BulletPointsamenvatting per hoofdstuk bij de 6e druk van Understanding Motivation and Emotion van Reeve - Chapter


Wat houdt de biologische behoefte in? - BulletPoints 4

  • Een behoefte is een conditie in een persoon die noodzakelijk is voor de welzijn, groei en het leven van die persoon. Er worden drie soorten behoeften onderscheiden: biologische behoeften, psychologische behoeften en impliciete motieven.

  • In de ‘drive theory’ van Hull wordt gesteld dat biologische behoeften gecreëerd worden dankzij fysiologische deprivaties. Als deze deprivaties groter worden, ontstaat er een psychologische drive. Deze drive zorgt ervoor dat de mens in actie komt en gedrag gaat vertonen dat zorgt voor behoeftebevrediging. De volgende zeven regulatieprocessen horen bij deze theorie: fysiologische behoefte, fysiologische drive, homeostase, negatieve feedback, meerdere inputs/ outputs, mechanismen binnen het organisme, en mechanismen binnen het organisme.

  • In de ‘set-point theory’ van Kessey wordt gesteld dat elk individu een biologisch bepaald lichaamsgewicht heeft die door genen worden bepaald bij de geboorte. Hongeractivatie en verzadiging hangt volgens deze theorie af van de grootte van iemands vetcellen (deze varieeren over tijd).

Wat is extrinsieke motivatie? - BulletPoints 5

  • Een stimulans is een omgevingsfactor die een persoon aantrekt of afhoudt van een bepaalde gedraging. Deze gaan altijd vooraf aan een gedraging.

  • Een positieve bekrachtiger is een stimulus in de omgang die ervoor kan zorgen dat gewenste gedrag toeneemt (d.m.v. een extrinsieke beloning zoals geld). Een negatieve bekrachtiger is een omgevingsstimulus die, na verwijdering, de kans groter maakt op het vertonen van het gewenste gedrag. Mensen willen namelijk negatieve bekrachtigingen vermijden of ontsnappen.

  • Een bestraffing is een omgevingsstimulus die de kans op het vertonen van ongewenst gedrag doet afnemen. Een negatieve bekrachtiger is een omgevingsstimulus die, na verwijdering, de kans groter maakt op het vertonen van het gewenste gedrag. Het verschil tussen deze twee zit in het gedrag; bestraffingen zorgen ervoor dat ongewenst gedrag afneemt, terwijl negatieve bekrachtigers ervoor zorgen dat ontsnappings- of vermijdingsgedrag toeneemt.

  • Intrinsieke motivatie is de innerlijke neiging om nieuwe dingen en uitdagingen te zoeken, jezelf te trainen in vaardigheden, nieuwe dingen te ontdekken en meer te leren. Extrinsieke motivatie heeft vier types: externe regelgeving, interne regelgeving, geïdentificeerde regelgeving en geïntegreerde regelgeving.

  • De cognitieve evaluatie theorie is een manier om de motivationele effecten van een extrinsieke factor te voorspellen. Het stelt dat alle externe factoren een controlerend en informationeel aspect hebben.

  • Het aspect demotivatie bestaat uit de volgende aspecten: weinig vermogen ervaren, weinig moeten doen, weinig waarden hechten aan bepaalde zaken en een onaantrekkelijke taak die uitgevoerd moet worden.

Wat houdt de organismische benadering van de psychologische behoeften in? - BulletPoints 6

  • Harmonie tussen een persoon en zijn omgeving is zichtbaar in vier manieren: men kan het zien aan de betrokkenheid van de persoon, de ontwikkeling van de persoon, zijn gezondheid en als laatste zijn welzijn.

  • Conflict ofwel disharmonie tussen een persoon en zijn omgeving is zichtbaar op vier manieren: vervreemding, achteruitgang, verval en ziekte.

  • Een verklarende rationale wordt gebruikt om iemand te motiveren tot het uitvoeren van oninteressante taken. Een verklarende rationale biedt een persoon de mogelijkheid om opgelegde regels of grenzen vrijwillig te accepteren en te internaliseren.

  • Autonomie is de psychologische behoefte aan zelfbesturing en eigen inbreng.

