- Wat is het handelsnaamrecht? - Chapter 1 - 1e druk van Hoofdstukken intellectuele eigendom van Visser
- Wat is er geregeld in het merkenrecht? - Chapter 2 - 1e druk van Hoofdstukken intellectuele eigendom van Visser
- Wat houdt het modellenrecht in? - Chapter 3 - 1e druk van Hoofdstukken intellectuele eigendom van Visser
- Wat houdt het auteursrecht in? - Chapter 4 - 1e druk van Hoofdstukken intellectuele eigendom van Visser
- Wat is er geregeld in het octrooirecht? - Chapter 5 - 1e druk van Hoofdstukken intellectuele eigendom van Visser
Wat is het handelsnaamrecht? - Chapter 1 - 1e druk van Hoofdstukken intellectuele eigendom van Visser
1.1 Inleiding
Een achternaam zelf kan geen vermogensrecht zijn. Maar, in de zin van artikel 3:6 BW kan een achternaam wel een vermogensrecht zijn. Dit, omdat hij een handelsnaam voert en daarmee heeft hij een handelsnaamrecht.
1.2 Handelsnaam
Het handelsnaamrecht is vastgelegd in de Handelsnaamwet, dat nationaal recht is. Door middel van de Handelsnaamwet wordt voldaan aan de twee alternatieve voorwaarden van artikel 3:6 BW. De handelsnaam is namelijk overdraagbaar en strekt ertoe de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen. Een handelsnaamrecht is een vermogensrecht en een goed, maar geen zaak. Immers, zaken zijn voor de menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten en een handelsnaam is geen stoffelijk object. Het handelsnaamrecht behoort tot de intellectuele eigendomsrechten. Deze rechten zijn er om investeringen, creativiteit en inventiviteit te beschermen, belonen en aan te moedigen.
Intellectuele eigendomsrechten hebben dus betrekking op niet-stoffelijke objecten. Dit betreft het verschil met gewone eigendom. Het element ‘intellectueel’ verwijst naar het onstoffelijke karakter van het recht en verwijst ook naar het feit dat het gaat om bescherming van een prestatie van de menselijke geest. Een IE-recht is geen eigendom, maar ook geen vorderingsrecht. Het is namelijk geen rechtsbetrekking tussen twee bepaalde personen. De rechthebbende op een IE-recht kan zijn recht inroepen tegen iedereen die zijn recht schendt.
1.3 Handelsnaaminbreuk en verwarringsgevaar
Casus: A ontvangt een boze e-mail van Fietsenhandel Alkema. Alkema vindt namelijk dat A’s handelsnaam Fietsenhandel Atema verwarrend veel lijkt op zijn handelsnaam. Alkema eist derhalve dat Atema zijn handelsnaam wijzigt. Moet Atema zijn handelsnaam wijzigen?
In dit geval zijn beide ondernemingen fietsenhandel. De aard van de ondernemingen is dus identiek. Dat is een argument om verwarringsgevaar aanwezig te achten. Vervolgens is de plaats van vestiging van belang. Zitten ze in dezelfde stad, dan is er eerder sprake van gevaar voor verwarring. Met plaats van vestiging wordt het hele gebied waarin de onderneming actief is bedoeld (verkopen, leveren of adverteren). Bij de vraag of twee handelsnamen verwarring wekkend op elkaar lijken, moet altijd worden gekeken naar het soort ondernemingen en het gebied waar ze actief zijn.
1.4 Verkrijgen en duur van handelsnaamrecht
Het handelsnaamrecht vereist geen registratie van de handelsnaam en is in beginsel niet in tijd beperkt. Zodra en zolang de handelsnaam wordt gevoerd bestaat het handelsnaamrecht. Een handelsnaam mag erg beschrijvend zijn. Het hoeft dus geen onderscheidend vermogen te hebben. Maar, een sterk beschrijvende handelsnaam heeft slechts een geringe beschermingsomvang.
