Samenvatting collegeaantekeningen deel 2

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

HC 15: Bindweefsel, 29 oktober 2013

Voorbeelden van bindweefsel zijn kraakbeen, bot, bloed en vetweefsel.

Bindweefsel bestaat uit cellen en een extracellulaire matrix (dit is alles buiten de cellen en bestaat uit vezels en grondsubstantie). De classificatie gaat niet over de vorm, maar over de samenstelling van cellen en extracellulaire matrix.

Cellen:

Mesenchym: embryonic connective tissue.

Ross figuur 6.2. Dit weefsel bestaat uit spoelcellen. Tussen de cellen zitten vezels en grondsubstantie. Ze zijn verbonden via gap junctions. Dit wordt bindweefsel en spierweefesl. Het komt alleen voor in een embryo, daarom zul je het niet vaak zien.

Losmazig bindweefsel: loose connective tissue.

Ook wel de papillaire laag genoemd.Dit vind je altijd direct onder het epidermis. Het zijn heel veel verschillende soorten cellen, dit komt doordat de huid de barrière vormt tussen de binnen- en buitenwereld. Het bevat ook veel bloedvaatjes deze voeden de epidermis.

Ter duidelijkheid: de cellen die voorkomen in losmazig bindweefsel zijn in 2 soorten opgedeeld:

  • bewoners (resident) Deze cellen zitten vast in het weefsel en blijven daar.

    • fibroblasten: produceren vezels en grondsubstantie.

    • mestcellen: spelen een rol bij infecties en allergie. Ze hebben korrels. Hierin zit histamine (verhoogt permeabiliteit van de vaatjes en zorgt voor bloedvatverwijding). Daarom liggen ze in de buurt van bloedvaten. Ook bevat het Heparine. Heparine is een antistollingsmiddel. Bij de verhoogde permeabiliteit kunnen bijv. bloedplaatjes in contact komen met collageen buiten de bloedbaan: deze gaan dan stollen. Dit wil je niet bij de afweer tegen een infectie en daar zorgt heparine voor.
      ECF: scheiden een stof uit met een negatieve terugkoppeling. Ook bevat het leukotriënen. De mestcellen reageren ook mechanisch dit zie je als je over je huid krast, dan wordt het rood.

    • Macrofagen: kan jaren blijven zitten en is daarom een bewoner. Deze fagocyteert.

    • Vetcel: zorgt voor isolatie en de opslag van energie.

    • Mesenchymale stamcel: speelt een rol bij de wondgenezing

  • passanten (wandering, transient): komen naar buiten na een infectie.

    • Neutrofiele granulocyten: zijn als eerste aanwezig bij een ontsteking en kunnen bacteriën fagocyteren waarbij ze gewoonlijk de dood vinden. (witte bloedcel)

    • Monocyten: differentieren tot macrofaag.

    • Basofiele granulocyten: spelen ook een rol bij infecties en allergie.

    • Eosinofiele granuocyten: parasietinfectie, chronische ontsteking, onderdrukking, allergische reactie. Een van de stoffen die in de korrels zit is histaminase. Dit breekt de histamine af.

    • Lymfocyten (T en B cellen): spelen een rol bij de immunologische afweer. Ontwikkelen memorycellen die allergische stoffen snel herkennen.

    • Plasmacellen: produceren antilichamen.

 

Straf bindweefsel: dense connective tussue

  • Geordend: regular. Veel fibroblasten die grote collagene vezels maken. Je treft dit aan in pezen (tendens, verbinden spieren) en banden (ligamenten verbinden botten).

  • Ongeordend: Kan trekkracht hebben in alle richtingen. Dit tref je in de dermis aan, maar lager: onder het losmazige bindweefsel. Ook wel reticulaire laag van de dermis.

De huidlagen:

  • Epidermis

  • Dermis: losmazig bindweefsel (papillaire laag) en straf ongeordend bindweefsel (reticulaire laag)

  • Hypodermis: vetweefsel (subcutis)

 

EXTRACELLULAIRE MATRIX: vezels

Collagene vezels: zijn opgebouwd uit een triple helix (van 3 polypeptideketens). Elk derde aminozuur van zo’n keten is glycine. Dit is het kleinste aminozuur wat er is en heeft geen zijketens: zo kunnen de helixen goed vormen. Ook proline’s en lysine’s komen vaak voor. Deze vormen een collageen molecuul.
De collageen synthese: Na aflezing van mRNA krijg je de synthese van de pro-alfaketens in het ER. Er zitten proline’s en lysine’s op en die worden gehydroxyleerd. Deze vormen waterstofbruggen bij het vormen van de helix dus dit is van essentieel belang. Er zijn aandoeningen waarbij de enzymen (hydroxylases) aangedaan zijn. Ook een gebrek aan vitamine C (co-enzym voor de hydroxylases) zorgt ervoor dat er geen hydroxylering plaatsvindt dus collageen wordt dan afgebroken. Dan heb je scheurbuik.

