Materieel Strafrecht - VU - Collegeaantekeningen

Week 1

Inleiding

Er zijn twee soorten strafbare feiten: misdrijven en overtredingen. In dit vak zullen we vooral gaan kijken naar de misdrijven. Misdrijven staan in boek twee van het wetboek van strafrecht.

Er zijn vijf vereisten om te kijken of er sprake is van een misdrijf.

  1. Er moet sprake zijn van een menselijke gedraging of nalatigheid

  2. Opzet of schuld is vereist

  3. De gedraging/nalatigheid moet vallen onder een delictsomschrijving

  4. De gedraging moet is strijd zijn met de wet.

  5. De gedraging moet verwijtbaar zijn.

Bij veel overtredingen is opzet of schuld niet vereist. De andere vier vereisten gelden wel bij overtredingen. In dit college gaan we het hebben over het begrip schuld.

 

Het begrip schuld

Het criterium van schuld is niet in de wetboeken te vinden. In de literatuur is er wel een criterium van schuld te vinden, namelijk verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. In de rechtspraak is er echter geen eenduidig criterium voor schuld. Zo staat in het arrest Verpleegster dat schuld meerdere of mindere mate van grote onoplettenheid is. In het zelfde arrest staat schuld ook omschreven als het aanmerkelijk tekortschieten in de plicht om oplettendheid te betrachten. In Blackout heeft de Hoge Raad een ander criterium gegeven van schuld, namelijk aanmerkelijke onoplettendheid en/of onachtzaamheid.

 

Componenten van schuld

Het criterium van schuld kunnen we scheiden in twee componenten. Namelijk een objectief component en een subjectief component. Bij de objectieve component wordt vooral gekeken naar de gedraging. Is deze gedraging aanmerkelijk onvoorzichtig geweest? De ernst van de overtreding moet ernstig zijn en de mate van onvoorzichtigheid groot. De subjectieve component kijkt vooral naar de dader zelf. Kan hem een verwijt worden gemaakt? Hierbij moet je vooral kijken naar de psychische omstandigheden van de dader. Had de dader anders kunnen handelen, of niet?

 

Verpleegster en Blackout

De ondergrens van schuld is lastig te bepalen. Om vast te stellen of de gedraging binnen het schuldcriteria valt kijken we naar de criteria in de jurisprudentie.

Een belangrijk arrest is Verpleegster. Een verpleegster reikt tijdens een operatie het verkeerde flesje aan met als gevolg het overlijden van de patiënt. De verpleegster heeft echter wel naar de etiquette van het flesje gekeken, maar het drong haar niet door dat ze het verkeerde middel in haar handen had. Haar specifieke taak in het ziekenhuis is het juiste flesje aangeven. De verpleegster weet dat haar colllega’s haar daarop vertrouwen en dat het flesje daarna niet meer gecontroleerd wordt. Haar verweer was dat ze was overwerkt, ze niet vertrouwd was met operatiekamer en er heerste een wanorde in de operatiekamer. De Hoge Raad oordeelt dat de Verpleegster aanmerkelijk is tekort geschoten in haar plicht de nodige oplettendheid te betrachten. Hierbij is gekeken naar de opleiding van de verdachte, de aard van de werkzaamheden, het gerechtvaardigde vertrouwen van collega’s dat zij het juiste flesje aan zou geven en de wetenschap van de verpleegster dat niemand meer het flesje zou controleren. Gekeken naar al de feiten is de handeling van de Verpleegster een grove schending van haar plicht om het juiste flesje aan te reiken. De Rechtbank oordeelde dat alleen bijzonder omstandigheden in uitzonderlijke gevallen de verwijtbaarheid wegnemen. Zij vonden dat hier niet sprake was van een dergelijk geval. De verdediging ging in cassatie over het feit dat er sprake was van een ‘Fehlleistung’. Een ‘Fehlleistung’ is een diepere oorzaak in de psyche waardoor de fout gemaakt kan zijn. De verdediging heeft dit echter niet gedaan in beroep bij het Hof. Tijdens cassatie doet de Hoge Raad geen onderzoek naar feiten, waardoor de Hoge Raad niet verder op deze verdediging is ingegaan.

Het valt op dat er vooral naar de objectieve component gekeken wordt. Pas wanneer de verdediging de subjectieve component erbij betrekt en dit beargumenteert bij de lagere rechters kan de Hoge Raad hier iets mee.

In het Blackout arrest rijdt een automobiliste tijdens een bocht de linkerweghelft op. Dit veroorzaakt een frontale botsing met als gevolg zwaar lichamelijk letsel bij de andere bestuurder. Het verweer van de automobilisteverdachte was dat ze een black-out van ongeveer 3 seconden had vlak voor het ongeluk. De rechtsvraag van deze zaak was: Is één verkeersovertreding voldoende voor schuld? In r.o. 3.5. zegt de Hoge Raad dat dit in het algemeen niet zo is. Er moet gekeken worden naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en naar de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor schuld. Er moet dus niet gekeken worden naar de gevolgen van het ongeval. Het enkele feit dat er iemand zwaar gewond is of er doden vallen betekent niet dat er automatisch ook sprake is van schuld. De Hoge Raad oordeelt in r.o. 3.6 dat het rijgedrag van de verdachte in beginsel schuld oplevert, maar dit anders kan zijn indien er omstandigheden zijn waaruit volgt dat van schuld niet kan worden gesproken. Het hof heeft deze black-out aangenomen, maar als bewijsmiddel gebruikt dat de verdachte schuld heeft. Omdat het hof aan heeft genomen dat er sprake was van een black-out moet de Hoge Raad dit ook doen. De Hoge Raad ziet dit echter niet als bewijsmiddel maar juist als rede die de verwijtbaarheid van de gedraging wegneemt. De automobiliste heeft dus geen schuld.

 

Schuld in de lagere rechtsspraak

In de lagere rechtspraak zie je dat rechters oordelen dat hartritmestoornis, suikerziekte, hartinfarct en epilepsie in het verkeer bijzonderlijke omstandigheden zijn die de verwijtbaarheid wegnemen. Maar dit hoeft niet per se. Wanneer de verdachte een waarschuwing heeft gekregen van een arts om niet te rijden, dit toch doet en een overtreding begaat is er wel sprake van verwijtbaar handelen.

 

Week 2

 

Inleiding

Vorig college hebben we het over het schuldbegrip gehad. Het criterium van schuld is verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Het schuldbegrip heeft twee componenten. De objectieve component en het subjectieve component. De objectieve component kijkt naar hoe erg de normschending is. Niet iedere normschending is namelijk aanmerkelijk onvoorzichtig. De subjectieve component kijkt naar de verwijtbaarheid. Hierbij kijk je naar de geestelijke toestand van de dader. Alleen wanneer er sprake is van een verschoonbare onmacht neemt dit de verwijtbaarheid van de dader weg.

