Bravenboer – London Verz. - Arrest

HR 11 juli 2003, NJ 2005, 50 (Bravenboer – London Verz.)

Casus

Het slachtoffer van een verkeersongeval dat aan de schuld van een ander valt te wijten, ontwikkelt na enige tijd lichamelijke klachten die hij toeschrijft aan het ongeval. Met het oog op het vaststellen van (de omvang van ) de schade maakt hij dan kosten. Wanneer dan inderdaad letselschade wordt aangenomen, komen deze ex 6:96 lid 2 voor vergoeding in aanmerking.

Relevante artikelen

Art. 6:96 lid 2 BW jo art. 6:162 BW jo art. 6:98 BW

Rechtsvraag

Wat gebeurt er wanneer niet in rechte vast komt te staan dat letselschade is geleden? Komen de kosten dan ook voor vergoeding in aanmerking?

Rechtsregel

Art. 6:96 lid 2 BW biedt hier geen soelaas, omdat deze regeling recht geeft op vergoeding van bepaalde kosten, wanneer er een grondslag voor aansprakelijkheid is. De Hoge Raad biedt hier echter wel degelijk een opening, niet binnen de kaders van art. 6:96 BW, maar met een ‘rechtstreeks’ beroep op art. 6:162 jo 6:98 BW. Degene die aansprakelijk is voor de schadelijke gevolgen van een door hem veroorzaakte aanrijding kan in beginsel binnen de grenzen van artikel 6:98 BW aansprakelijk zijn voor alle schade die de benadeelde als gevolg van die gebeurtenis heeft geleden, kunnen de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid ook voor vergoeding in aanmerking komen wanneer uiteindelijk niet vast komt te staan dat schade is geleden.

Daarbij is niet alleen van belang dat conditio-sine-qua-non-verband tussen kosten en ongeval bestaat, maar ook 6:98 verband. Deze oplossing doet recht aan de reële mogelijkheid dat iemand doordat hij bij een ongeval betrokken is geraakt, kosten maakt die hij anders niet zou maken, precies in die gevallen waarin het causale relatie tussen het ongeval en bepaalde klachten niet zeker is, maar wel serieus mogelijk. (nr. 205 Spier)