Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2011 (1)


Vragen

Vraag 1

Wat wordt verstaan onder de zogenaamde ‘eerste’ generatie mensenrechten?

  1. Economische, sociale en culturele rechten.
  2. Collectieve rechten.
  3. Burger- en politieke rechten.
  4. Rechten van diplomaten.

Vraag 2

Het Comité voor de Rechten van de Mens onder het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten neemt klachten van individuele personen alleen in behandeling indien:

  1. De klacht van de betrokken persoon reeds wordt onderzocht volgens een andere procedure van internationaal onderzoek of internationale regeling.
  2. Tegen de klacht van de betrokken persoon nog binnenlands hoger beroep open staat.
  3. De betrokken persoon een klacht in het algemeen belang of voor iemand anders indient.
  4. De betrokken persoon een slachtoffer is van een schending van het IVBPR door een staat die het Facultatief Protocol heeft geratificeerd.

Vraag 3

Welke stelling met betrekking tot de benoeming van de Europese Commissie is juist?

  1. Een lid van de Europese Commissie wordt benoemd als vertegenwoordiger van een lidstaat.
  2. De voorzitter van de Europese Commissie wordt samen met het gehele college benoemd door het Europees Parlement.
  3. De voorzitter van de Europese Commissie benoemt het college van Commissarissen.
  4. De Europese Raad benoemt, na goedkeuring, van het Europees Parlement, de Europese Commissie.

Vraag 4

Welke instelling met betrekking tot de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (“EHRM”) in de zaak Sanoma t. Nederland (2010) is juist?

  1. In deze zaak stelde de Grote Kamer geen schending van artikel 10 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (“EVRM”) vast.
  2. In deze zaak had dezelfde Nederlandse rechter zitting in zowel de Kamer als de Grote Kamer.
  3. In deze zaak had de Kamer op grond van art. 30 EVRM afstand gedaan van rechtsmacht ten gunste van de Grote Kamer.
  4. In deze zaak werd aan Sanoma Uitgevers een billijke genoegdoening op grond van art. 41 EVRM toegekend.

Vraag 5

Welke van onderstaande stelling(en) over de rol van bepaalde instellingen in de gewone wetgevingsprocedure van de Europese Unie is (of zijn) juist?

Stelling I: De Raad van Europa kan alleen wetgeving aannemen na een voorstel van de Europese Commissie.

Stelling II: Het Europees Parlement kan wetgeving tegenhouden, tenzij de Raad van Ministers met unanimiteit het voorstel van de Europese Commissie aanneemt.

  1. Stelling I is juist; stelling II is onjuist.
  2. Stelling I is onjuist; stelling II is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 6

Welke stelling over de Raad van Ministers is juist?

  1. Sinds het Verdrag van Lissabon heeft de Raad van Ministers een vaste voorzitter voor een periode van tweeënhalfjaar.
  2. De Raad Buitenlandse Zaken wordt voorgezeten door de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid.
  3. De Raad van Ministers neemt, tenzij anders is bepaald in de Verdragen, een besluit met unanimiteit van stemmen.
  4. De Raad van Ministers heeft samen met de Europese Commissie het initiatiefrecht.

Vraag 7

Mevrouw Wyatt heeft op 28 juli 2009 een klacht tegen Ierland ingediend bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (“EHRM”). Op 5 oktober heeft een Kamer van zeven rechters deze klacht ontvankelijk verklaard. Wat is de volgende stap in de procedure?

  1. De ontvankelijkheidsbeslissing geldt als einduitspraak en de zaak is daarmee afgedaan.
  2. Beide partijen kunnen tegen deze ontvankelijkheidsbeslissing in beroep bij de Grote Kamer.
  3. De Kamer zal zich vervolgens buigen over de gegrondheid van de zaak en daarover een uitspraak doen.
  4. Na de ontvankelijkheidsbeslissing van de Kamer moet de Grote Kamer een uitspraak doen over de gegrondheid van de zaak.

Vraag 8

Over welke van de onderstaande bevoegdheden beschikt het Europees Parlement niet?

  1. Het Europees Parlement heeft het recht om vragen te stellen aan de Europese Commissie.
  2. Het Europees Parlement kan enquêtecommissies in het leven roepen.
  3. Het Europees Parlement kan door middel van een motie van afkeuring een lid van de Europese Commissie naar huis sturen.
  4. Het Europees Parlement kan de Europese Commissie verzoeken wetgevingsvoorstellen op te stellen.

