Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen oktober 2015


Vragen

Vraag 1a

Een grote bank genaamd Bonk heeft een contract gesloten met softwareontwikkelaar Slok voor de levering van een nieuw computerprogramma. Bonk heeft de overeengekomen prijs van € 8 miljoen vooruit betaald.

Bonk verwacht met het nieuwe computerprogramma aanzienlijk goedkoper te kunnen werken. De brutowinst zal daardoor toenemen met € 12 miljoen. In dat bedrag is de aanschafprijs van het nieuwe computerprogramma echter nog niet meegenomen. Ook niet meegenomen zijn de kosten van de voorbereidingsinvestering van € 1 miljoen; voorafgaand aan de ingebruikneming van het programma moeten namelijk alle PC’s vervangen worden. Bonk wacht met deze voorbereidingsinvestering totdat het nieuwe programma daadwerkelijk beschikbaar is.

Bij het sluiten van het contract heeft Slok de ontwikkelingskosten van het nieuwe computerprogramma geschat op € 7 miljoen. Omdat eerst nog een andere opdracht moest worden afgemaakt, neemt Slok de opdracht van Bonk pas na enige tijd ter hand. Als dat moment is aangebroken, komt Slok tot de conclusie dat de opdracht aanzienlijk ingewikkelder is dan eerder gedacht. De ontwikkelingskosten zullen niet uitkomen op € 7, maar op € 9 miljoen. Slok vraagt zich af of nakoming van het contract nog wel zinvol is.

In het contract is overeengekomen dat Bonk bij niet-nakoming recht heeft op restitutie. De transactiekosten zijn zo hoog zijn, dat ze heronderhandeling uitsluiten.

Zal Slok het contract nakomen of niet? Is die uitkomst efficiënt?

Vraag 1b

In hoeverre veranderen de antwoorden onder a. als de transactiekosten verwaarloosbaar klein zouden zijn?

Stel dat de partijen in het contract niet zouden hebben geopteerd voor restitutie bij niet-nakoming, maar voor schadevergoeding op basis van het positieve contractbelang.

Vraag 1c

Zou Bonk in dat geval ook hebben gewacht met de voorbereidingsinvestering?

Vraag 1d

Uitgaande van het antwoord onder c., zou SlokSlok het contract nakomen of niet? Is die uitkomst efficiënt?

Vraag 2a

Een land heeft 2 miljoen woningen, die door hun specifieke ligging verschillen wat betreft het inbraakrisico. Op basis van postcode en huisnummer kunnen twee even grote groepen worden onderscheiden: voor de woningen in groep 1 is het inbraakrisico 20%, voor de woningen in groep 2 is het inbraakrisico 40%.

Overigens zijn de woningen in de twee groepen volstrekt vergelijkbaar. Per woning verdienen de bewoners € 30.000 per jaar. Als er in een woning wordt ingebroken, bedraagt de schade €  20.000. De nutsfunctie, die aangeeft welk nut de bewoners ontlenen aan het beschikbare inkomen, is voor elke woning gelijk en wordt gegeven door figuur 2. Zie Bijlage 2

Er zijn tal van particuliere verzekeringsmaatschappijen die verzekeringen aanbieden om het risico van woninginbraak te dekken. De uitvoeringskosten per polis bedragen € 1.000. De verzekeringsmarkt wordt gekenmerkt door volledige mededinging en verkeert in een lange termijn evenwicht.

Hoe hoog is de premie die de bewoners van de twee onderscheiden groepen woningen maximaal voor een verzekering tegen woninginbraak willen betalen?

Vraag 2b

Welke premie brengen de verzekeringsmaatschappijen aan de onderscheiden groepen in rekening? Wie verzekert zich?

In de politiek wordt scheef aangekeken tegen de ontstane situatie. Het wordt niet passend geacht dat burgers puur op basis van postcode en huisnummer verschillende premies voor een inbraakverzekering zouden moeten betalen.

Vraag 2c

Stel dat de overheid de verzekeringsmaatschappijen zou verbieden om puur op basis van postcode en huisnummer premiedifferentiatie toe te passen. Wie zullen dan uiteindelijk een inbraakverzekering afsluiten?

Vraag 2d

Levert die ingreep van de overheid een verbetering van de maatschappelijke welvaart op? Wat betekent de ingreep voor de verdeling van die welvaart?

Vraag 3a

In een land leven 50 drugsdealers. Ze zijn allemaal rationeel en risiconeutraal. Ieder van hen heeft met de handel in drugs een aanzienlijk vermogen opgebouwd van € 2.000.000.

Iedere drugshandelaar is in de gelegenheid om met de productie en verkoop van drugs een persoonlijk gewin te realiseren van € 400.000 per jaar. Met die drugs brengt iedere handelaar een schade toe aan de volksgezondheid van € 300.000 per jaar.

De overheid is gebonden aan internationale verdragen en probeert de drugshandel aan te pakken. Dat is echter een arbeidsintensieve en dus dure aangelegenheid. De kosten van het realiseren van een pakkans bedragen € 250.000 per procent per jaar. De pakkans kan in stapjes van steeds 1% worden veranderd. De tenuitvoerlegging van gevangenisstraf kost de overheid € 400 per persoon per dag.

Vanwege de beperkte middelen heeft de overheid tot nu toe gekozen voor een beleid met een pakkans van 2% per jaar. Op de handel in drugs is een gevangenisstraf gezet van 250 dagen.

Gevangenisstraf betekent voor een drugshandelaar een aanzienlijk verlies aan welbevinden. Weliswaar kan hij ook vanuit de gevangenis zijn business blijven aansturen, zodat van inkomensderving geen sprake is. Maar hij kan natuurlijk niet voluit genieten van het opgebouwde vermogen. Al met al kan de waarde van een dag gevangenisstraf voor een drugshandelaar worden geraamd op € 800.

Wat zijn de consequenties voor de maatschappelijke welvaart als de overheid deze vorm van criminaliteit ongemoeid zou laten?

Vraag 3b

Welke gevolgen heeft de door de overheid gekozen aanpak voor de omvang van de drugshandel?

Vraag 3c

Leidt het door de overheid ontwikkelde criminaliteitsbeleid tot een maatschappelijke welvaartsverbetering ten opzichte van de situatie onder a.?

De overheid krijgt het advies het drugsbeleid te intensiveren. In dat verband wordt overwogen om een kaalpluk-regeling in te voeren. Die zou inhouden dat drugshandelaren die worden gepakt niet alleen een gevangenisstraf moeten uitzitten, maar ook te maken krijgen met een ontneming van het met drugshandel opgebouwde vermogen.

Vraag 3d

Ga na welke gevolgen die maatregel heeft voor de omvang van de drugshandel. In hoeverre verandert de maatschappelijke welvaart ten opzichte van de situatie onder c.?