Stampvragen
Hoe kan de heer Atema zorgen dat zijn achternaam een vermogensrecht wordt? (par. 1.1)
Wat zijn de twee alternatieve voorwaarden uit art. 3:6 BW waar de handelsnaam aan voldoet? (par. 1.2)
Waarom zijn intellectuele eigendomsrechten geen ‘meest omvattende rechten’? (par. 1.2)
Welke twee elementen zijn van belang voor de vraag of sprake kan zijn van verwarringsgevaar? (par. 1.3)
Als een onderneming eerst elders actief is en verhuist naar een gebied waar een soortgelijke onderneming onder een sterk gelijkende naam actief is, wie moet dan wijken? (par. 1.3)
Wanneer bestaat een handelsnaamrecht? (par. 1.4)
Wat is er geregeld in het merkenrecht? - Chapter 2 - 1e druk van Hoofdstukken intellectuele eigendom van Visser
2.1 Inleiding
Casus: A is eigenaar van 1000 kratten bier, die staan opgeslagen in een loods. Hij biedt het bier te koop aan op internet voor Heineken bier. B koopt de kratten, maar het blijkt geen Heineken bier te zijn. B kan dan de koopovereenkomst vernietigen wegens bedrog: artikel 3:44 lid 1,3 BW, als A wist dat het geen Heineken was. In het onwaarschijnlijke geval dat A niet wist dat het geen Heineken bier was, kan B de koopovereenkomst vernietigen wegens dwaling.
2.2 Europees merkenrecht
Er bestaat in Nederland geen nationaal merkenrecht, slechts een recht dat geldt voor de gehele Benelux, en een merkenrecht dat geldt voor de gehele Europese Unie. Het merkenrecht ligt onder andere vast in het Benelux Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom (BVIE). De merkinbreukcriteria zijn in het BVIE te vinden in artikel 2.20 lid 1 sub a,b,c, en d. De belangrijkste ratio voor merkenrecht is het voorkomen van verwarring bij het publiek. Verwarring is onwenselijk, zowel voor de consument als voor de concurrent. Het recht inzake de bescherming van merken in het algemeen wordt ‘merkenrecht’ genoemd, het recht op een bepaald merk wordt vaak ‘merkrecht’ genoemd. Een merkrecht is tot slot een overdraagbaar vermogensrecht, dit blijkt uit artikel 2.31 BVIE.
2.3 Merkinbreuk
Merkinbreuk: artikel 2.20 lid 1, sub a BVIE.
De merkhouder kan het gebruik van een teken verbieden op grond van een sub a, indien:
dat teken gelijk is aan het merk
Het moet gaan om een teken dat precies gelijk is aan het merk.
in het economisch verkeer gebruikt wordt
Er moet sprake zijn van gebruik ‘in de handel’.
voor dezelfde waren of diensten als die waarvoor het merk is ingeschreven.
Merken worden ingeschreven voor bepaalde waren of diensten, en alleen als het teken wordt gebruikt voor dezelfde waren of diensten, is de bepaling van toepassing.
Het aanbieden van waren onder de merknaam of het gebruik ervan in reclame valt ook onder merkgebruik. Deze vorm van merkinbreuk wordt ook wel double identity genoemd: identiek teken voor identieke waren.
Merkinbreuk: artikel 2.20 lid 1, sub b BVIE.
In veel merkenrechtzaken gaat het niet om het gebruik van een identiek teken, maar om gebruik van een teken dat veel lijkt op het merk. Het gaat ook vaak om soortgelijke waren. Bij merkinbreukgevallen is verwarringsgevaar het belangrijkste criterium, net als bij het handelsnaamrecht. Het verwarringsgevaar dient globaal te worden beoordeeld, met inachtneming van alle relevante omstandigheden van het concrete geval. Bij de vraag of er sprake is van gevaar voor verwarring wordt uitgegaan van de gemiddelde consument van de betreffende waren of diensten.
Merkinbreuk: artikel 2.20 lid 1, sub c BVIE.