 

Opzetbegrip

De verwijtbaarheid bij opzet is groter dan bij schuld. Hierdoor wordt er bij opzetdelicten zwaarder gestraft. Kijk maar naar het verschil van art. 287 en 307 Sr. Doodslag is een opzetdelict, bij dood door schuld is schuld vereist. De maximale straf voor doodslag is vijftien jaar gevangenisstraf. Bij dood door schuld is de maximale straf 2 jaar, maar als de schuld bestaat uit roekeloosheid 4 jaar.

Het criteria voor opzet is willens en wetens handelen. Het criteria voor voorwaardelijk opzet is zich willens en wetens blootstellen aan de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg of bewust de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg aanvaarden. Voorwaardelijk opzet verschilt van schuld. Bij schuld ben je je niet bewust van de kans en heb je deze kans niet aanvaard. Maar waar ligt de grens?

 

Criteria in HIV I

HIV I is een belangrijk arrest die het begrip voorwaardelijke opzet nader uitlegt. In rechtsoverweging 3.6 staat dat er geen grond is om de inhoud van het begrip ‘aanmerkelijke kans’ afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Verder geeft De Hoge Raad in deze rechtsoverweging de volgende criteria van aanmerkelijke kans:

  1. Een aanmerkelijke kans is een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten

  2. De verdachte moet wetenschap hebben van de aanmerkelijke kans

  3. De verdachte moet deze aanmerkelijke kans hebben aanvaard.

  4. Er moet worden bewezen dat de verdachte deze kans daadwerkelijk heeft aanvaard. Wanneer er wetenschap is van de kans maar geen aanvaarding is er eerder sprake van bewuste schuld.

Om te bewijzen dat er sprake is van de aanvaarding van de kans moet je volgens de Hoge Raad verklaringen van verdachte en getuigen gebruiken, kijken naar de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze gedraging is verricht en kijken of er nog contra-indicatoren zijn.

 

HIV I, HIV II en HIV IV

 

In HIV I sliep een met HIV besmet persoon onveilig met het slachtoffer. Hij was er van bewust dat hij besmet was. Hij werd aangeklaagd voor poging tot doodslag. De Hoge Raad vond dat er geen aanmerkelijke kans op de dood door AIDS was na HIV-besmetting.  HIV is niet schadelijk, alleen wanneer het zich ontwikkelt tot AIDS wel. De kans dat dit gebeurd in Nederland is volgens de Hoge Raad steeds kleiner en de behandelmogelijkheden van HIV zijn steeds groter. De Hoge Raad heeft in dit arrest dus heel erg gekeken naar de omstandigheden van het geval. In HIV II zei de Hoge Raad zelfs dat er geen aanmerkelijke kans is op zwaar lichamelijk letsel bij onbeschermde seks met een besmet persoon. De kans op besmetting bij seks met iemand met HIV is 1 op 250. Deze kans vindt de Hoge Raad te klein om als aanmerkelijk te beschouwen. Er is zelfs geen aanmerkelijke kan s op besmetting bij herhaalde onbeschermde seks met dezelfde persoon door een besmet persoon vond de Hoge Raad in HIV IV.

 De Hoge Raad heeft haar beslissing in HIV IV om maatschappelijke en politieke redenen gedaan. Waarschijnlijk vinden ze het niet wenselijk om een vorm van onveilige seks strafbaar te stellen. Dit zou kunnen leiden tot een onwenselijke situatie, bijvoorbeeld dat mensen zich niet meer laten testen op een SOA uit angst strafbaar te zijn bij onveilige seks. In dit geval zou het strafrecht een averechts effect hebben. In plaats van minder onveilige seks met SOA zullen meer mensen onveilige seks met een SOA hebben.

 

Schietincidenten

Bij poging tot doodslag bij schietincidenten houdt de Hoge Raad zich wel vast aan de algemene ervaringsregels. Wanneer X op een raam schiet en Y is niet in die kamer aanwezig vind de Hoge Raad dat er geen sprake is van een aanmerkelijke kans op de dood van Y. Wanneer Y zich wel in de kamer met het raam had bevonden was er wel een aanmerkelijke kans op de dood van Y. In beide zaken wist X niet of Y zich daadwerkelijk in de betreffende kamer vond of niet. Toch heeft de locatie van Y grote consequenties voor de veroordeling van X. De Hoge Raad heeft in beide gevallen gekeken naar hoe groot de kans was dat X Y zou raken. Staat Y in de kamer met het raam is de kans groter dat Y geraakt wordt dan wanneer Y in de gang zou staan. De aanmerkelijke kans wordt dus geobjectiveerd.

 

Verschil tussen opzet en schuld.

Het verschil tussen opzet en schuld kan heel klein zijn. Bij opzet aanvaard je bewust de aanmerkelijke kans op een gevolg. Bij schuld ben je je of niet bewust van de kans op het gevolg, of je hebt het gevolg van deze kans niet aanvaard. Wanneer je je niet bewust bent van de kans is er sprake van onbewuste schuld. Dit was het geval in Verpleegster. De Verpleegster was op het fatale moment zich niet bewust dat ze het verkeerde flesje aangaf. Wanneer je je wel bewust bent van de kans, maar deze kans niet aanvaard is er sprake van bewuste schuld. Dit is het geval in Porsche. De bestuurder vertrouwde op het fatale moment op de goede afloop. Hij ging er niet van uit dat het gevolg zou intreden. Hij was zich bewust van de aanmerkelijke kans op een fataal ongeluk, maar hij heeft deze niet geaccepteerd. Dit volgt uit het gedrag van de bestuurder voor het ongeluk. Hij heeft meerdere malen zijn inhaalmanoeuvres gestaakt, waaruit je kunt afleiden dat hij op het fatale moment vertrouwde op de goede afloop van de fatale inhaalmanoeuvre.

 

Aanmerkelijke kans

Man wordt op Schiphol aangehouden met een pilotenkoffer uit Nigeria. De man verklaard dat de koffer van een onbekende was en dat hij niet wist dat er drugs inzat. De koffer had een dubbele bodem en een hoog leeggewicht. De Hoge Raad vindt dat er sprake is van een feit van algemene bekendheid. Als je in deze omstandigheden een koffer meeneemt en nalaat deze koffer te inspecteren moet je wel willens en wetens de kans dat er drugs in zouden kunnen zitten hebben aanvaard.