Vraag 4a

Dader Arie A. kan door zijn handelen schade toebrengen aan slachtoffer Billy B. Billy B. van zijn kant heeft geen enkele invloed op het ontstaan van de schade.

De kans op schade is afhankelijk van de zorg die Arie A. bij zijn handelen betracht. Betracht Arie A. geen zorg, dan ontstaat er zeker schade. De kans op schade wordt kleiner, naarmate Arie A. meer zorg betracht. Wanneer Arie A. maximale zorg betracht, wordt de kans op schade zelfs tot nul teruggebracht. Als er schade ontstaat, is deze gelijk aan € 1.000.

Het verloop van de verwachte schade (S) wordt weergegeven in figuur 1. De figuur geeft ook het verloop van de kosten van zorg (K).Zie Bijlage 2

Bepaal het efficiënte zorgniveau.

Stel dat het geldende aansprakelijkheidsrecht ruimte laat voor interpretatie. Daardoor kan er in geval van schade discussie ontstaan over wie nu precies die schade dient te dragen. Om duidelijkheid te krijgen kunnen partijen hun geschil voorleggen aan de rechter. Billy B. stelt recht te hebben op schadevergoeding en denkt een kans van 60% te hebben op het winnen van een rechtszaak. Arie A. meent dat Billy B. de schade zelf dient te dragen en denkt een kans van 40% te hebben om een rechtszaak te winnen. De proceskosten bedragen € 250.

Vraag 4b

Kan Billy B., indien er sprake is van schade, geloofwaardig dreigen met het aanspannen van een rechtszaak tegen Arie A. Zo ja, komt het dan tot een schikking of een rechtszaak?

Vraag 4c

Gegeven uw antwoord onder b., welk zorgniveau zal Arie A. kiezen?

Critici van het geldende aansprakelijkheidsrecht stellen dat het uit oogpunt van efficiëntie goed zou zijn om de rechtspositie van het slachtoffer te versterken.

Vraag 4d

Is het inderdaad mogelijk om een maatschappelijke welvaartsverbetering te bereiken door het versterken van de rechtspositie van het slachtoffer? Zo ja, op welke wijze(n)? Licht uw antwoord nader toe.

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Bij nakoming is het resultaat:Zie Bijlage 2

en bij niet-nakoming:Zie Bijlage 2

Slok kiest voor niet-nakoming (0 > –1), maar dat is inefficiënt (0 < 2).

Vraag 1b

Als Slok kiest voor niet-nakoming en Bonk de contractprijs heeft teruggekregen, ligt de zaak weer open. Er is een wederzijds voordelige ruil mogelijk door alsnog te kiezen voor de ontwikkeling van het computerprogramma. Slok zal dan tenminste 9 willen ontvangen om uit de kosten te komen, Bonk zal maximaal 11 willen betalen om er zelf iets aan over te houden. (Of, als de contractprijs nog niet is terugbetaald: Bonk zal tenminste 1 moeten bijbetalen en is bereid tot maximaal 3 te gaan.) Conform het Coase-theorema komt alsnog de efficiënte uitkomst tot stand.

Vraag 1c

Nee, want dan zouden de investeringskosten in geval van niet-nakoming niet voor eigen rekening van Bonk zijn, maar worden vergoed door Slok. Bonk zou dus geen risico lopen. Bovendien is er een strategische reden om niet te wachten. Immers, door niet te wachten wordt de schadevergoeding bij niet-nakoming opgedreven, zodat de wederpartij minder snel geneigd zal zijn contractbreuk te plegen.

Vraag 1d

Bij nakoming verandert het resultaat niet:Zie Bijlage 2

Als Bonk niet wacht met de voorbereidingsinvestering is de schadevergoeding bij niet nakoming op grond van PCB gelijk aan 8 + 1 + 3 = 12. Het resultaat wordt dan: Zie Bijlage 2

S kiest nu voor nakoming (–1 > –4). Dat is efficiënt (2 > –1).

(Dat Bonk voortvarend aan de slag gaat met de voorbereidingen is hier geen probleem, lees: geen weggegooid geld, omdat het goed is dat de software toch beschikbaar komt.)

Vraag 2a

Groep 1: 20% kans op 20.000 schade, beschikbaar inkomen 10.000, nut 5 en 80% kans op geen schade, beschikbaar inkomen 30.000, nut 10. Verwacht nut is dus 0,2 x 5 + 0,8 x 10 = 9. Het zekere inkomen, Y*, is volgens de figuur 24.000. De premie die een huiseigenaar in deze groep maximaal wil betalen is dan Y – Y* = 30.000 - 24.000 = 6.000.

Groep 2: 40% kans op 20.000 schade, beschikbaar inkomen 10.000, nut 5 en 60% kans op geen schade, beschikbaar inkomen 30.000, nut 10. Verwacht nut is dus 0,4 x 5 + 0,6 x 10 = 8. Het zekere inkomen, Y*, is volgens de figuur 20.000. De premie die een huiseigenaar in deze groep maximaal wil betalen is dan Y – Y* = 30.000 - 20.000 = 10.000.

Vraag 2b

De kostendekkende premie voor elke groep is gelijk aan Sg + T, ofwel:

0,2 x 20.000 + 1.000 = 5.000 voor groep 1 en 0,4 x 20.000 + 1.000 = 9.000 voor groep 2. Bij deze premies verzekeren beide groepen zich.

Vraag 2c

Als de verzekeraars geen premiedifferentiatie mogen toepassen, zullen ze noodgedwongen aan iedereen de gemiddelde kostendekkende premie in rekening brengen. Die bedraagt 0,3 x 20.000 + 1.000 = 7.000.

Die premie is te hoog voor groep 1. Alleen groep 2 verzekert zich.

Maar dan blijkt de premie in tweede instantie niet hoog genoeg. Als alleen groep 2 zich verzekert, is de kostendekkende premie 0,4 x 20.000 + 1.000 = 9.000.

Uiteindelijk verzekert zich dus alleen groep 2.

Vraag 2d

Vóór de ingreep (zie onder b.) is het totale ruilvoordeel 1 mln x (6.000 – 5.000) + 1 mln x (10.000 – 9.000) = 2 miljard. Na de ingreep (zie onder c.) is het totale ruilvoordeel 1 mln x (10.000 – 9.000) = 1 miljard. De maatschappelijk welvaart neemt dus af.

(Wat betreft de verdeling: per saldo verandert er niets voor groep 2, terwijl groep 1 erop achteruit gaat doordat het onmogelijk wordt een passende verzekering te vinden.)

Vraag 3a

Strafrisico = 0. Drugshandel is dan lonend. Baten voor de drugshandelaren: 50 x 400.000 = 20.000.000, schade voor de volksgezondheid 50 x 300.000 = 15.000.000. Per saldo draagt de drugshandel dan 5.000.000 bij aan de maatschappelijke welvaart.

