Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
- Hoofdstuk 1: Conceptual framework and financial statements
- Hoofdstuk 2. Transaction Analyses
- Hoofdstuk 3. Accrual Accounting & income
- Hoofdstuk 6. Inventory & cost of goods sold
- Hoofdstuk 7. PPE & Intangibles
- Hoofdstuk 8. Liabilities
- Hoofdstuk 9. Shareholder’s Equity
- Hoofdstuk 11. The income statement & the statement of changes in equity
- Hoofdstuk 12. The statement of Cash flows
- Hoofdstuk 13. Financial statement Analysis
Hoofdstuk 1: Conceptual framework and financial statements
Beslissingen aan de hand van overzichten.
Bedrijven zullen altijd financiële overzichten maken om de resultaten van hun activiteiten te kunnen laten zien, bijvoorbeeld aan de managers, investeerders of schuldeisers. Deze groepen gebruiken de overzichten vervolgens om beslissingen te kunnen maken, bijvoorbeeld of ze wel of niet gaan investeren. Het nemen van beslissingen neemt een belangrijke plaats in bij financiële accounting. Er zijn verschillende soorten overzichten waaronder de volgende basis overzichten: het inkomensoverzicht, de balans, het kasstroomoverzicht en het overzicht van het eigen vermogen.
verslaggeving is een informatie systeem, het is de taal van de bedrijven. verslaggeving meet de activiteiten, verwerkt gegevens in rapporten en communiceert de resultaten aan besluitvormers die beslissingen nemen die effect hebben op de bedrijfsactiviteiten. Verslaggeving is niet hetzelfde als boekhouding, want boekhouding is een mechanisch deel van verslaggeving. De activiteiten in het bedrijfsleven worden opgenomen is het systeem van verslaggeving, vervolgens produceert dit systeem financiële overzichten (jaarrekeningen), en deze jaarrekeningen beïnvloeden ten slotte ook weer de activiteiten in het bedrijfsleven.
Financiële- versus management verslaggeving.
Er zijn twee vormen van verslaggeving, namelijk, financiële verslaggeving en management verslaggeving. De financiële verslaggeving biedt informatie voor externe gebruikers zoals investeerders, schuldeisers en de overheid. De management verslaggeving biedt informatie voor interne gebruikers zoals managers, dit gaat over de budgets en voorspellingen. In de lesstof gaat het om financiële verslaggeving.
Organisatievormen.
We onderscheiden drie verschillende organisatievormen, namelijk de organisatie in eigendom, een partnerschap of een samenwerkingsverband. Wanneer het gaat om een eigendom is er maar één eigenaar en die eigenaar is persoonlijk aansprakelijk voor de schulden van de organisatie. Bij een partnerschap zijn er twee of meerdere eigenaren, waarbij de algemene partners persoonlijk aansprakelijk zijn voor de schulden, maar de gelimiteerde partners niet. Tenslotte het samenwerkingsverband, in dit geval zijn de aandeelhouders de eigenaren en zij zijn niet persoonlijk aansprakelijk voor de schulden die de organisatie maakt. Bij het samenwerkingsverband wordt er twee keer belasting geheven, het inkomen is belast en ook de aandeelhouders worden belast voor het dividend dat ze ontvangen.
Verslaggeving standaards.
Doordat het onder andere voor investeerders moeilijk is om verschillende organisaties te vergelijken die in verschillende landen werken, omdat de verschillende landen een verschillende vorm van verslaggeving hanteerden. Daarom zijn er internationale standaards opgesteld voor de manier van verslaggeving. (dit worden de IFRSs genoemd, de International Financial Reporting Standards).
Het standaard concept van financiële verslaggeving ziet er als volgt uit: Het doel is om te zorgen voor informatie voor verschillende gebruikersgroepen dat nuttig is voor de economische besluiten die ze moeten nemen. De kwalitatieve kenmerken die hieraan ten grondslag liggen zijn begrijpelijkheid, relevantie, vergelijkbaarheid en betrouwbaarheid. Er zijn echter wel een aantal beperkingen, namelijk, tijd, de balans tussen de verschillende kenmerken en opbrengsten versus kosten.
De verslaggeving geschiedt op basis van periodetoerekening (accrual accounting) en continuïteit. De elementen die worden gebruikt in de verslaggeving zijn activa, schulden, eigen vermogen, inkomsten en kosten. De informatie die uit de verslaggeving volgt kan worden gebruikt door investeerders, werknemers, schuldeisers, handelspartners, klanten, de overheid en het volk.
Accrual accounting en continuïteit.
