Rechtseconomie - UL - B2 - Oefententamen januari 2016


Vragen

Vraag 1a

Draaipil, een groot farmaceutisch bedrijf, heeft dankzij octrooien een monopolie voor geneesmiddel Positivol. De marginale kosten (MK) van de productie van het geneesmiddel en de vraag (V) naar het product staan afgebeeld in figuur 2.

Zie Bijlage 2

Bepaal de winstmaximaliserende prijs en productieomvang.

Vraag 1b

Winstmaximalisatie en welvaartsmaximalisatie zijn verschillende begrippen. Wat wordt in dat verband verstaan onder het deadweight loss? Bepaal gegeven uw antwoord onder a. de omvang van het deadweight loss.

Vraag 1c

Zou Draaipil een hogere winst kunnen behalen door middel van prijsdiscriminatie? Zo ja, wat zou de weerslag hiervan zijn voor de maatschappelijke welvaart?

Vanuit efficiëntieoogpunt zou men monopolieposities op grond van octrooien kunnen verdedigen, maar alleen gedurende een bepaalde duur.

Vraag 1d

Welke elementen zijn van belang voor de bepaling van de optimale levensduur van een octrooi?

Vraag 2a

Marketingbedrijf Peertje heeft met klant Alfredo een contract gesloten voor de levering van een nieuwe huisstijl. Alfredo zal de overeengekomen prijs van € 700.000 betalen zodra de huisstijl is geleverd.

Alfredo verwacht met de nieuwe huisstijl aanzienlijk meer klanten te kunnen aantrekken. De opbrengsten zullen daardoor toenemen met € 1.000.000.

Bij het sluiten van het contract heeft Peertje de ontwikkelingskosten van het nieuwe huisstijlpakket geschat op € 600.000. Nu Peertje toe is aan de daadwerkelijke uitvoering van de opdracht blijkt dat de ontwikkelingskosten zullen uitkomen op € 900.000. Peertje meldt daarop aan Alfredo te willen afzien van nakoming van het contract.

Op dat moment ontstaat er een geschil. Alfredo claimt bij niet-nakoming recht te hebben op een schadevergoeding conform het positieve contractbelang. Volgens Peertje is restitutie de remedie die bij niet-nakoming van toepassing is, zodat hij Alfredo niets schuldig is. Immers, de contractprijs is nog niet voldaan.

Om zijn schadevergoeding zeker te stellen dreigt Alfredo met een rechtszaak. (De advocaat van) Alfredo wil zijn pleidooi baseren op wanprestatie van Peertje en denkt op grond daarvan een kans van 70% te hebben om de rechtszaak te winnen. (De advocaat van) Peertje daarentegen wil zijn pleidooi baseren op overmacht en schat zijn winstkans op 50%. De proceskosten bedragen naar verwachting € 100.000.

Laat zien dat Alfredo geloofwaardig kan dreigen met het aanspannen van een rechtszaak.

Vraag 2b

Ga na of het tot een rechtszaak of een schikking komt. Hoe groot is het eventuele schikkingsbedrag?

Vraag 2c

Zal Peertje, gelet op de uitkomst van het geschil onder b., besluiten tot contractbreuk?

Vraag 2d

Welke consequenties heeft een en ander voor de maatschappelijke welvaart?

Vraag 3a

Stel dat op de markt voor diesel sprake is van volledige mededinging. Het marktaanbod (A) en de marktvraag (V) voor diesel in de uitgangssituatie staan weergegeven in figuur 1. (zie bijlage)

Zie Bijlage 2

De overheid is bekend met de vervuilende kwaliteiten van de uitstoot van dieselmotoren. In economisch jargon: ze brengen negatieve externe effecten met zich mee. Om alsnog een efficiënte uitkomst tot stand te brengen besluit de overheid een heffing op diesel in te stellen. Om de juiste hoogte van die heffing te kunnen bepalen laat de overheid de bestaande dieselmotoren onderwerpen aan een officiële keuring. Afgaande op de meetresultaten kunnen de externe kosten van de vervuiling worden becijferd op € 0,40 per liter diesel. Dat wordt dan ook de hoogte van de heffing.

Bepaal wat het marktevenwicht wordt nadat de genoemde heffing van € 0,40 per liter diesel is ingevoerd.