Het Procollageen gaat door middel van secrectie buiten de cel. Procollageen peptidase knipt buiten de cel de uiteindes (propetine) ervanaf (anders vindt de assemblage te snel plaats: dan worden de collageenfibrillen al in de cel gevormd, dit kan niet omdat de vezels veel groter zijn dan de cel zelf). De collageen moleculen vormen dan samen een collageenfibril. De collageenfibrillen vormen samen een collagene vezel.

Er zijn 28 collageen typen. Ze zorgen voor stevigheid in een bepaalde richting: je kunt ze niet uitrekken.

Elastische vezels: bestaan uit een matrix van elastine en fibrilline, die de elastine bij elkaar houdt. Deze kunnen heel ver uitrekken. Dit vind je rondom bloedvaten, bij het strottenhoofd en de longen.

Reticulaire vezels: vind je op plekken waar steun gegeven moet worden aan cellen. (ross 6.12). Ze bestaan uit type III collageen en geven steun aan cellen in bijvoorbeeld lymfe en de milt. Dit is nodig omdat de cellen in een bepaalde volgorde en patroon moeten liggen: collageen III zorgt dat er een netwerk is waar de cellen in kunnen liggen.

LAGEN VAN EEN ARTERIE:

Aan de luminale (binnenste kant) zit de tunica intima: bestaat uit epitheel.

Vervolgens heb je eronder de lamina elastica interna: bestaant uit losmazig bindweefsel.

Daarna komt de tunica media: bestaat uit gladde spiercellen.

De laag eromheen heet de tunica adventitia, die bestaat uit bindweefsel: collagene vezels en de elastische vezels. De onderlinge verhouding van die vezels maakt of een vat gemakkelijk of moeilijk uit kan rekken.

GRONDSUBSTANTIE
Grondsubstantie is de stof die tussen de cellen en de vezels zit. Daarin zitten:

Glycosaminoglycanen (GAG’s). Dit zijn repeterende, negatief geladen, disachariden. Het heeft COO- en SO4- groepen: hierdoor zijn ze negatief geladen. Ze trekken hierdoor veel water aan en daardoor krijg je een gehydrateerde cel. Dit zorgt ook voor de diffusie van in water oplosbare voedingsstoffen door het bindweefsel heen. Negatieve stoffen kleuren paars met hematoxiline (want deze stof is positief) het DNA in is ook negatief dus kleurt de celkern ook paars.

Proteoglycanen: As-eiwit met GAG’s eraan. Er kunnen allemaal verschillende types GAG aan zitten. Deze kunnen allemaal verschillende aggregaten vormen. Een grote streng hyaluronan: met linkeiwitten zitten er proteoglycanen aan. Een hyaluronan is een zeer grote GAG. Deze vormen samen met de collagene vezels (met eromheen gevlochten de proteoglycanenaggregaten) een grote matrix in het bindweefsel wat als barrière dient voor moleculen en cellen.

Multiadhesive glycoproteins: eiwitten met verschillende bindingsplaatsen. Voorbeeden: fibronectine, laminine. Stabilisering van de extracellulaire matrix, aanhechting van cellen verder zitten er nog water ionen en zouten in.

Diapedese: cellen komen uit de bloedbaan, de ECM in.

HC 16: Bouw en functie integument,29-10-2013

 

De huid is het grootste orgaan het is een meerlagig verhoornd plaveisel epitheel. In de huid zitten 3 lagen:

  • Epidermis

  • Dermis

  • Hypodermis

Het epitheel bestaat weer uit de volgende lagen:

  • Stratum cornium (hoornlaag)

  • Startum granulosum

  • Stratum spinosum

  • Stratum basalis

Hoornlaag bestaat uit een dode laag epitheelcellen. In het stratum granulosum zitten keratine cellen die de hoornlaag maken. In het stratum spinosum rijpen de cellen. In de stratum basalis zitten de cellen die potentie hebben om te delen en differentieren zo omhoog. Die deling vindt alleen plaats aan de basale laag. Tussen de stratum basalis en de dermis zit het basale membraan.

Onder het basale membraan bevindt zich het papillaire membraan met de huidpapillen.

