Extreemrechts demonstratie - Arrest

Extreemrechtse demonstratie, Rb. Maastricht 22-03-2001, LJN AB0754                  

Rechtsvraag
Mag verzoeker een beroep doen op een voorlopige voorziening krachtens art. 8:81 Awb?

Casus
Verzoeker wilde op 24 maart 2001 in de gemeente Kerkrade een demonstratie houden en heeft voorafgaande toestemming gevraagd aan de gemeente. De burgemeester heeft deze demonstratie verboden. Door het grote aantal demonstranten is er een grote vrees voor ongeregeldheden en wanordelijkheden met groot gevaar voor de verstoring van de openbare orde. Het risico is daardoor te groot.
Verweerder heeft een bezwaarschrift ingediend krachtens de Algemene wet bestuursrecht en tevens heeft zij de President van de Rechtbank gevraagd een voorlopige voorziening te treffen, als bedoeld in art. 8:81 Awb. Door deze voorziening te treffen zou de demonstratie toch door kunnen gaan.

Een voorlopige voorziening volgens art. 8:81 Awb
In afwachting van de uitslag van de procedure bij de rechtbank kunt u de rechter vragen een voorlopige voorziening te treffen voor het geval u door het bestreden besluit ernstig in de problemen dreigt te komen. U moet dus een spoedeisend belang hebben. De rechter treft dan een in uw geval passende tijdelijke oplossing.
Een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening moet u richten aan de voorzieningenrechter van de rechtbank, sector bestuursrecht. U kunt een voorlopige voorziening overigens ook aanvragen, als de bezwaarprocedure bij het bestuursorgaan nog loopt.

Rechtbank
Demonstraties mogen slechts in dwingende situaties preventief verboden worden. Er dienen zwaarwegende omstandigheden in geding te zijn voor een beperking van het recht te demonstreren. Verweerder heeft zijn verbod alleen gebaseerd op de vrees voor het ontstaan van wanordelijkheden. Volgens de rechtbank is deze vrees op geen enkele wijze onderbouwd. Ook heeft verweerder niet de moeite genomen om passende maatregelen te nemen. Het besluit is daarom in strijd met de bepalingen van de Awb.
Verweerder heeft niet kunnen aantonen dat een beperking van het verzoeker toekomende grondrecht, vrijheid van betoging, noodzakelijk is, waardoor het belang van verzoeker dient te prevaleren.
De President van de Rechtbank wijst de voorlopige voorziening toe en schorst het bestreden besluit.