Vraag 3b

Strafrisico = pakkans x geldwaarde vrijheidsstraf = 2% x 250 x 800 = 4.000 per jaar. Gezien het persoonlijke gewin van 400.000 per jaar blijft de drugshandel (zeer) lonend.

Vraag 3c

De schade voor de volksgezondheid blijft onveranderd 15.000.000.

De drugshandelaren hebben nog steeds baten van 20.000.000. Maar elk jaar wordt 1 van hen (2% van 50) voor 250 dagen vastgezet; de persoonlijke kosten van die gevangenisstraf zijn 1 x 250 x 800 = 200.000.

De overheid krijgt te maken met de kosten voor het realiseren van de pakkans: 2 x 250.000 = 500.000, plus de kosten van de executie van gevangenisstraf: 1 x 250 x 400 = 100.000, in totaal 600.000.

Per saldo gaat de maatschappelijke welvaart met 200.000 + 600.000 = 800.000 achteruit t.o.v. de situatie onder a.

Vraag 3d

Het strafrisico verandert en wordt nu: pakkans x (geldwaarde vrijheidsstraf + verlies vermogen) = 2% x (250 x 800 + 2.000.000) = 44.000 per jaar. Gezien het persoonlijke gewin van 400.000 per jaar blijft de drugshandel (zeer) lonend.

Ten opzichte van c. verandert er niets in de opbrengst en de schade van de drugshandel, en ook niet in de kosten van de opsporing en de uitvoering van de gevangenisstraf. Het enige dat er verandert is dat 1 drugshandelaar per jaar zijn vermogen van 2.000.000 moet afstaan aan de overheid. Dat is een plus-post voor de overheid en een min-post voor de drugshandelaren. De totale maatschappelijke welvaart verandert niet.

Vraag 4a

Het efficiënte zorgniveau is het zorgniveau dat leidt tot de laagste som van zorgkosten en verwachte schade. Intekenen van de verwachte totale kostencurve in de figuur leert dat het efficiënte zorgniveau bij 100% ligt. Zie Bijlage 2

Vraag 4b

De verwachte netto-opbrengst van een rechtszaak voor het slachtoffer is gelijk aan NB = PBillyS – (1–PBilly)K, ofwel: 0,6x1000 – 0,4x250 = 500. Dat is groter dan nul, dus Billy B. kan geloofwaardig dreigen.

Voor Arie A zijn de verwachte kosten van een rechtszaak gelijk aan R = (1–PArie)(S+K) = 0,6x(1000+250) = 750. Arie A. is dan goedkoper af met een voor Billy B. aanvaardbaar schikkingsbod Z = NBilly = 500. Het komt dus tot een schikking van 500.

Vraag 4c

Als er schade optreedt is deze gelijk aan 1000. Arie A moet dan bij wijze van schikking 500 schadevergoeding betalen aan Billy B. (de rest van de schade blijft bij Billy B.). De verwachte schadevergoedingskosten voor Arie A zijn dus slechts de helft van de verwachte schade. Intekenen van de verwachte totale kostencurve voor Arie A in de figuur leert dat Arie A het goedkoopste af is als hij geen zorg betracht. Zie Bijlage 2

Vraag 4d

Het door Arie A gekozen zorgniveau onder c. is niet efficiënt, doordat Arie A slechts een deel van de schade hoeft te dragen. En dat komt weer doordat Billy B er niet op kan rekenen om bij de rechter een volledige schadevergoeding te bereiken. Verhoging van PBilly (door de interpretatieruimte in het aansprakelijkheidsrecht te verkleinen) en verlaging van K (door lagere griffierechten e.d.) zouden voor Billy B tot een hogere verwachte netto-opbrengst van het aanspannen van een rechtszaak leiden. In het ideale geval zou Arie A zich daardoor gedwongen voelen de gehele schade te vergoeden. En dan zou de uitkomst onder a. tot stand komen.

Access: 
Public
This content is related to:
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Rechtseconomie - Rechten - UL - B2 - Oefententamens

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2018

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2018


Vragen

Vraag 1a

In een land zijn er 100 personen die elk eens per jaar in de gelegenheid verkeren om zichzelf met corruptie te verrijken. Een delict levert de delinquent een persoonlijk gewin op van € 2.000. Met zo’n delict wordt aan anderen een schade toegebracht van € 3.000. De (potentiële) delinquenten zijn risiconeutraal en beschikken ieder over een vermogen van € 10.000. Om corruptie te bestrijden heeft de overheid een beleid ontwikkeld, waardoor de pakkans uitkomt op 10%. Verder is op deze vorm van criminaliteit een forse geldboete gezet van € 4.000. De kosten van het realiseren van de pakkans bedragen € 2.500 per procent per jaar. De pakkans kan in stapjes van steeds 1% worden veranderd. De pakkans die zo wordt gerealiseerd is algemeen en geldt voor alle delinquenten. De tenuitvoerlegging van gevangenisstraf kost de overheid € 250 per persoon per dag. Voor een delinquent correspondeert een dag gevangenisstraf met een boetebedrag van € 200. Aangenomen mag worden dat als een delinquent gepakt wordt, de buit niet meer te achterhalen valt.

Wat wordt verstaan onder een efficiënt delict? Waarom zal het bij corruptie in het algemeen niet om efficiënte delicten gaan?

Vraag 1b

Hoeveel delicten worden er per jaar gepleegd? Leidt het door de overheid ontwikkelde criminaliteitsbeleid tot een Hicks-Kaldor-verbetering ten opzichte van de situatie waarbij de overheid de criminaliteit ongemoeid zou laten?

Vraag 1c

Stel dat aan iedere pleger van een delict, naast de genoemde geldboete, ook nog standaard de maatregel wordt opgelegd die verplicht tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 2.000. In hoeverre veranderen uw antwoorden onder b.?

Vraag 1d

Hoe zou de efficiënte aanpak van de criminaliteit eruit zien?

Vraag 2

Transportbedrijf T is een particuliere onderneming die streeft naar maximale winst. T vervoert met zijn tankwagens gevaarlijke stoffen over het Nederlandse wegennet. Er bestaat een risico dat er iets mis gaat. De kans daarop is gelukkig zeer klein, maar als het mis gaat kan de schade aanzienlijk zijn. De verwachte schade hangt samen met de voorzorgsmaatregelen die T neemt. Die voorzorgsmaatregelen kunnen worden samengevat in het zorgniveau, dat waarden kan aannemen van 0 tot 100 procent. Figuur 1 geeft de verwachte schade (S) en de kosten van zorg (K) voor alle mogelijke zorgniveaus. De lijn die als hoogste eindigt is de S+K, die eronder is de K en de laagste is de S.