Voor bekende merken bestaat er een ruimere bescherming. Volgens de letterlijke tekst van deze bepaling geldt deze ruimere bescherming alleen bij gebruik door derden van tekens voor waren of diensten die niet soortgelijk zijn aan die waarvoor het merk is ingeschreven. In de rechtspraak is echter bepaald dat dit echter ook geldt bij dezelfde of soortgelijke waren of diensten. Om het voordeel trekken uit het onderscheidend vermogen of de reputatie van het bekende merk ongerechtvaardigd te kunnen achten is niet vereist dat er sprake is van verwarringsgevaar of dat er aan de houder van het bekende merk zelf schade wordt berokkend.
Merkinbreuk: artikel 2.20 lid 1, sub d BVIE.
Deze bepaling geeft de merkhouder het recht zich te verzetten tegen gebruik van zijn merk, anders dan ter onderscheiding van waren of diensten, indien door dat gebruik zonder geldige reden van dat teken ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk. Hieronder kaan bijvoorbeeld het gebruik van andermans merk als handelsnaam of domeinnaam vallen. De afweging die op grond van deze bepaling wordt gemaakt, lijkt sterk op de afweging die wordt gemaakt bij een beroep op bescherming tegen onrechtmatige daad.
2.4 Uitputting
De merkhouder kan zich niet verzetten tegen de tweedehands verkoop of tegen de doorverkoop van zijn merkartikelen. Dat heet uitputting. Deze beperking is van toepassing op álle IE-rechten. Na de rechtmatige verkoop van het product is het IE-rechtelijke verbodsrecht met betrekking tot de verdere doorverkoop van dat product uitgeput, wat is vastgelegd in artikel 2.23 lid 3 BVIE. Uit het slot van deze bepaling blijkt dat verzet door de merkhouder echter wel mogelijk is als de toestand van de waren is verslechterd.
2.5 Verkrijging en duur van merkenrecht
Voor het verkrijgen van een merkrecht is inschrijving hiervan vereist bij het Benelux Bureau voor Intellectueel Eigendom of bij het Europese merkenbureau. De hoofdregel is: zonder merkinschrijving, geen merkrecht. Het belangrijkste vereiste om in het merkenregister te kunnen worden ingeschreven, is het hebben van onderscheidend vermogen. Het publiek moet namelijk het merk kunnen herkennen. Onderscheidend vermogen is echter geen statisch gegeven. Het kan ontstaan en toenemen, door intensief gebruik en reclame. Het tegendeel van inburgering bestaat ook. Dat heet verwatering of verwording tot soortnaam. Een merkinschrijving is in principe tien jaar geldig, maar dit kan onbeperkt worden verlengd met steeds weer tien jaar op grond van artikel 2.9 BVIE. De merkhouder moet dan wel zien te voorkomen dat zijn merk verwordt tot soortnaam. Daarnaast moet hij het merk wel normaal blijven gebruiken.
Het merkenrecht heeft net als het handelsnaamrecht betrekking op onderscheidingstekens. In het handelsnaamrecht gaat het om het onderscheidingsteken van de onderneming zelf. In het merkenrecht gaat het echter om de onderscheiding van producten of diensten, afkomstig van die onderneming. In de praktijk is er vaak sprake van samenloop van het merkenrecht en het handelsnaamrecht. Deze overlap is in principe gen probleem, aangezien bij beide rechten het voorkomen van een verwarringsgevaar centraal staat, en de rechten ongelimiteerd in de tijd kunnen voortduren.
