Rechtsgeschiedenis - UU - Rechten - B3 - Oefententamen 2014 (3)


Vragen

Vraag 1a

De geschiedenis van het (West-)Romeinse rijk omvat een tijdsspanne van meer dan 1000 jaar. Men laat deze geschiedenis aanvangen in het jaar 753 v.Chr. (de stichting van Rome) en eindigen rond 476 na Chr. (de geruisloze val van Rome).

Door veel (rechts-)historici wordt deze lange periode onderverdeeld in vier tijdperken: het oude Koninkrijk (vanaf 753 v. Chr.), de vroege republiek (vanaf 509 v. Chr.), de late republiek (vanaf 367 v. Chr.), het principaat (vanaf 27 v. Chr) en het dominaat (vanaf 284 tot 476 na Chr.). Iedere periode legt de nadruk op andere rechtsbronnen.

Wat was praktisch gezien de meest belangrijke bron van (privaat)recht in de periode van het oude Koninkrijk? Welke overige rechtsbronnen bestonden er nog meer, met welke herkomst?

Vraag 1b

De periode van het principaat wordt aangeduid als de 'klassieke periode' van het Romeinse recht. Noem de twee belangrijkste bronnen van recht uit deze periode.

Vraag 1c

De stelling 'Het Corpus Iuris Civilis (CIC) bevat uitsluitend recht van het Oost-Romeinse rijk' is slechts voor één onderdeel van het CIC volledig juist. Voor welk onderdeel en waarom?

Vraag 1d

Welke andere onderdelen van het CIC kunt u benoemen en welk andere recht dan het Oost-Romeinse of Byzantijnse kunt u daarin aantreffen?

Vraag 2

Zou Paul Scholten (van het Algemeen deel van de Asser serie, 1931) het met de onderstaande stelling eens geweest zijn? Motiveer uw antwoord aan de hand van de opvattingen van Scholten.

'De rechtswetenschapper die zich van de rechtshistorische rechtsvindingmethode bedient, moet zich laten leiden door de parlementaire geschiedenis. Hij of zij dient de betekenis van een rechtsregel immers te beoordelen aan de hand van de toelichting die de wetgever heeft gegeven bij de creatie van de regel. Binnen de rechtshistorische rechtsvindingmethode biedt deze parlementaire geschiedenis altijd een doorslaggevend argument.'

Vraag 3a

Locatie: Rome

Tijd: 44 v. Chr.

Alle betrokkenen zijn Romeinse burgers tenzij anders vermeld.

Een arme man genaamd Publius Auper woont op het platteland naast een rijke man genaamd Decimus Ives. Decimus heeft bloemen in zijn tuin, Publius houdt bijen in korven. De bijen vliegen overdag rond over de landerijen van Rome en keren normaliter in de avond terug. De bijen voeden zich met de nektar van de bloeiende landerijen, ook van de bloemen van buurman Decimus. De arme Publius ziet de bijen bij zonsopkomst uit zijn gezichtsveld vertrekken. Tot zijn grote verdriet keren de bijen bij zonsondergang niet terug.

Geef voor de bovenstaande casus gemotiveerd aan bij wie het dominium, de possessio en eventueel de possessio naturalis (houder) van de grond, de bloemen en de bijen ligt en in hoeverre daar door de gebeurtenissen verandering in komt.

Vraag 3b

Enkele dagen later komen de bijen van Publius terug. Hij slaagt er in om ze in een korf te vangen. De moeite is hij zat: hij besluit zowel de bijen als de grond te verkopen en te verhuizen naar het gepacificeerde Gallië. Marcus Brutus heeft interesse want hij wil zijn gedachten verzetten en het houden van bijen lijkt hem een ontspannende hobby. Publius levert de grond en bijen vormloos aan Marcus. Hij vertrekt.

Wat is het goederenrechtelijke effect van het vangen van de bijen en de levering van de grond en de bijen?

Vraag 3c

Decimus heeft er genoeg van het gezoem van de bijen in zijn tuin. Hij sluit bijen, met korf en al, in een van zijn graanschuren. Marcus heeft niets in de gaten, hij was druk met een akkefietje in de Romeinse curia. Bij terugkomst twee maanden later, vindt hij de bijen in de schuur van Decimus.

