BulletPointSamenvatting Bescherming van de intellectuele eigendom (Geerts, 10e druk)

Bullet points hoofstuk 1

 

1. Bij Intellectuele Eigendom staat bescherming van de prestaties en de onderscheidingstekens centraal.

 

2. Bij bescherming van een prestaties is het doel een monopolie verschaffen aan degene die de prestaties heeft geleverd, zodat deze de mogelijkheid heeft zich uit de exploitatie een beloning te verwerven voor zijn inspanning.

 

3. Een onderscheidingsteken dient ertoe een bepaalde onderneming of een bepaald product voor het publiek herkenbaar te maken.

 

4. Het doel van het merkenrecht en het handelsnaamrecht is te voorkomen dat de genoemde herkenbaarheid verwatert of wordt aangetast.

 

5. En auteursrecht ontstaat van rechtswege.

 

6. Het uitsluitend recht dat de beschermde krijgt is een soort monopolie. De monopolist heeft een exclusief recht bepaalde handelingen te verrichten. We noemen deze handelingen de ‘voorbehouden handelingen’.

 

 

Bullet points hoofstuk 2

 

1. Het belang van internationale regelgeving is bescherming tegen discriminatie en onvoldoende bescherming.

 

2. Op grond van art. 5 lid 2 Berner Conventie mag het genot van de auteursrechtelijke bescherming in alle aangesloten landen aan geen enkele formaliteit worden onderworpen.

 

3. Art. 36 VWEU bepaalt dat de bescherming van de intellectuele eigendom een beperking van het vrije verkeer van goederen kan rechtvaardigen. Maar niet een beperking die ertoe strekt de gemeenschappelijke markt op te splitsen.

 

 

Bullet points hoofstuk 3

 

1. Er zijn zes materiële vereisten van octrooieerbaarheid: (1) uitvinding; (2) nieuwheid; (3) uitvindingshoogte; (4) vatbaarheid voor toepassing; (5) een voor octrooi vatbare uitvinding moet liggen op het terrein van de nijverheid en (6) het mag niet een niet octrooieerbare uitvinding zijn.

 

2. Het vereiste nieuwheid houdt in dat de uitvinding niet reeds deel uit mag maken van de stand der techniek.

 

3. We spreken van collisie als twee uitvinders onafhankelijk van elkaar tot dezelfde uitvinding komen. Degene die het eerst het octrooi aanvraagt, gaat voor.

 

4. Een octrooi komt toe aan de uitvinder of diens rechtsverkrijgende.

 

5. Het genot van de octrooihouder wordt door twee procedures bedreigd; het octrooi kan vernietigd worden of door een ander worden opgeëist.

 

6. De ‘indirecte inbreukmaker’ is niet iemand die de daadwerkelijke uitvinding toepast, maar wel middelen verschaft waarmee die inbreuk gepleegd kan worden.

 

7. De wet begrenst het octrooi op verschillende manieren, o.a.: de inhoud van het octrooi en het octrooi is begrenst in tijd en territoir.

 

8. De voorgebruiker - hij die het object van de octrooiaanvrage reeds in zijn bedrijf toepaste of vervaardigde op de dag van de aanvrage - blijft bevoegd de krachtens het octrooi aan de octrooihouder voorbehouden handelingen te verrichten.

 

9. Het recht van de octrooihouder om zich te verzetten tegen gebruik of verdere verhandeling van een product dat is geoctrooieerd is uitgeput nadat het product rechtmatig in het verkeer is gebracht.

 

 

Bullet points hoofstuk 4

 

1. Het auteursrecht kunnen we omschrijven als het tijdelijk begrensde monopolie van een schepper van een werk op de exploitatie van dat werk. Deze definitie stelt centraal de maker van het werk.

 

2. Een object moet aan de volgende eisen voldoen wil het als werk worden beschermd; (1) het moet voor menselijke waarneming vatbaar zijn; (2) het moet een eigen, oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen en (3) het EOK & PS mogen niet alleen datgene betreffen wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect.

 

3. Bij EOK & PS gaat het erom dat het werk een zekere creativiteit moet vertonen, het moet origineel zijn en mag niet ontleend zijn aan een ander werk. Er moet sprake zijn van een vorm die het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes, en die aldus voortbrengsel is van de menselijke geest.

 

4. Van een combinatie van werken spreekt men indien de afzonderlijke werken van elkaar kunnen worden gescheiden. Elke maker heeft dan een auteursrecht op zijn afzonderlijk werk.

 

5. De auteursrechthebbende heeft twee uitsluitende rechten: openbaar maken en verveelvoudigen.

 

6. Bij verveelvoudiging is beslissend of auteursrechtelijk beschermde trekken van een werk herkenbaar zijn overgenomen. Is dat het geval, dan is sprake van auteursrechtinbreuk.