Stampvragen
Waar is het merkenrecht vastgelegd en wie is in merkenzaken de hoogste rechter? (par. 2.2)
Wat is de belangrijkste ratio van het merkenrecht? (par. 2.2)
Wanneer kan een merkhouder het gebruik van een teken verbieden op grond van art. 2.20 lid 1 sub a BVIE? (par. 2.3.1)
Hoe dient het criterium uit art. 2.20 lid 1 sub b (verwarringsgevaar) te worden beoordeeld? (par. 2.3.2)
Wanneer kan bezwaar gemaakt worden tegen het gebruik van een merk voor niet-soortgelijke waren of diensten? (par. 2.3.3)
In welke gevallen kan bewaar worden gemaakt tegen het gebruik van een merk anders dan ter onderscheiding van waren of diensten? (par. 2.3.4)
Wat houdt uitputting in? (par. 2.4)
Welke voorwaarde geldt om in het merkenregister te kunnen worden opgenomen? (par. 2.5.1)
Wat houdt inburgering in? (par. 2.5.2)
Wat is het verschil tussen het handelsnaamrecht en het merkenrecht? (par. 2.5.3)
Wat houdt het modellenrecht in? - Chapter 3 - 1e druk van Hoofdstukken intellectuele eigendom van Visser
3.1 Inleiding
Casus: B heeft een nieuwe schoen ontworpen die hij met veel succes op de markt brengt. Hij komt echter tot de ontdekking dat zijn oud-werknemer C een gelijksoortige schoen op de markt recht. B sommeert C de verkoop van zijn schoen te staken en eveneens gestaakt te houden. In principe is het uitgangspunt de vrije concurrentie. C mag dus met een concurrerende schoen op de markt komen. Als C echter met zijn schoenen bij het publiek ‘nodeloos verwarring’ zaait kan hij door B worden aangesproken op grond van onrechtmatige daad. Voor het nieuwe uiterlijk van een gebruiksvoorwerp zoals een nieuwe schoen, bestaat een speciale beschermingsvorm: het modellenrecht. Het recht inzake de bescherming van modellen in het algemeen wordt modellenrecht genoemd, het recht op een tekening of model wordt vaak modelrecht genoemd.
3.2 Europees modellenrecht
In Nederland bestaat geen nationaal modellenrecht, dit is geregeld in het BVIE. Om beschermd te kunnen zijn moet een model een andere algemene indruk wekken dan oudere modellen. De criteria voor modelrechtinbreuk liggen vast in artikel 3.16 BVIE. De belangrijkste ratio voor het modellenrecht is het belonen en aanmoedigen van het ontwerpen en op de markt brengen van nieuwe gebruiksvoorwerpen in een nieuwe vormgeving, door het geven van een tijdelijk monopolie. Een modelrecht is een overdraagbaar vermogensrecht, dit blijkt uit artikel 3.25 BVIE.
3.3 Modelrechtinbreuk
De mate van gelijkenis die nodig is om inbreuk aan te nemen wordt in het IE-recht aangeduid als de beschermingsomvang. Er is namelijk sprake van een inbreuk als een ander voortbrengsel ‘bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt’. Dit criterium is het spiegelbeeld van het criterium voor de geldigheid van het modelrecht. Dit eist namelijk dat de algemene indruk die het model bij de geïnformeerde gebruiker wekt, moet verschillen van de algemene indruk die bij die gebruiker wordt gewekt. Dit wordt ook wel het ‘eigen karakter’ genoemd.
Verder is bij de beschermingsomvang van belang dat rekening moet worden gehouden met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van een product. De uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie ervan worden bepaald, zijn helemaal van bescherming uitgesloten. Voor zover kenmerken van het uiterlijk technisch bepaald zijn, mogen deze niet meetellen bij de beoordeling van het wekken van een andere algemene indruk. Het gebruik dat een modelrechthebbende kan verbieden wordt omschreven in artikel 3.16 lid 2 BVIE. De modelrechthebbende kan zich alleen niet verzetten tegen in de privésfeer verrichte handeling, wat blijkt uit artikel 3.19 lid 1 sub a BVIE.
3.4 Verkrijging en duur van modelrecht
Een modelrecht wordt in principe verkregen door de inschrijving van een bij de daarvoor aangewezen instantie verricht depot van het model, op grond van artikel 3.5 en 3.9 BVIE. Het Bureau schrijft een model niet in wanneer deze in strijd is met de goede zeden of de openbare orde, op grond van artikel 3.13 BVIE. Het BBIE is echter grotendeels passief, het schrijft bijna alle modeldepots automatisch in, artikel 3.11 BVIE.
