Inleiding Europees Recht - UL - B1 - Oefententamen 2012 (1)


Vragen

Vraag 1

Welk recht kwalificeert niet als een burgerlijk en politiek recht:

  1. Recht op leven.
  2. Recht op werk.
  3. Recht op vrijheid van meningsuiting.
  4. Recht op een eerlijk proces.

Vraag 2

De klacht van Verlinden tegen het Koninkrijk der Nederlanden (Verlinden v. Netherlands; Communication No. 1187/2002) werd door het Mensenrechtencomité niet-ontvankelijk verklaard omdat:

  1. Verlinden de nationale rechtsmiddelen niet had uitgeput.
  2. Verlinden onvoldoende duidelijk had gemaakt dat hij zelf slachtoffer was van de schending van art. 14 IVBPR.
  3. De klacht tegelijkertijd behandeld werd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
  4. De klacht niet op naam was gesteld.

Vraag 3

Welke rol spelen Nederlandse rechtbanken in de handhaving van internationale mensenrechten?

  1. Nederlandse rechtbanken hebben exclusieve rechtsmacht. De mensenrechtenverdragen waar Nederland partij bij is worden alléén door Nederlandse rechters gehandhaafd.
  2. Nederlandse rechtbanken spelen een belangrijke rol. Als er sprake is van een verdragsbepaling die naar inhoud een ieder kan verbinden, kan een Nederlandse rechter toetsen of er sprake is van een schending van mensenrechten.
  3. Nederlandse rechtbanken spelen een belangrijke rol. Hoewel zij formeel alleen kunnen toetsen aan de grondrechten die zijn opgenomen in de Nederlandse Grondwet zullen zij deze interpreteren in het licht van bestaande mensenrechtenverdragen.
  4. Nederlandse rechtbanken spelen géén rol. De vraag of er sprake is van een schending van internationale mensenrechten kan alleen door internationale hoven en mensenrechtencomités worden beoordeeld.

Vraag 4

Kijk naar de onderstaande stellingen:

Stelling I: Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens doet slechts uitspraak in zaken tussen particulieren onderling en particulieren tegen lidstaten.
Stelling II: De interpretatie van de bepalingen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens hangt altijd af van de bedoeling van de verdragsluitende staten.

  1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
  2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 5

Kunnen alle rechten van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens ingeperkt worden?

  1. Ja, alle rechten kunnen ingeperkt worden op basis van de algemene beperkingsclausule in artikel 53 EVRM.
  2. Ja, alle rechten kunnen ingeperkt worden zolang de inperking maar proportioneel is.
  3. Nee, enkel de rechten in de artikelen 8-11 EVRM kunnen ingeperkt worden.
  4. Nee, er zijn bepaalde rechten die nooit ingeperkt kunnen worden.

Vraag 6

In zijn verklaring gaf de toenmalige Minister van buitenlandse zaken van Frankrijk Schuman in 1950 een visie van een verenigd Europa. Hij zei dat ...

  1. ... Europa een federale staat moest worden, een Verenigde Staten van Europa.
  2. ... Europa stapsgewijs zou verenigen met als uitgangspunt een feitelijke solidariteit tussen de lidstaten.
  3. ... een verenigd Europa met een groot oprichtingsverdrag in één grote stap moest worden bewerkstelligd.
  4. ... Het Verenigd Koninkrijk nooit lid van de EU zou mogen worden.

Vraag 7

Welk alternatief wordt volgens het EU Verdrag niet beschouwd als een van de basiswaarden van de Europese Unie?

  1. Democratie.
  2. Eenheid.
  3. Vrijheid.
  4. Gelijkheid.

Vraag 8

Welk van de volgende stellingen is niet juist?

  1. Met de arresten Van Gend en Loos en Costa v ENEL heeft het Hof van Justitie van de EU de basis gelegd om de ‘motor van Europese integratie’ te worden.
  2. Met het Luxemburg akkoord kwam een eind aan de ‘empty chair crisis’.
  3. Sinds het begin van Europese integratie is Europees burgerschap opgenomen in de verdragen.
  4. Verdragswijzigingen betreffende besluitvormingsprocedures waren nodig om de uitbreiding van het aantal lidstaten van de EU te faciliteren.

Vraag 9

Welk van de volgende stellingen is niet juist?

  1. De huidige voorzitter van de Europese Raad is Herman Van Rompuy.
  2. De Europese Raad heeft samen met het Europees Parlement een wetgevingstaak.
  3. De Raad van Europa is geen onderdeel van de Europese Unie.
  4. De Raad van de Ministers is onderdeel van de wetgevende macht van de Europese Unie.

