Ontvanger / NMB-Postbank - Arrest

Ontvanger / NMB-Postbank

HR 10 januari 1992, NJ 1992, 744

(Logisch vervolg op Van Berkel/Tribosa)

Casus

De bank heeft van H. Albert de Bary en Co NV een vordering op een aantal partijen, tezamen aangeduid als W c.s., gekocht en overgedragen gekregen. Daarmee is de bank getreden in alle ter zake van deze vordering door De Bary bedongen zekerheden, waaronder door W c.s. aan De Bary gecedeerde toekomstige vorderingen ter zake van de huurpenningen van een aantal aan W c.s. toebehorende, aan derden verhuurde onroerende zaken. Daarna heeft de ontvanger voor belastingschulden van W c.s. onder de huurders executoriaal derdenbeslag gelegd.

Het gaat in deze zaak om de vraag wiens voorrang prevaleert, indien een toekomstige vordering (in casu de vordering ter zake van toekomstige huurtermijnen) eerst tot zekerheid wordt gecedeerd en daarop vervolgens derdenbeslag wordt gelegd, waarna de vordering ontstaat.

Hoge Raad

De HR oordeelde dat het beslag niet kan worden tegengeworpen aan degene die de vorderingen verkreeg krachtens een vóór het beslag verrichte levering. Een overdracht of verpanding bij voorbaat kan niet worden doorkruist door latere beslagen van individuele schuldeisers, maar slechts door het algemene faillissementsbeslag (art. 35 lid 2 Fw).

Overdracht of verpanding bij voorbaat van toekomstige vorderingen die is geschied voordat beslag op die toekomstige vorderingen wordt gelegd kan dus aan de beslaglegger worden tegengeworpen.