Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2012 (2)


Vragen

Vraag 1

China is momenteel geen partij bij het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke rechten (IVPBR). Stel dat China besluit toe te treden tot het IVBPR en het bijhorende Facultatief Protocol. Welk alternatief is juist?

  1. China moet het IVBPR implementeren in de nationale rechtsorde. Het Mensenrechtencomité kan door middel van onaangekondigde inspecties controleren of China het IVBPR naleeft.
  2. China moet het IVBPR implementeren in de nationale rechtsorde. Het Mensenrechtencomité controleert door middel van de Universal Periodic Review of China het IVBPR naleeft.
  3. China moet het IVBPR implementeren in de nationale rechtsorde. Als China dit niet doet kan het Mensenrechtencomité economische sancties instellen.
  4. China moet het IVBPR implementeren in de nationale rechtsorde. Als China dit niet doet kunnen individuen een klacht indienen bij het Mensenrechtencomité.

Vraag 2

Artikel 34 en 35 EVRM bevatten de ontvankelijkheidseisen voor een klacht bij het EHRM. In welk van de onderstaande situaties is de klacht sowieso niet-ontvankelijk?

  1. De nationale rechtsmiddelen zijn niet uitgeput, maar er kan sterk getwijfeld worden aan de onafhankelijkheid van het nationale rechtssysteem.
  2. De klacht is reeds eerder behandeld door het IVBPR. Op grond van nieuwe feiten is de klacht nu ook ingediend bij het EHRM.
  3. Jan Gevaar zit al enkele jaren in hechtenis. In de gevangenis wordt hij gediscrimineerd. Na uitputting van de nationale rechtsmiddelen dient hij daarom een klacht in onder de naam ‘prison boy’.
  4. Een groep Scientology-gelovigen uit een klein Brabants dorpje dient een aanklacht in na uitputting van de nationale rechtsmiddelen, omdat de groep geen publieke bijeenkomsten mag organiseren.

Vraag 3

Een pilootarrest is een arrest waarin …

  1. … het mensenrechtencomité een schending van een positieve verplichting om personeel te beschermen tegen discriminatie vaststelt op basis van art. 26 IVBPR.
  2. … het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een afwijking van de vrije keuze over de middelen van rechtsherstel door een veroordeelde lidstaat toelaat.
  3. … het Internationaal Gerechtshof vaststelt dat er sprake is van een schending van een onder hoofdstuk VI VN-Handvest afgekondigde no-fly zone.
  4. … het Europees Hof voor de Rechten van de Mens oordeelt dat een systematisch falen van de rechtbanken om te voorzien in een uitspraak binnen redelijke termijn een schending van artikel 6 EVRM is.

Vraag 4

Welke van de volgende stellingen is juist?

  1. Zowel het EVRM als het IVBPR hebben een individuele klachtenprocedure waar een bindende uitspraak uit volgt.
  2. Alleen het IVBPR heeft een individuele klachtenprocedure waar een bindende uitspraak uit volgt.
  3. Alleen het EVRM heeft een individuele klachtenprocedure waar een bindende uitspraak uit volgt.
  4. Geen van beide hebben een individuele klachtenprocedure waar een bindende uitspraak uit volgt.

Vraag 5

Tijdens de ‘Empty-chair Crisis’ …

  1. ... weigerde Duitsland aan de zittingen van de Raad van Ministers deel te nemen.
  2. ... weigerde het Verenigd Koninkrijk aan de zittingen van de Raad van Ministers deel te nemen.
  3. ... weigerde Nederland aan de zittingen van de Raad van Ministers deel te nemen.
  4. ... weigerde Frankrijk aan de zittingen van de Raad van Ministers deel te nemen.

Vraag 6

Met het Verdrag van Maastricht werd de juridische grondslag gelegd voor …

  1. … een muntunie tussen de lidstaten.
  2. … een individueel klachtrecht voor het Hof van Justitie van de EU.
  3. … het Luxemburg akkoord.
  4. … de Europese Economische Gemeenschappen.

