Hogeschool Zuyd - Arrest

Hogeschool Zuyd (ABRvS 19-07-2006, ECLI:NL:RVS:2006:AY4273)

Feiten

Bij brief van 13 juli 2004 heeft de voorzitter van de examencommissie van de faculteit HEAO/Financieel management van de Hogeschool Zuyd aan appellant meegedeeld dat hij onmogelijk kan voldoen aan zijn verzoek het door hem toegezonden beoordelingsformulier afstudeerstage 2000 te (laten) ondertekenen. De appellant zou niet hebben voldaan aan de eisen van deze stage. Het beroep van de appellante hiertegen is niet-ontvankelijk verklaard door het college van beroep voor de examens. De rechtbank Maastricht heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard.

ABRvS

De Hogeschool Zuyd is een rechtspersoon die krachtens privaatrecht is ingesteld en het is dus geen bestuursorgaan. Bepalend voor de vraag of de Hogeschool Zuyd of zijn organen met enig openbaar gezag zijn bekleed (als bedoeld in artikel 1:1 lid 1 Awb) is het antwoord op de vraag of een of meer overheidstaken zijn opgedragen en daarvoor de benodigde publiekrechtelijke bevoegdheden zijn toegekend. Dit is alleen anders als uit de wet waarin die overheidstaken zijn opgedragen, voortvloeit dat de Awb niet van toepassing is.

De Hogeschool Zuyd is een bijzondere instelling in de zin van de WHW. Tegen de in het op zowel openbare als bijzondere instellingen van toepassing zijnde artikel 7.61 lid 1 a-h WHW vermelde beslissingen kan een betrokkene beroep instellen bij het college van beroep voor de examens van die instelling. Voor bijzondere instellingen geldt dat de Awb niet op hun handelen van toepassing is en dat zij dus geen bestuursorgaan is. Gelet hierop nemen bijzondere instellingen noch de organen daarvan besluiten in de zin van art.1:3 Awb. Tegen beslissingen van een college van beroep voor de examens van een bijzondere instelling kan ingevolge artikel 8:1 Awb dan ook geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld.

In de Memorie van Toelichting op de Aanpassing onderwijswetgeving aan de derde tranche Awb is dit expliciet bevestigd. Er wordt echter wel de volgende uitzondering gemaakt. Als het bevoegd gezag van een bijzondere school getuigschriften afgeeft, neemt het een besluit en kan het als bestuursorgaan worden aangemerkt. De Afdeling heeft eerder overwogen dat de examencommissie van een bijzondere instelling voor hoger onderwijs openbaar gezag heeft, bij het al dan niet toekennen van een getuigschrift ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd. De examencommissie moet dan als bestuursorgaan worden aangemerkt.

Een beoordeling van een tentamen door een examinator van een bijzondere instelling is geen besluit in de zin van de Awb. Op grond van art. 8:1 Awb staat tegen in dat kader door het college van beroep voor de examens genomen beslissingen dan ook geen beroep open bij de bestuursrechter.

I.c. bevat de brief van 13 juli een beslissing als bedoeld in art. 7.61 f WHW. Nu sprake is van een bijzondere instelling staat tegen de beslissing van het college van beroep geen beroep open bij de bestuursrechter. De rechtbank had zich dan ook onbevoegd moeten verklaren. De partijen kunnen hun vordering alleen bij de burgerlijke rechter indienen.

Kern

De Awb is niet van toepassing op het handelen van bijzondere instellingen uit de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) en hun organen. Zij kunnen niet als bestuursorganen in de zin van de Awb worden gezien. Daarnaast nemen zij geen besluiten als bedoeld in de Awb. Als een college van beroep voor de examens van een bijzondere instelling een uitspraak doet, dan kan er geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld. Alleen de verklaring van het instellingsbestuur (art. 7:58 WHW) die een getuigschrift verschaft na het goed uitvoeren van een examen, is een uitoefening van openbaar gezag. Dan kan het instellingsbestuur wel als bestuursorgaan worden gezien.