                                                             Figuur 1

Vraag 2a

Wat is het efficiënte niveau van zorg? Leg uit waarom het niet efficiënt is als T alle voorzorgsmaatregelen treft die in zijn macht liggen om.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2017

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2017


Vragen

Vraag 1

Een Scheveningse strandtenthouder heeft een nieuwe keuken besteld bij een Italiaanse producent van professionele kwaliteitskeukens. Voor de strandtenthouder is het van groot belang dat de keuken aan het begin van het seizoen bedrijfsklaar is. De producent verwacht geen enkel probleem te hebben met tijdige levering. De partijen komen overeen dat de producent in geval van te late levering een schadevergoeding van € 5.000 zal betalen aan de strandtenthouder voor elke dag dat hij te laat levert. Door logistieke problemen dreigt de producent toch niet op tijd te kunnen leveren. Zonder extra inspanningen zal de levering 5 dagen te laat plaatsvinden. Indien de strandtenthouder 5 dagen later dan gepland zijn deuren kan openen, kost hem dat naar verwachting € 20.000. Door het maken van extra kosten, zoals het inhuren van snel transport, zou de producent toch tijdig kunnen leveren. Die extra kosten bedragen € 22.500. Door hoge transactiekosten vindt geen heronderhandeling over het contract plaats.

Vraag 1a

Beredeneer of de producent maatregelen zal nemen om tijdig te kunnen leveren.

Vraag 1b

Welke consequenties heeft de beslissing van de producent voor de maatschappelijke welvaart? Stel dat de producent een mogelijkheid ziet om zich op overmacht te beroepen waardoor hij bij te late levering toch geen schadevergoeding zou hoeven te betalen. De producent denkt een kans van 20% te hebben op het winnen van een rechtszaak over de te betalen schadevergoeding. De strandtenthouder is ook niet helemaal zeker van de uitkomst en denkt een kans van 80% te hebben op het winnen van een door hem aangespannen rechtszaak. De proceskosten bedragen € 2.500.

Vraag 1c

Als de producent te laat levert en de strandtenthouder vervolgens met het aanspannen van een rechtszaak dreigt, hoe zal dit geschil dan eindigen?

Vraag 1d

Zal, gegeven het antwoord bij c., de producent maatregelen nemen om tijdig te kunnen leveren?

Vraag 2

T is een particuliere transportonderneming die streeft naar winstmaximalisatie. T vervoert met tankwagons gevaarlijke stoffen over het spoorwegnet. Er bestaat een risico dat er iets mis gaat. De kans daarop is gelukkig zeer klein, maar als het mis gaat kan de schade aanzienlijk zijn. De verwachte schade hangt samen met de voorzorgsmaatregelen die T neemt. Die voorzorgsmaatregelen kunnen worden samengevat in het zorgniveau dat waarden kan aannemen van 0 tot 100 procent. Figuur 1 geeft de verwachte schade en de kosten van zorg voor alle mogelijke zorgniveaus. De lijn die als hoogste eindigt, zijn de totale kosten. De middelste lijn zijn de kosten van zorg. De laagste lijn is de verwachte schade.



                                                       Figuur 1

Vraag 2a

Stel dat er voor het vervoer van gevaarlijke stoffen een systeem.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2016

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2016


Vragen

Vraag 1a

Draaipil, een groot farmaceutisch bedrijf, heeft dankzij octrooien een monopolie voor geneesmiddel Positivol. De marginale kosten (MK) van de productie van het geneesmiddel en de vraag (V) naar het product staan afgebeeld in figuur 2.

Zie Bijlage 2

Bepaal de winstmaximaliserende prijs en productieomvang.

Vraag 1b

Winstmaximalisatie en welvaartsmaximalisatie zijn verschillende begrippen. Wat wordt in dat verband verstaan onder het deadweight loss? Bepaal gegeven uw antwoord onder a. de omvang van het deadweight loss.

Vraag 1c

Zou Draaipil een hogere winst kunnen behalen door middel van prijsdiscriminatie? Zo ja, wat zou de weerslag hiervan zijn voor de maatschappelijke welvaart?

Vanuit efficiëntieoogpunt zou men monopolieposities op grond van octrooien kunnen verdedigen, maar alleen gedurende een bepaalde duur.

Vraag 1d

Welke elementen zijn van belang voor de bepaling van de optimale levensduur van een octrooi?

Vraag 2a

Marketingbedrijf Peertje heeft met klant Alfredo een contract gesloten voor de levering van een nieuwe huisstijl. Alfredo zal de overeengekomen prijs van € 700.000 betalen zodra de huisstijl is geleverd.

Alfredo verwacht met de nieuwe huisstijl aanzienlijk meer klanten te kunnen aantrekken. De opbrengsten zullen daardoor toenemen met € 1.000.000.

Bij het sluiten van het contract heeft Peertje de ontwikkelingskosten van het nieuwe huisstijlpakket geschat op € 600.000. Nu Peertje toe is aan de daadwerkelijke uitvoering van de opdracht blijkt dat de ontwikkelingskosten zullen uitkomen op € 900.000. Peertje meldt daarop aan Alfredo te willen afzien van nakoming van het contract.

Op dat moment ontstaat er een geschil. Alfredo claimt bij niet-nakoming recht te hebben op een schadevergoeding conform het positieve contractbelang. Volgens Peertje is restitutie de remedie die bij niet-nakoming van toepassing is, zodat hij Alfredo niets schuldig is. Immers, de contractprijs is nog niet voldaan.

Om zijn schadevergoeding zeker te stellen dreigt Alfredo met een rechtszaak. (De advocaat van) Alfredo wil zijn pleidooi baseren op wanprestatie van Peertje en denkt op grond daarvan een kans van 70% te hebben om de rechtszaak te winnen. (De advocaat van) Peertje daarentegen wil zijn pleidooi baseren op overmacht en schat zijn winstkans op 50%. De proceskosten bedragen naar verwachting € 100.000.

Laat zien dat Alfredo geloofwaardig kan dreigen met het aanspannen van een rechtszaak.

Vraag 2b

Ga na of het tot een rechtszaak of een schikking komt. Hoe groot is het eventuele schikkingsbedrag?

Vraag 2c

Zal Peertje, gelet op de uitkomst van het geschil onder b., besluiten tot contractbreuk?

Vraag 2d

Welke consequenties heeft een en ander voor de maatschappelijke welvaart?

Vraag 3a

Stel dat op de markt voor diesel sprake is van volledige mededinging. Het marktaanbod (A) en de marktvraag (V) voor diesel in de uitgangssituatie staan weergegeven in figuur 1. (zie bijlage)

Zie Bijlage 2

De overheid is bekend met de vervuilende kwaliteiten van de uitstoot van dieselmotoren. In economisch jargon: ze brengen negatieve externe effecten.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen oktober 2015

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen oktober 2015


Vragen

Vraag 1a

Een grote bank genaamd Bonk heeft een contract gesloten met softwareontwikkelaar Slok voor de levering van een nieuw computerprogramma. Bonk heeft de overeengekomen prijs van € 8 miljoen vooruit betaald.