 

7. Van openbaarmaking is sprake als het werk op de één of andere manier ter beschikking van een publiek wordt gesteld.

 

8. Het verveelvoudigingsrecht is nooit uitgeput. De rechthebbende kan zich er dus steeds tegen verzetten dat van het werk een verveelvoudiging wordt gemaakt. Uitputting betreft steeds de verdere verhandeling van producten, niet de productie ervan.

 

9. Beperkingen zijn alleen toelaatbaar als het (1) gaat om bepaalde bijzondere gevallen, als er (2) geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van het werk en (3) de wettige belangen van de auteursrechthebbende niet op onredelijke wijze worden geschaad.

 

10. Persoonlijkheidsrechten vormen een beperking op het auteursrecht van de nieuwe rechthebbende omdat de oorspronkelijke maker deze rechten ook behoudt nadat hij zijn auteursrecht aan een ander heeft overgedragen.

 

 

Bullet points hoofstuk 5

 

1. De belangrijkste functie van het merk is de identificatiefunctie. Die functie is daarin gelegen dat aan de consument met betrekking tot de gemerkte waren of diensten de identiteit van de oorsprong wordt gewaarborgd, in dier voege dat hij deze zonder gevaar voor verwarring van waren of diensten van andere herkomst kan onderscheiden.

 

2. Het individuele merk is een teken dat dient om de waren of diensten van en onderneming te scheiden.

 

3. Essentieel is dat een teken onderscheidend vermogen moet hebben om merk te kunnen zijn. Het onderscheidend vermogen van een merk houdt in dat het merk zich ertoe leent waren of diensten waarvoor de inschrijving wordt aangevraagd, als afkomstig van een bepaalde onderneming te identificeren en dus deze waren of diensten van die van andere ondernemingen te onderscheiden.

 

4. Inburgering: tekens die van huis uit ondeugdelijk zijn als merk, kunnen zo indringen worden gebruikt dat zij alsnog onderscheidend vermogen kunnen verkrijgen.

 

5. Vormgeving die uitsluitend technisch/functioneel bepaald is, is van merkenrechtelijke bescherming uitgesloten. Aan deze voorwaarde is voldaan wanneer alle wezenlijke kenmerken van de vorm beantwoorden aan de technische functie.

 

6. Een absolute nietigheidsgrond ziet op merken die absoluut ontoelaatbaar zijn. Relatief ontoelaatbare merken zijn merken die in strijd komen met rechten van derden.

 

7. De merkhouder heeft het recht zich te verzetten tegen inbreukmakend gebruik van het merk. De gebruikshandelingen kunnen in twee subcategorieën worden onderverdeeld. Enerzijds het gebruik van het merk door een derde ter onderscheiding van waren of diensten; anderzijds het gebruik van het merk door een derde anders dan ter onderscheiding van waren en diensten.

 

8. Art. 2.20 lid 1 sub a ziet op gevallen van gebruik van hetzelfde merk voor dezelfde waren waarvoor het merk is ingeschreven.

 

9. Sub b vereist verwarringsgevaar; verwarring van de betrokken producten maar ook wanneer de producten weliswaar uit elkaar zijn te houden maar door de gelijkenis van merken ken het publiek menen dat de producten uit diezelfde onderneming afkomstig zijn.

 

10. Van ongerechtvaardigd voordeel trekken uit het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk is sprake wanneer het imago van het bekende merk of de door dit merk opgeroepen kenmerken worden overgedragen op de door het jongere teken aangeduide waren, zodat deze waren wegens die associatie met het bekende oudere merk gemakkelijker kunnen worden verhandeld.

 

 

Bullet points hoofstuk 6

 

1. Firmavrijheid betekent handelsnaamvrijheid: in beginsel is men vrij in de keuze van een handelsnaam.

 

2. Het doel van de Hnw is tweeledig. Het publiek wordt beschermd tegen misleiding door middel van handelsnamen. Daarnaast heeft de wet de strekking concurrenten onderling tegen elkaar te beschermen.

 

3. Art. 5 bevat 3 drie elementen waaraan voldaan moet zijn wil er sprake zijn van conflicterende handelsnamen: (1) handelsnaam tegen handelsnaam; (2) rechtmatig voeren; (3) verwarringsgevaar.

 

4. Voor de vaststelling van verwarringsgevaar spelen de aard van de onderneming en de plaats van vestiging een belangrijke rol. Ook de bekendheid van de handelsnaam, de deskundigheid van het publiek en natuurlijk de mate van overeenstemming tussen de conflicterende handelsnamen, zijn factoren waarmee rekening gehouden moet worden.

 

5. Als een gebruiker van een oudere handelsnaam het gebruikt van een jonger merk wil doen verbieden, geven geen van beide wetten (Hnw noch BVIE) een actie en zal de handelsnaamgebruiker moeten terugvallen op art. 6:162 BW.

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
584