Boeksamenvatting bij de 1e druk van Identity and cultural diversity van Verkuyten


Hoofdstuk 1 - Identiteit en solidariteit

Een rapport uit 2007 van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) over de Nederlandse nationale identiteit, samen met een speech van Maxima dat ‘dé Nederlander’ niet bestaat, deed veel stof opwaaien. Het bespreken van een Nederlandse identiteit is lange tijd problematisch geweest. De nasleep van WOII, het groeiende individualisme en de economische voorspoed verminderden het belang van een nationale identiteit. Het Nederlandse zelfbeeld was dat er amper een identiteit was en de vraag wat typisch Nederlands was werd niet serieus genomen. De laatste tien jaar is daar echter verandering in gekomen en is het definiëren van de Nederlandse identiteit een serieuze zaak geworden. Europese eenwording, toenemende immigratie en de culturele diversiteit die daaruit voortkomt, kunnen de Nederlandse nationale identiteit en solidariteit bedreigen. Het is belangrijk te weten wie en wat ‘we’ zijn om ons publiekelijk te kunnen uiten en onze eigen identiteit te kunnen verdedigen. Dit is niet alleen belangrijk voor onszelf maar ook voor nieuwkomers, want hoe kunnen immigranten integreren als het niet duidelijk is waarin ze moeten integreren. In dit debat staan ook de gevoelens en emoties die met de Nederlandse identiteit verbonden zijn centraal. De roep om weer trots op Nederland te zijn is de laatste jaren luider geworden. Het gaat dan om respect voor de Nederlandse cultuur en trots zonder minachting en zelfveroordeling. Je kunt geen respect van nieuwkomers verwachten als je zelf geen respect hebt voor je eigen cultuur en identiteit. Naast een nationale trots is het tegenwoordig ook belangrijk dat een emotionele loyaliteit tegenover Nederland wordt ontwikkeld en getoond, zodat er een sterk ‘wij’-gevoel ontstaat. De Nederlandse identiteit zou een warm gevoel van veiligheid en eenheid teweeg moeten brengen en dat gevoel kan niet verzwakt worden door duale loyaliteit en meerdere identiteiten van minderheden en immigranten. Immigratie en culturele diversiteit belasten de sociale cohesie en kunnen leiden tot een gebrek aan saamhorigheidsgevoel. Politici en de media stellen dat veel immigranten een verdeeld loyaliteitsgevoel hebben en weinig binding met de Nederlandse samenleving, waarmee ze een coherente samenleving ondermijnen. Ook in andere landen zijn er problemen met de nationale identiteit. Het is steeds lastiger om over nationale identiteit te denken zonder rekening te houden met immigranten en etnische minderheden. Etnische en culturele diversiteit zijn essentiële punten op de nationale agenda. Er zijn veel zorgen over het gebrek aan integratie van immigranten, en meer algemeen over culturele normen en waarden van minderheden die niet stroken met de liberale normen en waarden van de Westerse samenlevingen. De resulterende conflicten kunnen leiden tot een fragmentatie van naties, zodat samenlevingen parallel voortbestaan. Religieuze diversiteit komt ook steeds meer ter sprake, met name islam staat op de voorgrond bij Europese en Amerikaanse debatten over immigratie en diversiteit.

Het probleem dat mensen niet om kunnen gaan met mensen die anders zijn dan zijzelf lijkt van alle tijden. Soennitische en sjiitische moslims in het Midden-Oosten kunnen niet met elkaar overweg, in Turkije zijn er conflicten tussen de Turken en de Koerden, in veel Westerse landen botsen immigranten met de autochtonen en kunnen verschillende etnische minderheden niet met elkaar door een deur. Contact tussen etnische groepen leidt vaak tot irritaties, spanningen en conflicten. Ook wordt er vaak beweerd dat sommige immigranten en etnische minderheden niet echt deel willen uitmaken van het gastland. Er is een onderling wantrouwen, beschuldigingen, beledigingen, subtiele en minder subtiele vormen van uitsluiting en een openlijke vijandigheid tegenover minderheden en het gastland. Aan de andere kant van deze discussie zijn de mensen die wel geloven in de positieve effecten van contact. Dat door meer tijd samen door te brengen, verschillende etnische groepen meer begrip en tolerantie zouden ontwikkelen. Dat na verloop van tijd overeenstemming en sociale cohesie zullen volgen, vooral als er steun is vanuit autoriteiten en instituten (vb. schoolvakken over culturele diversiteit, trainingsprogramma’s ter promotie van tolerantie, etc.).

De zorgen gaan niet alleen over een nationale identiteit maar ook over de identiteit van immigranten en etnische minderheden. Hun identiteit wordt vaak gekenmerkt door termen als crisis, onzekerheid, verdeling en verlies. Die identiteitsverwarring wordt verantwoordelijk gehouden voor een scala aan problematische gevolgen, zoals slechte schoolprestaties, hoog percentage vroegtijdige schoolverlaters, vandalisme, criminaliteit en radicalisering. Het lijkt er dan ook op dat de tijd voor culturele erkenning en multiculturalisme voorbij is. Regeringsleiders uit diverse landen (Duitsland, Engeland, Frankrijk, Italië, Spanje, Australië) hebben duidelijk gemaakt dat het opbouwen van een multiculturele samenleving niet gelukt is en hebben het idee verworpen. De reden waarom het gefaald heeft is omdat multiculturalisme de meerderheidspopulatie niets te bieden heeft en het te veel de verschillen benadrukt ten koste van een gedeelde nationale identiteit. Het resultaat is dat minderheden zich richten op hun eigen culturele identiteit in plaats van dat van het gastland, en daarmee ondermijnen ze een coherente samenleving. Nationale solidariteit en culturele diversiteit lijken niet samen te kunnen gaan en daarom wordt de nadruk gelegd op een kern van culturele gelijkheid, dat wil zeggen gedeelde nationale normen en waarden. Er zijn echter ook mensen die stellen dat de kritiek op multiculturalisme het doel mist. Dat niet multiculturalisme problemen veroorzaakt, maar het beleid en de programma’s rondom dit thema.

Er zijn veel verschillen waar te nemen binnen Europa wat betreft nationale debatten en politiek beleid en de mogelijkheden en beperkingen waar immigranten en minderheden mee te maken hebben. In landen als Frankrijk en Engeland zijn er grote groepen migranten die afkomstig zijn uit voormalige kolonies. In landen als Duitsland en Nederland zijn veel migranten binnengekomen als gastarbeider. De verschillende typen migranten hebben een verschillende morele houding tegenover het gastland. Deze verschillen doen er echter minder toe wanneer een vergelijking gemaakt wordt met de Verenigde Staten of Canada. Daar is multiculturalisme springlevend en hebben Moslims bijvoorbeeld een veel gunstiger positie dan in Europa waar multiculturalisme dood is verklaard. Het verschil in houding tussen Amerika en Europa kan eventueel verklaard worden door het feit dat de grondvesten van de Verenigde Staten meer gebaseerd zijn op het idee van immigratie en integratie terwijl Europese landen veel ‘ouder’ zijn, met een gevestigde autochtone meerderheidspopulatie. In die oudere landen is de etnische en nationale identiteit vaak gelijk. Enige etnische, culturele of religieuze diversiteit wordt gezien als ondermijnend voor de gedeelde nationale identiteit. De verschillen tussen Noord-Amerikaanse en Europese landen worden door veel factoren veroorzaakt, waaronder migratie- en integratiebeleid, wettelijke en politieke regelingen, economische situaties, ideologische overtuigingen en de typen migranten- en minderheidsgroepen. Sommige van deze verschillen komen ook tot uiting in de gebruikte termen. In Europa wordt veel gesproken over ‘etnische minderheid’, ‘(im)migranten’, ‘buitenlanders’, etc., terwijl er in Amerika veel meer sprake is van de termen ‘etniciteit’ en ‘ras’. In dit boek zullen de volgende termen gebruikt worden: etnische minderheid; immigranten en migrantengroepen om te verwijzen naar mensen (of hun ouders) die verhuisd zijn naar een nieuwe samenleving; autochtonen of meerderheidsgroep om te verwijzen naar de niet-immigrante bevolking van het gastland.

Identiteit, cultuur en de gemeenschap

Het voorbeeld van de neo-Huron cultuur waarin veel van de eens oorspronkelijke kenmerken (haarstijl, mocassins, kano’s, aardewerk, muziek, taal) tijdens een onderzoek eind jaren 1980 namaak bleken te zijn, maakt een aantal punten duidelijk. Ten eerste dat de concepten etniciteit, identiteit en cultuur niet verwisselbaar zijn. Ten tweede laat het zien dat het besef van een etnische identiteit kan blijven bestaan ondanks verscheidene culturele veranderingen. Onder nakomelingen van immigranten ontstaat vaak een hernieuwde interesse in hun etnische identiteit waar een soort etnisch symbolisme uit voortkomt (vb. Ierse Amerikanen; er is weinig Iers aan ze maar ze vieren wel St. Patrick’s Day). Het Huron-voorbeeld laat wat dit betreft ook zien dat belangrijk etnisch onderscheid niet kan blijven bestaan zonder (verzonnen) culturele kenmerken die de identiteit markeren. Het derde punt laat zien dat een etnische identiteit niet per definitie bestaat uit een gemeenschap met sterke sociale banden en netwerken. Een vierde punt is dat etnische groepen niet gezien kunnen worden als vanzelfsprekende observatie-eenheden. Zoals het Huron-voorbeeld duidelijk maakt is er een proces van ‘etnicisering’: het sociale proces van het definiëren en markeren van etnische verschillen en daarmee vormen van solidariteit ontwikkelen. De Huronleiders waren in staat een etnische identiteit te creëren en presenteren en anderen te beïnvloeden deze identiteit te accepteren.