Welke actie (met de minste bewijslast) kan Marcus instellen tegen Decimus?

Vraag 3d

Een jaar na zijn verhuizing komt Publius terug– hij miste de hectiek en zijn land. Van recht denkt hij wel wat te weten. Hij spreekt Marcus aan: ‘jouw’ land is nog steeds van mij!

Klopt dit? Hoe kan Publius in rechte optreden tegen Marcus?

Vraag 3e

Indien Publius Marcus aanspreekt welk verweer heeft Marcus dan? Wat is het gevolg van het eventuele bewezen zijn van het verweer van Marcus?

Vraag 3f

Beargumenteer of de volgende stelling juist of onjuist is.

'Door in een formula een restitutieclausule op te nemen kon een partij bewerkstelligen dat de iudex privatus zijn wederpartij veroordeelde tot teruggave (restituere) van een zaak die hem in eigendom toebehoort.'

Vraag 4a

De volgende tekst is afkomstig uit de Instituten van Gaius (4, 1-3).

'Wij moeten tenslotte nog over de acties spreken. En als wij ons dan afvragen hoeveel categorieën van acties er zijn, moet het antwoord waarschijnlijk luiden: twee - zakelijke en persoonlijke acties. [...] Een persoonlijke actie is de actie waarmee wij procederen tegen iemand die uit contract of uit delict jegens ons verbonden is [...]. Een zakelijke actie is de actie waarbij wij als rechtsbewering stellen dat een lichamelijke zaak van ons is [...] of wanneer omgekeerd de wederpartij een actie ter ontkenning daarvan heeft.'

Er bestaan twee theorieën in de Zuid-Afrikaanse rechtsgeleerde doctrine met betrekking tot de meest geschikte uitleg van het onderscheid tussen goederenrechtelijke (zakelijke) rechten en verbintenisrechtelijke (persoonlijke) rechten (zie: Van Merwe, Sakereg). Eén van deze theorieën sluit aan bij bovenstaande passage. Hoe heet deze theorie? En hoe duidt deze theorie het genoemde onderscheid?

Vraag 4b

In een Hollandse akte uit 1793 is een schuldbekentenis met additionele clausule opgenomen – verkort weergegeven en licht hertaald – op de powerpoint-slides in de derde week was deze naar het origineel weergegeven.

“Tot voldoening van mijn bovengenoemde schuld verbind ik mijn persoon, mijn goederen, zowel tegenwoordige als toekomende ….”

Met welk type zekerheidsrecht hebben we hier te maken? Leg uit waarom.

Antwoordindicatie

Vraag 1a

De belangrijkste bron van privaatrecht was het gewoonterecht (het noemen van de mos maiorum is ook goed, evenals de leges regiae mits aangegeven dat het enkel sacrale regels waren). Daarnaast maakt vaardigde de Rex edicten uit op grond van zijn imperium. Andere rechtsbronnen waren senatusconsulta van de Senaat. Deze consulta hadden ‘slechts’ een raadgevende functie. Tot slot bestonden de leges afkomstig van de comitia (volksvergaderingen)

NB: Wet der Twaalf Tafelen is onjuist want komt pas later tot stand, namelijk ten tijde van de vroege republiek.

Vraag 1b

De volgende bronnen waren het belangrijkste (u hoeft er slechts twee te hebben genoemd):

  • Keizerlijk recht, namelijk de constituties.
  • Juristenrecht, namelijk de responsa.
  • Praetorisch recht.
  • Senatusconsulta (nu immers kracht van wet gekregen).

Vraag 1c

Het gehele CIC is uitgevaardigd in het Oostelijke deel van het Romeinse rijk. Desalniettemin is het grootste gedeelte vorm gegeven op grond van recht dat gevormd is het Westelijke deel van het Romeinse Rijk. Zowel de Codex, als de Instituten als de Digesten/Pandekten bevatten recht dat in het westen is gevormd. De uitzondering wordt gevormd door de Novellen. Dit gedeelte betreft ‘nieuwe’ keizerlijke constituties ingevoerd na de dood van Justinianus. Zodoende hebben de hierin aan te treffen regels geen bron van herkomst in het Westelijke deel van het Romeinse Rijk.