Bonk verwacht met het nieuwe computerprogramma aanzienlijk goedkoper te kunnen werken. De brutowinst zal daardoor toenemen met € 12 miljoen. In dat bedrag is de aanschafprijs van het nieuwe computerprogramma echter nog niet meegenomen. Ook niet meegenomen zijn de kosten van de voorbereidingsinvestering van € 1 miljoen; voorafgaand aan de ingebruikneming van het programma moeten namelijk alle PC’s vervangen worden. Bonk wacht met deze voorbereidingsinvestering totdat het nieuwe programma daadwerkelijk beschikbaar is.

Bij het sluiten van het contract heeft Slok de ontwikkelingskosten van het nieuwe computerprogramma geschat op € 7 miljoen. Omdat eerst nog een andere opdracht moest worden afgemaakt, neemt Slok de opdracht van Bonk pas na enige tijd ter hand. Als dat moment is aangebroken, komt Slok tot de conclusie dat de opdracht aanzienlijk ingewikkelder is dan eerder gedacht. De ontwikkelingskosten zullen niet uitkomen op € 7, maar op € 9 miljoen. Slok vraagt zich af of nakoming van het contract nog wel zinvol is.

In het contract is overeengekomen dat Bonk bij niet-nakoming recht heeft op restitutie. De transactiekosten zijn zo hoog zijn, dat ze heronderhandeling uitsluiten.

Zal Slok het contract nakomen of niet? Is die uitkomst efficiënt?

Vraag 1b

In hoeverre veranderen de antwoorden onder a. als de transactiekosten verwaarloosbaar klein zouden zijn?

Stel dat de partijen in het contract niet zouden hebben geopteerd voor restitutie bij niet-nakoming, maar voor schadevergoeding op basis van het positieve contractbelang.

Vraag 1c

Zou Bonk in dat geval ook hebben gewacht met de voorbereidingsinvestering?

Vraag 1d

Uitgaande van het antwoord onder c., zou SlokSlok het contract nakomen of niet? Is die uitkomst efficiënt?

Vraag 2a

Een land heeft 2 miljoen woningen, die door hun specifieke ligging verschillen wat betreft het inbraakrisico. Op basis van postcode en huisnummer kunnen twee even grote groepen worden onderscheiden: voor de woningen in groep 1 is het inbraakrisico 20%, voor de woningen in groep 2 is het inbraakrisico 40%.

Overigens zijn de woningen in de twee groepen volstrekt vergelijkbaar. Per woning verdienen de bewoners € 30.000 per jaar. Als er in een woning wordt ingebroken, bedraagt de schade €  20.000. De nutsfunctie, die aangeeft welk nut de bewoners ontlenen aan het beschikbare inkomen, is voor elke woning gelijk en wordt gegeven door figuur 2. Zie Bijlage 2

Er zijn tal van particuliere verzekeringsmaatschappijen die verzekeringen aanbieden om het risico van woninginbraak te dekken. De uitvoeringskosten per polis bedragen € 1.000. De verzekeringsmarkt wordt gekenmerkt door volledige mededinging en verkeert in een lange termijn evenwicht.

Hoe hoog is de premie die de bewoners van de twee onderscheiden groepen woningen maximaal voor een verzekering tegen woninginbraak willen betalen?.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen juni 2014

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen juni 2014


Vragen

Vraag 1a

Een bedrijf is gevestigd in het midden van een stad. Het bedrijf opereert op een markt van volledige mededinging en kan zijn product daar verkopen voor een prijs van € 100 per geproduceerde eenheid. De productie van het bedrijf gaat met vervuiling gepaard. De inwoners van de stad ondervinden daarvan nadeel. Zo lang het bedrijf geen maatregelen neemt om de vervuiling tegen te gaan, levert elke geproduceerde eenheid voor de inwoners gezamenlijk een nadeel op ter waarde van € 15. Als het bedrijf geen maatregelen neemt om vervuiling tegen te gaan, bedragen de productiekosten € 90 per eenheid product. De constante kosten zijn verwaarloosbaar. Door het nemen van maatregelen kan het bedrijf de vervuiling voorkomen. De kosten daarvan bedragen € 5 per eenheid product. Aangenomen wordt dat het bedrijf het recht heeft om de vervuiling te veroorzaken. Stel dat het bedrijf en de omwonenden kosteloos kunnen onderhandelen over maatregelen om vervuiling tegen te gaan.

Zullen deze onderhandelingen ertoe leiden dat de producent maatregelen neemt om vervuiling te voorkomen?

Vraag 1b

Waarom zullen dergelijke onderhandelingen in de praktijk moeizaam verlopen?

Stel nu dat de transactiekosten zo hoog zijn, dat onderhandelingen tussen het bedrijf en de omwonenden niet tot stand komen. Het gemeentebestuur vraagt advies over de te volgen aanpak. Een consultant adviseert een uniforme heffing van € 15 per eenheid product op te leggen. Dit omdat elke eenheid product een schade van € 15 aan de omwonenden toebrengt.

Vraag 1c

Waartoe leidt deze heffing?

Een concurrerende consultant adviseert een proportionele heffing op te leggen, dat wil zeggen een heffing die gelijk is aan de toegebrachte schade.

Vraag 1d

Waartoe leidt deze heffing?

Vraag 1e

Welk type heffing verdient vanuit efficiëntieoogpunt de voorkeur?

Vraag 2a

Bedrijf X heeft een monopolie op het verzorgen van reizigersvervoer per trein in een bepaald land. Aanleg, beheer en onderhoud van de infrastructuur (rails, wissels, seinen enz.) worden verzorgd door een apart bedrijf Y.

In figuur 1 geeft V de vraag naar treinreizen in het land weer, uitgedrukt in miljoenen per jaar. De marginale kosten van X (personeel, materieel, elektriciteit) zijn € 10 per treinreis.

Daarnaast heeft X te maken met constante kosten, doordat het bedrijf voor het gebruik van de infrastructuur jaarlijks een vast bedrag van € 300 miljoen aan Y moet betalen.

Zie bijlage 1 Figuur 1. De vraagcurve van bedrijf X.

Wat zouden de winstmaximaliserende prijs en hoeveelheid zijn, als X winstmaximalisatie zou nastreven en één uniforme prijs per treinreis zou hanteren? Bereken voor dat geval de grootte van het consumenten- en het producentensurplus.

Vraag 2b

Zou X de winst kunnen vergroten door toepassing van prijsdiscriminatie? Zou de maatschappelijke welvaart dan toe- of afnemen?

