Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - Thema
- 10191 reads
Het arrest gaat over de bevoegdheid van de kortgedingsrechter krachtens het Executieverdrag. De Nederlandse rechter wil weten in hoeverre de rechterlijke bevoegdheid bereikt. En in hoeverre de bevoegdheid is tot het tenuitvoerleggen van beslissingen, kan worden gebaseerd op enerzijds artikel 5 sub 1 en anderzijds op artikel 24 Executieverdrag. Indien een overheidsrechter niet bevoegd is tot het geschil, kan de overheidsrechter dan wel een voorlopige of bezwarende maatregelen te treffen?
De Hoge Raad der Nederlanden heeft acht prejudiciële vragen gesteld, betreffende het Verdrag van 27 september 1971 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. Deze prejudiciële vragen worden gesteld naar aanleiding van een geschil tussen Van Uden en Deco-Line, zij hebben een overeenkomst gesloten. Van Uden, gevestigd in Nederland, heeft tegen Deco-Line, gevestigd in Duitsland, een kort geding aangespannen ter verkrijging van betaling van vorderingen uit hun gesloten overeenkomst die een arbitraal beding bevat. Dit aangezien Deco-Line factoren van Van Uden onbetaald liet. Deco-Line stelt dat de Nederlandse kortgedingrechter niet bevoegd was, aangezien Deco-Line in Duitsland is gevestigd en daardoor alleen voor de Duitse gerechten kon worden opgeroepen. De zaak eindigt bij de Hoge Raad die vervolgens een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie stelt. De vraag is in hoeverre de bevoegdheid van de overheidsrechter reikt nu de partijen hebben gekozen voor een arbitragebeding inhoudende geen behandeling bij de Nederlandse overheidsrechter.
Krachtens het Verdrag van 25 oktober 1982, is de bevoegde rechter tevens bevoegd om voorlopige of bezwarende maatregelen in te stellen. Zonder dat deze bevoegdheid afhankelijk is van nadere voorwaarden. Als partijen uit een overeenkomst voortkomend geschil zich aan de overheidsrechter hebben onttrokken, door gebruik te maken van een scheidsgerecht. Dan is de overheidsrechter niet bevoegd om voorlopige of bewarende maatregelen te treffen op grond van het zijn van de bevoegde rechter. De overheidsrechter, in casu de kortgedingrechter, heeft deze bevoegdheid in dat geval krachtens artikel 24 Executieverdrag. Het toestaan van deze maatregelen is krachtens artikel 24 van het Verdrag van 27 september 1968, afhankelijk van een voorwaarde. De voorwaarde dat er een reële band bestaat tussen het voorwerp van de maatregel en de gebaseerde bevoegdheid naar aanleiding van nationale criteria voor de overheidsrechter. Een maatregel van betaling van een voorschot vanwege een contractuele verplichting, is geen geoorloofde voorlopige maatregel. Tenzij gegarandeerd wordt dat het toegewezen bedrag aan de verweerder wordt terugbetaald, bij ongelijk van de eiser.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
654 |
Add new contribution