Het publieke debat over identiteit en culturele diversiteit is in volle gang. De meningen erover zijn verdeeld, van progressievelingen die de rijkdom van die diversiteit inzien en vaak de reële problemen ervan voor de sociale solidariteit ontkennen tot de conservatieve groep die gelooft dat diversiteit leidt tot sociale problemen en fragmentatie. Daartussen bevindt zich de grootste groep mensen die niet weten wat ze moeten denken en uit voorzorg maar met de laatste groep meegaan. De discussie in dit boek is gebaseerd op verschillende onderzoeksresultaten. Ook wordt er uitgegaan van de ‘psychologische burger’: identiteit en manieren waarop wordt omgegaan met culturele diversiteit worden besproken in relatie tot algemene menselijke tendensen, motieven, overtuigingen en behoeftes. De focus ligt op de implicaties van psychologisch denkwerk voor en onderzoek van hedendaagse kwesties, dilemma’s en mogelijke oplossingen in onze diverse samenlevingen. De zoektocht naar identiteit kan op vele verschillende manieren verlopen en eindigen, maar de vragen die tijdens die zoektocht naar boven komen zijn haast universeel. Vragen als wie ben ik, wat is mijn plek, wat vind ik belangrijk, hoe kom ik over, etc. Deze vragen hebben te maken met basale menselijke behoeftes en zorgen die gevormd, teweeggebracht en bedreigd worden door sociale omstandigheden en ontwikkelingen. Psychologisch gezien spelen met name twee gerelateerde ontwikkelingen een belangrijke rol. De eerste is de snelheid waarmee technologische, sociale, culturele en andere gerelateerde veranderingen plaatsvinden. Het kost tijd om aan veranderingen aan te passen en je ergens thuis te voelen of ergens bij te horen en de snelheid waarmee deze veranderingen plaatsvinden is vaak problematisch. De tweede heeft te maken met de dagelijkse overstroming van andere levensstijlen, overtuigingen, ideeën, handelingen die we via televisie, internet en reizen tot ons krijgen. Het dagelijks zien van en in contact komen met mensen die in andere dingen geloven en er anders uitzien leidt vaak tot een nadruk op onderlinge verschillen en identiteit; de vraag rijst wie jij zelf bent, waar jij vandaan komt en waar jij voor staat. Deze twee zaken, snelle opeenvolgende veranderingen en een enorme hoeveelheid en diversiteit van informatie en meningen, maken mensen onzeker over wie en wat zij zijn.

Sociale psychologie

Migratie, integratie, assimilatie, multiculturalisme en tolerantie zijn kwesties die ook vanuit sociaalpsychologisch standpunt interessante vragen oproepen. Groepsidentiteiten en de relatie tussen groepen, hoe en waarom mensen zichzelf classificeren en de gevolgen daarvan zijn voorbeelden van vragen die vanuit de sociaalpsychologische hoek onderzocht worden. Wat etnische minderheden betreft richten sociaal psychologen zich meer op het ‘minderheid’ aspect dan op het ‘etnische’ aspect. Het minderheid aspect richt de aandacht op het belang van sociale machtsposities, status en prestige. Identiteiten en groepsverschillen worden bestudeerd vanuit een structureel oogpunt. Omdat de nadruk gelegd wordt op groepsstatus worden de waargenomen verschijnselen niet toegeschreven aan culturele kenmerken maar aan sociale omstandigheden (vb. denk aan het verschil in groepsstatus van moslims als meerderheid in hun thuisland en moslims als minderheid in Nederland). Maar hoe zit het dan met het etnische aspect? Etniciteit wordt vaak gezien als een cultuur die overgedragen wordt van generatie op generatie. Etniciteit en cultuur kunnen niet als een en hetzelfde gezien worden maar ze zijn wel sterk verbonden. Een focus op cultuur betekent echter vaak dat situationele en materiele omstandigheden gebagatelliseerd worden en belangrijke vragen niet gesteld worden omdat problemen en verschillen tussen etnische groepen toegeschreven worden aan culturele kenmerken en achterstanden.

Het perspectief van sociale psychologie dat in dit boek gehanteerd wordt om de identiteit van etnische minderheden te begrijpen is gebaseerd op twee gedachtes: 1) de relevante, onderliggende processen voor groepen die verschillen in status en macht, en 2) contextuele culturele betekenissen. Om te kunnen begrijpen wat het betekent deel uit te maken van een etnische groep moeten we niet alleen de basale behoeftes en beweegredenen in aanmerking nemen, maar ook de culturele en ideologische context waarbinnen identiteiten gevonden en gedefinieerd worden.

Hoofdstuk 2 - Identiteitsvraagstuk

Het concept ‘identiteit’ is alles behalve een duidelijk en helder afgebakend concept. Er wordt wel gezegd dat omdat identiteiten variabel en veranderlijk zijn een vaste definitie niet gebruikt kan worden. Toch is het belangrijk, om er over te kunnen praten, terug te kunnen vallen op een impliciete veronderstelling van het begrip ‘identiteit’. In 1954 kwamen sociologen Kuhn en McPartland met de ‘Twenty Statements Test’, een objectieve manier om te onderzoeken hoe mensen zichzelf zien. Duidelijk werd dat mensen veel verschillende antwoorden geven op de vraag wie ze zijn, van hun naam, religie en geslacht tot persoonlijke gedachten en verlangens en persoonlijkheidskenmerken. Door de jaren heen is geprobeerd al die verschillende soorten antwoorden onder te brengen in een classificatiesysteem. Er gaan complexe vragen schuil achter de vraag van wie je bent. Is je identiteit gevestigd in je diepste verlangens of in het feit dat je in een bepaald land woont? Waar is de grens van wat ik ben en hoe ik ben?

Wie

Het eerste antwoord op de Twenty Statements Test dat mensen vaak geven is hun naam. Door je naam te geven ben je identificeerbaar, je kunt aangesproken worden en er kan over je gesproken worden in jouw afwezigheid. Deze identiteit heb je vanaf je geboorte en er is niets subjectiefs aan, het kan objectief vastgesteld worden.

Wat

De antwoorden die het meest voorkomen na de naam verwijzen naar diverse sociale categorieën, zoals ‘student’, ‘Nederlander’, ‘vrijgezel’, etc. We definiëren onszelf door middel van de categorieën en groepen waar we toe behoren, het onderscheidt ons niet meer van anderen (zoals met de naam), maar heeft juist te maken met kenmerken die we met anderen delen. Deel uitmaken van een bepaalde groep of categorie is jouw bedoelde identiteit, het zegt iets over de soort persoon die je bent. Het geeft je een bepaalde plaats of positie in de wereld. Een individu valt altijd onder meerdere categorieën. Een bepaald kenmerk geeft dus maar een deel van je identiteit prijs. En al die verschillende sociale identiteiten kunnen niet opgesomd worden met de enkelvoudige term ‘identiteit’. Belangrijk is echter hoe die verschillende sociale identiteit zich tot elkaar verhouden. Meestal vullen ze elkaar goed aan en leveren ze geen problemen op, maar sommige sociale categorieën zijn moeilijk overeen te stemmen (vb. goede moeder en carrièrevrouw of christen en homoseksueel). Ook kan het voorkomen dat één specifieke identiteit op de voorgrond treedt en alles domineert. Denk bijvoorbeeld aan een racist die de wereld alleen in zwart en wit ziet. Identiteit als een sociaal verschijnsel (wat iemand sociaal gezien is of wat iemand in andermans ogen is) moet niet verward worden met iemands eigen besef van identiteit (hoe iemand zichzelf ziet).

Hoe

Veel antwoorden op de test gaan ook over hoe iemand van binnen is; antwoorden die iets zeggen over persoonlijkheidskenmerken, overtuigingen, houdingen, voorkeuren, verlegen, onzeker, etc. Het gaat over dat stukje van jezelf dat diep binnenin je zit en waar anderen nooit echt bij kunnen komen. Het gaat erom dat je trouw blijft aan jezelf en je van binnen weet wie je bent.

Sociale identiteiten

De sociale identiteit is afhankelijk van wat er in het openbaar gebeurd. Deze identiteit is het resultaat van sociale processen die op basis van bepaalde criteria bepalen wat de grenzen van een groep/categorie zijn. De zogenaamde primaire categorieën, zoals geslacht, leeftijd en huidskleur, zijn belangrijk in elke cultuur en tijdperk. Het classificeren van mensen in bepaalde categorieën wordt ook sterk beïnvloed door de culturele context, denk bijvoorbeeld aan de culturele verschillen tussen het classificeren van mannen en vrouwen. Wil een sociale classificatie een ‘sociale identiteit’ worden, dan moet deze betekenis hebben voor de bredere samenleving en gepaard gaan met overtuigingen over verschillen tussen groepen mensen en verwachtingen over hoe deze mensen zijn en zich gedragen.

Zoals eerder gezegd zijn sociale identiteiten gemaakt en daardoor aan verandering onderhevig, ze zijn de uitkomsten van sociale processen. Categorisaties die natuurlijk en vanzelfsprekend lijken kunnen tot nieuwe of aangepaste onderscheidingen leiden. Dit gebeurt doorgaans niet van de ene op de andere dag aangezien etnische, raciale, nationale en religieuze identiteiten verankerd liggen in institutionele, culturele, sociale en ook economische en politieke regelingen. Toch is het mogelijk, denk aan de afschaffing van Apartheid en het feit dat veel blanke Zuid-Afrikanen niet meer geloven in een raciale ondergeschiktheid. Iets wordt pas een sociale identiteit als het (h)erkend en bekrachtigd wordt door de bredere samenleving.

De vraag die sociaal psychologen stellen is of en wanneer ons zelfgevoel verbonden is met ons lidmaatschap van bepaalde sociale categorieën of groepen. De betekenis van die lidmaatschappen is niet alleen maar persoonlijk, het is ook een historische, culturele en normatieve zaak. Door jezelf te definiëren als een groepslid worden die sociaal gedefinieerde betekenissen belangrijk voor je eigen persoon. Je begint je te gedragen aan de hand van wat belangrijk is in en voor die groep. Wanneer personen zichzelf als lid van een bepaalde groep definiëren, zullen ze ook de bijbehorende stereotypische kenmerken op zichzelf toepassen. Dit komt duidelijk naar voren in onderzoeken naar stereotype threat:: mensen die tot een bepaalde stereotype groep behoren, presteren minder goed wanneer ze getest worden op kennis of vaardigheden waarvan algemeen bekend is dat die groep daar slecht in is (vb. vrouwen zijn slecht in wiskunde, Afro-Amerikanen zijn niet erg intelligent).

Er zijn veel soorten categorieën en groepen die op diverse gebieden van elkaar verschillen (grootte, doelen, structuur, etc.). Sommige zijn functioneel en verwijzen naar rollen en posities (leraar-student), anderen verwijzen naar intieme relaties (familie, vrienden). Het is duidelijk dat al die categorieën niet dezelfde betekenissen en implicaties hebben. Een algemeen sociologisch onderscheid is tussen categorieën en groepen. Een categorie is een verzameling mensen die een bepaald kenmerk delen maar verder weinig met elkaar van doen hebben (volwassenen, belastingbetalers). Een groep heeft te maken met sociale interacties en relaties wat resulteert in een gemeenschappelijk leven. Dit onderscheid tussen de twee is belangrijk omdat de normatieve verwachtingen en gevolgen anders zijn. Het is bijvoorbeeld lastiger elkaar verantwoordelijk te houden binnen een categorie dan in een groep.