Vraag 7

In het Bierarrest heeft het Hof van Justitie van de EU besloten dat …

  1. … Duitsland niet langer mag vasthouden aan het Reinheitsgebot voor de productie van binnenlands bier.
  2. … Nederlands bier niet aan de hoge Duitse kwaliteitseisen voldoet.
  3. … bier als onderdeel van de Duitse identiteit niet onder Unierecht zou vallen.
  4. … het Duitse Reinheitsgebot het vrije verkeer van goederen in de EU belemmerde.

Vraag 8

Kijk naar de volgende twee stellingen:

Stelling I: In het Van Gend en Loos arrest heeft het Hof van Justitie bepaald dat het recht van de EEG (nu EU) voorrang heeft boven het recht van de lidstaten.

Stelling II: In het Costa v ENEL arrest heeft het Hof van Justitie beslist dat bepalingen van het EEG (nu EU) verdrag rechtstreekse werking in de nationale rechtsorde kunnen hebben.

  1. Stelling I is juist, stelling II is niet juist.
  2. Stelling I is niet juist, stelling II is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn niet juist.

Vraag 9

Kijk naar de volgende twee stellingen:

Stelling I: Het attributiebeginsel begrenst de rechtsmacht van de EU.

Stelling II: Het subsidiariteitsbeginsel begrenst de rechtsmacht van de lidstaten.

  1. Stelling I is juist, stelling II is niet juist.
  2. Stelling I is niet juist, stelling II is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn niet juist

Vraag 10

De EU Commissie wil een wetsvoorstel maken waarmee ze regels betreffende de landbouw van maïs wil harmoniseren. Welke rechtsbasis en welke wetgevingsprocedure zal moeten worden gebruikt?

  1. Artikelen 38 en 294 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
  2. Artikelen 43 en 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
  3. Artikel 294 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
  4. Artikelen 43 en 294 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Vraag 11

Het Europees Parlement vertegenwoordigt:

  1. De lidstaten van de Europese Unie.
  2. De burgers van de Europese Unie.
  3. De lidstaten van de Raad van Europa.
  4. De Europese Raad.

Vraag 12

Kijk naar de volgende stellingen:

Stelling I: De Raad van Europa is het hoogste politieke orgaan in de EU.

Stelling II: Het Hof van Justitie van de EU kan in een prejudiciële procedure zowel het primaire gemeenschapsrecht als het secundaire gemeenschapsrecht uitleggen.

  1. Stelling I is juist, stelling II is niet juist.
  2. Stelling I is niet juist, stelling II is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn niet juist.

Vraag 13

Welke van de onderstaande beweringen is niet juist?

  1. Mark Rutte is lid van de Europese Raad.
  2. Barones Ashton is voorzitter van de Raad Buitenlandse Zaken.
  3. Jean-Claude Juncker is lid van de Raad van Europa.
  4. Ban Ki-moon is secretaris-generaal van de VN.

Vraag 14

De Europese Commissie is verantwoording verschuldigd aan:

  1. Het Europees Parlement.
  2. De Raad (van ministers) van de EU.
  3. De lidstaten.
  4. De Europese Raad.

Vraag 15

Kan het Europees Parlement een individueel Commissielid uit zijn functie ontheffen?

  1. Ja. Het EU Parlement kan een motie van afkeuring aannemen tegen een individueel commissielid.
  2. Ja. Het EU Parlement kan weigeren om goedkeuring te verlenen aan het budget voor de uitoefening van de bevoegdheden van een commissielid.
  3. Nee. Het EU Parlement kan wel een motie van afkeuring tegen de hele Commissie aannemen; bij aanneming moet de hele commissie ontslag nemen.
  4. Nee. Alleen het Hof van Justitie van de EU kan de hele Commissie dwingen om op te stappen.

