Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Samenvatting klinische psychologie jaar 2
Samenvatting klinisch
Capita selecta
Hoofdstuk 1 – Farmacologische behandeling (18)
Trade namens merknaam
Generic names algemene farmaceutische naam à soort medicatie
Adverse effects onbedoelde, gevaarlijke bijeffecten medicatie
Tolerantie hoge toleratie à hogere dosis nodig
Potentiatie meerdere medicijnen à een versterkt werking ander
Synergisme meerdere medicijnen à sterker effect dan elk afzonderlijk
Soorten medicatie
- Analgesics pijn
- Anciolytics angst
- Antidepressiva depressie
- Lithium bipolair
- Tranquilizers schizofrenie
- Affect-regulerend PTSS, stoppen met roken
- Stimulanten gewichtsverlies
Hoofdstuk 2 – criminaliteit (8)
Anonymous massives anonieme brieven (ongewenst)
Abnormal offender criminele gedrag gelinkt aan mentale stoornis
Mad-bad-debate misdaad want mad (stoornis), of misdaad want bad (vrije wil)
One-sided suicide pacts persoon doodt eerst geliefde, dan zichzelf
Theoretische benadering (criminologie): invloed omgeving
Praktische benadering (forensisch)
Biologisch positivisme gewoonte afwijkend van de norm mensen buiten te sluiten à veiligheid à niet onderdeel van zelfde maatschappij
Lombrose: gezichtskenmerken criminelen primitiever à 5/18 à slecht geboren + omgeving
Goring: lage IQ, klein postuur à genetisch (geen voortplanting)
Hooton: genen spelen rol (biologisch ondergeschikt)
Sheldon: type lichaamsbouw: ectomorf (slank, introvert), endomorf (rond, sociaal), mesomorf (atletisch, gespierd à crimineel gedrag)
Feldman: mesomorf eerder ‘crimineel’ want eerder opgepakt en medeplichtige (stereotype)
XYY: onvolwassen, groot lichaam, mentale retardatie à in gevangenis (afwijkend uiterlijk, niet mannelijker)
Eysecks persoonlijkheidsdimensies: extraversie-introversie & neuroticisme-stabiliteit
- Flegmatisch: stab & intro à prettig, gecontroleerd
- Sanguinisch: stab & extra à aanwezig, optimistisch
- Melancholisch: neuro & intro à mentale stoornissen, prikkelbaar
- Cholerisch: neuro & extra à gejaagd, agressief (crimineel)
Extraversie: sociabiliteit en impulsiviteit à vooral impulsieve extraversie à crimineel
Psychoticisme: indicatie criminaliteit, psychopathie, alcoholisme
Neuroticisme: overactief autonoom ZS in stressvolle situaties à niet goed leren
Situationalisme behelsde theorie: persoonlijkheid verschilt per situatie
Yerkes-Dodson principe: extraversie hoger optimaal arousalniveau à meer stimulatie nodig
Freud zwak superego of slecht realiteitsprincipe à crimineel
Bowlby affectieloze psychopathie (6 mnd, 1-5 jr à maternal deprivation) à crimineel
Differentiele associatie theorie crimineel gedrag acceptabel in omgeving à aangeleerd
Skinner crimineel gedrag beloond (operant conditioneren)
Bandura crimineel gedrag leren van het zien van anderen (sociale leertheorie)
Control theories alle mensen potentie crimineel
Cognitieve verklaringen: gebrek empathie, impulsiviteit, onverantwoordelijke keuzes maken
Misdaad
- Georganiseerd: gepland, sporen gewist, situatie onder controle, macht over slachtoffer, geweld à onbekenden van slachtoffer
- Hoog IQ, vaardigheden, sociaal competent, controle emoties (alcohol)
- Ongeorganiseerd: depersonaliseren slachtoffer, minimaal verbaal contact, bewijs blijft achter, seksueel misbruikt à bekende van slachtoffer (plek ook)
- Gemiddeld IQ, sociaal onvolwassen, harde discipline, weinig stress
- Vader onstabiele baan
Investigative psychologie: opstellen daderprofiel (Canter) à omgeving (interactief narratives)
Interpersoonlijke coherentie: manier interactie dader en slachtoffer à relaties priveleven
Smallest space analysis: statistische methode leggen verbanden
SOCO: forensische onderzoeker (niet ondervragen verdachte)
Stalkers
- Liefde geobserdeerde (via media kennen), obsessieve (persoonlijk kennen), erotomanische (vrouw, geloof in liefdesrealtie)
- Mohandy (RECON model)
- Afgewezen: ontkennen relatie einde à wraak (geweld)
- Intimiteit-zoekende: fictieve liefdesrelatie (beroemdheden) à mentaal niet ok
- Incompetente minnaar: weinig sociaal bekwaam à zoeken intimiteit
- Haatdragende: kwaad op iemand à agressief en dreigend (macht)
- Jagende: meest geweld à seksuele motieven (macht)
- Stalking by proxy: stalker gebruikt andere personen
Zedendelicten
- Pedofilie
- Verkrachting: penetreren vagina, anus of mond zonder toestemming (of minderjarig)
- Power reassurance: bevestiging mannelijkheid, onzeker, zoekt relatie
- Power assertive: macht, slachtoffer verwondingen
- Anger retaliatory: uitlaatklep woede en wraak
- Anger excitement: fijn gevoel zien lijden, goed gepland, eindigt in moord
- Aanranding
Dangerous and Severe Personality Disorder (DSPD)
- Personen die bedreiging vormen voor anderen
- Psychopathische persoonlijkheid (antisociaal)
- Moral insanity: empathieloos, vrij van schuldgevoel, geen ziekte-inzicht à onbehandelbaar
Sculls dilemma: psychopaten wel/niet los à veiligheid/preventief opsluiten
Hoofdstuk 3 – stress
Lazarus: stress à als je iets wil bereiken, maar niet juiste bronnen à coping: moeite om stress te verminderen (probleem/emotie en aanpakken/vermijden)
Invloed persoonlijkheid (big five) à coping, perceptie ziekte en gezond
- Agreeableness: flexibele omgang stress
- Conscentiousness: probleem-focuste coping
- Openness
- Extroversion
- Neuroticism: disfunctionele ene emotie-focuste coping à negative affectivity (NA): negatieve kijk op leven en laag zelfbeeld (correlatie gezondheidsklachten)