Geschiedenis

De etnische en nationale identiteit wordt ook gedefinieerd in historische termen die een politieke betekenis hebben. Een koloniale geschiedenis of een geschiedenis van arbeidsmigratie is relevant voor het begrijpen van de problemen van etnische minderheidsidentiteiten. Een collectieve representatie van het verleden beïnvloedt de huidige percepties, omstandigheden en gedragingen. Denk bijvoorbeeld aan de situatie van de Zuid-Molukkers die hierheen gehaald werden na de oorlog en daarna aan hun lot werden overgelaten door de Nederlandse overheid. Die geschiedenis speelt een grote rol in hoe Molukkers zichzelf zien en hun relatie met Nederland(ers). Periodes van ongerechtigheid, exploitaties en dramatische gebeurtenissen uit het verleden kunnen ook de hoeksteen vormen van een groepsidentiteit. Deze ‘gekozen trauma’s’ kunnen door leiders gepropageerd worden om mensen te mobiliseren en verenigen. Het is vooral de representatie van een traumatische gebeurtenis die een grote rol speelt. Slavernij bijvoorbeeld is nu niet meer gaande maar de collectieve representatie ervan als een cultureel trauma is wat de Afro-Amerikaanse identiteit definieert en deze mensen politiek gezien kan samenbrengen.

Wij-gevoel’

Denken in termen van ‘wij’ en ‘ons’ is wat groepsgedrag mogelijk maakt en wat afhankelijke individuen verandert in een samenwerkende sociale macht. Dit betekent niet dat er altijd overeenstemming heerst binnen de groep. Toch biedt die sociale identiteit een belangrijke basis voor gemeenschappelijke invloed. Als mensen zichzelf zien als behorend tot dezelfde nationale categorie, zal er een motivatie heersen om een consensus te bereiken over de betekenis en implicaties van de nationale identiteit. Een gedeelde identiteit zorgt ervoor dat groepsleden overeenstemming en consensus proberen te bereiken.

Identificatie

In het eerder genoemde rapport van de WRR wordt de focus meer gelegd op identificatieprocessen dan op een definitie van de Nederlandse identiteit. Dit maakt het makkelijker te onderzoeken wanneer mensen zich meer of minder verbonden voelen met Nederland(ers). Toch blijven ze erg vaag over wat identificatie dan betekent. Volgens het rapport bevat identiteit altijd meerdere identificatieprocessen en identificatie wordt dan omschreven als een dynamisch proces van het oprichten, onderhouden en stopzetten van connecties/relaties. Er worden drie processen onderscheiden, namelijk functioneel, emotioneel en normatief.

De begrippen identiteit en identificatie worden vaak samen gebruikt maar er zit wel een verschil in betekenis tussen. Sociale identiteit verwijst naar categorieën en groepen die diverse sociaal gedefinieerde kenmerken hebben die gedeeld worden binnen de groep/categorie. Identificatie verwijst naar iemands subjectieve relatie met een bepaalde categorie of groep. Volgens Freud is identificatie tijdens de ontwikkeling van een kind de eerste emotionele band tussen twee mensen. Iemand die zich met iemand anders identificeert (vb. een dochter met haar moeder), gedraagt zich alsof hij of zij die persoon is. Het is volgens Freud meer dan alleen imitatie (vb. hoge hakken van moeder aan doen), er komt ook een gevoel van eenheid bij kijken, de kenmerken worden eigen gemaakt. Het is vooral een emotioneel proces. Wanneer we ons met een etnische of nationale gemeenschap identificeren komen er gevoelens van veiligheid, erbij horen en trots bij kijken. Het succes van de groep voelt als een eigen succes en het falen van de groep voelt als een persoonlijk falen.

Van disidentificatie is sprake als iemand zich niet identificeert met de groep of gemeenschap waar hij/zij deel van uit maakt. Ook is het mogelijk je te identificeren met een groep waartoe je niet behoort. Met sommige groepen is het mogelijk de sociale identiteit te adopteren en erbij te horen (vb. verschillende jeugdculturen), maar met meer permanente identiteitscriteria zoals huidskleur of geslacht, wordt dat een stuk lastiger.

Volgens het ‘group identity lens’ model functioneert de groepsidentificatie als een groepslens waardoor mensen gevoelig worden voor alles dat hun groep raakt of kan schaden. Dus een sterkere groepsidentificatie leidt tot hogere percepties van identiteitsbedreiging en die percepties resulteren in een bepaalde reactie. Het ‘group identity reaction’ model is gebaseerd op het idee dat het waarnemen van identiteitsbedreiging kan leiden tot het sterker identificeren van individuen met hun groep en dat een sterkere identificatie tot meer negatieve reacties ten opzichte van andere groepen leidt. Het ‘group identity conditional’ model gaat ervan uit dat groepsidentificatie de relatie tussen identiteitsbedreiging en steun voor minderheidsrechten beïnvloedt. Groepsidentificatie lijkt te leiden tot een grotere perceptie van bedreiging en als die bedreiging eenmaal is waargenomen leidt het tot minder steun voor immigranten en etnische minderheden.

Dimensies van sociale identiteit

Sociale identiteit bevat cognitieve (zelfcategorisatie en belangrijkheid), emotionele (waardering en erbij horen) en gedragscomponenten (gepast gedrag). Jouw besef van identiteit is afhankelijk van je categorisatie in een bepaalde groep. Dit gebeurt veelal onbewust (je bent student, je bent een vrouw, etc.). Door jezelf in een bepaalde groep te plaatsen wordt ook je plaats in de sociale wereld bepaald: wat je bent en waar je thuis hoort. Verschillende mensen hechten een verschillend belang aan hun sociale identiteiten. Voor de ene is het zijn van een christen of moslim een van de vele identiteiten terwijl het voor een ander het enige is dat telt. De sociale identiteiten die je belangrijk vindt zal je hoogstwaarschijnlijk positief waarderen. Het kan ook een negatieve waarde krijgen, wanneer je als Marokkaan bijvoorbeeld gestigmatiseerd wordt door de samenleving omdat sommige andere Marokkanen problemen veroorzaken. Gevoelens van verbondenheid, erbij horen, maakt ook deel uit van sociale identiteiten. De groep is een verlenging van jezelf en loyaliteit en solidariteit spelen een rol. Sociale identiteiten worden ook vaak sterk gelinkt aan typische gedragingen die als grenzen voor de groep werken en de betekenis van je identiteit definiëren. Een etnische identiteit moet herkenbaar zijn aan etnisch gepast gedrag, net zoals een religieuze identiteit herkenbaar is aan religieuze handelingen (je bent in Nederland geen echte Molukker of Chinees als je geen Maleis of Chinees praat). Het gedrag is niet optioneel maar maakt deel uit van de identiteit.

Motieven voor identiteit

Groepsonderscheiding is een belangrijk aspect van de sociale identiteit. Een groep zonder duidelijke onderscheiding geeft geen duidelijke sociale identiteit. En dat resulteert in een tekort aan mogelijkheden de fundamentele menselijke behoeftes te vervullen (grip hebben, zinvol bestaan, ergens thuishoren en eigenwaarde). Groepsonderscheid is een noodzakelijke voorwaarde voor deze menselijke behoeftes. Mensen hebben het nodig om grip op zaken te hebben, te weten dat ze dingen onder controle hebben en geen slachtoffer zijn van de omstandigheden. Het categoriseren van de wereld om je heen komt hierin tegemoet. Hierdoor weet je namelijk wat anderen zijn en hoe zij zich gedragen en hoe jij jezelf moet gedragen. Het zoeken naar een zinvol bestaan is ook een essentieel kenmerk van de mens. Mensen willen geloven dat hun leven een groter doel en een grotere betekenis heeft en zo’n overtuiging is een belangrijk onderdeel van het psychologisch welzijn. Etniciteit kan een antwoord geven op die grote levensvragen: vragen over afkomst, het lot en de betekenis van het leven. De perceptie van groepscontinuïteit, van de historische en culturele duurzaamheid van de groep geeft een bepaalde zekerheid en veiligheid wat betreft die levensvragen. Mensen hebben ook de fundamentele behoefte ergens bij te horen en emotionele banden aan te gaan. Deze behoeftes komen ook voor in etnische, culturele en religieuze gemeenschappen. Het gevoel dat je bij de groep hoort creëert een morele gemeenschap waar loyaliteit, vertrouwen en onderlinge hulp en ondersteuning centraal staan. Veel immigranten en etnische minderheden willen niet alleen bij hun etnische groep horen maar ook bij hun gastland. Buitengesloten worden en er niet bij horen bedreigen daarom hun gevoel van ergens thuishoren, wat weer negatieve psychologische gevolgen kan hebben. Het zoeken van je plaats in deze wereld gaat altijd gepaard met de vraag of je erkend en gewaardeerd wordt door anderen. Niet alleen als individu, maar ook voor wie je bent als lid van de groep. Wanneer je niet gewaardeerd wordt kan dit leiden tot lage zelfwaarde en zelfrespect.

Hoofdstuk 3 - Discriminatie en bevestiging

Discriminatie houdt in dat een groepslid onrechtvaardig behandeld wordt op basis van het behoren tot die groep. Het kan bijvoorbeeld gaan om het discrimineren van vrouwen, ouderen of mensen van een bepaalde (minderheids)afkomst. Discriminatie kan situationeel en tijdelijk zijn of meer structureel en systematisch. De sociale identiteit staat op het spel bij discriminatie. Het impliceert dat jij niet de controle hebt, dat je hier niet thuis hoort. Etnische discriminatie impliceert dat iemands etnische identiteit erbij betrokken is. Hier zijn twee modellen op toe te passen. Ten eerste kan etnische identificatie voorafgaan aan waargenomen discriminatie omdat groepsidentificatie een raamwerk (of lens) levert voor het interpreteren van de sociale wereld (‘group identity lens’ model, zie H.2). Een hogere etnische identificatie zal tot een hogere perceptie van discriminatie leiden. Er blijkt ook een discrepantie te zijn tussen perceptie van discriminatie tegen de groep en tegen de persoon zelf (the personal/group discrimination discrepancy). Persoonlijke discriminatie wordt geminimaliseerd bijvoorbeeld omdat dat de persoon in kwestie nog gevoelens van controle en eigenwaarde doet houden. Of omdat de persoon de sociale schade (negatieve reacties uit omgeving) te groot vindt als hij de discriminatie zou melden. Ten tweede kan etnische identificatie een gevolg zijn van discriminatie omdat discriminatie iemands etnische ‘zelf’ behelst en daarmee de etnische identiteit relevant en belangrijk maakt (‘group identity reaction’ model). Het slachtoffer zijn van discriminatie leidt ertoe dat personen zich sterker identificeren met hun etnische minderheidsgroep en die sterkere identificatie is gunstig voor het psychologische welzijn. Een sterke en emotionele binding met de groep kan voor een buffer zorgen tegen de negatieve psychologische effecten van uitsluiting.