Vraag 10

De huidige opvolger van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) en van de Europese Economische Gemeenschap is:

  1. De Raad van Europa.
  2. De Europese Unie.
  3. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
  4. Het Hof van Justitie van de EU.

Vraag 11

In Van Gend en Loos bepaalde het Hof van Justitie van de EU dat artikel 12 van het Verdrag tot Oprichting van de Europese Economische Gemeenschap rechtstreekse werking heeft. Wat wordt hiermee bedoeld?

  1. Particulieren kunnen aan dat artikel direct rechten ontlenen in de nationale rechtsorde.
  2. Burgers kunnen bij schending van dat artikel direct naar het Hof van Justitie van de EU.
  3. Bij een schending van dat artikel kunnen burgers via een directe procedure schadevergoeding ontvangen.
  4. Het Hof van Justitie van de EU stelde dat het artikel op grond van art. 93 van de Nederlandse Grondwet rechtstreekse werking heeft.

Vraag 12

Welk van de onderstaande stellingen is juist?

  1. De Hoge Raad besloot in het Nyugat arrest dat regels van internationaal gewoonterecht steeds voorrang hebben op Nederlands recht op basis van artikel 94 Grondwet.
  2. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens heeft rechtstreekse werking in de Nederlandse rechtsorde op basis van het arrest Van Gend en Loos.
  3. Op basis van het arrest Costa v ENEL heeft EU-recht voorrang zowel op reeds bestaande als nieuwe nationale wetgeving.
  4. De primaire criteria voor doorwerking en voorrang van EU-recht in de Nederlandse rechtsorde vloeien allen voort uit artikelen 93 en 94 Grondwet.

Vraag 13

Leids gemeenteraadslid Henk de Uitsmijter vindt het niet leuk om te zien dat er zo veel mensen uit de Oost-Europese lidstaten in Leiden komen werken en de Nederlandse bevolking belemmeren. Bijzonder erg vindt hij dat deze mensen zo veel parkeeroverlast veroorzaken. Hij stelt voor geen parkeervergunningen meer te verlenen aan Oost-Europeanen. Dit gaat voor enkele andere gemeenteraadsleden te ver, als alternatief wordt voorgesteld dat Oost-Europeanen het dubbele tarief voor een vergunning zouden moeten betalen. Stel dat de gemeenteraad dit voorstel aanneemt. Welke van de opties is correct?

  1. De bepalingen mogen niet worden toegepast omdat zowel het primaire als ook het secundaire EU-recht voorrang heeft op nationaal recht.
  2. De bepalingen mogen niet worden toegepast omdat het gehele EU-recht als beginsel van behoorlijk bestuur altijd van toepassing is en altijd voorrang heeft boven nationale wetten.
  3. De bepalingen mogen worden toegepast mits ze in overeenstemming zijn met secundair EU-recht, aangezien enkel het secundaire EU-recht voorrang heeft op nationaal recht.
  4. De bepalingen mogen worden toegepast omdat er geen sprake is van een conflict met het VEU. Er is wel een conflict met het Werkingsverdrag, maar het VWEU heeft geen voorrang op nationaal recht.

Vraag 14

In het arrest Costa v ENEL heeft het Hof van Justitie van de EU een belangrijke rechtsregel bepaald met betrekking tot:

  1. Het attributiebeginsel.
  2. Het beginsel van directe werking.
  3. Het voorrangsbeginsel.
  4. Het beginsel van subsidiariteit.

Vraag 15

Hoe herken je een rechtsbasis in het Werkingsverdrag EU (VWEU)?

  1. Elke rechtsbasis is apart in een hoofdstuk van het Verdrag te vinden.
  2. Een rechtsbasis geeft altijd een wetgevingsprocedure aan die gevolgd moet worden.
  3. In een rechtsbasis-artikel zijn altijd de woorden ‘recht’ en ‘basis’ te vinden.
  4. Een rechtsbasis geeft aan of de EU competent is om een bepaald voorwerp te reguleren.

Vraag 16

Welke rechtshandeling (verordening, richtlijn, besluit etc.) moeten de EU-instellingen gebruiken bij het maken van nieuwe wetgeving als er daarover niets specifiek is vastgesteld in het EU-Verdrag of Werkingsverdrag EU (VWEU)?

  1. De instellingen hebben dan een vrije keuze rekening houdend met evenredigheid en subsidiariteit.
  2. Als er niets specifiek staat in de verdragen wordt altijd eerst aan de lidstaten gevraagd welke maatregel de voorkeur heeft.
  3. De EU-instellingen moeten dan steeds kiezen voor een richtlijn met een brede beoordelingsruimte voor de lidstaten.
  4. De EU-instellingen moeten dan steeds kiezen voor een verordening, omdat dit een administratief karakter heeft.