De belangrijkste voorwaarde voor de geldigheid van een modelinschrijving is de nieuwheid van het model. Het model wordt namelijk als nieuw beschouwd, indien voor de depotdatum geen identiek model voor het publiek beschikbaar is gesteld, artikel 3.3 lid 1 BVIE. Naast deze nieuwheid is het hebben van een eigen karakter vereist. Dit betekent dat de algemene indruk van het model moet verschillen van de indruk die gewekt wordt door de modellen die al voor de depotdatum op de markt waren. De inschrijving van een Benelux-depot heeft een geldigheidsduur van vijf jaren. De inschrijving voor vier termijnen van vijf jaren worden vernieuwd tot een maximale geldigheidsduur van 25 jaar, op grond van artikel 3.14 lid 1 en 2 BVIE. Als de geldigheid van de inschrijving is verlopen, kan de rechthebbende dus niet meer op grond van het modelrecht bezwaar maken tegen het namaken van zijn model. Dit model valt dan in het publieke domein. Dat aan een recht na een bepaalde tijd hoe dan ook een einde komt, is een belangrijk kenmerk van veel IE-rechten.
Stampvragen
Wat is het verschil tussen het modelrecht en het modellenrecht? (par. 3.1)
Wat moet een model doen om beschermd te zijn? (par. 3.2)
Wanneer is er sprake van een modelrechtinbreuk? (par. 3.3.1)
Met welk criterium moet nog meer rekening worden gehouden? (par. 3.3.1)
Kan een modelrechthebbende zich verzetten tegen handelingen die in de particuliere sfeer zijn verricht? (par. 3.3.2)
Hoe wordt een modelrecht verkregen? (par. 3.4.1)
Wanneer wordt een model als nieuw beschouwd? (par. 3.4.1)
Hoe lang kan een inschrijving van een Benelux-depot maximaal duren? (par. 3.4.2)
Wat houdt het auteursrecht in? - Chapter 4 - 1e druk van Hoofdstukken intellectuele eigendom van Visser
4.1 Inleiding
Casus: A heeft een liedje opgenomen en dit op internet gezet. B hoort het liedje, zingt het zelf en brengt de opname ervan uit op CD. H speelt de CD af tijdens een radioprogramma. N heeft de radio aan staan in zijn café en zijn klanten horen het liedje. Het is duidelijk dat in deze casus dingen gebeuren waarmee A niet blij is. Zij wil namelijk een vergoeding voor het gebruik van haar liedje. Eveneens wil ze erkenning van het feit dat het om haar liedje gaat. Hiervoor bestaat het auteursrecht, dat is geregeld in de Auteurswet.
4.2 Nederlands en Europees auteursrecht
Het auteursrecht is onder te verdelen in exploitatierecht en persoonlijkheidsrecht. Het exploitatierecht geeft de auteur de mogelijkheid exploitatie van zijn werk te verbieden, of slechts tegen betaling, toe te staan. Dit is een overdraagbaar vermogensrecht. Auteurs dragen hun exploitatierecht soms over aan een producent. Zij ontvangen dan daarvoor een lump sum (bedrag ineens) of een royalty (percentage van inkomsten). Componisten en songwriters dragen hun rechten meestal over aan Buma/Stemra. Het persoonlijkheidsrecht omvat onder andere het recht van de auteur op erkenning van makerschap door naamsvermelding en het recht om zich te verzetten tegen verminking van zijn werk. Dit recht is echter geen vermogensrecht en het is ook niet overdraagbaar.
Het auteursrecht ligt vast in de Auteurswet (Aw). Het auteursrecht is echter grotendeels geharmoniseerd door Europese richtlijnen. Het auteursrecht betekent officieel: het uitsluitend recht van de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens bij de wet gestelde beperkingen. De aanduiding ‘uitsluitend’ verwijst naar het feit dat het auteursrecht een absoluut en exclusief vermogensrecht is dat tegenover iedereen geldt. De ratio van het auteursrecht is dat het redelijk en wenselijk is dat het maken van kunst en informatieproducten wordt beschermd, beloond en aangemoedigd.