Groepsidentificatie biedt ook een basis voor collectief handelen: elke handeling die tot doel heeft de status, positie of invloed van een hele groep te verbeteren in plaats van één persoon of een paar individuen. ‘Social identity theory’ stelt dat groepsidentificatie tot twee brede strategieën kan leiden voor het opbouwen van een positieve sociale identiteit, ondanks dreigende en discriminerende gedragingen van de meerderheid. De eerste strategie is sociale creativiteit. Hierbij wordt geprobeerd een onderscheidende en positieve sociale identiteit te creëren zonder de bestaande groepsrelaties te veranderen. Er zijn drie verschillende vormen van dit proces. De eerste vorm is het herdefiniëren van de inhoud van de identiteit van de minderheidsgroep (vb. stroming in de jaren ’60 “Black is Beautiful”). De tweede vorm is het tegengaan van discriminatie en stigmatisatie met positieve eigenschappen. Dit werkt alleen als die eigenschappen oprecht erkend en gewaardeerd worden. De derde vorm is het aanpassen van de groep waarmee vergeleken wordt. In plaats van ‘omhoog’ te vergelijken (waarbij de gediscrimineerde groep dus lager geplaatst wordt), ‘omlaag’ vergelijken. De tweede strategie is sociale competitie. De etnische minderheid kan collectief handelen om daadwerkelijk de status quo in twijfel te trekken en proberen te veranderen (de mate van groepsidentificatie speelt hier dus een rol bij).

Individuele mobiliteit

Naast de collectieve handelingen kunnen leden van een etnische minderheid ook proberen een meer positieve sociale identiteit te bereiken door het volgen van een meer individualistisch pad. Ze kunnen zichzelf sociaal en psychologisch distantiëren van hun ondergewaardeerde etnische minderheidsgroep. Dit kan bijvoorbeeld door zich te bewegen richting de meerderheidsgroep. Er kunnen echter wel grote negatieve gevolgen zitten aan het distantiëren van de eigen etnische groep; vriendschappen en traditionele zekerheden gaan verloren en er komt kritiek en veel verwijt vanuit de etnische groep.

Er is nog een element dat bovenstaande strategie van individuele mobiliteit moeilijk maakt, namelijk dat de acceptatie vanuit de meerderheidsgroep vaak voorwaardelijk is. Dat houdt in dat je alleen geaccepteerd wordt als je net als zij wordt, en dan nog word je vaak niet volledig geaccepteerd. Dit wordt ook wel de integratieparadox genoemd: minderheidspersonen die met betrekking tot opleiding en de arbeidsmarkt relatief succesvol zijn, zijn gevoelig voor etnische acceptatie en gelijkheid en ervaren meer discriminatie. Ervaringen en percepties van discriminatie en niet-acceptatie ondanks hun succesvolle integratie zorgen ervoor dat ze zich beroofd voelen, ze krijgen niet wat ze eigenlijk wel verdienen. Dit leidt weer tot negatieve gevoelens ten opzichte van het gastland.

De sociale context is erg belangrijk wat betreft het begrijpen hoe etnische minderheden met hun achtergestelde positie proberen om te gaan. Er zijn ten minste drie sociaal-structurele aspecten die invloed hebben op de reacties van mensen op discriminatie en op een achtergestelde statuspositie in het algemeen. Het gaat hier om de stabiliteit en legitimiteit van het statussysteem en de aard van de groepsgrenzen. Stabiliteit verwijst naar de mate waarin groepsposities veranderlijk geacht worden en legitimiteit verwijst naar de mate waarin de statusstructuur als rechtvaardig aanvaard wordt. Doordringbaarheid (permeability) verwijst naar de mate waarin individuele groepsleden de ene groep kunnen verlaten en zich kunnen aansluiten bij een andere groep. Samen beïnvloeden deze drie aspecten etnische minderheden bij het zoeken naar de identiteit. Het belang van deze aspecten toont aan dat identificatieprocessen zich binnen de sociale context afspelen. Als het idee heerst dat groepsposities onbuigzaam zijn, groepsverschillen onrechtvaardig, groepsgrenzen gesloten en er gevoelens van bedreiging en afwijzing zijn, zal dat leiden tot het terugtrekken in de eigen etnische groep. Terwijl als de samenleving als open en legitiem gezien wordt, dat een sterkere oriëntatie richting het gastland en succesvollere integratie zal stimuleren.

Situationele perspectief van etnische identiteit

Het is lastig te bepalen wanneer en in welke mate mensen zich meer of minder bewust zijn van hun etnische achtergrond en welke situaties dat bewustzijn oproepen. Toch zijn er wel een aantal studies dat pogingen gedaan heeft dit te onderzoeken. Een van de conclusies is dat het bewustzijn van iemands etnische identiteit afhankelijk is van omstandigheden. Het is niet iets waar mensen zich constant bewust van zijn. De betekenis van je etnische identiteit kan ook verschillen per situatie. Een Marokkaan kan onder familie andere gevoelens en gedachten hebben over het ‘Marokkaan-zijn’ dan op school of werk. Dit heeft vooral te maken met vergelijkingsprocessen. Sociale identiteiten krijgen betekenis wanneer vergeleken wordt met anderen. Het is belangrijk te onthouden dat minderheden zichzelf niet alleen vergelijken met de (autochtone) meerderheidsgroep maar ook met andere minderheidsgroepen, en met de mensen/situatie in het land van herkomst.

Bevestiging

Sociale identiteiten vereisen sociale bevestiging. Sociale herkenning is afhankelijk van de mate waarin een sociale identiteit geuit wordt in de juiste verbale en non-verbale gedragingen. Door die gedragingen kan je identiteit geclassificeerd worden en zullen anderen zich tegenover jou op zo’n manier gedragen dat je identiteit bevestigd wordt. Er is sprake van een wederkerig proces. Sociale context heeft invloed op het besef van een etnische identiteit wat weer invloed heeft op het ‘etnische gedrag’. Het etnische gedrag heeft zowel een invloed op het besef van etnische identiteit als op de sociale context.

Veel etnische minderheden en immigranten willen en kunnen niet hun etnische identiteit opgeven. Veel van hen willen juist hun achtergrond fuseren met het gastland. Ze willen zichzelf bijvoorbeeld waarnemen als Marokkaan en als Nederlander. Dit moet wel geaccepteerd worden door zowel de meerderheidsgroep als de eigen etnische gemeenschap, en dit is niet makkelijk. Vaak worden deze mensen door de ene groep als té Marokkaans bevonden en door de andere als té Nederlands.

(figuur 1)

Hoofdstuk 4 - Ontwikkeling en dualiteit van de identiteit

Identiteitsontwikkeling kan verschillende trajecten volgen. Onderzoek naar dit onderwerp richt zich vooral op adolescenten. Hoewel kinderen al in staat zijn mensen te labelen en categoriseren in verschillende groepen wordt een allesomvattend zelfbeeld pas rond de adolescentie ontwikkeld. Adolescentie wordt dus gezien als de kritieke periode voor identiteitsontwikkeling en onderzoek naar etnische en raciale identiteitsvorming richt zich dan ook voornamelijk op deze leeftijdsperiode. Er zijn twee manieren om te onderzoeken hoe die identiteit zich ontwikkelt. De eerste is volgens de bottom-up methode. Hierbij wordt eerst gekeken naar de specifieke omstandigheden en ervaringen van een bepaalde groep en deze informatie wordt vervolgens gebruikt als basis voor een ontwikkelingsmodel. Een bekend bottom-up model is het ‘nigrescence’ model van William Cross (1991). De tweede manier is de top-down methode. Hierbij wordt een uit de theorie ontwikkeld ontwikkelingsmodel gebruikt en empirisch getest. Het voordeel van deze methode is dat het toegepast kan worden op verschillende etnische en raciale minderheidsgroepen in verschillende settings. Dit is bij het bottom-up model niet mogelijk want daar is de methode gebaseerd op de specifieke omstandigheden van één minderheidsgroep en dus niet toepasbaar op andere groepen. Het bekendste top-down model is van Jean Phinney, welke deels gebaseerd is op het werk van Erik Erikson. Volgens dit model zijn exploration (verkenning) en commitment (toewijding) de twee sleutelprocessen van identiteitsvorming. Exploration geeft de mate aan waarin adolescenten nadenken over de verschillende betekenissen van etniciteit en welke betekenis het in hun leven kan hebben. Commitment is de mate waarin adolescenten toegewijde keuzes gemaakt hebben wat betreft de betekenis van hun etniciteit en de manier waarop ze zullen leven als lid van een etnische groep. Er kunnen 4 etnische statussen afgeleid worden van de aan- of afwezigheid van exploration en commitment. De minst ontwikkelde status is diffusion waarbij er weinig interesse in of begrip van de etniciteit is (geen exploration, geen commitment). De status van foreclosure geeft een toewijding aan zonder eerst te verkennen wat het betekent om deel uit te maken van de etnische groep (commitment zonder exploration). Er is sprake van de status van moratorium (uitstel) wanneer de adolescent actief de verschillende betekenissen van de etniciteit aan het verkennen is, maar er nog geen toewijding is (exploration en geen toewijding). Voor een gezonde etnische identiteitsontwikkeling zou deze verkenningsfase moeten resulteren in een voltooide identiteit (achievement). Deze identiteit wordt gekenmerkt door toewijding en een duidelijk en zeker besef van waar hij/zij etnisch gezien thuishoort (commitment na exploration).

(figuur 2)

Verschillende studies in de Verenigde Staten hebben aangetoond dat de ontwikkeling van identiteit gradueel en subtiel is. Van de vroege tot middel-adolescentie is er een toename in identiteitsverkenning, de zoektocht naar de identiteit wordt minder sterk in de late adolescentie. De vorming van een etnisch zelfbesef blijkt minder dramatisch en dynamisch dan vaak gedacht wordt. Een andere bevinding uit de onderzoeken is de positieve associatie tussen exploration en commitment. Adolescenten met een sterke toewijding zijn ook betrokken in veel identiteitsverkenning. Toewijding of identiteitsvoltooiing hoeft dus blijkbaar niet per definitie na een periode van verkenning te komen. Er is geen vaste volgorde en de twee processen kunnen beter gezien worden als twee tegenoverliggende krachten. Dit suggereert ook dat de focus meer op het onderhouden van de identiteit ligt dan op de vorming.

Uit onderzoek is gebleken dat ervaringen met discriminatie de etnische identiteitsontwikkeling van de adolescent aanwakkert. Dit is ook in overeenstemming met het in hoofdstuk 2 genoemde ‘group identity reaction’ model. Naast ervaringen met discriminatie is ook socialisatie binnen het gezin, op school en in leeftijdsgroepen van belang bij identiteitsvorming. De kansen voor een gezonde ontwikkeling zijn groter wanneer er sprake is van warme, emotionele, liefdevolle relaties.

Gevolgen

Een sterkere of meer ontwikkelde etnische identiteit gaat gepaard met positieve uitkomsten, zoals studieprestaties, vriendschappen, zelfvertrouwen en psychologisch welzijn. Deze uitkomsten gelden niet alleen voor een bepaald moment, maar ook voor latere jaren. Een sterke etnische identiteit wordt ook geassocieerd met een hogere mate van openheid en acceptatie van andere culturen/etnische groepen.