  • Competentie is de psychologische behoefte om effectief te zijn, het trainen van capaciteiten en vaardigheden, en het streven om ergens in uit te blinken

  • Verbondenheid is de psychologische behoefte aan een hechte emotionele band met anderen. Het reflecteert de behoefte aan emotionele verbondenheid en interpersoonlijke betrokkenheid in hechte relaties.

Wat zijn impliciete motieven? - BulletPoints 7

  • Een impliciet motief is een psychologische behoefte die voortkomt uit de gedahcten, emoties en het gedrag van een individu. Een expliciet motief is een bewuste, verbale, uitgedrukte motief

  • Een impliciet motief ontwikkelt zich door middel van sociale prikkels. Mensen reageren op deze prikkels en ze anticiperen deze prikkels ook, wat leidt tot bepaald gedrag.

  • De theorie van Atkinson bevat vier variabelen waarvan de eerste variabel, prestatiegedrag, wordt voorspelt door de andere drie variabelen, de behoefte aan prestatie, de kans op succes bij de taak, en de prikkel tot succes. In deze theorie wordt prestatiedrang gedefinieerd als de neiging tot het benaderen van succes. Er zijn hierbij drie bepalende factoren: de sterkte van de behoefte aan prestatie, de waargenomen kans op succes, en de stimulerende waarde van het succes. Zijn uiteindelijke model zegt dat prestatiedrang voorspelt kan worden door het benaderingsmotief van het individu, het vermijdingsmotief van het individu, en de kans op succes.

  • Het ‘dynamics-of-action’ model is een uitbreiding op de theorie van Atkinson. Gedragingen zoals prestatiegedrag worden, volgens deze theorie, bepaald door drie krachten: uitlokking, inhibitie, en voltrekking/voldoening.

  • De behoefte naar macht is een verlangen om de fysieke en sociale wereld te vormen volgen het eigen beeld. Deze behoefte komt voort uit reacties op kritiek van ouders en het ontbreken van verbondenheid en intimiteit.

Wat is de functie van het stellen en nastreven van doelen? - BulletPoints 8

  • Het TOTE model is een cognitieve mechanisme dat ervoor zorgt dat plannen en gedrag worden aangestuurd. Het model gaat als volgt. In de Test fase wordt het huidige gedrag vergeleken met het ideale gedrag. Wanneer deze incongruent zijn met elkaar volgt de Operate fase. In deze fase wordt er actie ondernomen om het ideaal te bereiken. Vervolgens vindt er weer een Test plaats. Hierin wordt nogmaals het huidige gedrag en het ideale gedrag vergelijken. Wanneer deze congruent met elkaar zijn (dankzij de gemaakte aanpassingen), volgt er een Exit. Deze cyclus (TOT) herhaalt zich totdat het huidige gedrag gelijk is aan het ideale gedrag.

  • Discrepantie reductie is de discrepantie tussen een standaard (bijvoorbeeld van de samenleving) en het niveau waar je zelf bent. Discrepantie vorming is een ideaal die je zelf gesteld hebt om jezelf te verbeteren. Het verschil tussen deze twee is dat discrepantie reductie reactief is en correspondeert met een plan-gebaseerde corrigerende motivatie, terwijl discrepantie vorming proactief is en correspondeert met een doelstellende motivatie

  • Moeilijke doelen brengen het individu in actie terwijl specifieke doelen ervoor zorgen dat de energie gericht wordt op de juiste taak. Congruente doelen combineren dit; deze zorgen ervoor dat het individu in actie komt en zich tegelijkertijd op de juiste taak richten.

  • Het focussen op het doel blijkt te interfereren met het bereiken van het doel. Het focussen op hoe je het doel kan behalen, blijkt het bereiken van het doel te faciliteren.

  • Een doel intentie is het stellen van een doel. Een implementatie intentie is het streven naar het bereiken van een doel. Het verschil is dat een doel intentie specificeert wat men wil bereiken, terwijl een implementatie intentie specificeert wanneer, hoe en waar men dat doel wilt bereiken.

Welke soorten mindsets zijn er? - BulletPoints 9

  • Bij een open-mindset wordt er door iemand alle mogelijke informatie over alle bekende opties verzameld. Er vindt geen selectie van informatie plaats. Bij een close-mindset is er een optie (een doel gekozen) waar informatie over wordt gezocht. Hierbij wordt er alleen informatie geselecteerd die relevant is voor het doel.

