Kinderalimentatie nieuwe richtlijn - Arrest

Gerechtshof Den Haag 8 mei 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:CA0733, kinderalimentatie nieuwe richtlijn

Feiten

De echtscheiding van het echtpaar is op 6 december 2012 ingeschreven. Het geschil dat volgt gaat over de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie voor de minderjarigen

Y. en Z., de verdeling van de huwelijksgemeenschap, de zorgregeling en de verkoop van de voormalig echtelijke woning. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en een kinderalimentatie bepaald voor de twee kinderen van € 252,50 per kind per maand per datum inschrijving beschikking: 6 december 2012. Partijen gaan beiden in appel.

Hof

Inzake de nieuwe richtlijn overweegt het hof als volgt. Het betreft i.c. een eerste vaststelling van de kinderalimentatie. De ingangsdatum van een door de man te betalen kinderalimentatie is 6 december 2012, namelijk de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. De vrouw kan zich niet vinden in de door de rechtbank vastgestelde draagkracht van de man. De man heeft in zijn verweerschrift in hoger beroep zijn draagkracht in volle omvang aan de orde gesteld. Het hof stelt vast dat zich met ingang van 1 april 2013 in ieder geval een wijziging van omstandigheden voordoet, nu ingaande die datum de zogenoemde ‘eigenwoningregeling’ niet meer van toepassing is en de man de rente hypothecaire geldlening ingaande die datum niet meer fiscaal kan aftrekken. Met ingang van 1 april 2013 is in werking getreden de nieuwe Richtlijn voor de vaststelling van kinderalimentatie van de Werkgroep Alimentatienormen. Door de Werkgroep Alimentatienormen wordt aanbevolen om de behoefte en draagkracht te berekenen volgens de nieuwe rekenwijze als de ingangsdatum van de vaststelling (of wijziging) van de kinderalimentatie ligt vanaf 1 april 2013. Ter zitting in hoger beroep is door de man een beroep gedaan op deze nieuwe richtlijn. De vrouw heeft zich voor wat betreft de analoge toepassing van de nieuwe richtlijn ingaande 6 december 2012 gerefereerd aan het oordeel van het hof. Gezien het feit dat er in de draagkracht van de man vanaf 1 april 2013 een wijziging van omstandigheden plaatsvindt, zal het hof uit pragmatische overwegingen ingaande 6 december 2012 de feiten en omstandigheden mede toetsen aan de nieuwe richtlijn.

Na aftrek van het kindgebonden budget bedraagt de behoefte € 647 per maand. Het hof houdt geen rekening met de forfaitaire woonlasten van € 1.015 per maand maar met € 950 per maand, nu de man dit bedrag feitelijk aan huur betaalt. Het hof verhoogt het draagkrachtloos inkomen met de door de man betaalde volledige hypotheeklasten van de echtelijke woning waarin de vrouw woont, waarbij het hof nog tot 1 april 2013 rekening houdt met de helft van de renteaftrek. Het hof berekent de draagkracht van de man tot 1 april 2013 op € 769 per maand en vanaf 1 april 2013 € 667 per maand en de draagkracht van de vrouw op nihil. De zorgkorting wordt gesteld op 15% van de behoefte ad € 647 is € 97 per maand. Vervolgens wordt de kinderalimentatie over de periode 6 december 2012-1 april 2013 en vanaf 1 april 2013 berekend.

NB: het hof brengt de zorgkorting niet in mindering op het aandeel van de man in de behoefte, maar op zijn draagkracht en stelt aan de hand daarvan de alimentatie vast. Het gevolg is dat de alimentatie op een hoger bedrag is vastgesteld dan de totale behoefte van de kinderen. Zou de alimentatie conform de nieuwe richtlijn zijn bepaald, dan zou het bedrag op € 550 zijn gesteld, zowel vóór als na 1 april 2013. De uitgangspunten voor de vaststelling van kinderalimentatie blijven op grond van de wet behoefte en draagkracht. De rechter moet in zijn beoordeling m.b.t. de kinderalimentatie rekening houden met alle rechtens relevante feiten en omstandigheden van het betreffende geval. Gelet op het belang van het kind bij een onderhoudsbijdrage, moet de draagkracht van de ouders zoveel mogelijk worden gemaximaliseerd, ook als de beide ouders financieel niet in staat zijn om volledig te voorzien in de behoefte van de kinderen.