Vraag 9

Het milieubeleid van Spanje is al jaren een doorn in het oog van de Europese Commissie. De Europese Commissie wil passende maatregelen nemen indien Spanje voor dit jaar haar verplichtingen uit de Europese milieuwetgeving niet nakomt. De directeur-generaal van de juridische dienst van de Europese Commissie wendt zich tot u en vraagt aan u wat de mogelijkheden zijn voor de Europese Commissie.

  1. De Europese Commissie kan een niet-nakomingsprocedure starten en mag na de adviesfase Spanje voor het Hof van Justitie van de Europese Unie dagen.
  2. De Europese Commissie kan de zaak direct aanbrengen bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.
  3. De Europese Commissie kan binnen de niet-nakomingsprocedure een besluit uitbrengen waarin ze een boete of forfaitaire dwangsom oplegt aan Spanje.
  4. De Europese Commissie kan na de eerste fase van de niet-nakomingsprocedure een direct beroep instellen tegen Spanje conform artikel 263 VWEU.

Vraag 10

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (“EHRM”) heeft in de zaak Schuitemaker besloten dat de klacht kennelijk ongegrond is (“manifestly ill-founded”). Wat houdt dit oordeel in?

  1. Dat de klacht ontvankelijk is, maar dat inhoudelijke argumenten ontbreken om aan te nemen dat een schending van het EVRM heeft plaatsgevonden.
  2. Dat de klacht ontvankelijk is, maar dat de klacht inhoudelijk duidelijk ongegrond is.
  3. Dat de klacht niet-ontvankelijk is, omdat direct duidelijk is dat de klacht ongegrond is.
  4. Dat de klacht niet-ontvankelijk is, omdat de klacht al eerder is afgewezen.

Vraag 11

De laatste jaren zijn er sterke geruchten dat er in Powakije geheime DIA-gevangenissen zijn. De Darikaanse inlichtingendienst DIA zou deze detentiecentra, met medeweten van de Powaakse overheid, onder andere gebruiken om verdachten van terrorisme uit Afghanistan op te sluiten. Abd al-Rahim Wasad, een Afghaan, stelt tussen 2002 en 2005 door de DIA in een geheim detentiecentrum in Powakije te zijn vastgehouden. Tijdens zijn gevangenschap zouden ongeoorloofde ondervragingstechnieken (‘waterboarding’) en andere vormen van ernstige mishandeling hebben plaatsgevonden. Verschillende mensenrechtenorganisaties bevestigen deze beschuldigingen. Abd al-Rahim Wasad heeft zonder succes zijn zaak tot aan de hoogste rechterlijke instantie in Powakije aangevochten. Hij overweegt nu een klacht wegens foltering in te dienen tegen Powakije bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (“EHRM”).

Heeft deze klacht kans van slagen? Ga er in uw antwoord van uit dat Powakije wel, maar Darika niet partij is bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (“EVRM”).

  1. Nee. De beweerde schendingen zijn begaan door de Darikaanse autoriteiten en Darikan is geen partij bij het EVRM. Alleen al daarom zal het EHRM de zaak niet-ontvankelijk verklaren.
  2. Nee. De hoogste rechterlijke instantie in Powakije heeft in de zaak van Abd al-Rahim Wasad geen prejudiciële vraag gesteld aan het EHRM over de verenigbaarheid van de handelingen van de DIA met het EVRM. Het EHRM zal de zaak niet-ontvankelijk verklaren.
  3. Nee. Aangezien Abd al-Rahim Wasad niet de nationaliteit van een van de Verdragspartijen bij het EVRM bezit, zal het EHRM zijn zaak niet-ontvankelijk verklaren.
  4. Ja. Abd al-Rahim heeft een inspanningsverplichting om schendingen te voorkomen die, met medeweten van de Powaakse overheid, op het Powaakse grondgebied hebben plaatsgevonden.

Vraag 12

Welke uitspraken over de taken van de Europese Commissie is niet juist?

  1. De Europese Commissie stelt samen met de Raad van Ministers de jaarlijkse begroting van de Unie vast.
  2. De Europese Commissie heeft de bevoegdheid om kaderwetgeving van de Raad van Ministers en het Europees Parlement nader uit te werken.
  3. De Europese Commissie heeft, tenzij in de verdragen anders is bepaald, het alleenrecht om voorstellen voor wetgevingshandelingen te introduceren.
  4. De Europese Commissie ziet erop toe dat de lidstaten zich houden aan het EU-recht.

Vraag 13

Welke van de onderstaande stelling(en) over uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (“EHRM”) is (of zijn) juist?

Stelling I: Het EHRM kan alleen een schending van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens vaststellen. Het heeft niet de bevoegdheid om ook schadevergoeding toe te kennen.