- Onrealistische optimisme/defensief: nare dingen vaker bij anderen
- Hardiness: gevoelens controle, uitdaging, betrokkenheid à buffer voor stress, bij lage score à hoog neuroticisme
Gedrag (à fysiologische veranderingen)
- Type A: competitief à emotioneel sterke reactie op stress & controle
- Type C: opofferen, passief à onderdrukken negatieve gevoelens
- Type D: negatieve affectivity (NA) en sociale inhibitie
Locus of Control (LoC): oorzaak ervaring toeschrijven factoren (à invloed op gezondheid)
- Intern: zelf invloed op leven en verantwoordelijk
- Extern: kunnen er niks aan doen, niet veranderen
- Onrealistische LoC à onrealistische optimisme
Causale attributies: oorzaak van een situatie
- Intern: schuld à negatieve emoties
- Extern
Hoop: geloof doel kunnen worden gesteld en gehaald à motivatie en route
Depressie en gezondheid
- Depressie en angst à meer dreiging en moeilijkheden à omgang problemen
- Onderliggend depressie à NA à gezondheidsklachten
- Depressie beinvloedt gedrag à ongezonder
- Depressie à fysiologische veranderingen à bv meer plaque (cholesterol)
- Depressie à minder vaak hulp en sociale steun à negatief effect gezondheid
Emotionele disclosure: open staan voor emotie à verminderen van stress
Sociale steun (vooral bij afhankelijkheid positief)
- Instrumenteel: stressvolle situatie beinvloedbaar
- Emotioneel: stressvolle situatie niet beinvloedbaar
- Informationeel
Theorieen over werking
- Buffer effect: sociale steun à andere manier kijken problemen à andere coping
- Direct effect: positieve gevoelens à verlaging bloeddruk en beter immuunsysteem
Hoofdstuk 4 – kwaliteit van leven
Quality of Life (QoL): beoordeling eigen leven (vergelijking huidige en gewenste situatie)
WHOQOL: meet fysieke gezondheid, sociale relaties, geloof, omgeving, psychologisch
Vermijdende coping à positieve invloed QoL, maar hoge QoL à goed omgaan stresssituatie
Actieve coping à negatieve invloed QoL (frustratie)
Health-realted QoL: percepties kwaliteit leven bij gezondheid (fitheid en welzijn)
- Beinvloed door socio-economische factoren (meer dan ernst) en hoeveelheid pijn
- WHO: bij aanpassing aan ziekte (sociale omgeving) à QoL hoger
- Respons shift: meer waardering voor kleine dingen
Lage QoL bij jonge leeftijd à perceptie QoL verder leven
Proxy measurement: ouders helpen bij beoordeling QoL kind
Posttraumatische groei: gevoel sterker worden van tegenslagen (trauma à waardering)
Onafhankelijkheid en lichamelijke verslechtering (invloed belangrijke factoren) bij oudere mensen à belangrijk hoog QoL (succesvol ouder worden)
Cultuur: blanke mensen ervaren meer pijn, vaker stress, lagere QoL bij lichamelijke pijn
Zelfregulatietheorie (QoL in theorie): obstakel bij doel à QoL daalt à verwachtingen en situatie veranderen à aanpassen à manier waarop bepaalt hoger/lager QoL
Genetic measures: algemene factoren en invloeden QoL (situatie-onafhankelijk)
Q-sort: verschillende factoren belang aangeven
SEIQoL: vijf belangrijkste factoren
PGI: bij ziekte à vijf belangrijkste factoren meest beinvloed door ziekte
Hoofdstuk 5 – psychologische gevolgen ziekte (15)
Ziekte à onzekerheid, verstoring, streven herstel. Time X Strategy (patroon copingstrategie):
- Ongeloof, ontkenning (zelfverdediging) à minder dreiging, daardoor minder stress
- Worsteling tot acceptatie à probleem aanpakken, verzachtende omstandigheden
- Aanpassing aan diagnose à verbetering stemming, vermindering angst
Crisistheorie: zo snel mogelijk willen herstellen naar hoe het was (gedrag)
Acceptance coping: effectief in onveranderlijke situaties (accepteren)
Stressvolle situatie
- Waarom?
- Controle
- Zelfbeeld en zelfvertrouwen herstellen
Chronische ziektes: gevoel verlies zelf, geen controle over wie ze zijn à oude persoonlijkheid behouden is positief (zonder ziekte)
- Beoordeling ziekte en impact
- Aanpassen gewoontes
- Manier coping (op zoek positieve dingen (vd ziekte): benefit-finding)
Palliatief (stervende): shock, ontkenning, schuld anderen, acceptatie
Optimistisch en zelf invloed à minder pijn, minder plaats negatieve emoties à effectievere aanpak problemen (afhankelijk copingstrategieen)
Religie – hoop, optimisme, aanpassingsvermogen (negatief & positief)
Stress binnen gezin à aanpassing
- Dimensies: cohesie, aanpassingsvermogen, communicatie (in balans à beste)
Verzorgers: gevoel patiënt minder zorg ervaart dan werkelijk gegeven à stress
- Caregiver burden: lasten en kosten verzorger
- Stress spill-over: ziekte à moeilijkheden binnen huwelijk en stress (wederzijds)
- Couple identity: groter vangnet van ziekte
Hoofdstuk 6 – pijn (16)
Pijn: onplezierig waarschuwingssignaal: soort pijn, intensiteit, patroon/tijdsduur
- Acuut: beschadiging, minuten – 6 maanden en episodische pijn
- Chronisch: langer dan 3-6 maanden continue (verband)
CUIP (Congenital Universal Insensitivity Pain): veel pijn à veel beschadigingen
Voordelen
- Primair: omgeving ontlasten (klusjes doen)
- Secundair: empathie en aandacht
- Tertair: voor mensen die iemand met pijn helpen (misbuik 5Ds: drama – overdrijven; disuse – inactief; drug misabuse; dependency; disability – door inactief)
Specifity theory:
- Epicurus: activering pijnreceptoren huid à pijn
- Von Frey: ook warmte en aanraking (druk) à signaal bij ondergrens
- Intensiteit afhankelijk beschadiging (dekt theorie niet)
- Fantoompijn? Psychische verschijnselen?
Gate Control theory:
- Pijnreceptoren huid en orgaan (poort) à via zenuw (emotie) à hersens à signaal terug (mate activatie poort-hersens à intensiteit pijn)
- Angst maakt poorten extra gevoelig
- A delta fibres I (lichte aanraking, scherpe pijn), A delta fribres II (sterke, schadelijke), C polymodal fibres (langzaam bij zeurend à langer)
- A & C à ZS substantiagelatinosa à substantia P à activeert T fibres (vervoert pijn naar hersens)
- A à thalamus en cortex à actie pijn verminderen
- C à limbisch en hypothalamus AZS à pijn en emotie (endorfine à poort)
Pijn onder invloed aandacht: pijn zonder oorzaak à chronisch (door angst en alertheid)
Basisreacties pijn
- Ontvluchten
- Aandacht vestigen (evolutionair)
- Aandacht op pijn richten (alle andere negeren)
PCA (patient-controlled analgesia): zelf verdovende medicatie toedienen à werkt goed
TENS (elektrical nerve stimulation): pijn plek verlichten à niet echt significant
Biofeedback: lichaamsfuncties (bv hartslag) à onder controle krijgen
Thermal biofeedback: bij hoofdpijn huid verwarmen
Behavioral interventions: omgeving veranderen à pijngedrag verminderen (bewegen) (belonen/straffen) à gedachten veranderen (cognitieve-gedragsinterventies) à effectief chronische pijn
Hoofdstuk 7 – psychologische veerkracht
Ontwikkelingspsychologisch beeld à effecten risicosituaties lange termijn
Veerkracht: menselijk vermogen trauma’s en stress (schadelijk) te verwerken à positief
Beoordelen à basisfactoren: dreigende situatie ja/nee & positieve uitkomst veerkracht
Beoordelen à absentie psychopathologie (opgegroeid omgeving psychische stoornissen)
Psychologische eigenschappen à veerkracht
- Flexibel zelfbeeld à aanpassen in veranderde omgeving
- Autonomie, controle en competentie
- Kwalitatieve relaties en sociale steun
Klinisch psychologisch beeld à effecten specifieke gebeurtenissen korte termijn
Reactiepatroon verlies/trauma (verschil in copingsstrategieen)
- Psychologische veerkracht (terugstuitereffect): enkele weken (snel)
- Snel terug op oud niveau à koud en gevoelloos (misinterpretatie)
- Herstel: PTSS/depressie 6 mnd aanwezig (bijna chronisch) à geleidelijk herstel
Veerkracht: gevolg persoonlijkheid en gedrag (goede jeugd!)
- Intellectualiteit
- Temperament en flexibiliteit
- Zelfwaardering
- Optimisme en humor
- Zelfregulering (impuls, emotie)
- Talent
- Familie (warmte, hechte banden)
- Omgevingsfactoren (school, buurt)
Posttraumatisch herstel: verbetering levens kwaliteit à positief effect trauma
Negatieve effecten: verandering opvattingen/percepties persoon en omgeving
Meaning-makeing/sense-making: na trauma nieuwe doelen
Psychopathology
Hoofdstuk 1 – psychopathologie
Psychopathologie: abnormale psychologie à vergelijking statistische norm
- Bestudeert psychische stoornissen: klinisch begrijpt en behandelt psychopathologie
Symptomen: klinisch significant stressvol of belemmerend (persoonlijke stress)
Psychopathologie
- Demonic possession: historische verklaring bezeten door demonen
- Medisch model à medicatie
- Psychologisch model: fenomenologie (ervaring à verantwoordelijk gedrag), complex gedrag niet verklaar door ‘simpele’ biologie
- Mentale problemen als normale reacties op intacte cognitie
Psychopathologie definieren: mate stress en disfunctioneren
- Mensen bepalen zelf (ab)normaal stressniveau
- Stressniveau verschilt per levensstijl à gaat om omgang ermee
- Oorzaken begrijpen
- Effectieve behandelmethoden ontwikkelen
- Weten of behandelmethoden effectief zijn
- Classificeren voor hulp
Verklaringen psychopathologie
- Psychoanalytisch: traumatische ervaringen à onderdrukte herinneringen
- Conflict id, ego, superego à psychopathologie (afweermechanisme)
- Gedragsmodel: aangeleerde reactie à oorzaken in gedrag (psychopath)
- Leertheorie: associaties verschillende stimuli à leren (klassiek en operant)
- Gedragstherapie (klassiek) & gedragsmodificatie (operant)
- Leertheorie: associaties verschillende stimuli à leren (klassiek en operant)
- Cognitieve model: irrationele gedachten, gebiaste info verwerking à psychopath
- Cognitieve gedragstherapie: verkeerd gedachtepatroon à emotie en gedrag
- Humanistisch model: persoonlijke ontwikkeling, inzichten, zelfactualisatie
- Client-centered therapy: inzicht van client, empathie, onvoorwaardelijke steun
Hoofdstuk 2 – DSM en diagnostiek
Emil Kraepelin: uitgebreide classificatie psychopathologie à syndroom: set symptomen
1952 AP(sychiatric)A: DSM1 (waarneembare symptomen)
- Definitie met symptomen (essentiele kenmerken)
- Meestal aanwezige symptomen (geassocieerde kenmerken)
- Mogelijke symptomen (diagnostische criteria)
- Hoe verschilt van andere (differentiele diagnoses)
Voorwaarden DSM
- Noodzakelijke en voldoende criteria à diagnose
- Middel à niet-gestoorde menselijk omstandigheden als dagelijkse problemen
- Diagnostische criteria voor verschillende artsen/instellingen
- Theoretische neutraliteit: geen voorstander theorie
GAF: meet aanpassingsvermogen
Methoden voor diagnostiek
- Klinisch interviews: doel à verkrijgen informatie (soort is afhankelijk soort psych)
Lage betrouwbaarheid
- Ongestructureerd
- Gestructureerd (DSM-IV-TR en SCID)
- Psychologische tests: specifieke kenmerken, makkelijk gescoord, standaardisatie
Betrouwbaar en valide (psychometrische benadering)
- Persoonlijkheidstest
- MMPI: uitspraken over jezelf eens/oneens (ook liegen detecteren) (>70)
- Tests specifieke trekken: niveau angst/depressie/woede à diagnostische waarde
- Projectieve tests: vaste stimuli (dubbelzinnig) à eigen interpretatie
Niet erg valide en betrouwbaar (culturele bias)
- Rorschach Inkblok Test: inktvlekken
- TAT (thematic apperception test): zwart/wit fotos
- Sentence Completion Test
- Intelligentietests
Hoge validiteit en betrouwbaarheid
- Neurologische afwijkingen: welk hersengebied aangetast (MMSE)
- Psychofysiologische tests: biologische symptomen (verhoogde bloeddruk bij angst)
- Hersen-imaging
- CAT: rontgen à 3D foto: abnormale vergroeiingen (tumor)
- PET: gammastraling à glucose: hersenstructuur en functies
- MRI: magnetisme à waterstofatomen: foto’s
- Klinische observatie: direct gedrag in natuurlijke setting geobserveerd
- ABC: A(voor gedrag ontstaat) B(gedrag) C(consequentie gedag)
Hoge ecologische validiteit
- Zelfobservatie: dagboek (ecologische beoordeling per moment EMA)
Tijdens uitvoeren al effectief à reactiviteit (wenselijk gedrag stijgt)
Betrouwbaarheid: consistentie methode
- Test-hertest
- Interbeoordelaar
- Interne consistentie: alle items in test correlatie
- Cronbachs Alfa: test bepaalt of item bijdraagt aan interne consistentie
Validiteit
- Test: meet wat hij zegt te meten
- Concurrente: correlatie andere test zelfde construct
- Face: lijkt slechts valide?
- Voorspellende: voorspelling symptomen toekomst
- Construct: gerelateerd aan soortgelijke tests
Hoofdstuk 3 – onderzoeksmethoden
Klinisch psycholoog: wetenschapper en practioner à onderzoeken effectiviteit behandeling
- Systematisch observatie: wetenschappelijke onderzoeksmethoden
- Sociaal constructionisme: waarheid sociaal construct met meerdere waarheden
Doel onderzoek: beschrijven, voorspellen, controle, begrijpen
- Gezonden mensen, als controlegroep: analoog onderzoek
- Psycholoog bepaalt effectiviteit: evaluatieonderzoek of klinische verificatie
Soorten onderzoek
- Correlationeel
- Longitudinaal (cross-sectioneel)
- Epidemiologisch: frequentie en verspreiding stoornissen
- Experimenteel
- Gemengd: experimenteel zonder random toewijzing
- Natuurlijk: gecontroleerde condities met natuurlijk manipulatie
- Enkelvoudig (singlecase-studies: singecase-experiment ABA A(beginfase zonder manipulatie) B(behandeling of manipulatie) A(nogmaals zonder manipulatie)
- Meta-analyse
- Kwalitatief: verbale aspect à eigen beschrijvingen en deelnemers
Ethische discussie
- Geinformeerde toestemming
- Geen leed of nadelen
- Privacy en betrouwbaarheid
Hoofdstuk 4 – behandelingen psychopathologie
Doel behandeling
- Verlichting van leed (palliatief effect)
- Inzicht en bewust maken van problemen
- Beste omgang met problemen à oplossen
- Identificeren en oplossen oorzaken
Behandelwijzen
Psychodynamische: verdwijnen onbewuste conflicten (erkenning en reflectie)
- Psychoanalyse: droominterpretatie, overdrachtsanalyse en vrije associatie
Gedragstherapie: klassiek en operant conditionering (gebeurtenissen in verband brengen)
- Klassiek conditioneren
- Extinctie: associaties angststimuli en angst doorbroken
- Exposure: bv flooding (blootstelling) en counterconditioning (tegenovergestelde reactie) en systematic desensitation (geleidelijk)
- Reciprocal inhibition: associatie verbroken à gekoppeld tegengestelde reactie
- Aversietherapie: ^ (bij verslavingen door bv braakmedicatie)
- Operant conditioneren: gedragsmodificatie (versterken/afleren gedrag)
- Functionele analyse: consistentie vinden probleemgedrag en gevolgen die gedrag versterken à hoe aanpassen
- Resonse shaping: nieuw gedrag vaker laten komen
- Gedragszelfcontrole: persoonlijk conditioneren à eigen gedrag belonen
Cognitieve therapie
- Cognitieve therapie: foutieve manier denken à problemen
- Rationele emotietherapie: manier verklaren zelf, leven en wereld à problemen
- Beck’s cognitive therapy: negatieve schema’s à irrationeel
- Cognitieve gedragstherapie (CBT): interventie veranderen gedrag en gedachten: mindfullness en acceptatie
- Acceptance and commitment (ACT): opmerken, aanvaarden, omarmen (minfull)
Humanistische therapie: relatie client/psycholoog voor client, gehele persoon (holistisch), client beste kennis wat goed is, empathisch
- Client gecentreerde therapie: goedheid mens à gezond en gelukkig (empathie en onvoorwaardelijke positieve waardering)
Familietherapie: verbeteren communicatie
- Systeemtheorie: sociale systemen in familie begrijpen
Medicatiebehandeling
- Antidepressiva:
- Tricyclisch (remmen heropname noradrenaline en serotonine)
- MAOI (major depressie)
- SSRI: (remmen heropname serotonine)
- Anxiolytisch: angst en stress à verhogen GABA
- Benzodiazepines: GABA verhogen (verslavend)
- SNRI: selectief heropname noradrenaline en serotonine remmen
Manieren behandeling: individueel, groep, counseling (groei, productiviteit), geautomatiseerde CBT, etherapie
Rekening houdend met spontane remissie, placebo, relatie therapeut client, voor herstel à RCT onderzoek: vergelijken behandeling verschillende controlecondities
Hoofdstuk 5 – angst en stressgerelateerde stoornissen
Angst à evolutionair aanpassingsvermogen goed presteren uitdagende omstandigheden
Angststoornis à buitensporige toestand gevoel angst en onzekerheid
- Uit verhouding veel angst vergeleken met dreiging (specifiek)
- Voortdurend in angstige toestand zonder specifieke bedreigingen
- Chronisch en emotionele stress
Specifieke fobieen: beangstigende situatie/object uit weg gaan, gedachten hebben controle
DSM criteria
- Onproportioneel grote angst
- Altijd angst
- Actief vermijden
- Niet proportioneel gezien gevaar
- Minstens 6 maanden
- Disfunctioneren
Vormen
- Dieren
- Natuurlijk omgeving
- Bloed-injectie
- Situatie
Etiologie
- Psychoanalytisch: verdediging angst id (conflict id)
- Klassiek conditioneren: negatieve traumatische ervaring stimulus
- Evolutie: levensbedreigend à ontwijken om overleven (adaptieve drogreden)
- Natuurlijke selectie: biologische voorbereiding
- Non-associatieve angstacquisitiemode: jong angsten à verdwijnen
- Neuro: amygdala reageert op prikkels
Behandeling
- Exposure: contact met stimulus geen slechte gevolgen
- Cognitief: vervangen irrationeel à rationeel
Sociale angst stoornis: sociale situaties of prestatie situaties à vermijden schaamte of negatieve beoordeling
DSM
- Angst sociale interacties
- Bang negatieve beoordeling
- Altijd angst
- Vermijden
- Buiten proportioneel
- Minstens 6 maanden
- Significant veel stress of disfunctioneren
- Angst niet gerelateerd aan mogelijk medische ziekte
Etiologie
- Genetisch: ouders sociale fobie à kind sociale fobie, tweelingstudies
- Persoonlijkheid: vroege ervaringen, introvert, ouder-kind relatie
- Cognitief:
- Verwerkings- en interpretatiebias à negatieve voorspellingen toekomst
- Strengere beoordeling zelf en lastig positieve feedback
- Zelfgerichte aandacht: eigen angstige reacties à ander zelfde mening
- Na sociale gebeurtenis: negatieve evaluaties en zelfbeoordelingen
Behandeling
- Medicijnen (MAOI, SSRI)
- Cognitieve therapie (CBT): exposure, SOVA, cognitieve herstructurering
Paniek stoornis: herhaalde aanvallen paniek of angst (plotselinge oncontroleerbare angst), fysieke symptomen en gevoel niet meer verbonden aan lichaam, angst medische oorzaak
DSM paniekaanval
- Plotseling gevoel extreme angst of verdriet, verergeren korte tijd, lichamelijke sensaties
DSM paniekstoornis
- Herhaalde paniekaanvallen minstens 1 maand
- Bang nieuwe/gevolgen aanval of verandering gedrag om aanval te vermijden
Agorafobie: niet veilige plaats (opgesloten) à angst paniekaanval
DSM
- Angst 2 of meer: ov, openbare, gesloten ruimtes, rij/drukke plaats, weg van huis
- Vermijden of intense angst geen hulp beschikbaar
- Altijd angst
- Actief vermijden
- Buiten proportioneel
- Minstens 6 maanden
- Disfunctioneren
- Andere medicatie à zeer excessieve angst
Etiologie
- Klassiek conditioneren
- Sensitief voor angst: angst schadelijke gevolgen symptomen
- Misinterpretatie lichamelijke sensaties: catastrofische misinterpretaties (cognitieve bias) à veiligheidsgedrag
Behandeling
- Medicijnen (tricyclisch en benzo)
- Exposure en CBT
Gegeneraliseerde angststoornis (GAS): continentale vrees toekomst à chronisch, oncontroleerbaar, catastroferen (groter maken dan is). Depressie à grotere kans GAS
DSM
- Excessieve angst minstens 6 maanden verschillende gebeurtenissen
- Moeilijk controle over pikeren
- Drie of meer: rusteloos, vermoeid, concentratie, irritatie, spierspanning, slapen
- Disfunctioneren
Etiologie
- Geen genetische verklaring
- Cognitief:
- Informatieverwerkingsbias à interpreteren, opslaan en ophalen info à disfunctionele denkwijzen en gedrag
- Attention bias modificatie à aandachtsproblemen
- Psychologisch: zorgen maken is nodig à rampen voorkomen (perfectionistisch) en afleiden negatieve emoties en verantwoordelijkheidsgevoel
Behandeling
- Medicatie (anxiolytica)
- Cognitieve therapie
- Stimuluscontrolebehandeling: conditionering gedrag en omgeving (vaker)
- CBT: zelfmonitoring, ontspanning, herstructurering, gedragsoefening (coping)
NIET MEER DSM5 ANGST (DSM4 wel) à OCD & PTSS
OCD: obsessie (terugkerende gedachten) en compulsie (herhaling om negatief voorkomen)
DSM
- Obsessies, compulsies of beide (reactie op elkaar)
- Veel tijd
Etiologie
- Biologisch: traumatisch hersenletsel (basale gangli) à twijfelen of wel goed is gedaan
- Psychologisch:
- Memory deficits (fouten manier denken: geen vertrouwen in herinneringen)
- Overtuigingen compulsieve gedachten (controle) (angst negatieve gevolgen)
- Onderdrukking gedachten à rebound effect
- Stemming-als-input-hypothese (stemming bepaalt goed/slecht)
Behandeling
- ERP: blootstelling en doorbreken rituelen (stress) à tegengesteld gedrag
- CBT: irrationele, compulsieve gedachten uitgedaagd en vervangen
- Medicatie
- Hersenoperatie: cingulotomy à vernietigen cellen cingulum (bij corpus callosum)
OCD gerelateerde stoornissen
- Morfodysfore: stoornis lichaamsbeleving (obsessie uiterlijk)
- Verzamel: moeilijk weggooien/afscheid nemen
- Trichotillomaniea (hair pulling)
- Skin-picking disorder
PTSS: reactie traumatische gebeurtenis à verhoogde arousal, vermijden/doven emoties, herbeleven
DSM
- Blootgesteld of bedreig dood/ernstig letsel (direct, getuige, vriend/familie, gevolgen)
- Instructieve symptomen (herinneringen, nachtmerries, dissociatie, psychologie stress bij cues, fysiologische reacties bij cues)
- Persistente vermijden geassocieerde stimuli (herinneringen en reminders)
- Negatieve veranderingen in cognitie en stemming
- Negatieve veranderingen in arousal en reactiviteit
- BCDE langer dan 1 maand
- Disfunctioneren
Etiologie
- Gevoeligheid: verantwoordelijkheidsgevoel, ontwikkeling, familie, andere stoornissen
- Theorie beschadigde assumpties: schema wereld veilig en waardig à aangetast
- Klassieke conditionering: trauma (ongeconditioneerd) à plek/tijd (geconditioneerd)
- Emotionele verwerking: ergs à angst-netwerk trauma à representatie en associatie
- Mentale nederlaag: slachtoffer, negatieve verwerking à nutteloos en ineffectief
- Duale representatie theorie: combinatie mentale systemen
- Verbaal VAM à bewuste herinneringen
- Situationeel SAM à onbewuste herinneringen à levendige flashbacks
Behandeling: voorkomen en behandeling symptomen
- Psychologische debriefing: na trauma à normaals mens, abnormale gebeurtenis
- Imaginal flooding: blootstelling stimulus (precieze beschrijving visualisren)
- EMDR: aandacht richten trauma
- Cognitieve herstructurering: irrationele gedachten en disfunctionele overtuigingen
Acute stress stoornis:
DSM
- Blootgesteld of bedreig dood/ernstig letsel (direct, getuige, vriend/familie, gevolgen)
- Symptomen binnen 3 dagen tot 1 maand
Hoofstuk 6 – depressie en stemmingsstoornissen
Depressie: prevalentie moeilijk te bepalen
- Cultuur verschil (meer somatische verklaring, subjectiviteit)
- Steeds snellere diagnose
- Verschillende standaards
Etiologie
- Biologisch
- Genetisch: erfelijk
- Neurochemisch: serotonine (laag) en noradrenaline veranderen (laag/hoog)
- Hersenafwijkingen: minder PFC à moeilijk anticiperen stimuli. Minder anterieur cingulate cortec à vermindering will-to-change. Minder hippocampus à verdriet. Meer amygdala à stimuli negatief verwerken
- Neuro-endocrinologisch: afwijking hippocampus à hoog cortisol à minder serotonine
- Psychologisch
- Psychodynamisch: reactie verlies geliefde à introjectie (terug orale fase) à op geliefde steunen in hoop aanmoediging krijgen
Zonder verlies geliefde: symbolisch verlies
- Gedragsverklaring: gebrek beloning goedgedrag à vicieuze cirkel
- Interpersoonlijke theorie: depressie in stand houden door negeren continue geruststelling
- Cognitief: negatieve bias denken en info verwerken à negatief schema
- Negative triade: negatieve gedachten over wereld à self-fulfilling prop
- Pessimistisch denken: meer aandacht negatieve informatie
- Aangeleerde hopelooheidstheorie: vervelende dingen gebeuren sowieso
- Gedragsverklaring: gebrek beloning goedgedrag à vicieuze cirkel
- Attributietheorie: hopeloos door pessimistische attributiestijl (verklaringen) à intern, stabiel, algemeen (negatieve attributiestijl, gebeurtenissen, laag zelfbeeld)
- Hopeloosheidtheorie: verwachten geen positieve uitkomsten
- Rumination theory: herhaaldelijk stilstaan ervaring depressie en oorzaken
Behandeling
- Step-care modellen: aard behandeling afgestemd op ernst en omstandigheden
- Medicatie: tricyclische, MAOI, SSRI
- ECT: tijdelijke vermindering symptomen, korte effectiviteit
- Psychoanalyse: vrije associatie, droominterpretatie
- SOVA: moeite communicatie en socializen à oefenen
- Gedragsactivatie: bron aanmoediging valt weg, toegang positieve gebeurtenissen vergroten, verandering gedrag en denkwijzen
- Cognitieve therapie: herstructurering negatieve overtuigingen en schema’s
- Reattributietraining: gebeurtenissen hoopvoller en constructiever bekijken
- MBCT: mindfullness voorterugval
Major depressie: unipolair, motivationele klachten, gedragsverandering, fysiek klachten
DSM (vijf of meer, waarvan 1 of 2)
- Depressieve stemming
- Verlies interesse activiteiten
- Verandering gewicht
- Slapeloosheid (midden: ‘snachts wakker à moeilijk verder, terminaal: vroeg wakker à niet verder) of overmatig slapen (hyperslapeloosheid)
- Verhoging/verlaging fysieke beweging
- Vermoeidheid, gebrek energie
- Waardeloos en schuld gevoel
- Gebrek concentratie
- Dood
- Stress of disfunctioneren
- Nooit manische of hypomanische episode
Persisterende depressieve stoornis
DSM (twee of meer + eerste)
- Depressieve stemming minstens 2 jaar
- Slechte eetlust/teveel eten
- Gebrek aan/overmatig slaap
- Lage energie en vermoeidheid
- Negatief zelfbeeld
- Slechte concentratie
- Hopeloos gevoel
- Twee jaar, max 2 maand zonder symptomen
- Major stoornis kunnen continu aanwezig zijn
- Nooit sprake van manisch of hypomanisch
- Stress of disfunctioneren
Seizoensgevoelige depressie: winter minder zon à meer melatonine
Chronisch vermoeidheidssyndroom: stemmingswisselingen en fysieke symptomen, grote kans depressie
Zelfbeschadiging en zelfmoord: 90% psychische stoornis, grootste deel depressief, hoge mate hopeloosheid. Parasuicide: zelfbeschadiging op weg naar zelfmoord.
Non-suicidale verwondingen
DSM
- Vijf keer bewuste schade aangebracht à licht/matig letsel
- Minstens 2: negatieve gevoelens/gedachten, moeilijk weestaan, preoccupatie, negatief gevoel verlicht, niet alleen tijden psychoses etc, geen suicidale intentie
Bipolaire stoornissen
- In DSM5 eigen categorie à overlap psychotisch en stemming
- Depressie en manie, bipolair I en II (I meest voorkomend)
- I: volledig manisch, erg depressief
- II: erg depressie, mild manisch
Manische episode
- Ongewoon hoge stemming minstens 1 week
- Minstens 3:
- Opgeblazen gevoel eigenwaarde
- Minder behoefte slaap
- Verhoogde spraakzaamheid
- Racing gedachten
- Snel afgeleid
- Toename doelgerichte activiteit
- Onnodige activiteiten pijnlijke gevolgen
Hypomanie
- Ongewoon hoge stemming minstens 1 week
- Minstens 3:
- Opgeblazen gevoel eigenwaarde
- Minder behoefte slaap
- Verhoogde spraakzaamheid
- Racing gedachten
- Snel afgeleid
- Toename doelgerichte activiteit
- Onnodige activiteiten pijnlijke gevolgen
- Merkbaar door anderen
Bipolair I
- Minstens 1 manie
- Voor/na hypomanie of depressie
Bipolair II
- Minstens 1 depressie
- Minstens 1 hypomanie
- Geen manie
Hoofstuk 7 – schizofrenie en psychoses
Psychoses: gedachten, taal, zintuigelijke waarneming, emoties en gedrag veranderen
Schizofrenie spectrum stoornissen
- Wanen: sterkte, onjuiste overtuigingen à verkeerd interpreteren zintuigen (achtervolging, bekendheid, controle, verwijzing, nihilisme)
- Hallucinaties: abnormale zintuigelijke waarnemingen (stemmen à bevelen)
- Gevolg waarheidsmonitoring deficit: herkent bron waarneming niet (echt/nep)
- Zelfmonitoring deficit: geen onderscheid zelf bedacht en anderen zeggen
- Onsamenhangende spraak: losse associaties/ontsporing (onderwerp wisselen), tangentieel (irrelevante antwoorden), clanging (rijmen), neologismen (zelfbedacht woorden), woordsalades (zinnen zonder samenhang)
- Grof, ongestructureerd gedrag (catatonisch):reactiviteit op omgeving vermindert (verdoving), stijve houdingen (stijfheid), verplaatsen tegengaan (negativisme), doelloos ongewone herhalingen (opwinding)
- Negatieve symptomen: emotionele vervlakking, apathie: anhedonie (geen reactie leuke gebeurtenis), alogie (weinig spraakzaam), avolitie (lusteloos)
Ontwikkeling: prodromale fase (functioneren 5 jaar achteruit), actieve fase (duidelijk symptomen), residuele fase (positieve symptomen nemen af)
Etiologie: diathese-stressperspectief (combi genetisch en omgeving)
- Biologisch:
- Genetisch: concordantieonderzoek (doorgeven binnen familie), genetische overeenkomstenanalyse (vergelijking erfelijkheid en bepaald gen)
- Biochemisch: dopaminehypothese (overmatig dopamine) à amfetaminen
- Hersenafwijkingen: MRI en PET à hersens kleiner, meer ventrikels, minder grijze stof)
- Psychologisch:
- Psychodynamisch: terugkeren vorige ego-fase (primair narcisme, oraal)
- Gedrag: verstoorde familierelaties à manier opstellen sociale situaties, focussen op andere dingen à meer aandacht
- Cognitief:
- Aandachtsprocessen: slechte associaties relevante gebeurtenissen, weinig aandacht belangrijke dingen (underattention)
- Attributie- en interpretatiebias: negatief à externe oorzaak (aandachtbias, attributiebias, redenatiebias, interpretatiebias)
- ToM: moeite mee à wanen en hallucinaties
- Sociocultureel:
- Sociale factoren: armere binnensteden, lagere SES
- Sociogene hypothese (meer levensstressoren)
- Sociale selectietheorie intellectuele, gedrags en motivatieproblemen
- Sociale etikettering: diagnose zelf à gedragen naar label
- Sociale factoren: armere binnensteden, lagere SES
- Familie:
- Dubbele-binding: tegenstrijdige berichten familie à psychoses
- Communicatiedeviantie (CD): communicatie te moeilijk à geen aandacht, expressed emotion (hoog is veel kritiek)
Behandeling
- Ziekenhuis: sociale instortingssyndroom à situatie erger na lang ziekenhuis
- Milieutherapieen: therapie à onafhankelijkheid, productiviteit, zelfwaardering
- Betekenisvolle economie: beloningssysteem
- Biologische:
- ECT: 0,5 sec 70-130V à verbindingen frontaal en lager verbroken
- Antipsychotische medicatie: positieve symptomen à blokkeren dopamine
- Psychologisch:
- SOVA: gepast gedrag aanleren (reageren sociale situaties)
- CBT: aanpassen samenleving, herkennen terugval, ontspannen, biases
- Cognitieve verbeteringstherapie: afwijkingen sociale en neuro cognitie verbeteren
- Cognitieve rehabilitatietherapie: basisvaardigheden ontwikkelen
- Her-toewijzing therapie: (paranoide) waan verklaren normale gebeurtenissen
- Familie-interventies (EE, CV): psych-educatie, groepsdiscussies
- Maatschappelijke zorg: begeleiding bij zelfstandigheid
- Assertive outreach: eigen omgeving, langdurige relatie
Waanstoornis
DSM
- Wanen minimaal 1 maand
- Nooit diagnosecriterium A Schizofrenie
- Los van wanen à redelijk functioneren
- Manisch of depressieve episodes relatief kort
Korte psychotische stoornis
DSM
- Minstens 1: wanen, hallucinaties, onsamenhangende spraak, catatonisch gedrag
- Tussen 1 dag en 1 maand
Schizofrene stoornis
DSM
- Minstens 2: wanen, hallucinaties, onsamenhangende spraak, catatonisch gedrag, negatieve symptomen
- Tussen 1 en 6 maanden
- Andere stoornissen uitgesloten en niet te wijden aan medicatie
Schizofrenie
DSM
- Minstens 2: wanen, hallucinaties, onsamenhangende spraak, catatonisch gedrag, negatieve symptomen
- Functioneren vermindert
- Continue tekenen minstens 6 maanden
- Andere stoornissen uitgesloten en niet wijden aan medicatie
Hoofstuk 8 – verslavingen
Drug: elke substantie anders voedsel invloed op lichaam of gedachten à misbruik en afhankelijk (normale staat = gedrogeerde staat à verslaving)
Withdrawal: fysieke afhankelijkheid middel
Verslaving (comorbiditeit) Misbruik
- Mislukte pogingen tot stoppen Gebruiken drug wanneer gevaarlijk
- Extreme dingen om eraan te komen Legale problemen
- Onbedoeld overmatig gebruik Doorgaan, ookal bewust schadelijk
- Verzuimen belangrijke activiteiten Niet volbrengen dagelijkse activiteiten
Bescheiden drugsgebruiker: gebruikt lange tijd, nooit behandeling, zelfde resultaten normaal
Soort middelen
- Stimulerende: verhogen activiteit CZS, bloedruk
- Cocaine, amfetaminen, cafeine
- Sedatieve: vertraging activiteit CZS en lichaam à minder respons, pijn, angst
- Alcohol, opiaten (heroine, morfine), barbituraten
- Hallucinerende: beinvloeden perceptie à verscherpen zintuigen
- LSD, cannabis, MDMA (xtc, ook stimulerend)
Alcohol à effect GABA
- Riskante drinkers: meer dan 3 (vrouw) of 5 (man)
- Binge drinkers: overmatige hoeveelheid soms
- Psychische stoornissen à risicofactor
- Relaxed à minder controle à coordinatieproblemen: bifasische drug effect
DSM (minstens 2 binnen 12 maanden)
- Grotere hoeveelheden of langere periode dan bedoeld
- Wens of mislukte pogingen controleren
- Veel tijd in effecten
- Verlangen
- Aanhoudend gebruik ondanks negatieve effecten
- Belangrijke activiteiten opgegeven
- Gebruik wanneer niet acceptabel
- Aanhoudend gebruik ondanks kennis oorzaak problemen
- Tolerantie symtpomen
- Ontwenningsverschijnselen
Nicotine (roken) à verhoogd bloeddruk en minder stress (dopamine)
DSM (minstens 2 binnen 12 maanden)
- Grotere hoeveelheden of langere periode dan bedoeld
- Wens of mislukte pogingen controleren
- Veel tijd in effecten
- Verlangen
- Gebrek belangrijke levensrollen
- Aanhoudend gebruik ondanks effect
- Belangrijke activiteiten opgegeven
- Aanhoudend gebruik ondanks kennis oorzaak problemen
- Tolerantie symptomen
- Ontwenningsverschijnselen
Cannabis (natuurlijke drug, hennepplant à hasj): ontspanning, euforie, hallucinaties
- Demotivatiesyndroom: verminderde apathie, ambitie en concentratie
Minder verslavend. Risicofactoren: beginleeftijd, regelmaat, impulsiviteit, gedrags/emotionele stoornissen, andere verslavingen
Cocaine (natuurlijk drug, cacaoplant)
Na 8 min: rush à euforie, opwinding, energie (20 min) à verminderde heropname dopamine
Amfetaminen (synthetisch) à erg verslavend: gevoel energie, zekerheid, minder moe
Vrijlaten adrenaline en dopamine, blokkeren heropname
Cafeine à verhoogt waakzaamheid, motorische activiteit: effect binnen 1 uur
Opiaten (heroine, morfine, methadon, codeine): erg verslavend
Hecht receptoren in hersenen à meer endorfine (verlichting pijn, stress)
- Heroine: 5-15 min rush à 5-6 euforisch à ontwenningsverschijnselen
Barbituraten en benzo: oorspronkelijk als medicijn (lijkt op alcohol) à meer GABA
LSD (psychedelische drugs) à verruimend bewustzijn (1-1,5 uur effect) à serotonine
Scherpere waarneming, verwarring tijd/plaats à hallucinaties à bad trip (paniek)
Etiologie
- Omgeving: problematische thuissituatie, sociale omgeving, media
- Zelfmedicatie bij psychische stoornissen
- Alcohol myopia: dronken mensen minder cognitieve capaciteit (stimuli verwerken positief/negatief à afhankelijk omgeving)
- Genetisch: bepaalde verslaving à activatie bij stress (omgeving)
- Tolerantie en gevoeligheid (vaker bij laag IQ en minder motivatie)
Behandeling
- Gemeentelijke therapieen: zelfhulpgroepen voor zelfde problemen en preventie
- Gedragstherapie (conditionering en CBT)
- Aversietherapie: positieve ervaring drug à negatieve ervaring (verborgen sensitatie bij ingebeelde nare situatie)
- Eigen gedragsbeheersing: omgevingsfactoren identificeren die controleren à herstructureren
- Situatiemanagement: onthouding stimuleren met belonen
- Aanleren van normaal gedrag bij drug (ontspannen, mediteren)
- Bij terugval CBT: onthoudingsschending overtuigen (terugval, waardeloos) à MET (motivatie verhogende training)
- Biologisch: ‘drug’ à ontgifting/detoxificatie
- Verminderen ontwenningsverschijnselen (anciolytische drugs)
- Voorkomen terugval (antagonische drugs) à drugsgebruik aversief (braken bij alcohol)
- Blokkeren positieve effecten CZS (naxolene) à opiaatverslaving
- Wennen gebruik minder sterk/schadelijk middel (drugshandhavingprogramm’s) à heroine
Work for WorldSupporter?
- Volunteering: WorldSupporter moderators and Summary Supporters
- Volunteering: Share your summaries or study notes
- Student jobs: part-time work as study assistant in Leiden
Add new contribution