  • De focus bij de mindset preventie ligt op verantwoordelijkheid en plicht. Een individu is hier gevoeliger voor negatieve uitkomsten en probeert deze ook te vermijden. De focus bij de mindset promotie ligt op de mogelijkheid van vooruitgang. Het individu is hier gevoeliger voor positieve uitkomsten en probeert deze ook op te zoeken.

  • Bij de mindset preventie betekent succes de afwezigheid van falen en falen betekent hier dat er iets slechts gebeurd is. Bij de mindset preventie betekent succes vooruitgang boeken en falen betekent de afwezigheid van vooruitgang.

  • ‘Ideal self-guide’ is een doel of maatstaaf van wat men zou willen worden. ‘Ought self-guide’ is een doel of maatstaaf gebaseerd op wat het individu denkt dat anderen vinden dat het doel moet zijn.

  • De vier manieren om dissonantie te verminderen zijn: het afstappen van de dissonante overtuiging, het belang van de dissonante overtuiging te verminderen, iets nieuws zoeken dat wel consonant is met het gedrag, en het vermeerderen van het belang van de consonante overtuiging.

  • Het verschil tussen de cognitieve dissonantie theorie en de zelfperceptie theorie is dat de eerst theorie stelt dat mensen hun overtuigingen veranderen vanwege het negatieve affect dat optreedt als gevolg van cognitieve inconsistenties, terwijl de tweede theorie stelt dat mensen simpelweg gaan geloven in wat ze doen of zeggen.

Wat is de rol van persoonlijke overtuigingen? - BulletPoints 10

  • Zelfeffectiviteit is de beoordeling van het individu van hoe goed of slecht hij zal kunnen omgaan met een bepaalde situatie, gegeven de vaardigheden die hij bezit en de omstandigheden waar hij zich in bevindt. Er zijn vier bronnen van zelfeffectiviteit: iemands persoonlijke geschiedenis, observaties van anderen, verbale overtuigingen van anderen en fysiologische condities.

  • Empowerment is het bezitten van kennis, vaardigheden en overtuigingen die mensen in staat stellen om controle uit te oefenen over hun leven.

  • Er zijn verschillende soorten coping manieren. Zo kunnen mensen omgaan met stress door proactief of reactief actie te ondernemen, een probleem te benaderen of te vermijden en het richten op het probleem of het richten op het reguleren van emoties.

  • Aangeleerde hulpeloosheid is een psychologische conditie waarbij men denkt dat ze geen invloed hebben op het leven. Theorieën hierover bevatten drie componenten: contingentie, cognitie en gedrag.

  • Een attributie is een oorzakelijke verklaring voor een bepaalde uitkomst.

  • Drie aspecten kunnen aangeleerde hulpeloosheid verklaren: passiviteit, oncontroleerbaarheid van een situatie, en de voorspelbaarheid van een situatie.

Welke problemen zijn er bij het persoonlijke streven? - BulletPoints 11

  • Vier problemen staan centraal bij deze analyse, namelijk het definiëren of creëren van het zelf, het ontdekken en ontwikkelen van eigen kwaliteiten, het managen en reguleren van het zelf, en als laatste het relateren van het zelf aan de samenleving.

  • Het zelfconcept is de mentale representatie van het zelf. Het is een verzameling van domein specifieke zelf-schema’s.

  • Mogelijke zelven representeren de ideeën van het individu van wat hij zou willen worden en waar hij bang voor is om te worden.

  • Internalisatie is het proces waarin het individu van buitenaf voorgeschreven regels over hoe te denken, te voelen en te gedragen zich eigen maakt. Deze treedt op vanwege de behoefte aan verbondenheid en competentie.

  • Zelfregulatie is het metacognitief plannen, implementeren, monitoren en evalueren van het streven naar een doel.

  • Zelfcontrole is de capaciteit om impulsieve behoeften en gedragingen te onderdrukken om zo een lange-termijndoel te kunnen nastreven.

  • Een rol bestaat uit de culturele verwachtingen van het gedrag van personen met een bepaalde sociale positie. Deze hangt af van de situatie waarin je verkeert en met welke mensen je omgaat.