Religieuze identiteit

Er is een verband tussen religieuze en etnische identiteit waarbij de religieuze identiteit de overhand heeft. Religie kan over het algemeen een belangrijke en diepgaande impact hebben op adolescenten en hun ontwikkeling. Uit een Nederlands onderzoek onder Marokkaanse jeugd kwam naar voren dat de islamitische identiteit erg belangrijk is en dat door die identiteit te benadrukken een gevoel van controle gecreëerd wordt en een gevoel van thuishoren in een land waar ze als buitenlanders gezien worden. De invloed van ouders op religieuze identiteitsontwikkeling neemt af naarmate de adolescentie vordert. Een toename van individuele autonomie en meer invloed van leeftijdsgenoten nemen de plaats van de ouderlijke invloed in.

De eerder genoemde 4 etnische statussen zijn in een onderzoek op moslimjeugd in Groot-Brittannië uitgewerkt. Diffusion: er is geloof in de kernboodschap van de islam, maar er wordt niet meegedaan met religieuze rituelen en praktijken. Er is geen echte interesse en toewijding. Foreclosure: er is geen exploration en alleen een onbedachtzame keuze voor de islam. De islam wordt als een eeuwigdurend en perfect systeem gezien dat niet aangepast kan worden aan de omstandigheden wat leidt tot een gat tussen de moslimgemeenschap en de rest van de samenleving. Moratorium: er is voortdurende exploration en interpretatie van de islam in de context van hun leven in Engeland. Ze zien zichzelf als Britse moslims en proberen een manier te vinden waarop hun religie persoonlijke betekenis krijgt zonder de samenleving de rug toe te keren.

Acculturatie

Acculturatietheorie gaat over processen waarbij mensengroepen van verschillende culturen zich aan elkaar aanpassen. Psychologische acculturatie verwijst naar interne veranderingen gerelateerd aan culturele normen en waarden, houdingen, gedragsvoorkeuren en groepsidentificaties. Hoewel er een gelijke wederzijdse aanpassing geïmpliceerd wordt, is het vaak de minderheidsgroep die de meeste veranderingen doormaakt. Volgens het acculturatiemodel zijn er twee aparte dimensies van identificatie (identificatie met gastmaatschappij en identificatie met etnische groep) die corresponderen met twee afzonderlijke processen. Een combinatie van de twee dimensies resulteert in vier mogelijke identiteitsposities. Van psychologische assimilatie is sprake wanneer er geïdentificeerd wordt met de gastmaatschappij (vb. deze Marokkanen definiëren zichzelf exclusief als Nederlander en oriënteren zich uitsluitend op Nederland). Er is sprake van segregatie wanneer iemand zichzelf uitsluitend in termen van zijn etnische gemeenschap ziet en zich bijvoorbeeld alleen Marokkaans voelt. Psychologische integratie vindt plaats wanneer mensen zich identificeren met zowel hun eigen etnische groep als de gastmaatschappij, zo iemand noemt zichzelf bijvoorbeeld Marokkaans-Nederlands (duale identiteit). Tegenover integratie staat marginalisatie en individualisatie. In het eerste geval voelt iemand zich geen deel van de eigen etnische gemeenschap, maar ook niet van de gastmaatschappij (vaak een gevolg van niet volledig geaccepteerd worden door beide gemeenschappen). In het tweede geval is er meer sprake van het plaatsen van andere sociale identiteiten, persoonlijke kenmerken, kwaliteiten en doelen boven de identiteit van de etnische gemeenschap of gastmaatschappij. Uit onderzoek blijkt dat de posities van assimilatie en marginalisatie niet vaak voorkomen.

(figuur 3)

Vanuit het oogpunt van aanpassing lijken integratie en segregatie de meest positieve vormen van acculturatie te zijn. Dit suggereert dat het vasthouden aan banden met de eigen etnische groep en cultuur een positieve invloed heeft op de psychologische en sociale aanpassingen van immigranten en minderheden. Marginalisatie en assimilatie zijn de minst gunstige posities en gaan vaak gepaard met psychologische gedragsproblemen en stress, depressie, angst en eenzaamheid (omdat banden met de eigen etnische groep worden verbroken).

Verschillende soorten integratie

Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van integratie, zoals culturele, sociale en psychologische integratie. Dit verschil is belangrijk omdat deze drie dimensies van acculturatie niet parallel aan elkaar hoeven te lopen. Psychologische aanpassing en verandering lijken lastiger dan sociale en culturele aanpassing.

Duale identiteit

Binnen de acculturatietheorie ligt de focus op twee identiteiten die in principe in hetzelfde domein bestaan. Dit wordt normaal gesproken onderzocht in termen van twee afzonderlijke identificaties: met het land van herkomst en met de gastmaatschappij. Een duale identiteit bestaat dan wanneer beide identificaties relatief sterk zijn (vb. ik voel me zowel Marokkaan als Nederlander). Het is daarmee nog niet duidelijk wat de twee afzonderlijke gevoelens in werkelijkheid betekenen. Er zijn daarom twee interpretaties van duale identiteit mogelijk: afwisseling van identiteit (identity alternation) en vermengde identiteit (blended identity). De eerste is de min of meer vloeiende wisseling tussen beide identiteiten afhankelijk van de sociale situatie. De tweede interpretatie is anders dan ‘Ik voel me Marokkaan én Nederlander’. Het is eerder een vermenging; Marokkaans-Nederlands. Een ander voorbeeld is kinderen uit etnische en raciale gemixte gezinnen, zij behoren tot twee of meer etnische of raciale groepen. De ogenschijnlijk duidelijke criteria voor het maken van etnisch of raciaal onderscheid gelden niet bij het categoriseren van deze kinderen.

Hoofdstuk 5 - Groepsgedrag

Een bekend experiment (‘summer camp studies’) uit 1961 van Muzafer Sherif deed onderzoek naar het intergroep gedrag onder kinderen. Het doel van de studie was om aan te tonen dat vooroordelen en discriminatie begrepen moeten worden op het niveau van relaties tussen groepen, met name in termen van groepsbelangen. In de eerste fase van de studie werden de jongens in twee groepen verdeeld. In de tweede fase werden de groepen bij elkaar gebracht in verschillende situaties met een wedstrijdelement (softbal, touwtrekken). Er kon telkens maar één groep de winnaar zijn en de winnaars kregen een prijs terwijl de verliezers niets kregen. In deze fase kwam er een enorme gedragsverandering op gang bij de jongens. Er ontstond een echte strijd tussen de groepen, inclusief elkaar uitschelden en soms zelfs fysiek geweld. Er ontstonden vrijwel alleen vriendschappen binnen de eigen groep. In de derde fase werden de groepen geconfronteerd met taken die alleen opgelost konden worden als de groepen zich zouden samenvoegen. Het idee was dat de relatie tussen de groepen verbeterd zou worden als de belangen van beide groepen overeenkwamen en ze van elkaar afhankelijk waren. Dit bleek ook het geval want de groepen werkten samen aan de gemeenschappelijke doelen en de vijandigheid verminderde. Wat dit experiment duidelijk maakt (en is bevestigd door ander onderzoek) is dat het deel uitmaken van een groep significant is voor menselijk gedrag. Het ‘ik’ verandert in ‘wij’. Er ontstaat gedragsuniformiteit binnen de groep en een duidelijk onderscheid ten opzichte van de andere groep.

Een andere wetenschapper die heeft bijgedragen aan het onderzoek naar groepsgedrag is Henri Tajfel, bedenker van de ‘social identity theory’. Hij heeft onderzocht of het behoren tot een kunstmatige groep al voldoende is om die groep te prefereren. Hij maakte hiervoor gebruik van het zogenaamde ‘minimal group paradigm’: zelfs een betekenisloos en arbitrair onderscheid tussen groepen (kleur van hun shirt, voorkeur voor een bepaald schilderij) kan aanleiding geven tot het prefereren van de eigen groep (‘in-group’) ten koste van anderen (‘out-group’). Uiteindelijk ontwikkelde Tajfel de theorie van ‘social identity’ om verschillende (verrassende) onderzoeksuitkomsten te kunnen verklaren. Deze theorie stelt dat mensen niet alleen unieke individuen zijn maar dat ze ook tot vele categorieën en groepen behoren. In verschillende situaties denken ze in termen van die groepslidmaatschappen. Ook stelt de theorie dat mensen een sterk verlangen en behoefte hebben aan een positief zelfbeeld en omdat een deel van dat zelfbeeld bestaat uit die groepslidmaatschappen, hebben ze de neiging hun eigen groep(en) positief op te vatten.

Social identity theory heeft veel invloed gehad op onderzoek naar intergroep gedrag. Niet alleen binnen de sociale psychologie, maar ook binnen politicologie, sociologie en antropologie. Het is onder andere door wetenschappers gebruikt om fenomenen als etnische conflicten en religieus fundamentalisme te verklaren. Een gevolg is dat de theorie vaak eenzijdig en selectief geïnterpreteerd wordt. In de onderzoeken was er telkens één dimensie ter vergelijking (vb. huidskleur), maar in de realiteit zijn er altijd meerdere categorieën en dimensies ter vergelijking (etniciteit, religie, levensstijl, nationaliteit, etc.). De vraag is wanneer of onder welke omstandigheden mensen zichzelf oordelen en waarnemen in termen van etniciteit, religie, cultuur en in meer of mindere mate identificeren met deze groepen. Hoewel de ‘minimal group paradigm’ laat zien dat alleen al het maken van een groepsonderscheid voldoende is voor het teweegbrengen van positieve groepsverschillen, zegt het niets over hoe dat zich in werkelijkheid vertaalt naar gedrag. Het waarom is duidelijk, maar het waar, wanneer en hoe is niet vanzelfsprekend (de vergelijking wordt gemaakt met eten: iedereen eet, maar het waar, wanneer en hoe verschilt per cultuur en groep).

Spanningen

De focus op de in-group hoeft niet samen te gaan met een tegenovergestelde ‘ander’, het hoeft niet ‘wij en zij’ te zijn maar kan ook ‘wij en niet-wij’ zijn. Toch zijn er veel situaties waarin tweedelingen als ‘wij en zij’ of ‘wij of zij’ een rol spelen. Deze verschillen kunnen leiden tot spanningen en conflicten, afhankelijk van veel politieke, economische en historische factoren. Waarom worden sommige groepen in sommige situaties wel negatief behandeld en gedenigreerd en andere groepen niet? Dat is de vraag die sociaal psychologen bezig houdt. Wat ook onderzocht wordt zijn de situationele verschillen in de mate van vooroordelen en racisme, waarom er een brede sociale consensus heerst wat betreft negatieve stereotypes en waarom er relatief snelle veranderingen op kunnen treden in de omvang van vooroordelen en discriminatie. Verschillende factoren van intergroep relaties komen hier bij kijken, niet alleen hoe wij ‘hen’ zien en de impact die ‘zij’ op ‘ons’ hebben, maar, belangrijker, ook hoe ‘wij’ onszelf begrijpen.