4.3 Maker en werk
Aan de maker komt in principe het auteursrecht toe. De maker en dus eerste rechthebbende is in beginsel de creatieve bedenker van het werk. Op deze regel bestaan een paar uitzonderingen. Eén daarvan is het werkgeversauteursrecht (artikel 7 Aw). Dit is een voorbeeld van fictief makerschap.
Het werk is de creatieve prestatie van de maker. In de Auteurswet spreekt men dan van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst. Iedere creatieve prestatie kan auteursrechtelijk beschermd zijn. Een geur kan ook een auteursrechtelijk beschermd werk zijn (arrest Lancome/Kecofa). Wat het vereiste van een eigen en oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel inhoudt, blijkt uit het Endstra-arrest van de Hoge Raad. Eigen oorspronkelijk karakter betekent: niet ontleend. Persoonlijk stempel betekent dat er sprake moet zijn van een zekere mate van menselijke creativiteit. Hierbij moet wel worden bedacht dat het auteursrecht rust op de intellectuele schepping als zodanig, niet op de exemplaren waarin die schepping is vastgelegd.
4.4 Inbreuk op auteursrecht
Het auteursrecht omvat het recht van de auteursrechthebbende zich te verzetten tegen het openbaar maken en het verveelvoudigen van het werk. Openbaar maken heeft betrekking op iedere mededeling aan het publiek van het werk, en op de verspreiding van exemplaren waarin het werk is vastgelegd (artikel 12 Aw). Hieronder valt bijvoorbeeld het laten horen of vertonen op een openbare plaats en het beschikbaar stellen op internet. In het auteursrecht geldt als hoofdregel dat het verhuren en uitlenen wel onder het auteursrecht valt. Het verveelvoudigen heeft twee betekenissen. Ten eerste heeft verveelvoudigen betrekking op het reproduceren, dit vormt de kern van het auteursrecht. Wel zijn er beperkingen op van toepassing, met betrekking tot het reproduceren voor eigen gebruik. Ten tweede heeft verveelvoudiging de betekenis van bewerking in gewijzigde vorm. Daarmee bepaalt het verveelvoudigingsbegrip ook de beschermingsomvang van het auteursrecht (artikel 13 Aw). Voor het kunnen aannemen van auteursrechtinbreuk moet er sprake zijn van bewuste of onbewuste ontlening en sterk gelijkende indrukken, die het gevolg zijn van de overname van auteursrechtelijke beschermde trekken. Trekken die niet auteursrechtelijk beschermd zij, moeten buiten beschouwing blijven. Dit totaalindrukken-criterium werd in de zaak Nijntje/Kathy toegepast.
4.5 Beperkingen
Het auteursrecht kent tal van beperkingen om onwenselijke uitoefening van het auteursrecht te voorkomen. Zo bestaan er beperkingen ten gunste van overname uit persmedia in andere persmedia, citeren, gebruik bij het onderwijs etc. Bij sommige beperkingen bestaat er een zekere compensatie in de vorm van een vergoedingsaanspraak.
4.6 Verkrijging en duur van auteursrecht
Voor het ontstaan van het auteursrecht op een werk is geen aanvraag, depot, registratie of enige andere formaliteit vereist. Het auteursrecht ontstaat namelijk vanzelf, op het moment dat het werk tot stand komt. Vereist is dat het werk voldoet aan de hiervoor besproken vereisten van eigen, oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel. Het auteursrecht duurt tot zeventig jaar na het sterfjaar van de auteur (artikel 37 Aw). Na de dood van de auteur gaat het recht in principe automatisch over op zijn erfgenamen.