Vraag 16

De Nederlandse regering heeft besloten dat de maximumsnelheid op een aantal snelwegen kan worden verhoogd van 120 naar 130 km/u. Milieuorganisaties zijn echter bezorgd dat deze verhoging zal zorgen voor meer uitstoot van schadelijke stoffen en tot meer milieuvervuiling zal leiden. De Europese Unie heeft verschillende richtlijnen aangenomen waarin strenge eisen zijn opgenomen betreffende de luchtkwaliteit in de EU landen. Hierover de volgende twee vragen.

Welke stelling over de verhouding tussen de regelgevende bevoegdheden van Nederland en de Europese Unie is juist?

  1. Omdat Europese richtlijnen moeten worden omgezet in nationale wetgeving hoeft Nederland bij de verhoging van de maximumsnelheid geen rekening te houden met de richtlijnen betreffende de luchtkwaliteit.
  2. Omdat het stellen van snelheidsgrenzen niet tot de competenties van de Europese Unie behoort, hoeft Nederland bij de verhoging van de maximumsnelheid geen rekening te houden met de richtlijnen betreffende de luchtkwaliteit.
  3. Omdat bescherming van het milieu valt onder de ‘gedeelde bevoegdheden’, mag Nederland alleen de maximumsnelheid verhogen als de EU daartoe een machtiging heeft afgegeven.
  4. Ondanks het feit dat het stellen van snelheidsgrenzen niet tot de competenties van de Europese Unie behoort, moet Nederland ervoor zorgen dat de richtlijnen betreffende de luchtkwaliteit niet worden geschonden door nationale wetgeving.

Vraag 17

Welke stelling over de toetsing van nationaal recht aan EU-recht is juist?

  1. Indien de milieuorganisaties twijfelen of de snelheidsverhoging in overeenstemming is met de EU Richtlijnen kunnen zij direct een prejudiciële vraag stellen aan het Hof van Justitie van de EU.
  2. Indien de Europese Commissie van mening is dat de snelheidsverhoging strijdig is met de Europese Richtlijnen kan ze direct een prejudiciële vraag stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.
  3. Indien België van mening is dat de snelheidsverhoging strijdig is met de Europese Richtlijnen kan België een procedure aanspannen tegen Nederland bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.
  4. Indien België van mening is dat de snelheidsverhoging strijdig is met de Europese Richtlijnen kan België direct een procedure aanspannen tegen Nederland bij het Internationaal Gerechtshof.

Vraag 18

In het Francovich arrest noemt het Hof van Justitie voorwaarden met betrekking tot de aansprakelijkheid van lidstaten voor schade geleden door particulieren als gevolg van het nalaten van de staat om een Europese richtlijn correct te implementeren. Welke van de volgende voorwaarden wordt in het arrest niet genoemd?

  1. De richtlijn moet voorzien in de toekenning van rechten aan particulieren.
  2. Er moet een causaal verband zijn tussen de schending en de geleden schade.
  3. De particulier moet een klacht indienen bij het Hof van Justitie van de EU.
  4. De inhoud van de aan de particulier toegekende rechten kan worden vastgesteld op basis van de bepalingen van de richtlijn zelf.

Vraag 19

Indien een rechtsgrondslag stelt dat wetgeving op basis van de gewone wetgevingsprocedure tot stand dient te komen, hoe verloopt deze procedure dan?

  1. De Europese Commissie dient een voorstel in en zowel de Raad van Ministers en het Europese Parlement moeten hierover stemmen.
  2. Het Europese Parlement dient een voorstel in en de Europese Commissie en de Raad van Ministers moeten hierover stemmen.
  3. De Raad van Ministers dient een voorstel in en de Europese Commissie en het Europese Parlement moeten hierover stemmen
  4. De Europese Commissie dient een voorstel in en de Europese Raad en het Europese Parlement moeten hierover stemmen.

