Jason W. - Arrest

Jason W. (Gerechtshof Amsterdam 17-12-2010, nr. 23-000751-10)

Onderwerp

Strafrecht. Poging tot moord, meermalen gepleegd.

Relevante wetsartikelen/beginselen

Art. 26 lid 1 en 55 lid 5 wet wapens en munitie. Art. 46 lid 1, 83, 83a, 96 lid 2, 121, 122 lid 1, 131, 132 lid 1, 137d, 140, 157, 205, 285, 287, 288a, 289 wetboek van Strafrecht. Vrijheid van meningsuiting. Vrijheid van godsdienst.

Casus

Verdachten hebben deelgenomen aan een organisatie die tot doel heeft om misdrijven te plegen. Deze deelneming is op zichzelf al voldoende voor veroordeling. Daarnaast wordt verdachten ten laste gelegd dat zij deelnamen aan een organisatie die tot doel heeft om terroristische misdrijven te plegen. Het moet gaan om een gestructureerde vereniging, die niet toevalligerwijs tot stand is gekomen. Daarnaast moet de organisatie het oogmerk hebben op het plegen van misdrijven met een terroristisch oogmerk. Volgens de verdachten was onvoldoende sprake van een dergelijke organisatie om strafbaar te kunnen zijn.

Overwegingen Gerechtshof

De verdachten menen dat de organisatie onvoldoende structuur bezat om strafbaar te kunnen zijn. Daarnaast beweren zij dat de bijeenkomsten in besloten kring plaatsvonden. Bovendien was er volgens verdachten niet sprake van één ideologie, omdat leden van mening verschilden over de interpretatie van de islam. Er was wel onderling contact en de bijeenkomsten vonden plaats in de woning van een der verdachten. Volgens verdachten was er geen gemeenschappelijk doel, gemeenschappelijke deelnemers of vaste tijdstippen van de bijeenkomsten. Daardoor is er onvoldoende samenhang om van een structuur te kunnen spreken, aldus verdachten.

Volgens het Gerechtshof geeft bij een groep met een lossere vorm van samenwerking de onderlinge verhouding tussen de deelnemers het verband enige structuur. Als bepaalde personen in de groep gedurende dezelfde tijd in gestructureerd verband hebben samengewerkt, dan behoren daarmee de andere personen uit de groep ook tot die organisatie.

Tijdens de bijeenkomsten werd gesproken over het geloof aan de hand van teksten, waarnaast ook filmpjes met onthoofdingen en slachtingen werden bekeken. Daarnaast waren er enkele leden die hun opvatting van de islam aan de overige groepsleden onderwezen. In het huis van verdachten zijn geluidsopnames en teksten aangetroffen waarin wordt opgeroepen tot de gewelddadige jihad. Deze materialen kunnen worden gebruikt om leden te rekruteren voor de jihad.

Het hof concludeert dat de structuur van de groep veel duidelijker is dan verdachten trachten voor te doen. Er was een vaste plek van de bijeenkomsten, die regelmatig plaats vonden onder begeleiding van een ervaren leraar of volgeling. Er werden documenten uitgewisseld en laptops werden gebruikt om informatie over de jihad te verkrijgen. Daarnaast vond er overleg plaats tussen twee belangrijke verdachten en lijsten waarop werd bijgehouden wie er een financiële bijdrage hadden geleverd in welke maand. Ook uit een open haatbrief aan het Nederlandse volk en uitspraken van één van de verdachten die tegen het volk gericht zijn blijkt dat het om een georganiseerd verband gaat.

Voor wat betreft het juridisch kader geldt dat aanzetten tot haat niet aanwezig kan worden geacht. Er zijn in totaal twaalf geschriften gevonden waarbij de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst zijn overschreden. Het oogmerk van de groep was gericht op het bij schrift aanzetten tot haat tegen mensen of tot gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen wegens hun godsdienst of levensovertuiging. De geschriften zijn bovendien aan de leden overhandigd en op internet geplaatst.

Voor wat betreft de mondelinge bedreigingen geldt dat deze niet voldoende zijn aangetoond. Bedreigende woorden zijn geuit tijdens besloten bijeenkomsten. Er is niet vast komen te staan dat bedreigden hiervan op de hoogte waren of hadden kunnen komen. Zes van de twaalf geschriften zijn aan te merken als schriftelijke bedreigingen. De bedreigde personen (te weten Ayaan Hirsi Ali, Geert Wilders en Ahmed Aboutaleb) zijn hier namelijk van op de hoogte geraakt. Daarnaast hadden de bedoelde organisaties tot doel om terroristische misdrijven te plegen.

Een andere vraag betreft de vraag of sprake is van deelneming aan de betreffende organisatie. Verdachte was op de hoogte van het doel van de organisatie. Daarmee worden bepaalde handelingen als deelnemingshandelingen aangemerkt, omdat verdachte hiermee bijdraagt aan het oogmerk van de organisatie. Verdachten hadden bovendien de serieuze bedoeling bepaalde documenten verder te verspreiden.

Uitspraak

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van (terroristische) misdrijven. Er is sprake van een ernstig gevaar voor de openbare orde, waardoor de samenleving wordt ontwricht.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van vier handgranaten en een vijfvoudige poging tot moord op leden van het arrestatieteam. Het Hof houdt verder rekening met de jeugdige leeftijd (18 respectievelijk 19 jaar) van de verdachte. Het Hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van dertien jaar. De tijd dat verdachte in voorlopige hechtenis zat zal hier van worden afgetrokken.