Desmosomen houden cellen bij elkaar, door de celmembranen te verbinden.

 

Dermale adnexstructuren in de dermis:

  • haarfollikels en haren (steken door de epidermis naar buiten)

  • zweetklieren

  • talgklieren (sebaceous glands) produceren vet

  • nagels (hoornweefsel)

  • borstklierweefsel

 

Functies van de huid:

  • Bescherming van invloeden van buitenaf. De huid heeft een stevige hoornlaag die zich aanpast aan de plekken waar je meer of minder bescherming nodig hebt, denk maar aan eelt, ‘barrier’

    • fyschische, chemische en biologische agentia

  • Immunologische informatie (Langerhanscellen), dit kan bijvoorbeeld allergische reactie veroorzaken

  • Bijdrage aan de homeostatis, dit houdt de in bijdrage in het regelen van de temperatuur en het verlies van vocht

  • Sensorische informatie, dit wordt gereguleerd door de tastlichaampjes die zich bevinden in de papillaire dermis.

  • Endocriene functies, vitamine D

  • Exocriene functies, hieronder vallen de kliertjes (zweet en talgklieren)

  • Absorptie van vetoplosbare substanties (zoals nicotinepleisters)

 

Gestoorde huidfunctie

Huidaandoening kunnen worden onderverdeeld in twee grote groepen:

  • Ontstekingsprocessen (eczeem (meest voorkomend, soms contact allergisch), psoriasis (chronische autoimmuun ziekte), lichen ruben planus, lupus erythematosus, geneesmiddelexantheem, enzovoort) dit wordt behandeld met een ontstekingsremmer een prednison, deze dempen de symptomen, maar genezen niet.

  • Huidtumoren

    • Basaalcelcarcinoom; lijken op de basaalcellen in het epidermis. Onderscheid wordt gemaakt in de manier van groeien: oppervlakkig, nodulair of sprieterig

    • Plaveiselcelcarcinomen, het ziet eruit als plaveiselepitheel van het stratum spinosus. Beginfase: keratosis actinica of morbus Bowen. Dit is herkenbaar afwijkend maar niet aggresief kan een carnicoom worden.

    • Melanomen ontstaan door afwijkingen in de melanocyten (pigmentcellen). Er bestaan goed- en kwaadaardige tumoren. De moedervlek is een goedaardige kleine tumor. Kwaadaardige tumoren groeien, jeuken, bloeden en/of worden donkerder.

    • adnextumoren

    • een wrat is een goedaardige tumor

 

Ontstaan kankergezwel

Een kankergezwel ontstaat uit een cel die in principe normaal is, maar waarin een ontregelde celgroei ontstaan is door genetische schade van een aantal genen in je DNA. Hierdoor gaan deze ‘foute’ cellen delen. Die kunnen zich gaan verspreiden door het lichaam en zelfs in de vaten terecht komen. Zo kunnen de kankercellen uiteindelijk overal in het lichaam terechtkomen.

Casus Patiënt T

Mevrouw heeft een asymptomatische plek op haar voorhoofd dat makkelijk gaat bloeden.

Eerste gedachte gaat uit naar een tumor. Door een klein stukje weefsel af te nemen en dit te laten onderzoeken wordt dit vermoeden bevestigd. De tumor wordt verwijderd en verder onderzocht.

Uit onderzoek blijkt dat ze een tumor heeft op haar hoofd. Hij groeit invasief. Dit is heel duidelijk te zien aan de invasive verhoorning. Het DNA heeft genetische schade opgelopen. De cellen zijn vaak wat groter in zo’n tumor en ze hebben een onregelmatigere structuur. De diagnose is een plaveiselcarcinoom. Vervolgens wordt er een echo van de hals gemaakt om te controleren op uitzaaiingen in de lymfen. De tumor wordt uitgesneden en wond herstelt zonder verdere bijzonderheden.

 

Casus Patiënt G

Meneer heeft een niet genezend wondje op de wang na een insectenbeet. Hij heeft in zijn gezicht een scherp afgrensbare tumor met een glazend aspect, iets verwijde vaatjes en centraal gaat hij kapot. Een tweede biopt wordt afgenomen.

We spreken van laesie; de huid wordt verheven en er is sprake van lokaal destructieve groei. Basaalcarcinoom. Bij deze carcinoom zijn de groeipatronen belangrijk. Dit maakt namelijk het verschil tussen een verspreide ligging van de kankercellen of juist de opeenhoping die voor een scherpe begrenzing zorgt. De excisie is ongecompliceerd verlopen.

