W/ Officier van Justitie - Arrest

HR 8 juni 2007, RvdW 2007, 550 (W/ Officier van Justitie)

Casus

De OvJ heeft zich gewend tot de rechtbank en verzocht, op grond van art. 2:298 BW, de bestuurders van de Stichting te ontslaan en hen in afwachting van de uitspraak van de rechtbank als zodanig te schorsen en tot nieuw bestuurslid te benoemen H. De rechtbank heeft bij nevenbeschikking de bestuurders in afwachting van de uitspraak geschorst en H voorlopig tot nieuw bestuurslid benoemd. De bestuurders hebben het verzoek bestreden. De rechtbank heeft bij eindbeschikking K. en W. als bestuurders van de stichting ontslagen en H. benoemd tot nieuw bestuurslid. Tegen beide beschikkingen heeft W. hoger beroep ingesteld. Bij beschikking heeft het hof de tussenbeschikking bekrachtigd en de eindbeschikking vernietigd en het verzoek tot ontslag van W en de benoeming van H afgewezen.

Kan een verweerder ondanks de berusting van zijn zijde in cassatie komen, ook als hij, nadat het principale beroep is ingesteld, opnieuw in de in cassatie bestreden uitspraak heeft berust? Dient de rechter ambtshalve berusting vast te stellen?

Hoge Raad

Aangenomen moet worden dat de rechter de niet-ontvankelijkheid van het beroep op grond van berusting slechts kan uitspreken indien verweerder en hiertoe strekkend verweer heeft gevoerd. De goede procesorde breng mee dat dit verweer zo spoedig mogelijk in de procedure gevolgd wordt (in het eerste processtuk). Ingevolge art. 427 lid 1 Rv kan de verweerder ondanks berusting in cassatie komen. De ratio hierachter is dat wanneer een uitspraak voor beide instanties zowel gunstig als ongunstig uitpakt een partij zich hierin kan berusten ten einde het geding tot een einde te laten komen. Gaat de andere partij toch in beroep dan kan deze partij alsnog ook beroep instellen. Deze ratio geldt niet in geval de partij door berusting afstand van dat recht gedaan heeft nadat zij kennisgenomen heeft van het principale beroep en de omvang daarvan. Hoewel eerder is aangenomen dat de rechter ambtshalve berusting vast dient te stellen wordt nu anders geoordeeld. De rechter kan de niet-ontvankelijkheid van het beroep op grond van berusting slechts uitspreken indien de verwerende partij, zo spoedig mogelijk in de procedure, een verweer hiertoe gevoerd heeft.