Wat is de aard van emoties? - BulletPoints 12

  • Emotie bestaat uit de volgende vier componenten: gevoelens, lichamelijke response, expressieve gedragingen, en doelgerichtheid. Emotie wordt veroorzaakt door zowel cognitieve als biologische componenten.

  • Volgens de biologie bestaan er ongeveer 8 basis emoties die universeel zijn. Volgens het cognitief perspectief bestaan er ontelbaar soorten emoties.

  • Het eerste standpunt is dat emoties gegroepeerd zijn in families. Er is verder een beperkte aantal families die af te leiden zijn uit de biologie en evolutie. Een ander standpunt kijkt naar de onderscheid tussen ‘first-order emoties’ en ‘second-order emoties’. Dit onderscheidt wordt gemaakt op basis van een aantal kenmerken zoals gezichtsuitdrukking.

  • Het nut van emoties ligt bij twee gebieden: bij fundamentele levenstaken, in de vorm van coping, en bij het sturen van sociale interacties en interpersoonlijke relaties.

  • Vijf manieren om emoties te reguleren zijn: selectie van situaties, modificatie van situaties, het verleggen van de focus van de aandacht, herwaardering, en het onderdrukken van emotie.

  • Het verschil tussen emoties en stemmingen is dat stemmingen zijn vaak onbewust aanwezig en emoties treden meer op de voorgrond. Emoties beïnvloeden vaak gedrag en stemmingen meer de gedachten en cognities. Emoties duren vaak kort, en treden op gedurende seconden of minuten, terwijl stemmingen uren of dagen kunnen duren.

Welke biologische en cognitieve processen treden op in emotionele situaties? - BulletPoints 13

  • James stelt in deze theorie dat het ervaren van een emotie volgt op een lichamelijke reactie. Hij baseert dit op basis van twee aannames: het lichaam reageert onderscheidend op verschillende emotionele ervaringen en het lichaam reageert niet niet-emotionele ervaringen

  • Volgens Gray zijn er drie afzonderlijke neurale circuits die dit reguleren, namelijk het gedragsmatige toenaderingssysteem, het flight-or-fight system, en het gedragsmatige inhibitiesysteem.

  • De facial feedback hypothese stelt dat het subjectieve aspect van emotie stamt uit gevoelens die opgewekt worden uit 1 de bewegingen van gezichtsspieren 2) veranderingen in de gezichtstemperatuur 3) veranderingen in de klieractiviteit in de gezichtshuid.

  • Appraisal is een belangrijk construct in het begrijpen van emoties op cognitief niveau. Het is een cognitief proces dat bepaalt hoeveel waarde iemand hecht aan een gebeurtenis.

  • Deze theorie ziet emotie als een motivationeel fenomeen. Als persoonlijke motieven in gevaar komen, volgen er emoties.

  • Emoties kunnen mensen verbinden vanwege drie processen: mimicry, feedback en contagion.

  • Het sociaal delen van emoties kan op twee manieren: door middel van cognitief delen (betekenis geven aan de gebeurtenis of herwaardering emotionele gebeurtenis) en door middel van sociaal-affectief delen (begrip en empathie tonen, steunen).

Welke individuele emoties kunnen onderscheiden worden? - BulletPoints 14

  • Het eerste verschil zit in de definitie van de twee begrippen. Vrees is het waarnemen van een object specifieke bedreiging voor iemands welzijn. Bezorgdheid is het waarnemen van een abstracte bedreiging voor iemands welzijn. Het tweede verschil zit in het aanleren van coping vaardigheden. Bij bezorgdheid leer je deze vaardigheden niet, bij vrees wel

  • De vier categorieën van klinische fobieën zijn: interpersoonlijke gebeurtenissen en situaties, kritiek/ afwijzing of gewelddadige conflicten, dieren, en agora fobische angsten.

  • De essentie van woede is de overtuiging dat de situatie niet is hoe die zou moeten zijn.

  • De negen oorzaken van walging zijn: voedsel, lichamelijk afval, dieren, seksuele gedragingen, contact met de dood of met lijken, mismaking van het lichaam, slechte hygiëne, contact met onreine mensen, en morele overtredingen.