Stampvragen
Wat houdt een exploitatierecht in? (par. 4.1.1)
Wat houdt een persoonlijkheidsrecht in? (par. 4.1.2)
Wat houdt een uitsluitend recht in? (par. 4.2)
Aan wie komt het auteursrecht toe? (par. 4.3.1)
Welke twee voorwaarden worden er aan een werk gesteld? (par. 4.3.2)
Wat houdt openbaar maken in? (par. 4.4.1)
Welke twee vormen van verveelvoudigen bestaan er? (par. 4.4.2)
Waarom bestaan er beperkingen in het auteursrecht? (par. 4.5)
Hoe verkrijgt men het auteursrecht en wanneer gaat het teniet? (par. 4.6)
Wat is er geregeld in het octrooirecht? - Chapter 5 - 1e druk van Hoofdstukken intellectuele eigendom van Visser
5.1 Inleiding
Casus: A heeft een 3D voedselprinter met stemherkenning uitgevonden. Het apparaat print de opdracht die gegeven wordt. A vraagt zich af hoe hij zijn uitvinding kan beschermen. A ken er ten eerste voor kiezen om zijn uitvinding geheim te houden. Als hij dat doet zal niemand met zijn uitvinding aan de haal gaan, dat is zeker. Echter, hij verdient er dan ook niets aan. A kan ook besluiten steeds eerst een non-disclosure agreement te laten tekenen door mensen aan wie hij zijn uitvinding onthult. Het nadeel is echter dat hij dan steeds overeenkomsten moet sluiten. Om uitvinders te beschermen en in staat te stellen geld te verdienen aan hun uitvinding bestaat het octrooirecht, ook wel patent genoemd. Om een octrooi te krijgen moet de aanvraag worden ingediend bij een overheidsinstantie en moet de uitvinding openbaar gemaakt worden. Als de uitvinding voldoet aan de voorwaarden, krijgt de indiener van de aanvraag een tijdelijk monopolie. De ratio van het octrooirecht is dat uitvinders worden beloond.
5.2 Nederlands en Europees octrooirecht
In Nederland is het octrooirecht geregeld in de Rijksoctrooiwet (ROW). Het octrooi wordt geregistreerd zodra is vastgesteld dat de aanvraag aan formele vereisten voldoet. Het octrooiaanvraag kan ook ingediend worden bij het Europees Octrooibureau. Een octrooi is verder een overdraagbaar vermogensrecht, artikel 64 lid 1 ROW. Voor de levering is een akte vereist, artikel 65 lid 1 ROW.
5.3 Octrooieerbaarheid
Welke uitvindingen zijn vatbaar voor octrooi? Uitvindingen die nieuw zijn, op uitvinderswerkzaamheid berusten en toegepast kunnen worden op het gebied van de nijverheid, artikel 2 lid 1 ROW. De uitvinding moet dus betrekking hebben op een voortbrengsel of een werkwijze. Daarom worden ontdekkingen, wiskundige methoden en esthetische vormgeving niet als uitvinding beschouwd, artikel 2 lid 2 sub a,b ROW. Om deze reden zijn ook paddenstoelen, oplossingen voor wiskundige problemen en een dansje niet octrooieerbaar. De uitvinding moet verder ook nieuw zijn.
Een uitvinding wordt als nieuw beschouwd, indien zij geen deel uitmaakt van de stand van de techniek.
Het is heel belangrijk om altijd eerst een octrooiaanvraag in te dienen en daarna pas de uitvinding openbaar te maken. De stand van de techniek is alles wat waar ook ter wereld al bekend was op het moment dat het octrooi werd aangevraagd.
Verder is vereist dat een uitvinding het resultaat is van uitvinderswerkzaamheid, dit wordt ook wel inventiviteit genoemd. Andere synoniemen zijn inventieve stap en uitvindingshoogte. Van inventiviteit is sprake als de uitvinding voor een deskundige niet op een voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek (artikel 6 ROW). De uitvinding moet dus voor de gemiddelde vakman verrassend zijn. Het gebruik van nieuw materiaal voor een reeds bekend voorwerp ligt vaak voor de hand en is zelden inventief. Ook het toepassen van een alternatieve verbindingstechniek is op zichzelf niet inventief. Ten slotte kan een onverwacht positief effect een teken zijn van inventiviteit. Bij de beoordeling van inventiviteit hanteert het EOB vaak de problem-solution-approach als hulpmiddel. Men stelt dan de vraag voor welk probleem de uitvinding een oplossing vormt. Vervolgens is de vraag of de gemiddelde vakman die bekend is met de stand van de techniek die oplossing gemakkelijk zou vinden. Soms ligt het probleem zelf helemaal niet voor de hand, dat heet dan een probleem-uitvinding.