Waarneming

Groepen krijgen verschillende kenmerken en eigenschappen toegewezen. Deze kenmerken hebben gevolgen voor de mate waarin mensen zich ermee identificeren en hoe ze op anderen reageren. Hierbij zijn drie elementen van belang: de perceptie van verschillen, van entiteit en van een onderliggende kern.

Groepsverschillen

Uit verschillende onderzoeken is naar voren gekomen dat out-group homogeniteit (‘zij zijn hetzelfde en wij zijn verschillend’) regelmatig voorkomt, maar geen onvermijdelijk gevolg is van het onderscheiden van categorieën en groepen. Ook in-group homogeniteit (‘wij zijn gelijk en zij zijn erg verschillend’) is mogelijk, net zoals het zien van beide groepen als even homogeen. De perceptie van in-group homogeniteit komt voornamelijk voor op het niveau van kenmerken en dimensies die betekenis geven aan iemands eigen identiteit. ‘Wij’ zijn meestal toleranter dan ‘hen’ omdat tolerantie een kenmerk van ‘ons’ Nederlanders is, etc. Dit soort perceptie draagt bij aan positief onderscheidende identiteit. Het feit dat etnische minderheden vaak een sterkere in-group homogeniteit tonen is gerelateerd aan hun grootte in aantal en sociale status. Groepen die qua aantal en sociaal gezien in de minderheid zijn zullen meer ervaren dat hun groepsonderscheid onder druk ligt of bedreigd wordt door de meerderheid. Door de in-group als homogeen te ervaren geeft dat psychologische steun en helpt het de cohesie en integriteit van de groep te beschermen.

Entiteit

De ene groep wordt meer als groep beschouwd dan de ander, waarom? Waarop is dit gebaseerd? Donald Campbell gebruikte hiervoor de term entitativity: de mate waarin een verzameling mensen als entiteit wordt gezien. De perceptie van entitativity is vooral afhankelijk van de nabijheid van de groepsleden, hun overeenkomsten en gedeelde bestemming. Hoe groepen waargenomen worden is belangrijk omdat het invloed heeft op hoe informatie verwerkt wordt. Als een etnische groep gezien wordt als een hechte eenheid zullen mensen eerder gebruik maken van stereotypes, zal gedrag en gebeurtenissen sneller aan persoonlijkheidskenmerken toegeschreven worden (in plaats van aan omstandigheden) en zullen groepsleden sneller verantwoordelijk gehouden worden voor het gedrag van andere groepsleden. Omdat etnische minderheden vaker als groep gezien worden dan de autochtone meerderheid, hebben zij vaker met dit soort situaties te maken.

Onderliggende kern

Groepen hebben een onderliggende kern dat hen inherent verschillend maakt van elkaar. Psychologisch essentialisme verwijst naar het idee dat groepen natuurlijke of inherent verschillende soorten zijn. Denk bijvoorbeeld aan mannen die verschillen van vrouwen. De zichtbare verschillen en overeenkomsten zijn de oppervlakkige kenmerken (buitenkant) die bepaald zijn door de inherente structuur die mensen binnen een groep gelijk maakt en verschillend maakt van andere groepen of categorieën. Biologisch racisme is hier een voorbeeld van. Verschillen in huidskleur worden behandeld alsof ze genetische verschillen representeren, alsof de huidskleur iemands psychologische huishouding en gedrag bepaalt. Mensen met een andere huidskleur worden daardoor niet alleen als inherent anders gezien, maar ook als minderwaardig en minder menselijk.

Nationale identiteit

Het ‘zwarte schaapeffect’ impliceert dat mensen uit de in-group die het oneens zijn of ontspoord zijn, negatiever geëvalueerd worden dan gelijksoortige out-groupleden. Dus als iemand uit mijn eigen groep afwijkt van de norm, ben ik geneigd die persoon negatiever te beschouwen dan iemand uit een andere groep die afwijkt van de normen van die groep.

Er worden over het algemeen twee vormen van nationale identiteit onderscheidden: een etnische en een burgerlijke opvatting. De etnische opvatting definieert de natie in termen van gedeelde voorouders en een in wezen traditionele cultuur. De burgerlijke opvatting gebruikt onder andere het burgerschap als criteria voor het behoren tot een natie. De twee sluiten elkaar niet uit, maar er zijn verschillende gevolgen voor de houding richting nieuwkomers. Bij de etnische opvatting worden er duidelijke grenzen gesteld die het moeilijk maken voor immigranten en minderheden echt tot de natie te behoren, terwijl dit bij de burgerlijke opvatting een stuk makkelijker is. Afhankelijk van hoe de nationale identiteit gepresenteerd en gedefinieerd wordt, worden nieuwkomers en minderheidsgroepen meer of minder geaccepteerd.

Hoe immigranten worden waargenomen

Migreren gebeurt om allerlei redenen; betere levensvooruitzichten, herenigen met familie, vluchten voor onderdrukking. Migreren kan vrijwillig gebeuren of gedwongen, migranten kunnen hoog of laag opgeleid zijn. Al deze factoren kunnen een invloed hebben op de manier waarop immigranten zich proberen aan te passen aan de gastmaatschappij en ook hoe de gastmaatschappij reageert op de immigranten. Verschillende immigrantengroepen kunnen verschillend waargenomen en geëvalueerd worden. Over het algemeen wil men ten minste twee dingen weten wanneer men een onbekende groep tegenkomt (zoals een nieuwe groep immigranten), namelijk of deze groep goede bedoelingen heeft en te vertrouwen zijn (hartelijkheid) en of ze competent en kundig zijn. Immigranten worden vaak getypeerd als out-groups die laag scoren wat betreft hartelijkheid en competentie, hoewel uit onderzoek blijkt dat verschillende groepen verschillend waargenomen worden (Aziatische immigranten laag in hartelijkheid maar hoog in competentie en Italiaanse immigranten hoog in hartelijkheid en laag in competentie, bijvoorbeeld).

Er wordt ook onderscheid gemaakt tussen vrijwillige en onvrijwillige immigranten, waarbij de algemene opvatting heerst dat mensen die uit eigen keus naar bijvoorbeeld Nederland komen, zelf de verantwoordelijkheid hebben zich aan te passen. De ‘vrije keus’ plaatst de verantwoordelijkheid bij de immigranten zelf en rechtvaardigt de eis voor aanpassing. Het is een ander verhaal met bijvoorbeeld de Molukkers uit hoofdstuk 2 die door de overheid hierheen zijn gehaald; tegenover hen heeft Nederland een morele verantwoordelijkheid en verplichting. Ook emoties spelen een rol bij het categoriseren van immigranten en vluchtelingen. Politieke vluchtelingen zullen sneller gevoelens van medeleven oproepen wat zich omzet in steunend en hulpvaardig gedrag vanuit de samenleving, terwijl ‘gelukszoekers’ gevoelens van irritatie en boosheid teweegbrengen, wat resulteert in afwijzing.

Conflicten

‘Realistische dreiging’ refereert aan het mogelijke verlies van veiligheid en materiele bronnen (‘zij’ nemen ‘onze’ banen en huizen in). Dit kan het effect van een pro-sociale groepsnorm van acceptatie of antidiscriminatie uitroeien. Er kunnen ook gevoelens van fysieke dreiging zijn, bijvoorbeeld door ervaringen met of reportages over criminaliteit en terrorisme. Culturele en symbolische dreiging verwijst naar waargenomen groepsverschillen in waarden, normen en levensovertuigingen (wat vaak resulteert in een negatieve houding tegenover immigranten).

Er kan ook een conflict optreden wat betreft acculturatiestrategieën: immigranten streven naar integratie terwijl de meerderheidsgroep assimilatie verwacht en eist. Over het algemeen blijkt uit onderzoek dat immigranten een voorkeur hebben voor integratie of segregatie, terwijl autochtonen assimilatie en integratie prefereren. Er kan een conflict optreden wanneer bijvoorbeeld de minderheidsgroep afgezonderd wil blijven of wanneer de meerderheid hen afgezonderd wil houden. Hoe groter het verschil tussen geprefereerde acculturatiestrategieën (of verschil in perceptie hiervan), hoe meer intergroep spanningen, hoe minder positieve houdingen en hoe meer discriminatie. Wat betreft politieke acculturatie blijkt uit een Nederlands onderzoek dat de voorkeur vanuit de meerderheid uitgaat naar segregatie (en niet zoals hierboven naar assimilatie en integratie).

Wij en zij

Uit dit hoofdstuk is duidelijk geworden dat intergroep relaties afhankelijk zijn van de manier waarop ‘wij’, ‘zij’, en de relatie tussen ‘ons’ en ‘hen’ geïnterpreteerd wordt. Er komt nog een ander aspect bij kijken, namelijk de impact die ‘wij’ op ‘hen’ hebben (bijvoorbeeld in het geval van door ons verworven werkmigranten). Het kan bij ons gevoelens van schaamte en schuld oproepen en pogingen tot compensatie en rechtzetten aanwakkeren.

Hoofdstuk 6 - Erkenning van multiculturalisme

Alle controversie rondom het verbannen van hoofddoekjes in Frankrijk laat zien dat (religieuze) symbolen een krachtig iets zijn. Een symbool is een makkelijke en sterke manier om complexe en abstracte thema’s weer te geven. Daarbij hebben ze ook vaak meerdere betekenissen (feministen zien de hoofddoek als een beeld van onderdrukking terwijl vrouwen die de hoofddoek dragen het zien als een uiting van hun onafhankelijkheid). Als gevolg kan symbolisme leiden tot een verscherping van groepsgrenzen en verschillen.

Vanaf de jaren ’90 en 2000 was er een omslag in hoe er naar culturele diversiteit gekeken werd. Er kwam steeds meer kritiek en het politieke beleid ten aanzien van multiculturalisme werd verantwoordelijk gehouden voor de sociale fragmentatie en de segregatie van immigrantengroepen. Dit beleid benadrukte namelijk de verschillen van culturele groepen wat leidde tot een sociale kloof in plaats van te werken naar een algemene visie van een gedeelde maatschappij. De mening heerste dat een natie alleen bij elkaar gehouden kon worden met een kern van culturele normen en waarden. Het is ondertussen duidelijk geworden dat multiculturalisme niet het model is dat een oplossing biedt voor de bestaande culturele diversiteit. In veel landen ligt daarom de nadruk niet meer op multiculturalisme, maar op integratie en assimilatie. Toch zijn er ook positieve punten te noemen aan multiculturalisme, zoals het idee van culturele diversiteit en erkenning van multiculturalisme waarbij groepsidentiteiten op een positieve manier benaderd worden. Ook is er bewijs dat diversiteit positieve resultaten oplevert wat betreft productiviteit, creativiteit en vernieuwing. Helaas is er ook bewijs dat culturele diversiteit onder andere gerelateerd is aan verminderde sociale cohesie en meer conflicten. De betekenis van de term ‘multiculturalisme’ verschilt per land. Landen als Australië, Canada en de Verenigde Staten zijn grotendeels gevormd door immigranten en culturele diversiteit maakt min of meer deel uit van het nationale zelfbeeld. Voor veel Europese landen, waar historisch gezien altijd een grote autochtone meerderheidsgroep heeft geleefd, is dat anders. In dit soort landen wordt multiculturalisme meer gezien als een coulant gebaar naar immigranten en etnische minderheden en niet als iets waar de hele maatschappij mee van doen heeft. Het maakt dan ook maar een klein deel uit van het nationale zelfbeeld. Tussen Europese landen zelf heersen er ook verschillen. In patriottisch Frankrijk is er vrij weinig ruimte voor multiculturalisme, terwijl Nederland en Groot-Brittannië een veel ruimere en sympathiekere houding hebben ten aanzien van culturele diversiteit.