Let goed op. Zeg nooit de verdachte had kunnen weten dat er drugs in de koffer zat. Had kunnen weten leidt tot schuld en niet tot voorwaardelijk opzet. Een feit van algemene bekendheid is iets anders dan ‘had kunnen/ had moeten’ Verpleegster is een voorbeeld van ‘had het behoren weten’. De Verpleegster had moeten weten dat zij een verkeerd middel doorgaf. Dit wist zij niet dus is er sprake van schuld. In Aanmerkelijke kans is er sprake van een feit van algemene bekendheid. De verdachte moet zich bewust zijn geweest van het risico. Het is algemeen bekend dat op deze manier vaak drugs wordt gesmokkeld. Wanneer je wilt betogen dat er sprake is van opzet gebruik dan de woorden ‘je moet het hebben geweten’ in plaats van ‘je had het kunnen weten of je had het moeten weten’

 

Sporttas

Bij Sporttas werd de verdachte op Schiphol aangehouden met cocaïne. De verdachte verklaart dat hij de koffer heeft gekregen van zijn buurman en dat hij al van plan was om naar Nederland te reizen. De verdachte kreeg een ongeluk waardoor hij zijn ribben kneusde. Vervolgens heeft de buurman hem aangeraden om eerder naar Nederland te gaan voor betere medische verzorging en heeft voor de verdachte zijn vlucht omgeboekt. Als vriendendienst vroeg de buurman om de koffer mee te nemen voor diens neef. De verdachte verklaart dat hij niet heeft gedacht aan het feit dat er drugs in de koffer zou kunnen zitten. Hij zei dat hij de buurman volledig vertrouwde en afgeleid was door zijn mankement. De Hoge Raad gelooft deze verklaring, waardoor er geen sprake meer kan zijn van opzettelijk invoeren van drugs.

 

Voorwaardelijk opzet in het verkeer

Bij Porsche is er geen sprake van voorwaardelijke opzet. Ondanks dat de bestuurder zich zeer gevaarlijk heeft gedragen kan niet worden bewezen dat de bestuurder de gevolgen heeft aanvaard. De bestuurder bracht zichzelf namelijk ook in levensgevaar en de Hoge Raad vind niet aannemelijk dat de bestuurder zijn eigen dood op de koop toe neemt. Daarnaast heeft de bestuurder zijn eerdere inhaalmanoeuvres gestaakt, waaruit blijkt dat de verdachte ervan uit ging dat de fatale inhaalmanoeuvre goed zou aflopen. Er is dus sprake van bewuste schuld.

Bij Crux vergist de verdachte zich omtrent de aanmerkelijke kans. Hij is zich bewust van het risico, maar schat deze verkeerd in. Bij voorwaardelijk opzet moet er sprake zijn van een juiste inschatting van het gevaar. Bij Crux is er dus ook sprake van bewuste schuld.

Bij Enkhuizer doodslag is er wel sprake van voorwaardelijke opzet. Deze verdachte vlucht na een alcohol controle. De verdachte is dronken en rijdt veel te hard. Vervolgens rijdt hij zonder uitwijkmanoeuvres tegen een aantal fietsers aan. Een paar fietsers komen te overlijden. Het grote verschil met deze zaak en Porsche is dat de bestuurder bij Enkhuizer doodslag tijdens de botsing met de fietsers niet zelf in gevaar komt. Op het moment dat hij de eerste fietser raakte is hij sneller gaan rijden en heeft hij nog meer fietsers aangereden. De Hoge Raad concludeert hieruit dat de dader de aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard.

De contra-indicatie dat je je eigen leven niet op de koop toe neemt zorgt er vaak dat roekeloos rijgedrag in het verkeer leidt tot schuld en niet tot voorwaardelijke opzet.

 

Week 3

 

Inleiding

Er zijn formele delicten en materiële delicten. Bij een formeel delict is de gedraging strafbaar, bij een materieel delict is het gevolg strafbaar. Bij formele delicten speelt causaliteit nauwelijks een rol. Ook heb je geobjectiveerde strafverzwarende gevolgen. Een voorbeeld hiervan is mishandeling met dodelijk gevolg. Bij deze geobjectiveerde strafverzwarende is causaliteit heel belangrijk.

 

Causaliteitstheorieën

Ten eerste is er de condicio sine que non leer. Deze leer houdt in dat de gedraging een noodzakelijke voorwaarde moet zijn voor het gevolg. Een probleem van deze theorie is dat deze leer te ruim is. Stel A breekt de been van B tijdens een vechtpartij. De ambulance waarin B naar het ziekenhuis wordt gereden rijdt tegen een paal aan. B komt te overlijden door dit ongeluk. Het breken van de been van B is de noodzakelijke voorwaarde voor de dood van B. Als A nooit het been van B had gebroken, was B nooit in de ambulance tegen de paal aangereden. Dit gaat logischerwijs veel te ver. A kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de dood van B, ook al is het breken van het been de noodzakelijk voorwaarde voor de dood van B.

Ten tweede heb je de leer van de voorzienbaarheid die voor het eerst wordt geformuleerd in het Etalageruitarrest. Deze leer kijkt naar of de verdachte het gevolg redelijkerwijs kon voorzien. Het probleem van deze leer is dat deze leer veel te beperkt is. In Etalageruit slipt een auto, hierdoor raakt hij een persoon die door een etalageruit valt. Het glas van deze etalageruit raakt weer een andere persoon, waardoor deze komt te overlijden. De Hoge Raad beslist hier dat dit voorzienbaar is. Dit is een hele dubieuze beslissing, omdat het gaat om een keten van gebeurtenissen. De leer van voorzienbaarheid is dus veel te beperkt. Er zal heel snel aangenomen worden dat een strafbaar gevolg te voorzien was.

Daarnaast heb je de leer van de causa proxima. Deze leer kijkt naar de meest nabije oorzaak ten opzichte van het gevolg. Het is alleen moeilijk te bepalen wat deze meest nabije oorzaak is en vaak is deze meest nabije oorzaak geen strafrechtelijke oorzaak. In Verpleegster gaat de leer van de causa proxima niet op. De meest nabije oorzaak is niet de strafrechtelijke oorzaak. De meest nabije oorzaak van de dood van het slachtoffer is namelijk het toedienen van de dodelijke injectie. De chirurg is niet degene die de fout heeft gemaakt, maar de verpleegster.

Tenslotte heb je de leer van redelijke toerekening. Deze leer zegt dat het gevolg redelijkerwijs moet kunnen worden toegerekend aan de dader. Redelijke toerekening is een te vaag criterium. Want wat is redelijke toerekening en wat niet?

 

Methode

Het criterium van causaliteit is redelijke toerekening. De invulling van dit criterium vinden we in de jurisprudentie als volgt.

  • Empirische causaliteit: Wat is naar algemene ervaringsregels het gevolg van een gedraging?

Vb. Op het moment dat je een overdosis adrenaline bij iemand in spuit gaat hij naar algemene ervaringsregels dood.

  • Normatieve causaliteit:Wat zijn de(rechts)regels die van toepassing zijn in een bepaalde situatie?

Vb. De zorgplicht van de verpleegster was het aangeven van het juiste flesje. De chirurg mag erop vertrouwen dat de verpleegster het juiste flesje aangeeft. Het is dus de fout van de verpleegster en niet van de chirurg.

