K / Aegon Schadeverzekeringen - Arrest

K / Aegon Schadeverzekeringen

HR 31 mei 2002, NJ 2003, 589

Casus

K. is in 1996 aangereden door een auto (WA verzekerd bij Aegon). Hij beweert dat hij als gevolg daarvan een whiplash heeft gekregen en dat hij daardoor in zijn bewegingen is beperkt. Aegon heeft aansprakelijkheid erkend en gedurende een jaar voorschotten op de schade aan K. uitgekeerd. Aegon vermoedt echter dat er sprake is van simulatie bij K en met het oog op haar bewijspositie heeft Aegon dan ook een nader onderzoek ingesteld naar de door K. geleden schade. Aegon heeft daarbij op straat foto's en video-opnamen van K. gemaakt en vragen gesteld aan de twee bedrijven waar K. vóór het ongeval schoonmaakwerkzaamheden verrichtte. K wist niets van dit alles en acht dit een inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer. Hij vordert een verbod op het doorgaan met deze activiteiten en afgifte en vernietiging van het door Aegon verzamelde materiaal. Hij beroept zich hierbij op art 8 EVRM en art 10 van de Wet persoonsregistraties. Rechtbank en Hof hebben de vorderingen afgewezen.

Rechtsvraag

Heeft Aegon door haar handelwijze een ongerechtvaardigde inbreuk heeft gemaakt op het privé-leven van K., met als gevolg dat het materiaal, als onrechtmatig verkregen, niet voor bewijs in de bodemprocedure mag worden gebruikt?

Rechtsregel

Of er onrechtmatig is gehandeld hangt af van de omstandigheden van het geval. Met name de wijze waarop inbreuk is gemaakt op het privéleven, de intensiteit en duur ervan en het doel waarmee het is geschied zijn hierbij van belang.

In beginsel levert een inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer een onrechtmatige daad op. Het onrechtmatige karakter kan ontnomen worden door de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond. Of er zich een rechtvaardigingsgrond voordoet, moet worden beoordeeld in het licht van de omstandigheden van het geval door tegen elkaar af te wegen: de ernst van de inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer tegen de belangen die met de inbreuk makende handelingen redelijkerwijs kunnen worden gediend.

De verzekeraar is niet verplicht het door haar verzamelde feitenmateriaal aan het slachtoffer ter beschikking te stellen, zodat hij dat materiaal desgewenst zelf in het geding kan brengen en de volledigheid en de authenticiteit van het materiaal kan controleren. Een zovergaande verplichting vloeit noch uit art. 843a Rv, noch uit het beginsel van "equality of arms" voort.