  • Minachting komt voort uit het gevoel moreel superieur te zijn aan een ander persoon. Het omvat een negatieve evaluatie van het gedrag van de ander. Minachting is een sociale emotie omdat het alleen optreedt in sociale interactie.

  • Verdriet komt voort uit ervaring van verlies of falen. Dit kan leiden tot een depressie doordat negatieve gedachten herkauwt worden.

  • Het voelen van schaamte leidt tot twee motieven, namelijk zelfbescherming en het herstellen van het bedreigde zelf. Uit onderzoek blijkt dat het motief om zichzelf te herstellen sterker is dan het motief tot zelfbescherming.

Wat houdt de top-down benadering van het holisme in? - BulletPoints 15

  • Holisme stelt dat de mens een geïntegreerd, georganiseerd geheel is.

  • De piramide van Maslow is een ordening van menselijke behoeften. De belangrijkste behoeften staan onderaan en die moeten eerst vervuld worden voordat andere behoeftes een rol speelt. De volgorde is als volgt: fysiologische behoeften, behoefte aan veiligheid en zekerheid, behoefte aan liefde en verbondenheid, behoefte aan eigenwaarde, en als laatste behoefte aan zelfactualisatie.

  • Congruentie en incongruentie beschrijven de mate waarin het individu zijn of haar persoonlijke kenmerken, vermogens, verlangens en overtuigingen ontkent en afwijst (incongruentie) of accepteert (congruentie).

  • De autonome oriëntatie is de mate waarin mensen vertrouwen op innerlijke sturing. Controle oriëntatie is het vertrouwen op externe sturing.

  • Een kind kan kwaadaardig worden als het zelfconcept van dat kind beschadigd is. Er wordt gesteld dat deze beschadiging voortkomt uit het handelen van volwassenen (verzorgers).

  • De fundamentele aanname van de positieve psychologie is dat een goede mentale gezondheid meer is dan de afwezigheid van geestelijke ziekte. Positieve psychologen zijn erop gericht om mensen tot bloei te brengen, tot zelfgroei, om relaties van hoge kwaliteit te hebben en om een doelgericht en betekenisvol leven te leiden.

Wanneer is er sprake van onbewuste motivatie? - BulletPoints 16

  • De termen: psychoanalytisch en psychodynamisch konden voorheen door elkaar worden gebruikt. Momenteel wordt met psychodynamisch, het onderzoek naar de dynamiek van het onderbewustzijn bedoeld. Met psychoanalytisch worden de traditionele Freudiaanse principes aangeduid.  

  • De psychodynamische theorie is verder uitgebreid en bestaat nu uit het onderzoeken van vier componenten:

    • Het onderbewustzijn waarbij wordt gedacht dat mentaal leven voornamelijk onbewust en onverklaarbaar is.

    • Pscychodynamica, de gedachte hierbij is dat motivationele en emotionele processen parallel verlopen.

    • Met ego ontwikkeling wordt de verschuiving van sociaal afhankelijk naar een onafhankelijke entiteit bedoeld.

    • Objectrelaties zijn mentale representaties die sociale motivatie en relaties sturen.

  • Priming gebeurt wanneer iemand een impliciete reactie geeft op een stimuli die buiten het bewustzijn wordt gepresenteerd. De prime kan zowel bewust als onbewust worden gepresenteerd, maar het proces van priming gebeurt altijd onbewust.

Wat zijn interventies? - BulletPoints 17

  • De kennis over emotie en motivatie kan succesvol worden geïmplementeerd door middel van hoogstaande en kwalitatieve interventies. Hierdoor kunnen mensen worden geholpen door hun emoties en motivaties juist toe te passen. Een interventie wordt omschreven als een gedetailleerd stappenplan om een bestaande conditie te veranderen.
  • Er zijn vier state-of-the-art interventies bedacht die mensen helpen bij het veranderen van hun leven. De eerste is een behoefte-interventie, de tweede een cognitie-interventie, de derde een emotie-interventie en ten slotte bestaat er een toegepaste interventie.
Page access
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

How to use and find summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  3. Search tool: quick & dirty - not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is available at the bottom of most pages or on the Search & Find page
  4. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Quick links to WorldSupporter content for universities in the Netherlands

Follow the author: Vintage Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.