Vb. Wie heeft de verkeersregels overtreden?

  • Vervolgens moeten de externe factoren worden afgewogen

Vb. Jij geeft het slachtoffer een zacht duwtje, het slachtoffer is zo ontzettend dronken dat hij valt.

  • Ten slotte moet er gekeken worden of er nog alternatieve factoren buiten de causale keten vallen

Vb. voordat het slachtoffer met het hoofd de grond raakte, kreeg hij een hersenbloeding. Niet de klap tegen de grond, maar de hersenbloeding was de doodsoorzaak. Er is geen causaal verband tussen de klap en de hersenbloeding.

 

Hoe groot speelt de rol van andere factoren?

Bij tegelijk optredende factoren moet je kijken naar hoe zwaar de factor die binnen de macht van de verdachte ligt weegt. Arrest Taxichauffeur: taxichauffeur slaat verdachte met zijn vuist in het gezicht. Het slachtoffer valt en overlijd aan deze val. In deze zaak weegt het slaan met de vuist zwaarder dan de dronkenschap van de verdachte

Bjj Letale longembolie was er sprake van een later optredende factor. Bij Letale longembolie ging het om een verkeersongeluk. Het slachtoffer wordt na dit ongeluk naar het ziekenhuis gebracht. Het ongeluk was op zich niet dodelijk. In het ziekenhuis treedt een longembolie op, waardoor de longen geen zuurstof meer krijgen. Het is een nalatigheid van het ziekenhuis dat zij het slachtoffer geen bloedverdunningsmiddelen heeft gegeven. De Hoge Raad oordeelt dat de fout van het ziekenhuis niet zo ernstig is dat het het causale verband met ongeluk doorbreekt. Het is redelijk om het gevolg toe te rekenen aan de veroorzaker van het ongeluk. Naarmate de fout van derden ernstiger worden is de kans groter dat het causale verband wordt doorbroken.

De eigen keuze van het slachtoffer om zich niet te laten behandelen verbreekt het causale verband niet. Dit volgt uit Niet behandelde longinfectie. In deze zaak schiet een man een vrouw in haar ruggenwervel.  Door dit schot raakt zij verlamd. Ook krijgt ze een longinfectie ter gevolge van de schotwond. Deze longinfectie is dodelijk als de vrouw zich niet laat behandelen. De vrouw laat zich niet voor deze longinfectie behandelen, omdat ze niet verlamd verder wilt leven. Deze vrouw komt te overlijden. De Hoge Raad beoordeeld dat er een causaal verband bestaat tussen de schotwond en de dood van de vrouw. De beslissing van de vrouw was volgens de Hoge Raad niet zwaarwegend genoeg om de causale keten te verbreken. Het is een begrijpelijke beslissing en de gedraging van de verdachte was erg onvoorzichtig.

De eigen keuze van het slachtoffer om zelfmoord te plegen na de verminking verbreekt het causale verband ook niet. Dit volgt uit de Zwavelzuur-zaak. De verdachte verminkt zijn vriendin door zwavelzuur in haar gezicht gieten. Zij pleegt daarna zelfmoord. Het gieten van zwavelzuur heeft niet direct geleid tot de dood. Zij zou niet overlijden door het letsel. De zelfdoding was puur de keuze van het slachtoffer. De Hoge Raad vond de gedraging van de verdachte zo ernstig en de beslissing van de verdachte zo begrijpelijk, dat zij het redelijk vonden om de dood van het slachtoffer de verdachte toe te rekenen.

 

Alternatieve causaliteit

Bij alternatieve causaliteit is er bepaalde causale keten mogelijk die leidt tot een strafbaar gevolg, maar er is ook een hele andere keten denkbaar die losstaat van de gedraging van de verdachte. In Bloedvergiftiging is dit het geval. Er is een verdachte die het slachtoffer steekt met een mes. Het slachtoffer moet naar het ziekenhuis en wordt genezen verklaard. Een paar dagen later overlijdt hij aan een bloedvergiftiging. Het zou kunnen dat de verwonding met het mes de bloedvergiftiging heeft veroorzaakt. De verdediging beargumenteerde dat het slachtoffer heroïneverslaafde was. Het zou goed mogelijk zijn dat hij heroïne heeft gespoten met een vervuilde naald. In dit geval heeft het slachtoffer zelf de bloedvergiftiging veroorzaakt. Dit is echter heel moeilijk vast te stellen. De Hoge Raad vind dat er een waarschijnlijkheidsberekening moet worden gemaakt. Hoe waarschijnlijk is het dat de bloedvergiftiging komt door de messteek en hoe waarschijnlijk komt het door vervuilde naalden? De Hoge Raad acht het onwaarschijnlijk dat de bloedvergiftiging het gevolg is van vervuilde heroïnenaalden en sluit deze causale keten daarom uit. Hij stelt de verdachte verantwoordelijke voor de dood van het slachtoffer.

 

Conclusie

Om te kijken of er sprake is van een redelijke toerekening kijk je eerst naar de emperische causaliteit. Hierna kijk je naar de normatieve causaliteit. Je ziet dat de rechter bij andere factoren vaak kijkt hoe ernstig de misdraging van de verdachte is. De rechter zal niet snel aannemen dat een derde het causale verband doorbreekt. Ook doorbreekt de eigen beslissing van de verdachte vaak niet het causale verband. De alternatieve causaliteit is een afweging van waarschijnlijkheden. Pas wanneer de alternatieve causale keten zeer waarschijnlijk is zal de rechter deze aannemen.

 

Week 4

 

Inleiding

Rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden zijn strafuitsluitingsgronden. Rechtvaardigingsgronden nemen de wederrechtelijkheid weg. De handeling van de dader is gerechtvaardigd. Schulduitsluitingsgronden nemen de verwijtbaarheid van een gedraging weg. De dader had niet anders kunnen handelen dan dat hij deed.

De strafuitsluitingsgronden zijn overmacht in de zin van noodtoestand, noodweer, wettelijk voorschrift en ontbreken van materiële wederrechtelijkheid. Het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid is geen wettelijke strafuitsluitingsgrond, maar is erkend in het arrest Veearts. De schulduitsluitingsgronden zijn ontoerekenbaarheid, psychische overmacht, noodweerexces en afwezigheid van alles schuld (AVAS). AVAS is geen wettelijke schulduitsluitingsgrond, maar is erkend in de jurisprudentie. Het standaardarrest voor AVAS is Melk en water.