We nemen aan dat de verslaggeving op basis van het periode toerekeningstelsel wordt gedaan. Dit betekent dat de er pas verslag wordt gedaan op het moment van de transactie. Bijvoorbeeld wanneer je in december een camera bestelt en ontvangt, maar pas in januari betaalt, dan wordt er in december verslag gedaan, want op dat moment vindt de transactie plaats, en dus niet op het moment dat er wordt betaald. Ook nemen we aan dat er sprake is van continuïteit, dat de organisatie voor langere tijd zal bestaan waardoor er investeren zoals grond en gebouwen gedaan moeten worden of zijn gedaan. De organisatie koopt dus activa met het doel daar later voordeel uit te kunnen halen.
De elementen van verslaggeving.
In de verslaggeving komen bepaalde elementen steeds terug. Activa zijn de economische bronnen van een organisatie, waarvan wordt verwacht dat ze in de toekomst voordeel opleveren. Schulden zijn de verplichtingen van een organisatie op een bepaald moment, dit is het resultaat van een uitstroom van economische voordelen. Het eigen vermogen is representatief voor het deel van de activa wat tot de aandeelhouders behoort. De waarde van de activa is gelijk aan de som van de waardes van de schulden en het eigen vermogen. Het inkomen is de toename van economische voordelen gedurende een periode en de kosten zijn de afname van economische voordelen gedurende een periode. De waarde van het netto inkomen is de totale omzet en winsten verminderd met de totale kosten en verliezen. De waarde van de winst op de eindbalans kan worden berekend door de waarde van de winst op de beginbalans te vermeerderen met het netto inkomen en te verminderen met het uit te keren dividend.
De financiële overzichten.
In de lesstof worden vier verschillende overzichten behandeld die allemaal effecten op elkaar hebben. Als eerste kan er een winst en verlies rekening worden gemaakt, op basis van het netto inkomen van die rekening kan vervolgens het overzicht van de veranderingen in het eigen vermogen worden gemaakt, het resultaat daarvan is vervolgens terug te vinden op de balans als vermeerdering van de winsten en ten slotte kan men het kasstroom overzicht opstellen met behulp van de “kas” post van de balans.
Kosten en opbrengsten kan je alleen op de winst- en verliesrekening terug vinden. En bezittingen en schulden zijn alleen op de balans terug te vinden.
De winst- en verliesrekening: Op deze rekening wordt het netto inkomen (of het netto verlies) berekend door de omzet van een bepaalde periode te verminderen met de kosten die in die periode zijn gemaakt.
overzicht van veranderingen in het eigen vermogen: Op deze rekening worden de transacties van de organisatie met zijn eigenaren laten zien. Hierbij wordt het aandelen vermogen van het begin van het jaar vermeerderd met het netto inkomen en verminderd met het dividend, om zo de waarde van het aandelen vermogen aan het eind van het jaar te berekenen.
De balans: De balans is het overzicht van de financiële positie van een organisatie op een bepaald moment. Op dit overzicht staan de bezittingen (activa), de schulden en het eigen vermogen van de organisatie. De activa kunnen worden onderverdeeld in vlottende- en vaste activa.
Onder vlottende activa vallen de bezittingen die minder dan een jaar mee gaan, zoals, contant geld, korte termijn investeringen, nog te ontvangen bedragen, vooruit betaalde bedragen en inventaris. Onder de vaste activa vallen de bezittingen die langer dan een jaar mee gaan. Dit bestaat uit de materiële vaste activa, zoals land en gebouwen en uit immateriële vaste activa zoals goodwill en patenten. Ten slotte bestaan de vaste activa ook uit de lange termijn investeringen. Ook de schulden zijn onder te verdelen in korte- en lange termijn schulden en ook hierbij geld dat het onderscheid wordt gemaakt bij een looptijd van minder of meer dan één jaar. Het eigen vermogen op de balans is representatief voor het eigendom van het bedrijf van de aandeelhouders. Het bestaat uit het aandelen vermogen en de winst. De balans komt aan zijn naam doordat de bezittingen (de linker zijde van de balans) altijd gelijk is aan de som van de schulden en het eigen vermogen (de rechter zijde van de balans) dit overzicht is dus altijd in balans.
Het kasstroomoverzicht: Op dit overzicht worden alleen contante uitgaven en inkomsten weergegeven. Hierbij wordt er dus niet gekeken naar wanneer de kosten worden gemaakt, maar wanneer de daadwerkelijke betaling of ontvangst plaatsvindt, in andere woorden, wanneer er geld in of uit de kas stroomt. De kasstromen kunnen worden onderverdeeld in operationele-, investerings-, en financierings-kasstromen. De operationele kasstromen zijn kasstromen door de betaling van goederen en services, de investeringskasstromen zijn kasstromen door de koop of verkoop van vaste activa en de financieringskasstromen zijn kasstromen door het uitgeven van aandelen of door te lenen.