Vraag 1d

Allereerst de Codex Justinianus (529 of 534): dit betrof een bundeling (in 12 boeken) van keizerlijke constituties (edicta, mandata, decreta en rescripta) van (onder meer) het principaat en dominaat.

Ten tweede bestond er de Digesten/Pandekten (533): dit betrof een bundeling van het oude ‘juristenrecht’. Hier zijn werken opgenomen van o.a. Papinianus, Paulus, Ulpianus, Modestinus, en Gaius. De werken zijn afkomstig uit het westelijke deel van het Romeinse Rijk.

Ten derde de Instituten of Elementen (533): dit betrof een vier delen gesplitst leerboek dat grotendeels gebaseerd is op het werk van de rechtsgeleerde Gaius. Door de uitvaardiging van Justinianus kreeg ook dit leerboek kracht van wet.

Vraag 2

Paul Scholten zou het niet met de stelling eens zijn geweest.

De rechtshistorische rechtsvindingmethode is immers iets anders dan de wetshistorische interpretatie. Scholten maakt ook een strikt onderscheid (hij plaatst beiden onder de noemer ‘historische interpretatie’).

Volgens Scholten heeft een wet niet enkel objectieve waarde (de wettekst) of subjectieve waarde (zoals die tot uiting komt in de wil van de wetgever), maar betreft het recht bovendien een uiting van het rechtsleven: een historisch veranderend leven van een volk in de vorm van het recht

Zo bestudeert de rechtswetenschapper met de rechtshistorische rechtsvindingsmethode niet (enkel) de wetshistorie, maar juist de rechtstraditie: de veranderingen van het recht in de samenleving. De wet (en bijhorende wetshistorie) vormen in deze langere traditie slechts één schakel.

De wet en wetshistorie zijn in de rechtshistorische rechtsvindingsmethode dus zelden doorslaggevend, het is juist de ontwikkelingslijn die de argumenten oplevert. De rechtshistorische methode kan dus zelfs een uitkomst opleveren die haaks staat op de wil van de wetgever zoals die tot uiting komt in de parl. gesch.

Vraag 3a

Bij aanvang had Publius dominium en possessio over grond en over de bijen. Dat veranderde toe de bijen uit zijn gezichtsveld verdwenen waren, dan geen possessio meer (want geen corpus) en wellicht ook geen dominium (onvrijwillig eigendomsverlies). Bij aanvang had Decimus het dominium en de possessio over grond en over de bloemen (mogelijk via natrekking).

Vraag 3b

De bijen worden nu eigendom van Publius o.g.v. occupatio (toeëigening). Bijen zijn res nec mancipi, de grond in Italië is een res mancipi. Res mancipi dienen via mancipatio overgeleverd te worden, res nec mancipi via traditio. In casu vormloos overgedragen, dus via traditio beiden overgedragen. Daardoor gaat enkel eigendom van de bijen over, niet van de grond. Van de grond wordt enkel het bezit verschaft. Eigendom blijft dus bij Publius. Marcus is wel verjaringsbezitter en kan eigendom verkrijgen na verloop van tijd.

Vraag 3c

Marcus had aldus bezit en is het kwijtgeraakt. Aangezien het binnen één jaar verloren is kan de voormalige bezitter in het geval een ander met geweld (vi) of heimelijk (clam) inbreuk maakt op zijn bezit een verbod vragen tot inbreuk maken op zijn bezit (bezitsinterdict), i.c. interdict utrubi. Wie heeft het langste bezeten in het voorafgaande jaar? 210 maanden, mogelijk dus. Mogelijk is ook de reivindicatio, maar lastige bewijslast.

Vraag 3d

De grond in Italië was een res mancipi en was via traditio overgedragen. De eigendom bleef dus bij Publius, enkel het bezit ging over. Heeft Marcus inmiddels eigendom verkregen via verjaring? Neen, want de termijn voor verjaring van onroerende zaken was twee jaar. Publius kan dus de revindicatio instellen tegen Marcus.