 

Overmacht in de zin van noodtoestand

De rechtvaardigingsgrond overmacht in de zin van noodtoestand te vinden in art. 40 SR. Het standaardarrest is Opticiën. Hieruit volgt dat er een conflict van plichten moet zijn. Aan de ene kant moet je je houden aan een wettelijk voorschrift en aan de andere kant kan er een ander belang zijn die beschermd moet worden. Als het belang dat door een bepaalde handeling wordt beschermd in een redelijke verhouding staat tot het belang dat door de wetsovertreding wordt geschaad kan je een geslaagd beroep doen op overmacht in de zin van noodtoestand. Bij Euthanasie Alkmaar beslist de Hoge Raad dat euthanasie voor een arts overmacht in de zin van noodtoestand oplevert indien er sprake is van ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Tegenwoordig is er voor artsen is er een specifieke rechtvaardigingsgrond opgenomen in art. 293 lid 2 SR.

 

Psychische overmacht

Psychische overmacht is een schulduitsluitingsgrond. Er moet sprake zijn van een van buiten komende drang waaraan geen weerstand kon worden geboden en ook niet hoefde te worden geboden. Een klassiek voorbeeld van psychische overmacht is een bestuurder die rood rijdt en frontaal op een andere auto knalt. De bestuurder van de tegenligger is zwaar gewond. Naast de bestuurder zit een bankovervaller die de bestuurder onder dreiging van een pistool heeft gedwongen om door rood te rijden. De bestuurder heeft een strafbaar feit gepleegd. Dit strafbare feit is het gevolg van de van buitenkomende drang: de bankovervaller die een pistool tegen je slaap aandrukt. Dit is een buitenkomende drang waaraan je geen weerstand kunt en hoeft te bieden. Er is geen beroep op overmacht mogelijk als er sprake is van culpa in causa. Culpa in causa betekent dat het aan jezelf te wijten is dat je in de situatie terecht bent gekomen. Je hebt jezelf opzettelijk of met voorwaardelijk opzet in een situatie begeven waar een van buitenkomende drang ontstaat om een bepaalde handeling te doen.

 

Noodweer

In art. 41 lid 1 SR staan de vereisten van noodweer. Een van deze vereisten is ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. In Vrees is beslist dat vrees voor een aanranding niet voldoende is. Je hoeft echter niet te wachten totdat iemand je daadwerkelijk neerschiet. Er moet sprake zijn van een acuut gevaar. In Asbak geeft de Hoge Raad aan dat er wel een beroep op noodweer kan worden gedaan als er sprake is van een ogenblikkelijke dreigende aanranding. Twee arresten wanneer er sprake is van zo’n ogenblikkelijke dreigende aanranding zijn Meta Hofman en Bijlmer noodweer.

Van putatief noodweer is er sprake wanneer iemand verschoonbaar dwaalt over het bestaan van een noodweersituatie. Er is een situatie wanneer iemand denkt te worden aangerand, terwijl dit in de werkelijkheid niet het geval was. Of een situatie waarin gedacht wordt dat men een ander moest verdedigen tegen een aanval, terwijl dit in de werkelijkheid niet nodig was. Putatief noodweer is een schulduitsluitingsgrond. Let op: alleen maar de vrees is niet voldoende. Als je kan aantonen dat er signalen waren die er op duidden dat er direct een aanval zou plaatsvinden en je verdedigd je is het putatief noodweer. Als je iemand een klap verkoopt omdat je denkt dat hij over vijf minuten jou gaan aanvallen is er sprake van vrees. 

Wat je mag beschermen met noodweer is lijf,eerbaarheid of goed. Eerbaarheid betekent in het geval van noodweer seksuele eerbaarheid. Dit betekent dat er geen noodweer mogelijk is tegen huisvredebreuk of lokaalvredebreuk. In dit geval mag je aanhouden op heterdaad. Het kan natuurlijk wel dat iemand in je woning of bedrijf aanrand van lijf, eerbaarheid of goed.

Als je je vrij makkelijk kunt onttrekken aan de aanranding kan je geen beroep meer doen op noodweer of noodweerexces. Dit volgt uit het subsidiariteitvereiste. Het gaat niet alleen om de feitelijke mogelijk om je aan de aanranding te kunnen onttrekken, maar ook om de normatieve verplichting. Van de verdachte kon redelijkerwijs worden gevergd dat hij weg zou gaan.

De volgende eis is het proportionaliteitsvereiste. Er moet een redelijke verhouding zijn tussen de aard van de aanranding en de verdediging. Als iemand je tas wilt stelen is het proportioneel als je hem een klap geeft. Het is niet proportioneel als je hem doodschiet met een pistool.

Een verdachte kan zich niet met succes beroepen op noodweer(exces) wanneer hij de aanranding door provocatie heeft uitgelokt. Zie het Niet betaalde taxitrit. De verdachte heeft hier zelf de confrontatie opgezocht. Er is dan sprake van culpa in causa.

 

Noodweerexces

Als een beroep op noodweer stuk loopt op het proportionaliteitsvereiste is de mogelijkheid er om een beroep te doen op noodweerexces. Aan al de andere vereisten van noodweer moet voldaan zijn. Noodweerexces is een schulduitsluitingsgrond. Het is een specifieke bepaling voor mensen die te excessief hebben verdedigd. De aanranding moet bij de verdachte een hevige gemoedsbeweging veroorzaken en door deze gemoedsbeweging moet bij de verdachte een excessieve reactie veroorzaken.

Er zijn drie varianten van noodweerexces. De eerste variant is intensief exces. In dit geval ga je te ver bij de aanranding. De tweede variant is tardief exces. Bij tardief exces reageer je te laat op de aanranding. De aanranding is eigenlijk al voorbij en dan begin je pas met je verdediging. Tenslotte is er nog extensief exces. In dit geval ga je te lang door met de verdediging.

In Koevoet beslist de Hoge Raad dat een hevige gemoedsbeweging door de aanranding van doorslaggevend belang is. Het maakt niet uit of er andere factoren zijn die hebben bijgedragen aan de hevige gemoedsbeweging. Als de aanranding van doorslaggevend belang is geweest voor het ontstaan van de hevige gemoedsbeweging kan je alsnog een beroep doen op noodweerexces.

In het Ballenknijper arrest beslist de Hoge Raad dat een verdediging zo excessief kan zijn dat zij niet kan worden aangemerkt als een onmiddellijk gevolg van een hevige gemoedsbeweging door de aanranding veroorzaakt.

 

Week 5

 

Inleiding

De komende twee hoorcolleges gaan over de uitbreiding van een strafbaar feit. Ook een poging om een strafbaar feit te plegen of de voorbereiding van een strafbaar feit kan strafbaar zijn. Dit ligt eraan of de poging of voorbereiding voldoet aan de eisen gesteld in de wet. Dit college wordt art. 45 en art. 46 SR besproken. Vage begrippen in deze artikelen zijn ‘begin van uitvoering’ en ‘bestemming van voorwerpen’. Deze vage begrippen worden nader besproken in de jurisprudentie.