De erkenning van multiculturalisme

Multiculturalisme als erkenning en waardering van culturele verschillen zou bijdragen aan sterke en positieve identiteiten en daarbij aan meer eensgezinde etnische relaties. Door culturele diversiteit op een positieve manier te bekijken zouden minderheidsgroepen de erkenning krijgen die ze psychologisch gezien nodig hebben en waar ze recht op hebben. Hier gaat de rest van dit hoofdstuk over. Voor minderheidsgroepen biedt multiculturalisme de mogelijkheid hun eigen cultuur te behouden en een hogere sociale status in de maatschappij te verwerven. Ze hebben veel meer baat bij multiculturalisme. Het is daarom logisch dat minderheidsgroepen multiculturalisme verkiezen boven assimilatie waarbij ze langzaam opgaan in het grote geheel. Voor de meerderheidsgroep is de situatie echter anders. Zij zien etnische minderheden en hun verlangen hun eigen cultuur te behouden misschien als een bedreiging voor hun eigen culturele dominantie, groepsidentiteit en statuspositie. Vandaar dat zij waarschijnlijk assimilatie verkiezen boven multiculturalisme. Zij zullen multiculturalisme steunen waarschijnlijk alleen als dat hun eigen groepsbelangen verder helpt. Kort door de bocht hebben groepen de neiging dat model te bekrachtigen dat het behoud van hun eigen culturele identiteit en groepspositie in de maatschappij ondersteunt.

De multiculturele samenleving is een lastig en controversieel onderwerp. In het debat hierover kunnen drie sleutelargumenten vastgesteld worden. De eerste is het belang en de waarde van culturele diversiteit en identiteit. De tweede verwijst naar gelijke kansen en de derde naar sociale cohesie. Wat betreft gelijkheid gaat het om ‘equal dignity’ (waardigheid) en ‘equal respect’. De nadruk op culturele verschillen en minderheidsrechten wordt gezien als een manier om ongelijkheid en structurele discriminatie aan te pakken. De (h)erkenning van etnische ongelijkheid en oneerlijke behandeling is een duidelijke reden om vormen van multiculturele erkenning te steunen. Daarbij komt de overtuiging dat multiculturalisme een meer open en accepterende houding creëert richting anderen, wat weer discriminatie voorkomt. Multiculturalisme roept ook vaak vragen op over sociale cohesie en nationale eenheid. Voorstanders roepen dat acceptatie van culturele verschillen noodzakelijk is voor het ontwikkelen van sociale cohesie en eenheid. Alleen dan zullen immigranten en minderheden zich identificeren met de bredere samenleving. Tegenstanders wijzen echter naar de tot ongelijkheid leidende gevolgen van multiculturalisme (de vivisectie van de natie, aldus Ghandi). Zij blijven erbij dat de nadruk op culturele diversiteit tot etnische segregatie en fragmentatie leidt en dat de erkenning van culturele diversiteit en minderheidsrechten tot intergroep problemen en conflicten leidt die de stabiliteit en eenheid van de samenleving ondermijnen.

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat een positieve nadruk op culturele diversiteit psychologisch voordelig is als je etnische identiteit een belangrijke rol speelt in hoe jij jezelf ziet. Het is minder nuttig voor mensen die hun trots halen uit hun persoonlijke eigenschappen en prestaties en zich niet zo sterk identificeren met hun etnische gemeenschap.

Multiculturalisme en intergroep relaties

In Nederland bleken er zowel een positieve sociale norm ten gunste van multiculturalisme als een negatieve sociale norm die multiculturalisme als een bedreiging zag gelijktijdig te bestaan. De dreiging werd voornamelijk vanuit de meerderheidsgroep waargenomen. Het is dan bedreigend voor hun groep omdat het hun dwingt een deel van hun macht en status af te staan. Hun culturele dominantie en groepsidentiteit komt onder druk te staan. Studies in Groot-Brittannië suggereren dat de meerderheidsgroep multiculturalisme steunt zolang ze overtuigd zijn dat minderheden er niet op uit zijn zich af te scheiden en hun eigen cultuur te behouden.

Ondanks de waargenomen dreiging wordt een multiculturele samenleving ook als iets positiefs gezien, als goed voor de algemene ontwikkeling omdat er geleerd kan worden van andere levensstijlen en culturen. Multiculturalisme zou dan discriminatie en racisme voorkomen door gelijkheid te benadrukken en mensen te stimuleren toleranter en respectvoller richting anderen te zijn.

De effectiviteit van multiculturalisme

In tegenstelling tot assimilatie brengt multiculturalisme de focus weg van de in-group en richting het leren over en het accepteren van etnische out-groups. Multiculturele erkenning kan vertrouwen, gerustheid en zekerheid geven aan een ieder die in een multiculturele maatschappij leeft. Het leidt tot een verandering in perspectief wat leidt tot een positievere houding tegenover anderen. Het draagt bij aan een verhoogd begrip voor anderen wat stereotypering voorkomt. Wat onderwijs betreft blijkt dat kinderen positiever zijn over andere etnische groeperingen als er aandacht wordt besteed in hun klas aan culturele diversiteit. Meer kennis over en begrip voor andere culturen lijken te resulteren in positievere houdingen tegenover etnische out-groups.

In-group normen

Multiculturalisme heeft belangrijke implicaties voor relaties binnen etnische gemeenschappen. Het tot een groep behoren neemt verplichtingen en normatieve druk met zich mee. Groepsnormen beïnvloeden het gedrag van individuele groepsleden via processen van sociale controle en groepsidentificatie. Individuen conformeren zich naar de regels en normen van de in-group om acceptatie als groepslid vast te stellen. Wanneer iemand niet door de groep geaccepteerd wordt zorgt dat voor onzekerheid voor de persoon in kwestie. Volgens de ‘uncertainty-identity theory’ zijn mensen sterk gemotiveerd om dit gevoel van onzekerheid te verminderen en doen ze dit door zich nog sterker met hun groep te identificeren (en soms door zich sterker af te zetten tegen de gastmaatschappij).

Diversiteit

Er is een goede en een verkeerde soort diversiteit. Sommige soorten diversiteit zijn inspirerend, uitdagend en productief, terwijl andere soorten verstorend, dreigend en ontwrichtend zijn. Diversiteit in zienswijzen en ideeën is goed voor een levendige, vernieuwende en sterke samenleving, maar dat is niet het geval met morele diversiteit. Morele conflicten zijn moeilijk overeen te brengen. De discussie over verschillende vormen van diversiteit is om ten minste twee redenen belangrijk. Ten eerste is het vaak de vraag of iets een principekwestie is of een sociale conventie. Neem bijvoorbeeld het wel of niet handen schudden als begroeting, voor sommigen is dit een principekwestie maar voor anderen is dit gewoon een van de manieren om een medemens te groeten. Door het een morele principekwestie te maken wordt het lastiger er een oplossing voor te vinden. De tweede reden waarom het belangrijk is een onderscheid te maken tussen soorten diversiteit is omdat in Europa diversiteit steeds meer gelijkgesteld wordt met religieuze diversiteit. De spanningen zijn dan vooral op het gebied van man-vrouwrelaties en seksualiteit. Voor moslims is er haast geen compromis mogelijk op het gebied van geslacht en seksualiteit en voor de meerderheidsgroep gaat het juist om liberale normen en waarden en de morele verplichting loyaal te zijn tegenover de gastmaatschappij.

Verschillen en cohesie

Multiculturalisme blijft een lastig en controversieel iets. Multiculturele erkenning heeft positieve effecten zoals hierboven beschreven, maar er zijn zeker ook gevaren en nadelen. Het kan leiden tot een situatie waarin bepaalde groepsidentiteiten de overhand krijgen en mensen zichzelf en anderen alleen nog zien en oordelen op grond van hun etnische of religieuze identiteit. Multiculturalisme gaat over de subtiele balans tussen de erkenning van verschillen en het vinden van betekenisvolle overeenkomsten, tussen groepsidentiteiten en individuele rechten.

Aandacht voor verschillen vereist ook aandacht voor overeenkomsten. Multiculturalisme kan niet bestaan zonder een gedeelde identiteit. De landen waarin multiculturalisme redelijk geaccepteerd is (zoals Canada, V.S., Mauritius), zijn juist de landen waarin culturele diversiteit tot op een zekere hoogte deel uitmaakt van het nationale zelfbeeld.

Voorstanders van multiculturalisme stellen dat diversiteit culturele en economische voordelen heeft en dat minderheden erkenning en bevestiging van hun onderscheidende kenmerken nodig hebben en verdienen. Tegelijkertijd beweren ze ook dat eenheid en een gedeelde identiteit net zo belangrijk zijn. Een goed functionerende samenleving heeft een gedeelde nationale identiteit nodig. Zonder dit zou de samenleving uiteenvallen in een verzameling van afgescheiden culturele groepen die geobsedeerd zijn door hun verschillen. Culturele diversiteit heeft als het ware een overkoepelend raamwerk nodig waarin iedereen zich comfortabel, betrokken en op zijn gemak kan voelen. De zoektocht naar een identiteit zou daarom gepaard moeten gaan met een zoektocht naar een gedeeld ‘wij-gevoel’.

Hoofdstuk 7 - Het ‘wij-gevoel’

In veel afdelingen van de samenleving heerst het idee dat intergroep contact de sleutel is tot het adresseren van vooroordelen en negatieve groepsrelaties. Door middel van contact zullen groepsgrenzen met de daarbij behorende wij-versus-zijmentaliteit afgebroken worden. Volgens Gordon Allport moeten er aan bepaalde voorwaarden voldaan worden wil contact tot betere groepsrelaties leiden. De vier belangrijkste voorwaarden zijn de volgende: 1) mensen moeten genoeg mogelijkheden hebben elkaar te leren kennen; 2) de groepen waartussen het contact plaatsvindt moeten in die situatie eenzelfde statuspositie hebben; 3) de situatie moet er een zijn van samenwerking en niet van competitie; 4) het contact moet gesteund worden door onder andere autoriteiten (docenten, ambtenaren, politici, etc.).