Vraag 3b

Hoe groot zijn op basis van de voorgaande gegevens het consumentensurplus, het producentensurplus, de externe kosten en de opbrengst van de fiscus in het onder a. bedoelde marktevenwicht?

Enige tijd later blijkt dat de fabrikanten van dieselmotoren een kunstgreep hebben toegepast, waardoor de officiële meetresultaten de feitelijke vervuiling zwaar onderschatten. In werkelijkheid is de vervuiling twee maal zo groot als eerder is gemeten.

Vraag 3c

Leg uit waarom deze meetfout tot een welvaartsverlies heeft geleid.

Vraag 4a

Werknemer Lodewiek is in dienst bij bedrijf Beekbonen. Het werk is gevaarlijk, zodat de werknemer kans loopt om het slachtoffer te worden van een bedrijfsongeval. Zo’n bedrijfsongeval levert werknemer Lodewiek als gevolg van gederfd inkomen en gederfde levensvreugde een schade op van € 100.000.

Bedrijf Beekbonen zou maatregelen kunnen nemen om de veiligheid te vergroten. Het kan kiezen voor een beperkte aanpak waarbij alleen de belangrijkste knelpunten ter hand worden genomen. De kosten daarvan zijn € 10.000. Het kan ook kiezen voor een grondige aanpak van de veiligheid waarbij de hele werkomgeving wordt gereoganiseerd. De kosten daarvan zijn een stuk hoger en komen uit op € 18.000.

Van zijn kant kan werknemer Lodewiek de veiligheid vergroten door zich voorzichtig te gedragen. Denk aan het trouw dragen van een veiligheidshelm, het stipt navolgen van de instructies en het uitzetten van zijn mobiele telefoon. Dat levert een zeker ongemak op dat hij waardeert op € 2.000.

De kansen op een bedrijfsongeval zijn weergegeven in de tabel (zie bijlage 2)

Welke combinatie van keuzes van bedrijf Beekbonen en werknemer Lodewiek is efficiënt?

Vraag 4b

Leg uit waarom het niet efficiënt is als de verwachte schade tot een minimum zou worden beperkt?

Vraag 4c

Welke keuzes zullen bedrijf Beekbonen en werknemer Lodewiek maken onder een systeem van strikte risicoaansprakelijkheid van bedrijven voor bedrijfsongevallen? Licht uw antwoord toe aan de hand van een uitkomstenmatrix.

Vraag 4d

Welke keuzes zullen bedrijf Beekbonen en werknemer Lodewiek maken onder een systeem van comparatieve schuldaansprakelijkheid, als de rechtens vereiste norm voor zorgvuldig gedrag inhoudt dat bedrijven de veiligheid ten minste beperkt dienen aan te pakken en werknemers zich voorzichtig dienen te gedragen. Licht uw antwoord toe aan de hand van een uitkomstenmatrix.

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Teken MO, 2x zo steil als vraagcurve. Winst maximaal als MO = MK. Dus q = 30 mln, p = € 28.

Zie Bijlage 2

Vraag 1b

De deadweight loss is het verlies aan maatschappelijk welvaart van een monopolie in vergelijking met volledige mededinging. De omvang ervan is: ½ x (28 – 16) x (50 – 30) = 120 mln euro.

Vraag 1c

Ja zeker. Sommige groepen afnemers onder de kopers van de eerste 30 mln doosjes zouden, indien nodig, best meer willen betalen dan € 28, tot € 40 per doosje aan toe. Buiten de kopers van de eerste 30 mln doosjes zijn er potentiële klanten, tot 50 mln doosjes aan toe, die geen € 28 zouden willen/kunnen betalen, maar wel meer dan de MK. Door aan al deze verschillende groepen afnemers verschillende prijzen te rekenen, zou Pharmax het hele consumentensurplus naar zich toe kunnen halen.

De deadweight loss zou (grotendeels of geheel) verdwijnen, de maatschappelijke welvaart navenant toenemen. [Met de kanttekening dat de verdeling heel scheef zou zijn, doordat het producentensurplus sterk toeneemt en het consumentensurplus (grotendeels of geheel) verdwijnt.]

Vraag 1d

Geen antwoordindicatie beschikbaar

Vraag 2a

Bij restitutie hoeft Peertje niets te vergoeden aan Alfredo. Immers, Alfredo heeft nog niets betaald. Onder PCB heeft Alfredo recht op restitutie + vergoeding voorbereidingskosten + vergoeding gederfde winst, in dit geval 0 + 0 + (1.000.000 – 700.000) = 300.000.