Wanneer moet een poging of voorbereiding strafbaar zijn? De subjectieve leer vindt dat elke gevaarlijke intentie strafbaar moet worden gesteld. De objectieve leer vindt niet dat het gaat om de intentie. Elke gevaarlijke gedraging moet strafbaar worden gesteld. In Nederland is de rechtspraak begonnen bij een objectieve leer. Er werd in principe gekeken naar de gedraging. Maar er is een verschuiving zichtbaar in de wet en de rechtspraak. Als subjectieve intenties gevaarlijk zijn is er nu een reden om strafrechtelijk in te grijpen. Zo volgde de invoering van art. 46 en art. 96 SR.

 

Begin van uitvoering

Het eerste arrest voor de poging is Eindhovense brandstichting. De verdachte heeft in deze zaak een huis brandklaar gemaakt. Hij heeft lappen met benzine in het huis gelegd en hij had een gaspistool op het gasfornuis geïnstalleerd. Aan dit gaspistool zat een draadje die naar buiten liep. De bedoeling was dat het gaspistool werd geactiveerd zodra de verdachte aan het draadje trok. Als het gaspistool werd geactiveerd zou het huis in de fik vliegen en kon de verdachte een uitkering krijgen bij de verzekering. De benzine stonk zo erg dat er buren kwamen kijken, waardoor de verdachte niet meer aan het touwtje kon trekken. Het hof vond dat er hier sprake was van een poging tot brandstichting. De Hoge Raad vond van niet. De dader moet van zijn kant alles hebben gedaan om het misdrijf te voltooien. Er zou dus pas sprake zijn van een strafbare poging als de verdachte daadwerkelijk aan het touwtje had getrokken.

De Hoge Raad ging hier dus heel streng om met de poging. Later hebben zij de pogingsleer versoepeld. In Cito geeft de Hoge Raad het volgende criterium: de gedraging moet naar haar uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf. In deze zaak ging het om twee mannen die met bedekte gezichten, doorgeladen pistolen en een weekendtas aanbelden bij een uitzendbureau. Zij wilden een overval plegen. Een medewerker van het uitzendbureau had de politie gewaarschuwd omdat hij deze mannen al eerder had gezien. Op het moment dat de mannen aanbelden werden de mannen opgepakt. Deze zaak zou niet voldoen aan het criterium uit Eindhovense brandstichting. De mannen hadden de personeelsleden nog niet daadwerkelijk bedreigd. Toch werd er hier bepaald dat er sprake was van een strafbare poging. De mannen hadden een gedraging gericht die naar haar uiterlijke verschijningsvorm was gericht op de voltooiing van een overval.

Een vervolg op Cito is Videodozen. In dit arrest bepaalt de Hoge Raad dat de uiterlijke verschijningsvorm ook achteraf uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid. In deze zaak spraken twee mannen een voorbijganger aan en probeerde deze voorbijgangers een videodoos te verkopen. De dozen stonden nog in de auto van een van de verdachten. In deze dozen zat geen videorecorder maar zand. Op het moment dat de poging werd gepleegd was dit niet te zien. Toch vond de Hoge Raad dat hier sprake was van een uiterlijke verschijningsvorm.

 

Jetzt geht es los

Om te kijken of er sprake is van een begin van een uitvoering kijk je of de verdachten het jetzt geht es los moment hebben gepasseerd. De gedraging is gericht op de voltooiing van het misdrijf. In Grenswisselkantoor wachten twee verdachte in de auto voor het Grenswisselkantoor. Zij hebben pruiken, verkleedkleren en wapens bij zich. Een medewerker waarschuwt de politie. Op het moment dat de verdachten de politie ziet vluchten ze. Uiteindelijk worden de verdachten opgepakt. De Hoge Raad oordeelt dat hier geen sprake is van een begin van uitvoering. Zitten in de auto met wapens en verkleedkleren is niet voldoende om als strafbare poging te worden aangemerkt. Pas als de verdachte uit waren gestapt en de pruiken hadden opgedaan was het jetzt geht es los moment aangebroken en vanaf dat moment is er sprake van een strafbare poging.

 

Voorbereiding

De vereisten van voorbereiding staan in art. 46 SR. Op het misdrijf moet acht jaar of meer gevangenisstraf op staan. Daarnaast moet er sprake zijn van opzet. Tenslotte moeten er voorbereidingsmiddelen en voorbereidingshandelingen zijn. De strafmaximum van voorbereiding is de helft lager dan de strafmaximum van het voorbereide misdrijf.

In het Handleiding arrest geeft de Hoge Raad aan dat de opzet van de verdachte niet alleen op het voorhanden hebben van het voorbereidingsmiddel maar ook op het begaan van het misdrijf zijn gericht. In deze zaak ontvangt een gevangene een brief. In deze brief staat een handleiding hoe je een geldtransport kan overvallen. De gevangene stopt deze brief in zijn jaszak en hangt de jas thuis op in een kast. Een aantal maanden later wordt er een inval bij hem gedaan en wordt deze handleiding gevonden. De verdachte werd verdacht voor voorbereiding van een bankoverval. Er waren geen aanwijzingen dat hij de handleiding wilde gebruiken voor de bankoverval.

In Ford Transit rijden twee mannen in een Ford naar een bank om informatie in te winnen over de beveiliging van de bank. Een van de mannen stapt bij de bank uit, loopt langs de bank en stapt weer in de auto. De Hoge Raad formuleert in dit arrest criterium. Er moet gekeken worden naar de uiterlijke verschijningsvorm van voorwerpen, het daarvan gemaakte gebruik en het criminele doel dat de dader bij het gebruik van ogen stond. Het is duidelijk dat de auto werd gebruikt met een crimineel doeleinde, maar er zijn geen andere voorbereidingsindicaties zoals geweren. Hierdoor beperkt de uiterlijke verschijningsvorm van de voorbereiding zich tot het parkeren van een auto voor een bank. De Hoge Raad kijkt in deze zaak dus vooral naar de intenties van de verdachte. Als een crimineel doel kan worden bewezen, zal het voorwerp als voorbereidingshandeling worden aangemerkt.

In Samir A. heeft Samir middelen voorhanden die wellicht bestemd zijn voor een aanslag. Hij had schetsen en plattegronden. Hij had daarnaast een kogelvrij vest, een nachtkijker en een pistool. Ook had hij kunstmest en ontstekingsmechanisme. Maar Samir A. had de verkeerde kunstmest om een bom mee te maken. Ook klopte het ontstekingsmechanisme van Samir A. niet. De middelen die Samir A. had waren volgens deskundige ondeugelijk voor een aanslag. Aan de terroristische intentie van Samir A. viel echter niet te twijfelen. Hierdoor wordt er aangenomen dat er in deze zaak sprake is van een strafbare voorbereidingshandeling.

 

Vrijwillige terugtrend

In art. 46b staat: voorbereiding noch poging bestaat indien het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk. De dader moet van wil veranderen. Er moet niet sprake zijn van veranderende van buitenkomende omstandigheden waardoor de verdachte terugtrend. Op het moment dat de verdachte zijn poging tot inbreken staakt omdat de hond van de buurvrouw gaat blaffen is er geen sprake van een omstandigheid van de wil van de dader afhankelijk.