Ethiek.
In het bedrijfsleven moeten veel beslissingen worden gemaakt, bijvoorbeeld of een aankoop wordt gezien als kosten of als een bezitting. Deze beslissingen kunnen zelfs uitmaken of een bedrijf winst of verlies maakt in een bepaalde periode. Er zijn drie factoren die invloed hebben of de bedrijfs- en verslaggevings- beslissingen, namelijk, de economische-, wettelijke- en ethische-factor.
De economische factor is gebaseerd op het rationele denken, waarbij ieder individu beslissingen maakt die hun eigen welvaart het meest vergroten, hierdoor zal vanzelf de welvaart van de hele maatschappij worden gemaximaliseerd.
De wettelijke factor is gebaseerd op de bewering dat vrije instellingen worden beheerst door wetten. Wettelijke analyses betreft het toepassen van de meest relevante wetten voor iedere beslissing, en vervolgens de beste actie bij de betreffende wet kiezen.
Ee ethische factor herkent dat sommige beslissingen zowel economisch als wettelijk verantwoord kunnen zijn, maar toch niet goed zijn. Hierbij hebben mensen een hoger niveau van gedrag ontwikkeld dan dat de wetten voorschrijven. De beslissingsregel in een ethische analyses is om een actie te kiezen die voldoet aan ethische plichten (verantwoordelijkheden naar de andere leden van de samenleving).
Hoofdstuk 2. Transaction Analyses
Transacties.
Dit hoofdstuk laat zien hoe een bedrijf daadwerkelijk de transacties opneemt op de overzichten die in het vorige hoofdstuk zijn geïntroduceerd. Een transactie betreft elke gebeurtenis dat financiële impact heeft op het bedrijf en betrouwbaar gemeten kan worden. Een transactie heeft altijd twee kanten: je ontvangt iets en je geeft iets, beide kanten moeten in de verslaggeving worden opgenomen. Ook moet men in staat zijn om het financiële effect van de transactie te meten, voordat het plaatsvindt.
Account.
De basisrelatie in de verslaggeving is dat de bezittingen gelijk zijn aan de som van de schulden en het eigen vermogen. Een account is het verslag van alle veranderingen in een bepaalde bezitting, schuld of het eigen vermogen. Het account betreft de basis samenvatting van verslaggeving.
De verschillende accounts van de bezittingen zijn:
Contant geld: Dit is inclusief de bankrekening, papier geld, munten, depositocertificaten en cheques.
Te ontvangen bedragen: Je hebt het product al geleverd maar de klant moet nog betalen.
Te innen nota: Dit is hetzelfde als een nog te ontvangen bedrag, maar in dit geval heeft de klant een nota ondertekend dat hij zal gaan betalen dus het is officiëler.
Inventaris: Dit zijn de bezittingen die je wil gaan verkopen.
Vooruitbetaalde kosten: Je hebt al betaald maar moet het de dienst of het goed nog ontvangen zoals vooruitbetaalde rente en verzekeringen.
Land / gebouw: dit account laat de kosten van grond of gebouw zien dat je bij de activiteiten gebruikt.
Uitrusting, meubilair en lampen: Dit account betreft de kosten voor de uitrusting etc. alle verschillende kosten kunnen onder verschillende accounts worden vermeld, maar in sommige bedrijven worden alle kosten van grond, gebouwen, uitrusting, meubilair en andere vaste activa vermeld onder het vaste activa. (Engels: Property, plant and equipment.)
De verschillende accounts van de schulden zijn:
Te betalen bedragen: iets wat nog betaald moet worden is per definitie een schuld, het is namelijk een verplichting aan een ander bedrijf of individu. Je hebt een goed al ontvangen, maar het nog niet betaald.
Te betalen nota: Dit is het tegenovergestelde van een te innen Nota.
Overlopende passiva: Dit account betreft de kosten die je nog niet hebt betaald, zoals te betalen rente en verzeringen.
De verschillende accounts van het eigen vermogen zijn:
Aandelen vermogen: Dit betreft de investering van de eigenaar. Het bedrijf ontvangt cash en geeft aandelen uit aan de aandeelhouders. Dit is het basis element van het eigen vermogen.
Ingehouden winsten: Dit is gecumuleerde netto inkomen verminderd met de verliezen en het dividend. Het is dus het deel van de winst dat niet wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders in de vorm van dividend. Dit kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor investeringen.
Dividend: Het bestuur kan zelf bepalen of ze dividend uitkeren. Het contant betaalde dividend wordt in mindering gebracht op de winst.
Omzet: Dit is de toename in het aandelen kapitaal door de levering van goederen of diensten aan klanten, maar er kan bijvoorbeeld ook omzet in de vorm van interest of rente worden gemaakt, wanneer met geld uitleent of iets verhuurd.
