Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - Thema
- 10194 reads
Verdachte is schuldig bevonden aan het deelnemen aan een criminele organisatie die voornamelijk misdrijven pleegde. Hij was van mening dat het hof onvoldoende had gemotiveerd volgens de toen nieuw ingevoerde formulering van art. 359 lid 2 Sv.
Wat is de reikwijdte van de responsieplicht ex art. 359 lid 2 Sv?
Ook andere betogen dan die waarvoor een responsieplicht geldt ex art 359 lid 1 jo. 358 lid 3 en 360 lid 1 Sv nopen tot motivering, indien deze niet zijn aanvaard. Ingenomen standpunten moeten worden beargumenteerd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie.
Voorts geldt de motiveringsplicht: deze geldt enkel bij niet-aanvaarding van een ter zitting ingenomen ‘uitdrukkelijk onderbouwd standpunt’. Er rust geen motiveringsplicht indien in de einduitspraak niet wordt afgeweken van het standpunt. De omvang van de motivering is afhankelijk van de mate waarin afgeweken wordt van het ingenomen standpunt. De Hoge Raad aanvaard niet dat er niet op ieder detail ingegaan wordt, indien het een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt betreft dat niet aanvaard wordt.
Aan welke voorwaarden moet volgens de Hoge Raad zijn voldaan, wil er sprake zijn van een ‘uitdrukkelijk onderbouwd standpunt’ in de zin van art. 359 lid 2, 2e zin Sv?
In hoeverre bracht de aan art. 359 lid 2 Sv toegevoegde zin verandering in de rechtspraak inzake de rechterlijke responsieplicht zoals deze tot 1 januari 2005 gold?
Verschillen de criteria op grond waarvan een responsieplicht wordt aangenomen op grond van art. 359 lid 2 Sv van de criteria aan de hand waarvan een responsieplicht wordt aangenomen in de zin van art. 359a Sv?
Moet de rechter op een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt reageren dat de verdachte op de terechtzitting alleen mondeling naar voren heeft gebracht?
De Wet van 10 november 2004, Stb. 580 (in werking getreden op 1 januari 2005) heeft de motiveringsvereisten gewijzigd en aangevuld. Om welke categorieën wijzingen en aanvullingen gaat het? Geef twee (op de standpunten van de verdediging en van het OM toegesneden) voorbeelden.
Wat is het verschil tussen een “uitdrukkelijk voorgedragen verweer” in de zin van art. 358 lid 3 Sv en een “uitdrukkelijk onderbouwd standpunt” in de zin van artikel 359 lid 2 tweede zin Sv?
Volgens de HR is er sprake van een ‘uitdrukkelijk onderbouwd standpunt’ als het standpunt duidelijk is, door argumenten geschraagd, voorzien van een ondubbelzinnige conclusie en naar voren is gebracht ten overstaan van de feitenrechter (r.o. 3.7.1). NB: alleen wanneer aan deze voorwaarden is voldaan én de einduitspraak van de feitenrechter wezenlijk afwijkt van het ingenomen standpunt, heeft de rechter responsieplicht op grond van artikel 359 lid 2, 2e zin Sv.
Dit antwoord staat in r.o. 3.6: ‘het systeem van de wet komt na de invoering van het huidige art. 359, tweede lid, Sv op het volgende neer. Omtrent de verwerping van een verweer met betrekking tot de zogenoemde voorvragen van art. 348 Sv en de kwalificatie van het bewezenverklaarde alsmede omtrent een beroep op een wettelijke strafverminderings- of strafuitsluitingsgrond moet op grond van art. 358, derde lid, Sv in het vonnis uitdrukkelijk worden beslist. Die beslissing moest ook voorheen reeds – op grond van art. 359, tweede lid (oud), Sv – zijn gemotiveerd. Nu is daar bij gekomen dat indien het OM ter zake van die onderwerpen (de voorvragen, de kwalificatie en de strafbaarheid van feit en dader) “uitdrukkelijk onderbouwde standpunten” heeft ingenomen en de rechter daarvan afwijkt, de beslissing dienaangaande nader moet zijn gemotiveerd. Voorts moeten nu ook de bewijsbeslissing en de beslissing over de oplegging van de straf en/of maatregel nader worden gemotiveerd indien de rechter daarbij afwijkt van door of namens de verdachte dan wel door het OM “uitdrukkelijk onderbouwde standpunten”.
Ja, ze zijn niet identiek. Het gaat om dezelfde criteria, maar die worden anders uitgevoerd. Voor de responsieplicht op grond van artikel 359a Sv zijn de eisen namelijk: ‘duidelijk en gemotiveerd aan de hand van factoren uit lid 2’. Voor een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt zijn de eisen: duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van ondubbelzinnige conclusie. (R.o. 3.7.1).
Ja, dat moet indien de einduitspraak van de feitenrechter wezenlijk afwijkt van het ingenomen standpunt (r.o. 3.8.4 onder b). Het is wel verstandig om te zorgen voor een schriftelijke vastlegging voor het geval in hoger beroep wordt gegaan.
Het gaat om de volgende wijzigingen:
Wanneer de OvJ een uitdrukkelijk onderbouwde standpunten geeft en de rechter wijkt hier van af, dan moet de rechter deze beslissing nader motiveren. (Bv. Wanneer de OvJ een andere straf eist dan de rechter geeft).
Of wanneer de OvJ ter zake van de onderwerpen een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt heeft ingenomen, en de rechter wijkt daarvan van, moet hij dit motiveren en in de vonnis vermelden.
Geldt alleen voor de verdachte, bij de 4 formele vragen en 2e en 3e materiële vereisten
Geldt voor de verdachte én OvJ, bij de 4 formele vragen én 4 materiële vragen
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2744 |
Add new contribution