Stelling II: Het Comité van Ministers kan toezien op de tenuitvoerlegging van uitspraken van het EHRM indien de desbetreffende lidstaat deze bevoegdheid heeft erkend.

  1. Stelling I is juist; stelling II onjuist.
  2. Stelling I is onjuist; stelling II is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 14

Welke stelling(en) over de gewone wetgevingsprocedure is (of zijn) juist?

Stelling I: De Europese Commissie is verplicht om een voorstel voor een rechtshandeling op te stellen indien op een bepaald terrein de Europese Unie exclusief bevoegd is. De Raad van Ministers en het Europees Parlement mogen een dergelijk voorstel doen.

Stelling II: Als na de tweede lezing geen overeenstemming is bereikt, dan wordt een bemiddelingscomité bijeengeroepen. Het compromis dat het bemiddelingscomité bereikt moet door de Raad van Ministers en het Europees Parlement goedgekeurd worden alvorens een wetgevingshandeling wordt aangenomen.

  1. Stelling I is juist; stelling II onjuist.
  2. Stelling I is onjuist; stelling II is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 15

Op 1 januari 2004 trad richtlijn 327/2004 betreffende toegestane ingrediënten voor de productie van chocolade in werking. De richtlijn moest uiterlijk op 31 december 2005 door de lidstaten in nationale wetgeving zijn omgezet. Al snel blijkt dat de normen van de richtlijn erg streng zijn. Nederlandse chocoladeproducenten, waaronder Verkade en Droste, zien hun productiekosten enorm stijgen aangezien zij bepaalde smaakstoffen niet meer mogen gebruiken en moeten overschakelen op duurdere alternatieven. In een poging om de chocolade-industrie voor Nederland te behouden, introduceert Nederland op 1 januari 2007 wetgeving die de regels van de richtlijn op bepaalde punten versoepelt. Welke van de onderstaande uitspraken over de nationale wetgeving is juist?

  1. De nationale wetgeving mag worden toegepast, mits de richtlijn rechtstreekse werking heeft.
  2. De nationale wetgeving mag worden toegepast aangezien zij van kracht is geworden na de inwerkingtreding van de richtlijn.
  3. De nationale wetgeving mag niet worden toegepast.
  4. Aangezien een richtlijn in beginsel alleen verplichtingen in het leven roept voor lidstaten en niet voor particulieren mogen de chocoladeproducenten hun productieproces organiseren in overeenstemming met de nationale wetgeving.

Vraag 16

Stel, de Europese wetgever wil op grond van artikel 46 VWEU een verordening opstellen over het vrij verkeer van werknemers binnen de Europese Unie. Welk van onderstaande stellingen met betrekking tot het opstellen van een dergelijke verordening is niet juist?

  1. Het vrij verkeer van werknemers heeft betrekking op de interne markt en op dit gebied geldt een gedeelde bevoegdheid binnen de Europese Unie.
  2. De Raad van Ministers besluit als enige instelling over het wel of niet aannemen van een dergelijke verordening.
  3. Voor een dergelijke verordening geldt de gewone wetgevingsprocedure.
  4. Over een dergelijke verordening beslist de Raad van Ministers bij gekwalificeerde meerderheid.

Vraag 17

De Nederlandse Anneke werkt op een prestigieus advocatenkantoor in Brussel. Haar Franse man, Etienne, is haar gevolgd en werkt sinds anderhalf jaar bij de gemeente Gent, op de afdeling ‘goed nabuurschap’. De Europese Commissie wil burgers stimuleren om over de grens te werken en heeft daartoe in 2005 een richtlijn opgesteld. Artikel 2 van de richtlijn stelt het volgende:

Lidstaten moeten maatregelen nemen die het werken in overheidsdiensten bevorderen. Zij kunnen dit bijvoorbeeld doen door eenieder die in het bezit is van de nationaliteit van een lidstaat en werkzaam is bij een overheid in een andere lidstaat een belastingvoordeel te verlenen. Het is aan de lidstaten om dit nader uit te werken.”

Op 1 januari 2008 verliep de implementatietermijn terwijl België de richtlijn nog niet had geïmplementeerd. Kan Etienne artikel 2 van de richtlijn inroepen bij de Belgische rechter om zijn werkgever te dwingen hem een belastingvoordeel te verschaffen?