Een volgend vereiste is dat de uitvinding toegepast moet worden op het gebied van de nijverheid. Het begrip nijverheid moet zeer ruim worden opgevat. Alles wat met techniek of productie te maken heeft en iedere industriële of ambachtelijke toepassing valt hieronder. De uitvinding moet ook toepasbaar zijn, hij moet werken.
5.4 Inbreuk op octrooirecht
De handelingen die een octrooihouder kan verbieden staan opgesomd in artikel 53 lid 1 ROW. Ook in het octrooirecht geldt een uitputtingsregel: als het geoctrooieerde voortbrengsel eenmaal door of met toestemming is verkocht, mag dat voortbrengsel door derden worden doorverkocht. Een octrooi wordt verleen in de vorm van een octrooischrift, dat is gebaseerd op de octrooiaanvraag. De octrooiconclusie bevat altijd de woorden met het kenmerk, dat, waarna wordt uiteengezet wat er nu nieuw en inventief is.
Het uitsluitend recht wordt bepaald door de inhoud van de conclusies van het octrooischrift, waarbij de beschrijving en de tekeningen dienen tot uitleg van die conclusies (artikel 53 lid 2 ROW). Bij de uitleg van een octrooi moet dus zowel een redelijke bescherming aan de octrooihouder als een redelijke rechtszekerheid aan derden worden geboden. Een octrooiconclusie moet zo duidelijk mogelijk zijn en onduidelijkheid werkt in beginsel in het nadeel van de octrooihouder.
Wanneer octrooi is verleend op een 3D printer voor voedsel brengt een normale uitleg met zich mee dat een 3D printer voor diervoedsel hier ook onder valt. Echter, wanneer het octrooi specifiek betrekking heeft op een 3D printer voor diervoedsel, valt een 3D printer voor vogelvoedsel daar niet onder.
5.5 Verkrijging en duur van het octrooirecht
Een octrooi is alleen geldig als het in een octrooiregister is ingeschreven. Zonder registratie is er in principe geen octrooi. Het octrooirecht duurt maximaal twintig jaar, gerekend vanaf het moment van de octrooiaanvraag. Daarna valt de uitvinding hoe dan ook in het publiek domein en kan deze door iedereen worden toegepast. Voor de instandhouding van het octrooi moet wel jaarlijks een geldbedrag worden betaald. Namelijk, als dit niet gebeurt vervalt het octrooi van rechtswege.
Veruit de meeste octrooien halen de termijn van twintig jaar niet. De meeste vervallen eerder omdat de exploitatieresultaten onvoldoende zijn om de jaartaks te blijven betalen, of omdat de uitvinding intussen door weer nieuwe uitvindingen is achterhaald. Met een aanvullend beschermingscertificaat kan de bescherming na aflopen van de beschermingsduur met nog maximaal vijf jaar worden verlengd.
Stampvragen
Waarom bestaat het octrooirecht? (par. 5.1)
In welke wet is het Nederlands octrooirecht geregeld en welke rechter is de hoogste rechter in octrooizaken? (par. 5.2)
Wat voor soort uitvindingen zijn octrooieerbaar? (par. 5.3)
Wanneer is een uitvinding nieuw? (par. 5.3.1)
Wanneer is een uitvinding inventief? (par. 5.3.2)
Wat valt er onder nijverheid? (par. 5.3.3)
Geldt in het octrooirecht de uitputtingsregel? (par. 5.4.1)
Hoe wordt een octrooi verleend en wat staat er in de conclusie? (par. 5.4.2)
Wanneer is een octrooi geldig? (par. 5.5.1)
Hoe lang is een octrooi maximaal geldig? (par. 5.5.2)
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1826 |
Add new contribution