Bij een mislukte poging is vrijwillige terugtrend nog wel mogelijk. Dit blijkt uit Kopje onder. In deze zaak wilde een man zelfmoord plegen en sprong in het kanaal met zijn zoontje in het water. Door de kou van het water kwam de man bij zinnen en klom hij uit het kanaal. Hij wikkelt zijn zoontje in een handdoek en rijdt naar het ziekenhuis. Halverwege wordt hij opgepakt. De Hoge Raad beslist hier alsnog dat hier sprake is van vrijwillige terugtrend. Zolang het misdrijf nog niet is voltooid is vrijwillige terugtrend mogelijk. De Hoge Raad stelt wel een vereiste: de verdachte moet een gedraging verricht om het misdrijf te beletten. Een ander argument tegen was dat het water een van buitenkomende omstandigheid was. De Hoge Raad oordeelde dat dan alsnog vrijwillige terugtrend mogelijk is. De verdachte had na het voelen van het koude water alsnog kunnen doorgaan. Hij wilde dit alleen niet meer.

Tenslotte is er nog Remkabels. In dit arrest heeft een verdachte remkabels van een auto doorgesneden, met de bedoeling dat de eigenaar van de auto zichzelf zou doodrijden. Daarnaast heeft de verdachte op het tuinpaadje van het beoogde slachtoffer het woord ‘dood’ geschreven. De moeder van het beoogde slachtoffer zag dit en belde het beoogde slachtoffer. Dit beoogde slachtoffer belde de verdachte op. De verdachte geeft toe dat hij het heeft gedaan en bekent tevens dat hij de remkabels heeft doorgesneden. Deze bekentenis is ruim een uur nadat de remkabels zijn doorgesneden. Kan de verdachte ondanks dit tijdbestek zich alsnog beroepen op vrijwillige terugtrend? De Hoge Raad vind dat er nog sprake van vrijwillige terugtrend is als er een gedraging is verricht die naar haar aard en tijdstip geschikt is om het intreden van het gevolg te beletten. Hierbij kijkt de Hoge Raad naar de mate van waarschijnlijkheid dat het gevolg zal intreden. Hoe waarschijnlijker een dergelijk intreden van het gevolg is, des te minder ligt het in de rede om vrijwillige terugtred aan te nemen.

 

Week 6

 

Inleiding

Dit college gaat over de deelneming. Deelneming staat in art. 47 en 48 SR. Er zijn verschillende soorten deelnemingsvormen. Dit zijn de uitlokkers, de medeplichtigen, medeplegers en de doenplegers. De verschillen tussen deze deelnemingsvormen zijn soms heel gering. Uitlokkers, medeplegers en doenplegers worden als daders bestraft. Medeplichtigen worden alleen bij misdrijven gestraft. Het maximum van de hoofdstraf wordt bij medeplichtigheid met een derde verminderd (art. 49 lid 1 SR)

 

Algemene regels deelneming

Er zijn een aantal algemene regels voor deelneming. Ten eerste is deelneming geen zelfstandige strafbaarstelling. Er moet altijd een combinatie gemaakt worden tussen een deelnemingsvorm en een strafbaar feit. Vb. doenpleger van moord. Deelneming is ook mogelijk in combinatie met een onvoltooid strafbaar feit. Vb. poging tot uitlokking van een misdrijf of uitlokking voorbereiding van een misdrijf.

Ten tweede is deelneming aan deelneming ook strafbaar. Het medeplegen van uitlokken van een strafbaar feit is strafbaar. Een belangrijk arrest bij deze regel is het Examen-arrest. In dit arrest ging een leerling naar een docent toe. Hij zei dat hij zelf niet het examen wilde maken en vroeg aan de docent of hij een dubbelganger kende. De docent gaf het adres van een dubbelganger. Deze dubbelganger wilde voor geld wel het desbetreffende examen maken. Maar deze dubbelganger werd betrapt. De leraar wordt vervolgens vervolgd voor medeplichtigheid aan het uitlokken van een poging tot oplichting.

De derde regel is dat er altijd sprake moet zijn van dubbel opzet. Er moet sprake zijn van opzet bij de eigen gedraging, maar er moet ook opzet zijn op de gedragingen die een strafbaar feit opleveren. Dit kan ook voorwaardelijk opzet zijn.

 

Doen plegen

Doen plegen is alleen strafbaar in situaties waarin de pleger niet strafbaar is. Zie het Melk- en –water arrest. In dit arrest verkoopt een knecht melk die verdund is met water. De knecht was zich hier niet van bewust. De boer had deze melk verdund. Het verkopen van verdunde melk is strafbaar, maar de knecht kan niks worden verweten. De boer is de doenpleger. Hij gebruikt de knecht om een strafbaar feit te plegen.

 

Uitlokking

Bij uitlokking moet de pleger wel strafbaar zijn. Daarnaast moet de uitlokker opzettelijk een uitlokkingsmiddel gebruiken. De uitlokkingsmiddelen zijn limitatief en staan in art. 47 lid 2 sub 2 SR. Tenslotte moet de pleger door het gebruikte uitlokkingsmiddel zijn bewogen om het strafbare feit te plegen. Er moet dus sprake zijn van een causaal verband. Als de pleger het misdrijf al van plan was is er geen causaal verband tussen het uitlokkingsmiddel en het strafbare feit.

 

Medeplegen

De basisvorm van medeplegen is gezamenlijke uitvoering. Maar een medepleger hoeft niet perse uitvoeringshandelingen te verrichten. In het arrest Wormerveerse brandstichting hebben twee mannen het plan om een boerderij in de fik te steken. De ene steekt het vuur aan en de ander houdt de ladder vast en geeft stokjes aan. De Hoge Raad vind dat er hier sprake is van medeplegen van de persoon die de ladder vast hield. Ze hadden een gezamenlijk plan en er was sprake van bewuste en nauwe samenwerking. Ondanks dat hij geen uitvoeringshandeling heeft verricht is hij dus een medepleger. Je bent ook medepleger als je bewust en nauw samen hebt gewerkt bij het maken van het plan. Aanwezigheid bij het daadwerkelijke misdrijf is dan niet vereist. Dit volgt uit onder andere Moord op Afstand.

In Overval te Oirschot is er een bizarre situatie. De verdachte zit in een vluchtauto na een overval. Zij hebben dit gedaan met behulp van een ramkraak. Bij een ramkraak is een tweede auto een vereiste. Later zijn ze overgestapt op een derde auto. Tijdens het ritje in de tweede vluchtauto werd er geschoten op de politie. Van een der verdachten kan alleen worden bewezen dat hij op de passagierstoel zat de vluchtauto. Omdat deze verdachte zich bevond in een hecht, intensief en planmatig nauw werkende samenwerkende dadergroep en zich niet distantieerde van deze dadergroep toen dit hij zich kon distantiëren is deze verdachte een medepleger.