Stel dat de overheid ertoe overgaat om het gedrag van X te reguleren.

Vraag 2c

Welke prijs zou de overheid volgens.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2014

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2014


Vragen

Vraag 1a

In een land zijn twee grote particuliere transportbedrijven actief. A maakt gebruik van vrachtschepen en B van goederentreinen. Uitgaande van de gegeven omvang van de te transporteren goederen (die in deze opgave verder als vaststaand wordt genomen) is A verantwoordelijk voor een uitstoot van 8.000 ton CO2 per jaar, B voor een uitstoot van 4.000 ton CO2. De overheid heeft zich door deskundigen laten verzekeren dat de uitstoot van CO2 op termijn tot ernstige aantasting van ons leefmilieu kan leiden. De kosten hiervan worden geraamd op € 1.250 per ton CO2 per jaar.

De overheid overweegt daarom maatregelen om de CO2 uitstoot terug te dringen. Dat kan ook. Zowel A als B kunnen de uitstoot van CO2 terugdringen door milieumaatregelen te nemen. Dat zou voor A kosten met zich meebrengen van € 1.000 per ton per jaar; voor B zouden de kosten uitkomen op € 2.000 per ton per jaar. Na langdurig beraad besluit de overheid tot de invoering van verhandelbare emissierechten voor CO2. De totale hoeveelheid emissierechten wordt vastgesteld op 9.000 ton per jaar. De overheid wil het bedrijfsleven niet onnodig op kosten jagen en hecht aan verdelende rechtvaardigheid. Daarom worden de emissierechten gratis en naar rato van de bestaande uitstoot toegekend aan A en B. A krijgt 6.000 ton emissierechten CO2 per jaar en B 3.000 ton.

Voor de registratie van en controle op de verhandelbare emissierechten stelt de overheid een apart agentschap in. De kosten van dat agentschap zijn een vast bedrag van € 250.000 per jaar.

Stel dat de transactiekosten prohibitief hoog zijn. Welk effect heeft invoering van de verhandelbare emissierechten voor:

  • het milieu;

  • de kosten van A en B;

  • de maatschappelijke welvaart.

Vraag 1b

Stel dat de transactiekosten verwaarloosbaar klein zijn. In hoeverre ontstaat er dan handel in de CO2 emissierechten? Welke prijs wordt er voor die emissierechten betaald, als A en B elkaar bij onderhandelingen halverwege tegemoet komen?

Vraag 1c

Voortbordurend op uw antwoord onder b., welke gevolgen heeft de invoering van de verhandelbare emissierechten uiteindelijk voor:

  • het milieu;

  • de kosten van A en B;

  • de maatschappelijke welvaart.

Vraag 1d

Het antwoord onder c. heeft betrekking op de situatie dat de overheid voor 9.000 ton CO2 emissierechten in omloop brengt. Daarmee is nog niet gezegd dat die 9.000 ton de maatschappelijk optimale hoeveelheid emissierechten is. Zou het aantal emissierechten vanuit efficiëntieoogpunt omhoog of omlaag moeten? Tot hoeveel?

Vraag 2a

Zie bijlage 1 Figuur 6. De nutsfunctie van de werknemers.

Een grote stad en haar agglomeraten heeft een beroepsbevolking ter grootte van 2 miljoen mensen. Alle werknemers hebben een maandinkomen van € 2.000. De werknemers lopen het risico door arbeidsongeschiktheid hun inkomen mis te lopen. Alle werknemers zijn even risicoavers;.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2013

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2013


Vragen

Vraag 1a

In een land maken 3 miljoen fietsers dagelijks gebruik van de weg. Die fietsers staan voortdurend bloot aan de verleiding om door rood te rijden of een illegale ‘shortcut’ te nemen, over de autoweg bijvoorbeeld. Binnen de totale groep fietsers zijn drie deelgroepen van gelijke omvang te onderscheiden. Deze deelgroepen verschillen van elkaar in maatschappelijke positie. Binnen de drie deelgroepen is het persoonlijke gewin van illegaal fietsgedrag respectievelijk € 30, 20 en 10 per dag. Het vermogen van de fietsers in deze groepen is respectievelijk € 30.000, 20.000 en 10.000.

Illegaal fietsgedrag veroorzaakt maatschappelijke schade vanwege de grote toename van verkeersonveiligheid. Deze schade bedraagt bij alle overtredingen € 25 per dag.

De overheid neemt zich voor de naleving van de verkeersregels te gaan handhaven en stelt op illegaal fietsgedrag een geldboete van € 150. Verder organiseert de overheid een pakkans van 10%. Dat brengt opsporingskosten met zich mee van € 10 miljoen per dag.

Wat is het effect van illegaal fietsgedrag op de maatschappelijke welvaart als de overheid niet handhaaft?

Vraag 1b

Wat zal het effect zijn van de voorgenomen handhavingsinspanningen van de overheid op

  • het aantal overtredingen,

  • de overheidsbegroting en

  • de maatschappelijke welvaart?

De overheid vraagt zich af of het voorgenomen handhavingsbeleid vanuit efficiëntieoogpunt optimaal is. Ze zou de hoogte van de geldboete en/of de hoogte van de pakkans kunnen veranderen. Daarbij kan worden aangenomen dat een verhoging of verlaging van de pakkans de opsporingskosten evenredig doet toe- of afnemen. Dat wil zeggen dat, bijvoorbeeld, een verdubbeling of halvering van de pakkans ook de opsporingskosten doet verdubbelen of halveren.

Vraag 1c

Hoe hoog is het optimale strafrisico in dit geval? Moet dat worden bereikt via een aanpassing van het boetebedrag en/of via een aanpassing van de pakkans?

De opsporingskosten zijn mede zo hoog, omdat de overheid veel aandacht besteedt aan rechtsbescherming. Fietsers die menen dat ze ten onrechte een boete hebben gekregen, kunnen bezwaar aantekenen en in beroep gaan.

Vraag 1d

Waarom is rechtsbescherming niet alleen vanuit het oogpunt van de betrokken individu, maar ook vanuit efficiëntieoogpunt van belang?

Vraag 2a

Neem aan dat de markt voor snackbarkroketten wordt gekenmerkt door volledige mededinging. Figuur 1a geeft de marktvraagcurve V en de marktaanbodcurve A. Op deze markt zijn 100 identieke snackverkopers actief. Figuur 1b geeft de kostenstructuur weer van één snackbar. GTK staat voor gemiddelde totale kosten, GVK voor gemiddelde variabele kosten en MK voor marginale kosten. Alle producenten streven naar winstmaximalisatie.

Zie bijlage 1 Figuur 13a en 13b.

Leg uit dat het marktevenwicht een langetermijnevenwicht is. Waarom is het voor de 100 snackverkopers de moeite waard om op deze markt actief te zijn?