Vraag 17

Wat houdt de vertrouwensrelatie tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie in?

  1. Het Europees Parlement kan individuele leden van de Europese Commissie (de Eurocommissarissen) naar huis sturen.
  2. Het Europees Parlement kan de Europese Commissie als geheel naar huis sturen.
  3. De Europese Commissie kan het Europees Parlement ontbinden, waarna er nieuwe verkiezingen zullen plaatsvinden.
  4. Er bestaat geen vertrouwensrelatie tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie, alleen tussen de Europese Raad en de Europese Commissie.

Vraag 18

Kan de nationale rechter een regel van Europees recht ongeldig verklaren?

  1. Ja, op basis van artikel 94 Grondwet kan dit indien er sprake is van een schending van de Grondwet.
  2. Ja, indien er sprake is van een schending van de primaire bronnen van het Unierecht.
  3. Nee, de nationale rechter kan het Europees recht enkel buiten toepassing laten.
  4. Nee, de nationale rechter kan slecht een prejudiciële vraag stellen aan het Hof over de geldigheid van een Europese rechtsregel.

Vraag 19

Kijk naar de volgende stellingen:

Stelling I: Het belang van de burgers van de EU wordt vertegenwoordigd in de Raad van Ministers.

Stelling II: Het belang van de lidstaten wordt vertegenwoordigd door de Commissarissen in de Europese Commissie, elk afkomstig uit een andere lidstaat.

  1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
  2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 20

Welke van de volgende taken is geen taak van de Europese Commissie?

  1. Het initiëren van EU-wetgeving.
  2. Het aannemen van EU-wetgeving.
  3. De handhaving van EU-mededingingsrecht.
  4. Het toezicht op toepassing en naleving van het EU-recht.

Vraag 21

De Plaumann zaak heeft met betrekking tot de ‘beroep tot nietigverklaring’ procedure in het Werkingsverdrag EU (VWEU) besloten dat ...

  1. ... particulieren slechts in heel uitzonderlijke gevallen aan de voorwaarden voor ‘beroep tot nietigverklaring’ procedure in het VWEU voldoen.
  2. ... particulieren altijd toegang tot het Hof van Justitie van de EU zullen hebben.
  3. ... het Hof van Justitie van de EU geen uitspraken mag doen over zaken aangespannen door particulieren.
  4. ... het Hof alleen uitspraak mag doen in zaken die aangespannen zijn door de instellingen van de EU.

Vraag 22

Lees de casus en beantwoord de volgende twee vragen (22 en 23):

De Europese Unie wil graag het wegverkeer veiliger maken. Daarom wil de Europese Unie regels invoeren die alle Europese vrachtwagenchauffeurs verplichten om elke vijf jaar een oogtest te ondergaan zodat vastgesteld kan worden of zij een bril nodig hebben.

Mag de Europese Unie op het vlak van vervoer dit soort regels maken of moet ze dit overlaten aan de lidstaten?

  1. a. De Europese Unie moet het maken van dit soort regels overlaten aan de lidstaten want de EU heeft geen bevoegdheid op dit vlak.
  2. b. De EU heeft hierover een uitsluitende bevoegdheid: alleen de EU mag hierover – zonder tussenkomst van de lidstaten – regels maken.
  3. c. De lidstaten mogen enkel nog regels maken voor zover de EU het nog niet geregeld heeft.
  4. d. De lidstaten moeten hun regels over vervoer, in dit geval oogtesten voor vrachtwagenchauffeurs, op elkaar afstemmen en de EU mag enkel regels maken over hoe die regels op elkaar afgestemd moeten worden.

Vraag 23

Stel nu dat de Europese Unie op dit vlak regels mag maken. Welke procedure moet hiervoor gevolgd worden?

  1. De regeling moet met eenparigheid van stemmen door de Raad worden aangenomen.
  2. De gewone wetgevingsprocedure moet worden gevolgd op basis van artikel 114 Werkingsverdrag EU (VWEU).
  3. De gewone wetgevingsprocedure moet worden gevolgd op basis van artikel 91 VWEU.
  4. Er moet een bijzondere wetgevingsprocedure worden gevolgd waarbij het Europees Parlement enkel een raadgevende stem heeft.

Antwoordindicatie

  1. B

  2. B

  3. B

  4. D

  5. D

  6. B

  7. B

  8. C

  9. B

  10. B

  11. A

  12. C

  13. A

  14. C

  15. B

  16. A

  17. B

  18. D

  19. D

  20. B

  21. A

  22. C

  23. C

Join World Supporter
Join World Supporter
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.