De keerzijde en beperkingen van contact

De hypothese van contact gaat er vanuit dat positief contact tot minder vooroordelen leidt. Is het niet andersom? Mensen die toleranter en open zijn tegenover anderen zullen meer hun best doen het contact te onderhouden. Het is daarom logischer om van een wederzijdse relatie te spreken: contact leidt tot minder vooroordelen wat weer verdieping en uitbreiding van contact aanmoedigt. Hoe dan ook, positief contact leidt tot een hogere tolerantie. Dit geldt zowel voor relaties tussen meerderheidsgroep-minderheidsgroep en tussen minderheidsgroepen onderling.

De positieve effecten van contact kunnen niet per definitie gegeneraliseerd worden naar andere situaties toe. Maar het is wel mogelijk. Er zijn studieresultaten die aantonen dat positief contact met een bepaalde out-group kan leiden tot minder vooroordelen ten aanzien van een andere out-group waarmee geen direct contact is (‘secondary transfer effect’).

Vriendschappen tussen leden van verschillende groepen zijn met name effectief in het verminderen van vooroordelen. Ervaringen met positief contact kunnen onzekerheid en angst om met andere out-group leden om te gaan verminderen.

Een nadeel aan de studies naar dit onderwerp is hoe ‘contact’ gemeten wordt. Vaak wordt het alleen gemeten aan de hand van vragen als ‘hoe vaak ben je in de afgelopen maand in contact gekomen met Marokkanen/Turken/Surinamers’. Dit zegt weinig over het waar, wanneer, waarom en hoe van het contact. De betekenis van contact kan sterk verschillen per situatie. Zonder een begrip van de achtergrond en betekenissen van alledaags contact en hoe het zich ontwikkelt, kan er weinig gezegd worden over hoe, waarom en wanneer het een voordelig of schadelijk effect heeft.

De-categorisatie

Positief contact kan leiden tot de-categorisatie omdat mensen elkaar gaan zien als individuen in plaats van als groepsleden. Hierbij worden vergelijkingen van verschillen en overeenkomsten tussen jou en mij, en niet tussen wij en zij, gestimuleerd. Het stimuleert ook de indruk dat out-groups bestaan uit leden die niet gelijk zijn aan elkaar en hoe meer dit op die manier wordt waargenomen, hoe lager de neiging om specifieke kenmerken met die groep te associëren. Onderzoek heeft aangetoond dat de-categorisatie inderdaad kan leiden tot eensgezindere relaties tussen groepen. Met de nadruk op individuele verschillen en persoonlijkheidskenmerken worden de verschillen binnen groepen duidelijker, terwijl de verschillen tussen groepen naar de achtergrond verdwijnen. Dit houdt in dat in-group leden niet langer baat hebben bij het prefereren van de eigen in-group en dat die voorkeur dan ook vermindert.

Re-categorisatie

(figuur 4)

In hoofdstuk 5 is het principe van re-categorisatie al aangetoond in het voorbeeld van de ‘summer camp studies’. De situatie van twee afzonderlijke groepen verandert geleidelijk in een situatie waarin een gedeelde of gemeenschappelijke categorie op de eerste plaats komt. Het nieuwe ‘wij-gevoel’ zorgt ervoor dat de eerdere out-group opgenomen wordt en een van ‘ons’ wordt. De voormalige out-group haalt daarbij voordeel uit de voorkeur die gewoonlijk voor de in-group bestaat.

In-group projectie

(figuur 5)

Het nieuwe ‘wij-gevoel’ is niet vanzelfsprekend. De overkoepelende categorisatie kan waargenomen worden als meer representatief voor iemands eigen subgroep dan voor andere subgroepen. Dit is vooral het geval voor leden van de meerderheidsgroep die makkelijker hun eigen kenmerken toe kunnen schrijven aan het grotere geheel. Of denk aan het voorbeeld van West- en Oost-Duitsland: de West-Duitsers werden gezien als écht Duits en keken neer op de Oost-Duitsers. Die laatste zagen zichzelf als tweederangsburgers en ondergeschikt aan de West-Duitsers. Het nieuwe, verenigde Duitsland leidde in dit geval zeker niet tot positieve, eensgezinde relaties. De kenmerken van de gedeelde categorie worden gebruikt om de groepsverschillen en –overeenkomsten vast te stellen. De ene groep (meestal de meerderheidsgroep) zal meer gezien worden als voorbeeld van die gedeelde categorie dan andere groepen. De kenmerken en kwaliteiten van die groep worden dan geprojecteerd op de overkoepelende categorie. Minderheidsgroepen worden dan dus negatief geëvalueerd omdat ze niet overeen komen met die overkoepelende kenmerken en kwaliteiten.

Duale identiteit

(figuur 6)

Voor veel groepen is een gedeelde identiteit niet wenselijk, met name voor minderheidsgroepen aangezien dit vaak neerkomt op assimilatie. Een alternatief is het duale identiteitsmodel waarin de afzonderlijke groepsidentiteiten bevestigd worden binnen de context van een groter geheel. Het idee is dat intergroep relaties er baat bij vinden als mensen zowel lid zijn van hun etnische/religieuze groep als van de overkoepelende gemeenschap.

De manier waarop groepen gelabeld worden is ook van belang. Het gebruik van door koppeltekens verbonden labels (vb. Marokkaans-Nederlands) legt de nadruk op het feit dat mensen tegelijk deel uitmaken van hun etnische groep en de gedeelde nationale categorie. Dit leidt tot meer positieve houdingen dan als enkele labels gebruikt zouden worden die juist de nadruk leggen op het feit dat iemand niet een Nederlander is.

Leiderschap

Politieke leiders kunnen een grote invloed hebben op hoe de samenleving reageert op immigratie en culturele diversiteit. Politici spelen een essentiële rol in het definiëren van vraagstukken, problemen en oplossingen gerelateerd aan diversiteit en immigratie en dit zal naar verwachting de zienswijze van de mensen kunnen vormen en beïnvloeden.

Tolerantie

Het belang en de voordelen van tolerantie bij het omgaan met culturele en religieuze verschillen, moeten niet onderschat worden. Tolerantie wordt soms gezien als het tegenovergestelde van vooroordelen of zelfs als het equivalent van openheid en omarmde diversiteit. Maar in de eerste plaats wordt er over tolerantie gesproken in de betekenis van iemand tolereren die iets doet waar je het eigenlijk niet mee eens bent. Het is een barrière tegen discriminatie en uitsluiting en een voorwaarde voor burgerschap en democratie. Het is het laagste niveau van vreedzaam naast elkaar bestaan tussen individuen en groepen. En omdat het zo minimaal is, is het cruciaal. Voor een goede samenleving hoeven we elkaar niet aardig te vinden maar is het wel essentieel dat we elkaar tolereren. Het is een lastig begrip omdat er altijd grenzen zijn. Niet alles kan en moet getolereerd worden. Politieke tolerantie is een goed startpunt als het gaat om het belang van tolerantie. Politieke tolerantie is vastgelegd in de grondwet en het zorgt er ook voor dat etnische en culturele identiteiten niet direct op het spel staan. Het is voor politieke tolerantie ook belangrijk dat alle groepen een gelijke kans hebben deel te nemen aan het publieke debat.

Er resten nog drie opmerkingen ten aanzien van tolerantie. Ten eerste dat er een groot verschil kan zijn tussen de manier waarop mensen abstracte principes beoordelen in vergelijking met concrete zaken of situaties. Het is één ding om vóór het principe van vrijheid van meningsuiting te zijn, maar iets heel anders om het eens te zijn met hoe dat principe in werkelijke situaties geuit wordt. De omstandigheden, gevolgen en aard van de rechtvaardigingen zullen een effect hebben op of bepaalde handelingen en activiteiten getolereerd zullen worden. Een tweede punt is dat tolerantie niet een globale constructie is: het is afhankelijk van wie, wat en wanneer mensen gevraagd wordt afwijkende meningen en handelingen te tolereren. Ten derde is tolerantie veel kwetsbaarder dan intolerantie. Dit refereert aan bevindingen die stellen dat het makkelijker is tolerantere mensen te overtuigen hun tolerante houding op te geven dan intolerante mensen te overtuigen toleranter te worden. Tolerantie is een houding die veeleisender is en minder makkelijk te onderhouden dan intolerantie.

Hoofdstuk 8 - Een blik op de toekomst

Hoe groot en belangrijk de bijdrage van sociale psychologie ook is wat betreft de onderwerpen in dit boek, zijn er ten minste twee waarschuwingen. De eerste is dat het ook belangrijk is andere disciplines en benaderingen in aanmerking te nemen. De tweede is dat onderzoeksresultaten niet de altijd noodzakelijke normatieve en morele discussies kunnen vervangen. Ze kunnen wel de nodige achtergrondinformatie verschaffen in die morele debatten.

Zoektocht naar identiteit

Het hebben van een sterke identiteit kan een gevoel geven van grip hebben op, van een betekenisvol bestaan, van ergens thuishoren en van waarde zijn. Mensen willen weten waar ze thuishoren en wat dat betekent, ze willen zich geaccepteerd voelen voor wat en wie ze zijn. Voor veel mensen is hun etnische, raciale of religieuze achtergrond deel van hoe ze de wereld zien, het definieert ze en ze willen als zodoende (h)erkend worden. De meeste immigranten en etnische minderheden zijn trots op de onderscheidende kenmerken van de groep waarmee ze zich identificeren, maar zijn tegelijkertijd ook verwikkelt in een proces van het ontwikkelen van een toewijding aan de nationale samenleving (duale identiteit). Duale identificatie kan leiden tot het positiever waarnemen van de meerderheidsgroep en andere minderheden en het kan politieke betrokkenheid cultiveren en radicalisering remmen.

Toekomst

Culturele diversiteit kan niet genegeerd worden. In multiculturele samenlevingen is diversiteit een onontkoombaar feit en assimilatie creëert onzekerheid en roept weerstand op onder immigranten. Het leidt ook tot meer negatieve reacties tegenover immigranten en minderheden in de meerderheidsgroep. Culturele diversiteit zal blijven toenemen en identiteiten worden met de dag ingewikkelder en minder helder gedefinieerd. De enige toekomst is een gemeenschappelijke toekomst, welke vormgegeven zou moeten zijn binnen de basisprincipes van een liberale democratie en de wet.

Bron

  • Samenvatting bij de 1e druk van Identity and cultural diversity (Verkuyten) - geschreven in 2013/2014, gedoneerd aan WorldSupporter

 

Check page access:
Public
Check more or recent content:
This content is related to:
Figuren bij Verkuyten
Samenvatting Cross-cultural Psychology; Critical thinking and contemporary applications
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

How to use and find summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  3. Search tool: quick & dirty - not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is available at the bottom of most pages or on the Search & Find page
  4. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Quick links to WorldSupporter content for universities in the Netherlands

Follow the author: Vintage Supporter
Check more of topic:
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.