De verwachte netto-opbrengst van een rechtszaak voor Alfredo is dus: NB = PB x S – (1–PB) x K = 0,7 x 300.000 – 0,3 x 100.000 = 180.000.

Vraag 2b

De kosten van een schikking voor Peertje zijn Z = NB = 180.000, de kosten van een rechtszaak zijn R = (1–PA) x (S+K) = 0,5 x (300.000 + 100.000) = 200.000. Peertje kiest voor een schikking.

Vraag 2c

Bij nakoming maakt Peertje 900.000 aan kosten, waarna Alfredo bij aflevering de overeengekomen prijs van 700.000 betaalt. Bij contractbreuk heeft Peertje geen ontwikkelingskosten, maar moet wel met Alfredo schikken voor een bedrag van 180.000. De rekening voor Peertje en Alfredo ziet er dan als volgt uit: Zie Bijlage 2

Peertje kiest voor contractbreuk, –180.000 is gunstiger dan –200.000.

Vraag 2d

Dat is inefficiënt, omdat 0 < 100.000. Uiteindelijk is de extra opbrengst die Alfredo kan behalen, ook na de kostenstijging, hoger dan de ontwikkelingskosten van het product.

Vraag 3a

Door de heffing stijgen de kosten van de producenten met 0,40 per liter. Daardoor stijgt ook de aanbodcurve over de hele linie met 0,40. Het marktevenwicht ligt bij het snijpunt van V en de nieuwe aanbodcurve inclusief heffing. Dan: p = 1,20 (euro) en q = 8 (miljoen liter).

Vraag 3b

CS = ½ x (2,0 – 1,2) x 8 = 3,2, PS = ½ x (1,2 – 0,4) x 8 = 3,2, opbrengst fiscus = 0,4 x 8 = 3,2, externe kosten = 0,4 x 8 = 3,2.

Vraag 3c

Als de overheid meteen had geweten dat de externe kosten geen € 0,40 maar € 0,80 per liter zijn, had ze direct een heffing van € 0,80 ingevoerd. Dan was het marktevenwicht niet uitgekomen op 8, maar op 6 mln liter. Voor die liters tussen de 6 en 8 mln geldt, met de juiste cijfers in de hand, dat de maatschappelijke marginale kosten hoger zijn dan wat de consumenten er (maximaal) voor over hebben. Deze gaan dus ten koste van de welvaart.

Vraag 4a

Tel in elke cel van de tabel de diverse kostenposten bij elkaar op: Zie Bijlage 2

Efficiënt is combinatie met de laagste totale kosten: aanpak Beekbonen beperkt, Lodewiek voorzichtig.

Vraag 4b

Bij de combinatie onder a. is de verwachte schade 5.000. Die verwachte schade zou, als het bedrijf zou overgaan tot een grondige aanpak, kunnen worden gereduceerd tot 1.000. Om de verwachte schade met 4.000 terug te dringen, zou bedrijf Beekbonen echter 8.000 extra kosten moeten maken. Per saldo zou de maatschappelijke welvaart afnemen met 4.000.

Vraag 4c

Strikte risicoaansprakelijkheid: de schade als gevolg van een bedrijfsongeval komt voor rekening van Beekbonen. Zie Bijlage 2

Lodewiek heeft een dominante strategie: niet voorzichtig (0 < 2.000). Beekbonen kiest voor een beperkte aanpak (20.000 < 22.000 en 24.000).

Vraag 4d

Beekbonen vertoont verwijtbaar gedrag als hij geen maatregelen treft, Lodewiek vertoont verwijtbaar gedrag als hij onvoorzichtig is. In de cel linksboven zijn beiden verwijtbaar en wordt de schade 50/50 gedeeld. In de cellen rechtsonder is geen van beiden verwijtbaar en blijft de schade bij Lodewiek. In de overige cellen valt de schade toe aan de (enige) partij die verwijtbaar handelt. Zie Bijlage 2

Lodewiek heeft een dominante strategie: voorzichtig (2.000 < 11.000, 7.000 < 10.000 en 3.000 < 6.000). Beekbonen kiest voor een beperkte aanpak (10.000 < 17.000 en 18.000).

Join World Supporter
Join World Supporter
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.