Vraag 3e

Marcus kan de exceptio rei venditae et traditae (exceptie van de verkochte en geleverde zaak) aanvoeren. Gevolg, indien bewezen geacht: Marcus kan zaak behouden (en op den duur middels verjaring eigenaar worden).

Vraag 3f

De stelling is onjuist. Een iudex privatus kon een gedaagde slechts veroordelen tot betaling van een geldsom. Een restitutieclausule veranderde hieraan niets.. De restitutieclausule had enkel tot doel te bewerkstelligen dat gedaagde niet kon worden veroordeeld tot betaling van een geldsom indien hij vrijwillig de zaak had afgegeven. Zo kon het instellen van een proces wel een middel zijn om de wederpartij onder druk te zetten om een zaak terug te geven.

Vraag 4a

Van der Merwe maakt een onderscheid tussen de klassieke theorie en de personaliteitstheorie. De eerste theorie is op romeinsrechtelijke indelingen gebaseerd, en ontleent haar naam daaraan. Ze is geankerd in het verschil in object tussen goederenrechtelijke (recht op goed) en persoonlijke rechten (recht jegens een persoon) . De personaliteitstheorie legt de nadruk op jegens welke personen een goederenrechtelijk recht of een persoonlijk recht kan worden ingeroepen: tegen allen, of tegen bepaalde persoon. Het is niet alleen in Zuid-Afrika dat deze verschillende benaderingen worden gebruikt. Zie de uiteenzettingen in onze handboeken, die de theorieen niet uitvlooien, maar ze wel gebruiken. (bv: Een goederenrechtelijk recht is een recht op een goed (klassieke theorie) waarvan een van de eigenschappen is dat het tegen een ieder werkt (personaliteitstheorie).

Vraag 4b

Dit is een zekerheidsrecht dat een geheel vermogen tot object heeft, een zogenoemd generaal zekerheidsrecht, een generale hypotheek of een generaal pandrecht. Tevens wordt de macht niet verschaft over de goederen – ofschoon dat niet expliciet blijkt uit de akte. Het is 1793. Dat betekent dat er nog geen codificatie was op grond waarvan een definitie pand of hypotheek gegeven kan worden, maar wel op grond van de rechtsgeleerde literatuur. Een lichte voorkeur bestond voor hypotheek – in navolging van het Romeinsrechtelijk gebruik van hypotheek als bezitloos zekerheidsrecht. Een mooie illustratie bracht de zaak Tatham v Andree – uit Ceylon, waar Rooms-Hollands recht gold – ja: geldt.

Check page access:
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

How to use and find summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Follow the author: Law Supporter
Check more of topic:
Comments, Compliments & Kudos:

Rechtsgeleerdheid

Antwoordindicaties Deeltoets Rechtsgeschiedenis 13 maart 2017

Vraag 1 (30 punten)

a. De status van Romeins burger (civis romanus) verwierf men door geboorte uit een huwelijk tussen Romeins burgers of uit een Romeinse moeder indien geen huwelijk was gesloten, door vrijlating en door bijzondere verlening (zoals i.c. aan de inwoners van Tarsus/Tarsen).
b. Met de Constitutio Antoniniana verleende Keizer Caracalla in 212 na Chr. alle inwoners van het Romeinse rijk het Romeins burgerschap. Door deze constitutie wijzigde het personaliteitsbeginsel in het territorialiteitsbeginsel – op een later moment wijzigde dit overigens weer, namelijk met vestiging van diverse Germaanse stammen op het Romeinse grondgebied.

c. Er wordt hier gedoeld op de buitengewone procedure (cognitio extraordinaria). Kenmerken van deze procedure die wij in het heden ook nog kunnen terugvinden zijn (onder meer) het berechten in één fase, berechtiging door een professionele rechter-ambtenaar, met mogelijkheid van hoger beroep, de rechter mag ambtshalve de rechtsgronden aanvullen, er ontstond een open stelsel van rechten.

Op welke vragen is dit het

Op welke vragen is dit het antwoord Steffie?

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.