omkeerbaarheid van het proces. Er wordt cognitieve herstructurering toegepast op de overtuigingen en wat betreft gedrag wordt er verhoogde activiteit toegepast. Tevens wordt een balans verkregen tussen activiteit en rust.

De etiologie van CFS is (nog) niet te begrijpen, maar als het niet behandeld wordt is de prognose slecht (psychosociale gevolgen). Een psycholoog kan aan de behandeling bijdragen door Cognitieve gedragstherapie. Om de vicieuze cirkel van activiteit te doorbreken zijn ‘graded excercises’ nodig. Cognitieve herstructurering wordt gebruikt om de somatische symptoomtoeschrijvingen te veranderen.

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Study fields and working areas:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org
Submenu: Summaries & Activities
Follow the author: Vintage Supporter
Statistics
Search for summaries and study assistance

Select any filter and click on Apply to see results