In Bacchus is bepaald dat een reeks opeenvolgende handelingen met gemeenschappelijk doel medeplegen kan opleveren. Een van de verdachten schoot op een dichte deur van een club. De schoten waren voor een aantal personen fataal. De broer van de verdachte was ook aanwezig. De broers hadden eerst ruzie gekregen en werden de club uitgezet. Daarna haalde de ene broer een pistool te voorschijn. De andere broer pakt dit pistool af. Vervolgens gaan de broers terug naar de club. De broers eisen toegang. Toen ze deed niet kregen schoot de broer op de deur. De broer die niet schoot wordt als medepleger aangemerkt.

Aanwezigheid bij het strafbare feit is niet voldoende om als medepleger te worden aangemerkt. Dit vloeit voort uit o.a. Sportkantine. In deze casus is er sprake van een inbraak in een sportkantine door een groep jongens. De verdachte is buiten blijven staan. Wat hij precies uitvoerde is niet bekend. De verdachte krijgt van de inbrekers een deel van het gestolen snoep. Deze feiten zijn niet genoeg om de verdachte als medepleger aan te merken.

De Hoge Raad wordt steeds strenger. Dit volgt uit het Overzichtsarrest. Als de verdachte geen uitvoeringshandelingen heeft verricht, maar een handeling die onder medeplichtigheid kan worden gebracht, dan moet de rechter kunnen motiveren waarom het geen medeplichtigheid is. Er moeten dus meer bewijs zijn van nauwe betrokkenheid dan de medeplichtigheidshandeling.

Conclusie: de gezamenlijk uitvoering blijft de basisvorm van het medeplegen. Maar als de samenwerking kan worden vastgesteld op grond van een gezamenlijk plan, kan ook daaruit het medeplegen worden afgeleid.

 

Week 7

 

Inleiding

Dit college gaat over de grenzen van de strafbaarstelling. Gezichtspunten om te beslissen over de strafbaarstelling van gedragingen zijn volgens Cleiren de schade, de subsidiariteit, de handhaafbaarheid, de frequentie van het gedrag en het moraal. Bij de subsidiariteit wordt gekeken of er niet via een ander recht gehandhaafd kan worden. Volgens Cleieren hebben deze redenen een legitimerende functie. Ze staan in verband met de doelen van de strafbaarstelling (vergelding/preventie).

Deze gezichtspunten relativeert Cleiren. De eerste relativering is dat strafrecht slechts een van de politieke instrumenten is van de overheid. Dit sluit aan bij de subsidiariteit. Daarnaast wordt de invloed van het Europese recht steeds groter, waardoor we in Nederland steeds minder zelf kunnen beslissen wat strafbaar is. Daarnaast wordt het strafrecht steeds meer politiek opportunistisch. De publieke opinie speelt een grotere rol, waardoor de gezichtspunten minder invloed krijgen. Er zijn echter strafrechtelijke beginselen die grenzen stellen aan de strafbaarstelling.

 

Strafrechtelijke beginselen

Het schadebeginsel kijkt vooral of de gedraging schadelijk is voor anderen. Daarnaast moet er gekeken worden of deze schadelijke gedraging gerechtvaardigd kan worden op grond van een rechtvaardigingsgrond. Stel een zestienjarig meisje stuurt een hele pikante foto naar haar vriendje. Deze gedraging valt onder de delictsomschrijving van kinderporno. Maar dit meisje en haar vriend willen dit zelf, waardoor er geen schade is voor anderen. Moet de gedraging van het minderjarige meisje dan alsnog strafbaar zijn?

Het schuldbeginsel kijkt naar de geestelijke gesteldheid van de dader. Was er sprake van opzet of schuld? Daarnaast moet er gekeken worden of de dader een verwijt kan worden gemaakt vanwege een schulduitsluitingsgrond. De minimumgrens van het schuldbeginsel is afwezigheid van alle schuld. Dit volgt uit het Melk en Waterarrest. Dit arrest is vooral relevant voor overtredingen omdat hier vaak opzet of schuld geen bestanddeel is. Als de verdachte geen enkel verwijt kan worden gemaakt moet de verdachte worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Tenslotte is er het legaliteitsbeginsel. Dit beginsel bepaalt dat alleen gedragingen die onder een wettelijke delictsomschrijving vallen zijn strafbaar. Het legaliteitsbeginsel werd vooral ter discussiegesteld in het Elektriciteitarrest. “Hij die enig goed dat geheel of ten dele een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of geldboete van de vierde categorie.” Dit is de delictsomschrijving van diefstal in art. 310 SR. Op het eerste gezicht zal je denken dat het wegnemen van elektriciteit niet onder deze delictsomschrijving zou vallen. De Hoge Raad besliste hier echter dat elektriciteit een goed was. Als elektriciteit als goed wordt gezien, dan valt het wegnemen van elektriciteit wel onder de delictsomschrijving van art. 310 SR. Later ontstond de discussie over virtuele goederen. Is het wegnemen van virtuele goederen diefstal of niet. De Hoge Raad besliste in het Runescape arrest dat ook het wegnemen van virtuele goederen onder diefstal valt.

 

Mensenrechten

Mensenrechten spelen ook een rol in de strafbaarheidbepaling. Ten eerste beschermen mensenrechten de burgers tegen strafbaarstelling. Daarnaast bevatten mensenrechten positieve verplichtingen om bepaalde gedragingen strafbaar te stellen. Denk aan bijvoorbeeld lijfstraffen. Vroeger was het normaal dat leraren kinderen een tik gaven met een stok als zij niet luisterden. Kindermishandeling met een stok valt echter onder art. 3 EVRM en moet daarom strafbaar zijn. Het EVRM kan een rechter verplichten om een bepaalde gedragingen strafbaar te achten.

In bepaalde gevallen mag er een inbreuk gemaakt worden op de mensenrechten. Dit mag uitsluitend op de persoonlijke levenssfeer(art. 8 EVRM) , de godsdienstvrijheid (art.9 EVRM) of de vrijheid van meningsuiting (art. 10 EVRM). Er moeten wel goede redenen zijn voor deze inbreuk. In art. 8 lid 2, 9 lid 2 en 10 lid 2 EVRM zijn de legitieme doelen genoemd.

 

Conclusie

Aan de mensenrechten en aan gezichtspunten kan een vaste lijn worden ontleend wat wel en wat niet strafbaar moet worden gesteld. Bij gedragingen die vallen onder een mensenrecht zijn beperkingen problematisch. Wanneer belangen onder een mensenrecht vallen dan is bescherming gerechtvaardigd of verplicht. Deze gezichtspunten en mensenrechten bieden bescherming tegen het opportunisme en populisme in de politiek.

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1343