De snackverkopers hebben vergevorderde plannen om te fuseren tot één nieuwe onderneming.

Vraag 2b

Als er verder niets verandert,.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen juni 2012

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen juni 2012


Vragen

Vraag 1a

Een natie kent 2 miljoen landeigenaren. Onder de landeigenaren kunnen twee even grote groepen worden onderscheiden. Groep 1 wordt gevormd door personen met een laag inkomen, die een klein stuk land, net genoeg voor een huis, hebben. Groep 2 bestaat uit personen met een relatief hoog inkomen, die een groot stuk land bezitten, waar een huis en een grote tuin op past. De landeigenaren in groep 1 verdienen € 15.000 per jaar, die in groep 2 € 30.000.

Het land wordt met een zekere regelmaat geteisterd door natuurrampen, zoals overstromingen en aardbevingen. De kans dat een stuk land daarvan schade ondervindt, is 20% per jaar. Als er schade is, bedraagt die € 15.000 voor de kleine stukken land en € 30.000 voor de grote stukken land.

De nutsfunctie, die aangeeft welk nut een landeigenaar ontleent aan het beschikbare inkomen, is voor iedereen in een groep gelijk. De nutsfunctie voor groep 1 is weergegeven in figuur 1a, die voor groep 2 in figuur 1b.

Zie bijlage 1 Figuur 18a (Nutsfunctie groep 1) en 18b (Nutsfunctie groep 2).

Bepaal voor elke groep hoe hoog de premie is die een landeigenaar maximaal voor een verzekering tegen de schade van natuurrampen zou willen betalen.

Stel dat het aanbieden van verzekeringen tegen de schade van natuurrampen volledig aan de markt wordt overgelaten. Aangenomen mag worden dat de markt dan wordt gekenmerkt door volledige mededinging op lange termijn. De uitvoeringskosten bedragen € 1.200 per polis per jaar.

Vraag 1b

Welke premies brengen de verzekeringsmaatschappijen in rekening? Hoe is de bijdrage aan de welvaart van de afgesloten verzekeringscontracten?

Vraag 1c

Leg uit wat wordt verstaan onder de problemen van adverse selectie en moreel risico. Waarom zullen die problemen zich niet voordoen bij verzekeringen tegen de schade van natuurrampen in deze natie?

Vraag 1d

Kan de overheid, gezien uw antwoorden onder b. en c., de verzekering tegen de schade van natuurrampen aan de markt overlaten? Of zijn er vanuit efficiëntieoogpunt redenen voor overheidsingrijpen?

Vraag 2a

In een land zijn 10 energiecentrales actief. Ze zijn allemaal rationeel en risico-neutraal. Elke centrale heeft een vermogen van € 500.000. Als een centrale zijn zwavelgassen en co2 niet volgens de regels verwerkt maar illegaal uitstoot, kan het een aanzienlijke (extra) winst maken. Die (extra) winst van illegaal uitstoten bedraagt € 25.000 per centrale per dag.

Het illegaal uitstoten zorgt echter voor ernstige milieuvervuiling. De maatschappelijke schade van het illegaal uitstoten bedraagt € 50.000 per centrale per dag.

De overheid overweegt om deze vorm van milieucriminaliteit aan te pakken. Door het inzetten van extra middelen kan de pakkans in stapjes van 1% worden opgevoerd van 0 tot 100%. Elke verhoging van de pakkans met 1% brengt (extra) kosten met zich mee van € 6.000 per dag.

Bestraffing kan de vorm krijgen van een geldboete,.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2012

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2012


Vragen

Vraag 1a

Een fabriek overweegt een machine aan te schaffen en in gebruik te nemen. Die machine is voor de fabriek aantrekkelijk. Gerekend over de levensduur van de machine resulteren voor de fabriek netto baten ter grootte van 53.000 euro. Het gebruik van de machine gaat echter gepaard met immense rookwolken, waardoor de naburige school schade lijdt. Die schade kan worden begroot op 60.000 euro.

Stel dat de partijen er niet zeker van zijn wie een eventuele rechtszaak zal winnen. De school denkt een kans van 90% te hebben en de fabriek meent een kans van 20% te hebben. De proceskosten bedragen 5.000 euro.

Zal de fabriek de machine aanschaffen en in gebruik nemen? Zo ja, komt er dan een schikking of een rechtszaak?

De overheid wil bezuinigen en verhoogt de griffierechten. Effectief komen de proceskosten daardoor uit op 12.000 euro.

Vraag 1b

Zal de fabriek de machine aanschaffen en in gebruik nemen? Zo ja, komt er dan een schikking of een rechtszaak?

Vraag 1c

Welke consequenties heeft de verhoging van de griffierechten in het onderhavige geval voor de maatschappelijke welvaart?

Stel, in tegenstelling tot het voorgaande, dat zowel de fabriek als de school er zeker van zijn dat de school een eventuele rechtszaak over schadevergoeding zal winnen. De proceskosten bedragen 5.000 euro.

Vraag 1d

Zal de fabriek de machine dan aanschaffen en in gebruik nemen? Zo ja, komt er dan een schikking of een rechtszaak? Is deze uitkomst efficiënt?

Vraag 2a

Op een markt van volledige mededinging wordt een bepaald product verhandeld. Ter wille van de eenvoud kan worden aangenomen dat alle producenten identiek zijn; hetzelfde geldt voor de afnemers. Na aankoop kan er door een gebrek in het product schade ontstaan bij een afnemer. De kans op een gebrekkig product is afhankelijk van de zorg die de producent bij de productie betracht. Maar de kans op schade wordt ook beïnvloed door de zorg die de afnemer bij het gebruik betracht. Onderstaande tabel geeft aan hoe de kans op schade varieert met de zorg van producent en afnemer. Als er schade ontstaat, is die schade gelijk aan 1.000. Verder geeft de tabel de zorgkosten van de producent enerzijds en de afnemer anderzijds; zie daarvoor de getallen tussen haakjes.

Zie bijlage 1 Figuur 21.

Bepaal de efficiënte combinatie van gedragingen.

Vraag 2b

In het algemeen is het niet efficiënt als een producent altijd verplicht zou zijn om alle maatregelen te treffen die binnen zijn macht liggen om schade te voorkomen. Leg uit waarom dat zo is.

Stel dat er een systeem van risicoaansprakelijkheid met beroep op eigen schuld bestaat, waarbij de producent aansprakelijk is tenzij de afnemer weinig zorg heeft betracht.

Vraag 2c

Bepaal aan de hand van de uitkomstenmatrix welke mate van zorg producent en afnemer zullen betrachten. Is dit de.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen juni 2011

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen juni 2011


Vragen

Vraag 1a

Een fabriek produceert goed X. Bij de productie vinden lozingen in een nabij gelegen meer plaats, en dit tast het leefgenot van de omwonenden aan. Door zorg te betrachten kan de fabriek de omvang van de schade beïnvloeden. Figuur 1 geeft het verband tussen het zorgniveau en de omvang van de schade. Ook zijn de zorgkosten weergegeven. De zorgkosten en de schade in figuur 1 zijn per eenheid product.