Vraag 20

Een nieuwe richtlijn vraagt alle lidstaten om voor 1 december 2011 regelgeving in te voeren zodat verzekeraars niet langer op basis van geslacht verschillende premies voor mannen en vrouwen kunnen berekenen. Nederland heeft de richtlijn niet omgezet. Op 1 januari koopt Erin haar eerste autootje en ziet ze dat ze meer moet betalen voor een autoverzekering dan haar vriendje. Dat vindt zij natuurlijk niet leuk. Ze maakt een lijstje op van vier opties om hieraan iets te doen. Welke van de volgende opties is niet mogelijk?

  1. Erin kan de Europese Commissie vragen om op basis van artikel 258 VWEU een procedure tegen Nederland te beginnen.
  2. Erin kan tegen de verzekeringsmaatschappij een procedure voor de Nederlandse rechter starten en de nationale rechter vragen een prejudiciële vraag te stellen over de toepassing van EU recht.
  3. Erin kan op basis van het Francovich arrest een schadevergoeding eisen van Nederland.
  4. Erin kan op basis van artikel 263 VWEU Nederland laten veroordelen voor het Hof van Justitie aangezien ze een direct belang heeft dat geraakt is door de richtlijn.

Vraag 21

Het verschil tussen een richtlijn en een verordening in EU-recht is dat:

  1. Een richtlijn algemene strekking heeft, terwijl een verordening alleen de staat bindt.
  2. Bij een verordening de lidstaten een zogenaamde ‘omzettingsplicht’ hebben, terwijl deze niet geldt voor een richtlijn.
  3. Een verordening algemene strekking heeft, terwijl een richtlijn zich richt tot de lidstaten.
  4. Een richtlijn zich alleen richt tot de EU instellingen, terwijl een verordening zich alleen richt tot burgers van de Unie.

Casus

Tom en Jerry zijn importeurs van Schotse whisky in Leiden. Ze maken al jaren behoorlijke winst met de verkoop van Schotse whisky tijdens de jaarlijkse 3 Oktober Feesten. Om de Feesten een meer milieuvriendelijk en nationaal profiel te geven wordt in nationale wetgeving bepaald dat op alle 3 Oktober Feesten alleen producten uit de regio voor consumptie verkocht mogen worden. Dat sluit whisky uit het verre Schotland uit.

Tom en Jerry vrezen dat ze een groot deel van hun inkomen zullen verliezen.

U mag ervan uitgaan dat de import en verkoop van whisky in Leiden tijdens de 3 Oktober Feesten op grond van EU recht is toegestaan en dat iedere belemmering van het vrije verkeer van goederen (whisky) is verboden. Deze EU regels zijn voldoende duidelijk en onvoorwaardelijk.

U bent advocaat en Tom en Jerry vragen u om advies.

A (5 punten). Geef aan waarom Tom en Jerry zich op EU recht kunnen beroepen, hoe EU recht in de nationale rechtsorde doorwerkt en wat er met nationaal recht dat in strijd is met EU recht moet gebeuren. Betrek bij u antwoord de relevante arresten die u voor dit vak heeft bestudeerd.

B (5 punten). Stel dat het verbod om in Leiden Schotse whisky te verkopen voortvloeit uit een multilateraal verdrag waar Nederland partij bij is. Dit verdrag bepaalt dat, met het oog op duurzame ontwikkeling, de afstand tussen de plaats van productie van alcoholhoudende dranken en de plaats van verkoop aan de consument niet groter mag zijn dan 500 km.

Hoe verhoudt deze verdragsbepaling zich tot eventuele wettelijke voorschriften van Nederlands recht?

Antwoordindicatie

  1. D

  2. C

  3. B

  4. C

  5. D

  6. A

  7. D

  8. D

  9. A

  10. D

  11. B

  12. B

  13. C

  14. A

  15. C

  16. D

  17. C

  18. C

  19. A

  20. D

  21. C

Antwoordmodel voor onderdeel Casus ontbreekt

Join World Supporter
Join World Supporter
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.