  1. Ja, Etienne werkt voor de Belgische overheid en kan zich daarom beroepen op de gehele richtlijn.
  2. Nee, de bepaling van de richtlijn is niet voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk.
  3. Nee, Etienne kan voor een niet-geïmplementeerde richtlijn alleen bij het Hof van Justitie van de Europese Unie terecht.
  4. Ja, richtlijnen zijn gericht tot particulieren, die zich daar, mits de implementatietermijn is verstreken, op kunnen beroepen.

Vraag 18

Welke van de onderstaande uitspraken over staatsaansprakelijkheid wegens schending van EU-recht is juist?

  1. Het beginsel van staatsaansprakelijkheid wegens schending van EU-recht is door het Hof van Justitie van de Europese Unie geïntroduceerd in Simmenthal.
  2. Alleen het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd staatsaansprakelijkheid vast te stellen.
  3. Het niet omzetten van een richtlijn binnen de voorgeschreven termijn kan een voldoende gekwalificeerde schending van EU-recht opleveren.
  4. Alleen de Europese Commissie kan een zaak tegen een lidstaat aanspannen wegens staatsaansprakelijkheid.

Vraag 19

Evert-Jan heeft een bloeiend bedrijf in tulpenbollen. Aangezien zijn bedrijf steeds groter is geworden, moet hij op zoek naar een grotere afzetmarkt. Na een aantal verkennende gesprekken besluit hij zich ook te richten op de Deense markt. Wanneer hij de afspraken vast wil leggen en het papierwerk wil regelen loopt hij aan tegen het feit dat Denemarken de richtlijn inzake de vrije handel in bloembollen onjuist heeft omgezet terwijl de omzettingstermijn is verstreken. Wat kan Evert-Jan doen?

  1. Hij kan naar het Hof van Justitie van de Europese Unie om Denemarken aan te klagen wegens de onjuiste omzetting van de richtlijn.
  2. Hij kan bij de Europese Commissie een klacht indienen tegen Denemarken. De Europese Commissie moet dan een officiële zaak starten.
  3. Hij kan naar de Nederlandse rechter met een beroep op onjuiste omzetting van de richtlijn.
  4. Hij kan naar de Deense rechter met een beroep op onjuiste omzetting van de richtlijn.

Vraag 20

Onlangs heeft de Europese Unie aan tien luchtvaartmaatschappijen een megaboete opgelegd van in totaal bijna 800 miljoen euro wegens kartelvorming. Kunnen de luchtvaartmaatschappijen het besluit aanvechten bij het Hof van Justitie van de Europese Unie?

  1. Nee, het kartelverbod vloeit voort uit het Verdrag en primair recht kan niet bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aangevochten worden.
  2. Nee, ondernemingen kunnen alleen beroep instellen tegen wetgevingshandelingen die uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengen.
  3. Nee, ondernemingen kunnen een beroep instellen bij de nationale rechter.
  4. Ja, de ondernemingen kunnen bij het Hof van Justitie van de Europese Unie beroep instellen tegen het besluit.

Vraag 21

Lees onderstaande stellingen.

Stelling I: Op grond van het subsidiariteitsbeginsel kan de Europese Unie slechts optreden op gebieden waarin het bevoegdheid heeft.

Stelling II: In het Simmenthal-arrest bepaalde het Hof van Justitie van de Europese Unie dat de nationale rechter nationale wetgeving die in strijd is met EU-recht buiten toepassing moet laten, ook als het nationale recht van later datum is.

Welk van onderstaande stelling(en) is (of zijn) juist?

  1. Stelling I is juist; stelling II is onjuist.
  2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 22

De Europese Unie is niet van een op de andere dag ontstaan en vele verdragen liggen ten grondslag aan het verdrag dat we nu hanteren. Zet onderstaande verdragen in chronologische volgorde. Begin met het oudste verdrag en eindig met het verdrag dat als laatste gesloten is.

  1. Verdrag van Rome, Verdrag van Maastricht, Verdrag van Amsterdam, Verdrag van Lissabon
  2. Verdrag van Maastricht, Verdrag van Barcelona, Verdrag van Amsterdam, Verdrag van Lissabon.
  3. Verdrag van Amsterdam, Verdrag van Rome, Verdrag van Maastricht, Verdrag van Lissabon.
  4. Verdrag van Rome, Verdrag van Lissabon, Verdrag van Amsterdam, Verdrag van Maastricht.

Antwoordindicatie

  1. C

  2. D

  3. D

  4. B

  5. D

  6. B

  7. C

  8. C

  9. A

  10. C

  11. D

  12. A

  13. D

  14. B

  15. C

  16. B

  17. B

  18. C

  19. D

  20. D

  21. B

  22. A

Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Join World Supporter
Join World Supporter
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer