Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

TentamenTests bij Testtheorie en testgebruik aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2009

Meerkeuzevragen

MC vraag 1

Karim heeft een O-waarde van 2. Item i voldoet aan het Rasch model en de moeilijhkheidsparameter van item i is gelijk aan 1. Bereken de kans dat Karim een goed antwoord geeft op dit item.

  1. 0,73
  2. 0,26
  3. 0,50
  4. 0,93

MC vraag 2

Raven’s Progressieve Matrices is een...

  1. Snelheidstest
  2. Kwalitatieve prestatietest
  3. Individuele ontwikkelingstest
  4. Speciale niveautest

MC vraag 3

Wat is overeenkomst tussen het Rasch model en het Mokken model van dubbele monotonie? In beide gevallen...

  1. Is de kans op een goed antwoord ongeveer 0 bij zeer lage latente trek-waarden.
  2. Hebben de items dezelfde discriminatieparameters
  3. Mogen IRF functies elkaar niet snijden
  4. Wordt de item-responsefunctie parametrisch vastgelegd

MC vraag 4

Het afbeelden van een aantal items op een schaal en het toekennen van meetwaarden aan deze items wordt in de item response theorie ook wel ... genoemd:

  1. Valideren
  2. Equivaleren
  3. Calibreren
  4. Discrimineren

MC vraag 5

Een test, bestaande uit 20 items, heeft een geschatte betrouwbaarheid van .80. Wat zou de betrouwbaarheid van de test zijn wanneer we de test verlengen tot 50 items?

  1. 86
  2. 80
  3. 0.96
  4. 91

MC vraag 6

Beoordeel de onderstaande stellingen over de meerkeuzetest en de open vragen test:

Stelling 1: Onderzoek heeft aangetoond dat met de meerkeuzetest alleen eenvoudige vaardigheden gemeten kunnen worden

Stelling 2: Het bedenken van meerkeuzevragen is vaak lastiger dan het bedenken van open vragen

  1. Beide stellingen zijn juist
  2. Beide stellingen zijn onjuist
  3. Stelling 1 is juist; Stelling 2 is onjuist
  4. Stelling 1 is onjuist; Stelling 2 is juist

MC vraag 7

Welk van de onderstaande tests moet een onderzoeker kiezen als hij of zij algemene intelligentie bij psychologiestudenten wil meten?

  1. WISC
  2. ABV
  3. WAIS
  4. RAKIT

MC vraag 8

In de klassieke testtheorie is de correlatie tussen de geobserveerde score en de meetfout

  1. 0
  2. negatief
  3. positief
  4. negatief of positief

MC vraag 9

De lambda2-coëfficiënt is...

  1. Een maat voor de interne consistentie van een test
  2. Een maat voor de interbeoordelaarbetrouwbaarheid
  3. De betrouwbaarheid van een test bij een verdubbeling van de lengte van de test
  4. De ondergrens voor de betrouwbaarheid van een test

MC vraag 10

Een voorbeeld van een score die wordt weergegeven als een verhoudingsnorm is een

  1. Ruwe score
  2. IQ-Score
  3. Deviatiescore op de Neo-PI-R
  4. Score op een tentamen

MC vraag 11

T-scores zijn een voorbeeld van

  1. Rangorde scores
  2. Verhoudingsscores
  3. Genormaliseerde standaardscores
  4. Geen van bovenstaande scores

MC vraag 12

Het onderzoek van de relaties tussen een test die andere begrippen beogen te meten heeft betrekking op de

  1. Face validiteit
  2. Predictieve validiteit
  3. Soortgenootvaliditeit
  4. Inhoudsvaliditeit

MC vraag 13

Bij een test bestaande uit 3 dichotoom gescoorde items wordt de volgende computer-output van de gemiddelde itemscores gegeven:

Mean per item:

Item 1: 0,5

Item 2: 0,5

Item 3: 0,5

 

Stelling 1: de p-waarde van item 2 is gelijk aan 0,25

Stelling 2: de variantie van item 1 is gelijk aan 0,5

  1. Beide stellingen zijn juist
  2. Beide stellingen zijn onjuist
  3. Stelling 1 is juist; Stelling 2 is onjuist
  4. Stelling 1 is onjuist; Stelling 2 is juist

MC vraag 14

Een snelheidstest bestaat uit 20 items. Wat zou de p-waarde van deze items zijn indien iedereen genoeg tijd zou krijgen om alle items te maken?

  1. Daar kan niets over gezegd worden
  2. Erg hoog (p-waarde ongeveer 1)
  3. Middel matig (p-waarde ongeveer 0,50)
  4. Erg laag (p-waarde ongeveer 0.00)

MC vraag 15

Averechtste diagnostiek wil zeggen dat de...

  1. Score op een gedragstest worden vergeleken met het ordeel van een bekende van de respondent
  2. Respondent via de test een oordeel geven over testleider
  3. Correlatie tussen predictor en criterium gebruiken wordt om het criterium te onderzoeken
  4. Respondenten een test maken met de bedoeling de test te evalueren

MC vraag 16

Standaardscores hebben altijd...

  1. Een gemiddelde van 1 en standaarddeviatie van 0
  2. Een gemiddelde van 1 en standaarddeviatie van 1
  3. Een gemiddelde van 0 en standaarddeviatie van 0
  4. Een gemiddelde van 0 en standaarddeviatie van 1

MC vraag 17

Bij de ontwikkeling van een nieuwe test heeft een onderzoeker 100 items geconstrueerd. Daarbij heeft hij 2000 respondenten bij wie hij de test kan afnemen. Geen van de items is ooit eerder afgenomen. Als eerst kan de onderzoeker het beste...

  1. Alle items bij alle respondenten afnemen
  2. Alle items bij een klein deel van de respondenten afnemen
  3. Een klein deel van de items bij alle respondenten afnemen
  4. Een klein deel van de items bij een klein deel van de respondenten afnemen

MC vraag 18

Een attitudetest is een typisch voorbeeld van een…

  1. Test voor gedragswijze
  2. Projectietest
  3. Individuele test
  4. Test voor prestatieniveau

MC vraag 19

In welk van de onderstaande situaties zijn geen normen vereist voor de interpretatie van test scores?

  1. Scores op een persoonlijkheidstest in klinisch onderzoek
  2. Scores op een kinderintelligentietest ten behoeve van schoolkeuze
  3. Scores op een intelligentietest in een selectiesituatie
  4. Scores op ruimtelijk inzicht ten behoeve van onderzoek naar de relatie tussen ruimtelijk inzicht en reactietijd

MC vraag 20

In het geval van predictieve validiteit is de centrale vraag…

  1. Hoe goed test een criterium voorspelt
  2. Op welke manier test een criterium voorspelt
  3. Of het te voorspellen criterium relevant is
  4. Of de respondent over de vaardigheid beschikt die de test meet

MC vraag 21

Item 1 is een item met twee keuzemogelijkheden en item 2 is een item met drie keuzemogelijkheden. Welke itemparameter van item 1 is zeker groter dan die van item 2 als beide items voldoen aan het 3-parameter IRT model?

  1. Alpha
  2. Delta
  3. Gamma
  4. Theta

MC vraag 22

Bij de afname van een individuele test worden 10 proefleiders ingezet. Een van de proefleiders houdt zich bewust niet aan de testprocedure uit de handleiding. Dit heeft met name gevolgen voor de

  1. Betrouwbaarheid
  2. Standaardisatie
  3. Efficiëntie
  4. Normering

MC vraag 23

Welk van de gedragingen hoort niet tot de categorie antwoordtendenties:

  1. De respondent laat alle vragen onbeantwoord
  2. De respondent vult altijd antwoordalternatief A in
  3. De respondent laat de vragen die hij/zij niet begrijpt onbeantwoord
  4. Respondent probeert alle antwoordcategorieën even vaak in te vullen

MC vraag 24

Welk van de volgende beweringen is waar?

  1. Als een test niet betrouwbaar is, kan deze ook niet valide zijn
  2. Als een test niet valide is, kan deze niet betrouwbaar zijn
  3. Als een test voldoet aan de assumpties van het Rasch-model, is de test ook betrouwbaar
  4. Als een test veel moeilijke items bevat, is deze niet betrouwbaar

MC vraag 25

Beoordeel de volgende stellingen over het Rasch-model:

Stelling 1: de pseudo-kansniveauparamater is gelijk aan 0.

Stelling 2: de moeilijkheidsparameter is groter dan 0.

  1. Beide stellingen zijn juist
  2. Beide stellingen zijn onjuist
  3. Stelling 1 is juist; Stelling 2 is onjuist
  4. Stelling 1 is onjuist; Stelling 2 is juist

MC vraag 26

Beoordeel de volgende stellingen over de betrouwbare score in de klassieke testtheorie:

Stelling 1: De betrouwbare score van respondent 1 is gedefinieerd als de verwachte testscore van respondent 1 over zeer groot aantal replicaties

Stelling 2: De observeerbare score van respondent 1 is constant over onafhankelijke replicaties

  1. Beide stellingen zijn juist
  2. Beide stellingen zijn onjuist
  3. Stelling 1 is juist; Stelling 2 is onjuist
  4. Stelling 1 is onjuist; Stelling 2 is juist

MC vraag 27

Beschouw het volgende item:

  1. Parijs
  2. Praag
  3. Moskou
  4. Oslo

 

  1. Rusland
  2. Tsjechië
  3. Noorwegen
  4. Frankrijk

 

Welke van de volgende beweringen is waar?

  1. Deze methode wordt pairing genoemd
  2. Deze methode wordt toeschrijving of matching genoemd
  3. Het voornaamste bezwaar van deze methode is de complexe scoringsmethode
  4. Een nadeel van deze methode is dat er veel informatie wordt gegeven

Antwoorden Meerkeuzevragen

MC vraag 1

A

Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 264-267

MC vraag 2

D

Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 83

MC vraag 3

C

Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 285-286

MC vraag 4

C

Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 296

MC vraag 5

D

Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 236-237

MC vraag 6

D

Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 124-125

MC vraag 7

C

Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 79-80

MC vraag 8

C

Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 200-201

MC vraag 9

D

Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 225

MC vraag 10

B

Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 176

MC vraag 11

C

Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 185

MC vraag 12

C

Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 339

MC vraag 13

B

MC vraag 14

B

Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 107-109

MC vraag 15

C

Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 71

MC vraag 16

D

Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 182

MC vraag 17

B

Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 136-137

MC vraag 18

A

Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 86-87

MC vraag 19

D

Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 45

MC vraag 20

A

Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 341

MC vraag 21

C

MC vraag 22

B

Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 42

MC vraag 23

C

Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 385-388

MC vraag 24

A

Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 328

MC vraag 25

A

Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 260-261

MC vraag 26

C

Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 194-195

MC vraag 27

B

Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 128

Bron

Deze TentamenTests is gebaseerd op het jaar 2009.

Image

Access: 
Public

Image

This content is related to:
Figuur 1: Oefententamen Testtheorie en testgebruik - RUG Psychologie - BA2
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Study fields and working areas:
Institutions, jobs and organizations:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org
Submenu: Summaries & Activities
Follow the author: Psychology Supporter
Statistics
Search for summaries and study assistance

Select any filter and click on Apply to see results