 

Als een biopt een goedaardige uitslag geeft maar je vermoed iets anders, is de kans groot dat het biopt verkeerd is geprikt.

 

HC 17: Gestoorde huidfunctie, 29-10-2013

Casus patiënt T

Een vrouw van 76 jaar heeft een wondje op haar linker voet. Er werd gedacht aan een schimmel infectie maar de behandeling met terbinafine tabletten heeft niet geholpen.

Voor het zicht is het een klein wondje op haar grote teen. Maar tussen de tenen en aan de onderkant van de teen bevindt zich een ulcus: een chronische wond met weinig vooruitzicht op genezing. Hierbij denkt men al snel naar een infectie en moet men weten welke bacteriën dit veroorzaken. Dit kan men bijvoorbeeld uitzoeken met behulp van een kweek. Het is positief voor een Staf Aureus. Ook is er nog een getest op een schimmel, maar dat werd uitgesloten.

Men wil dit toch niet meteen behandelen met antibiotica, maar eerst een biopt (monster) afnemen.

Dit doet men omdat het niet zo langdurig alleen een ontsteking kan zijn, er zit waarschijnlijk een onderliggend probleem achter.

Met een test kleurt men met behulp van eiwitten de melanosomen. In de melanosomen zitten weer melanocyten. Op het microscopisch beeld is zichtbaar dat de melanosomen zich delen en door de epidermis en het basale membraan naar boven gaan. Dit is duidt op een maligne melanoom. Dit is echter een moeilijk herkenbaar melanoom omdat het niet donker is, aangezien het geen pigment produceert. De teen is heeft uiteindelijk geamputeerd moeten worden. Bij een maligne melanoom is het belangrijk dat men weet hoe dik het melanoom is want er is een grote kans op uitzaaiingen.

 

Om een melanoom te herkennen bestaat de ABCDE regel.

  • Asymmetrie: een melanoom is meestal niet symmetrisch een moedervlek wel.

  • Boord: een melanoom is meestal onregelmatig afgegrensd.

  • Kleur: een melanoom kan veel verschillende kleuren aannemen en een moedervlek maar een kleur.

  • Diameter: is het kleiner dan 6 mm dan is de kans klein dat het een melanoom is.

  • Evolutie: hoe is het beloop van het plekje. Wordt hij groter, pijnlijker, veranderd hij van kleur of wordt hij dikker, dan is er een grotere kans op een melanoom.

 

Signaaltransductie pathway

Bij melanomen staat de pathway (signaal om te delen) continue aan omdat het gen gemuteerd is. Er zijn geneesmiddelen die deze pathway blokkeren. Het blokkeert de receptor doordat er geen signaal kan worden doorgegeven. De signaaltransductie wordt zo voor een deel uitgeschakeld.

 

De teen is succesvol geamputeerd, hierna moet je je afvragen of er nog aanvullende radiotherapie of na controles nodig zijn.

 

Casus Patient E

Man 50 jaar. De patiënt heeft last van een witte plak op de huid, net onder de knie. Deze is rood in het midden, korrelig, diameter 3 cm, en is scherp afgegrensd. Er is ook een afwijking herkenbaar op de onderarm en de ellenboog. Scherpe afgrenzing, normaal aangedaan, rood, ook een plak. Ten derde is er ook lineare wond te vinden, eigenlijk een streepje. In de snee is ook een laesie ontstaan. Aan de microscopische foto is te zien dat de hoornlaag abnormaal is, deze is op sommige plekken namelijk veel dikker. Nog meer afwijkend is dat er ontstekingscellen in de epidermis zitten. Ook laten de epitheelcellen van elkaar los. Daarnaast ziet men dat de turnover te snel is, daardoor krijgen de kernen niet genoeg tijd om weg te gaan. Dit is altijd zichtbaar bij een ontsteking.

Er is hier sprake van psoriasis. Men geeft een crème met corticosteroiden. Ook geeft men fumaarzuurtabletten, dit stuurt de ontstekingsreactie aan.

 

Casus Patient S

Man 48 jaar. Heeft sinds zes maanden droge en schilferende pijnlijke huidafwijkingen aan de vingertoppen. Zichtbaar is een gebarsten hoornlaag, roodheid, droge huid en fijne schilfering. Men heeft een biopt afgenomen. Er is een verhoogde turnover van de huid zichtbaar. De diagnose is eczeem. Dit komt door het vele contact met water en zeep van de handen. Behandeling met zalf met corticosteroiden en advies om minder vaak handen te wassen of eventueel handschoenen te dragen.

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
528