Leg uit dat het niet efficiënt is als de fabriek de schade volledig zou elimineren.

Stel dat er sprake is van risicoaansprakelijkheid. Aangenomen kan worden dat de fabriek de schade inderdaad vergoedt, wanneer ze daartoe verplicht is.

Vraag 1b

Leidt dit tot de keuze van het efficiënte zorgniveau? Leidt dit tot het efficiënte aantal producten?

Stel dat er geen sprake is van risicoaansprakelijkheid, maar van schuldaansprakelijkheid. Ook nu kan weer worden aangenomen dat de fabriek de schade vergoedt, wanneer ze daartoe verplicht is.

Vraag 1c

Onder welke conditie leidt schuldaansprakelijkheid tot dezelfde resultaten als risicoaansprakelijkheid?

In het voorgaande is aangenomen dat de fabriek zonder mankeren de schade vergoedt, wanneer ze daartoe verplicht is. Zo vanzelfsprekend is dat echter niet. De fabriek kan immers ook afwachten of de slachtoffers een rechtszaak aanspannen en dan proberen om de zaak te schikken. In een rechtszaak zullen slachtoffers onder risicoaansprakelijkheid in het algemeen minder bewijsproblemen hebben dan onder schuldaansprakelijkheid.

Vraag 1d

Is het dan nog steeds denkbaar dat schuldaansprakelijkheid zoals besproken onder c. tot dezelfde resultaten leidt als risicoaansprakelijkheid? Of verdient een van beide nu op efficiëntiegronden de voorkeur?

Vraag 2a

Stel dat er in de markt van passagiersvluchten sprake is van volledige mededinging. De marktvraagcurve V en de marktaanbodcurve Ap staan afgebeeld in figuur 2. Elke vlucht gaat gepaard met omvangrijke negatieve externe effecten, waardoor de maatschappelijke kosten hoger zijn dan de private kosten. De curve Am geeft de marginale maatschappelijke kosten weer.

Wat wordt hier verstaan onder negatieve externe effecten? Hoe groot zijn de totale externe kosten in het marktevenwicht?

Vraag 2b

Bepaal het maatschappelijk optimale aantal vluchten.

De overheid wil de efficiëntie bij passagiersvluchten bevorderen en besluit tot het invoeren van een vliegtaks in de vorm van een proportionele heffing.

Vraag 2c

Ga voor elk van de betrokken partijen (consumenten, producenten, derden en de fiscus) na of deze er door deze maatregel op vooruit dan wel op achteruit gaat. Met hoeveel verandert per saldo de maatschappelijke welvaart?

De overheid ontdekt dat de stand van de techniek ook een andere types metaal gebruikt kunnen worden om vliegtuigen te maken. Wanneer deze metalen worden gebruikt, dan leidt dat ertoe dat de externe kosten geheel verdwijnen. Bij gebruik van de nieuwe metalen liggen de private kosten per passagiersvlucht wel 40 hoger dan bij gebruik van de oude metalen.

Vraag 2d

Wat gebeurt er met het aantal.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2011

Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2011


Vragen

Vraag 1a

Afnemer A koopt een product van producent B. Er is een kans dat bij het gebruik van het product schade ontstaat. Als er schade ontstaat, is die schade gelijk aan 500. De kans op schade is afhankelijk van de zorg die de producent bij de productie betracht en van de zorg die de afnemer bij het gebruik betracht. De kans op schade staat in onderstaande tabel. De getallen tussen haakjes zijn zorgkosten.

Zie bijlage 1 Figuur 32.

Bepaal de efficiënte combinatie van gedragingen.

Stel dat er een systeem van risicoaansprakelijkheid met beroep op eigen schuld bestaat, waarbij de producent aansprakelijk is tenzij de afnemer een laag zorgniveau heeft betracht.

Vraag 1b

Bepaal de mate van zorg die A en B zullen betrachten.

Indien de afnemer schade ondervindt en de producent de schade niet onmiddellijk vergoedt, kan de afnemer overwegen een rechtszaak tegen de producent aan te spannen. Als de afnemer een hoog zorgniveau heeft betracht, is het voor beiden zeker dat de afnemer de rechtszaak wint. Als de afnemer een laag zorgniveau heeft gekozen, dan meent hij toch 80% kans op het winnen van de rechtszaak te hebben. De producent denkt in dat geval een kans van 20% op het winnen van de rechtszaak te hebben. De proceskosten zijn gelijk aan 250.

Vraag 1c

Leg uit dat het tot een schikking komt indien er schade is ontstaan en de afnemer een laag zorgniveau heeft betracht. Bepaal de hoogte van de schikking.

Vraag 1d

Bepaal de mate van zorg die A en B zullen betrachten. Leg uit waarom in dit geval een inefficiëntie ontstaat.

Vraag 2a

Een land heeft 4 miljoen fietsers, die alle risiconeutraal zijn. Ze kunnen worden opgedeeld in 4 gelijke groepen van 1 miljoen fietsers, aangeduid met A t/m D, die elk gemiddeld 10x per dag in een positie komen waarin ze de verkeersregels zouden kunnen overtreden. De groepen verschillen van elkaar doordat het persoonlijk gewin van verkeersovertredingen (de tijdwinst, de kick) varieert. Ook het persoonlijke vermogen van de fietsers (denk aan de waarde van de fietsen) varieert. Zie de volgende tabel.

Zie bijlage 1 Figuur 33.

Alle overtredingen dragen in gelijke mate bij aan de maatschappelijke schade vanwege milieuvervuiling, geluidshinder en verkeersongelukken. Die schade komt uit op 40 per verkeersovertreding.

De overheid besluit de verkeersregels te gaan handhaven door het opleggen van geldboetes. De boete per overtreding bedraagt 300. De pakkans is 2 procent. Het realiseren van een pakkans in het verkeer kost 100 miljoen per procent pakkans per dag.

Waarom is het vanuit efficiëntieoogpunt gewenst dat de overheid zich met de handhaving van verkeersregels bezig houdt?

Vraag 2b

Hoeveel verkeersovertredingen worden er gepleegd? Hoe groot is het totale maatschappelijk welvaartsverlies vanwege het overtreden en handhaven van de verkeersregels? Hoe groot is de verwachte netto opbrengst.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

Rechtseconomie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

Image

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Rechtseconomie voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 2, aan de Universiteit Leiden.

Voor een compleet overzicht van de op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare artikel- en arrestsamenvattingen maak je gebruik van de zoekfunctie

Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1742