Gevolg van verschillende transacties.
Hieronder volgen een paar voorbeelden van transacties en hun gevolgen. In het boek “Financial Accounting” zijn meer voorbeelden te vinden op pagina 66 t/m 69
Wanneer iemand geld, bijvoorbeeld 100 euro, investeert in bedrijf A, zullen de bezittingen van het bedrijf toenemen en het bedrijf zal aandelenkapitaal plaatsen voor de aandeelhouders. Het gevolg van de investering is dus dat beide kanten van de balans er een post gaat stijgen. Ervanuit gaande dat dit de eerste transactie van het bedrijf was, zullen zowel de kas als het aandelen kapitaal nu 100 euro bedragen.
Bedrijf A koopt land en betaald hiervoor 60 euro uit de kas. Het effect van deze transactie voor de Balans is dat de kas met 60 afneemt, deze zal dus nu 40 euro zijn en aan de bezittingen kant van de balans verschijnt nu ook de post “land” met een waarde van 60 euro. De totale bezittingen zijn nog steeds 100 euro en het aandelen kapitaal is onveranderd gebleven dus is ook nog steeds 100 euro.
Bedrijf A koopt benodigdheden (Engels: supplies) op rekening. Waarbij er 10 euro binnen een maand moet worden betaald. Aan de debet kant van de balans zullen de benodigdheden met 10 euro stijgen onder “benodigdheden” en aan de credit zijde van de balans ontstaat er een post “nog te betalen bedragen” dit is dus een schuld van 10 euro.
Zoals Hierboven te zien is, lijdt elke transactie tot twee veranderen, waardoor de balans telkens weer in evenwicht is. Wanneer er sprake is van omzet of kosten op de winst- en verliesrekening, zal dit effect hebben op de winst op de balans. Het eigen vermogen stijgt door de uitgifte van aandelen en dit vermogen daalt wanneer er dividend wordt uitgekeerd. De veranderingen van de post “kas” van de balans zijn terug te vinden op het kasstroomoverzicht.
Dubbel boekhoudsysteem.
Zoals eerder genoemd wordt er bij elke transactie iets gegeven en iets ontvangen. Dit wordt het dubbel boekhoudsysteem genoemd. (Engels: double-entry accounting)De linker- en rechter kant van een account worden respectievelijk de debet- en de credit zijde genoemd. Iedere transactie betreft een debet en een credit, waarbij de totale debets en credits aan elkaar gelijk moeten zijn. De accounts waarop je de debet en credit transactie kan terugvinden wordt het T-account genoemd, vanwege zijn vorm.
Let op: Je moet goed kunnen onderscheiden wanneer iets debet of credit is. Als iets op de balans aan de debet/linker zijde staat en het wordt vergroot, dan is er sprake van een debet transactie. Maar als dezelfde bezitting van de debet/linker zijde afneemt, dan is er sprake van een credit transactie. Ookal staat de bezitting dus normaal aan de linkerkant van de balans, op het T-account komt het aan de rechterkant te staan. Andersom geldt dit ook voor de schulden en het eigen vermogen. Op de balans staan deze posten aan de credit/rechter zijde, dus wanneer bijv. de schulden toenemen is er sprake van een credit transactie en wanneer die schulden afnemen is het een debet transactie. Neem bijvoorbeeld “transactie 1” die hierboven is genoemd. In dit geval is er sprake van een debet van cash en een credit van het aandelenkapitaal. Om onderscheidt te kunnen maken tussen wat tot debet of credit behoord is het belangrijk om te weten wat tot de linkerkant van de balans behoort, de bezittingen, en wat tot de rechterkant behoort, de schulden en het eigen vermogen. Daarom wordt hier nog eens extra genoemd wat er precies tot het eigen vermogen hoort. De berekening van het eigen vermogen is: het aandelen kapitaal + begin winst + omzet – kosten – dividend. Wanneer het aandelen kapitaal, de winst of de omzet stijgt, wordt er dus gecrediteerd, en wanneer dividend of de kosten stijgen, wordt er gedebiteerd, en andersom.
Journal account.
De debet en credit transacties worden opgenomen op een journal account. Om een journal account te maken moet je altijd drie stappen volgen. Eerst zal je moeten onderscheiden of het gaat om een bezitting, schuld, eigen vermogen, omzet of kosten. Vervolgens zal je van iedere post vast moeten stellen of deze gedaald of gestegen is, en of het dan gaat om een debet of een credit. Ten slotte kan de transactie worden opgenomen in het journal account inclusief een korte uitleg, waarbij debet altijd links, en credit altijd rechts staat.
Voorbeeld Journal account van transactie 1:
datum | Accounts en uitleg | Debet | Credit |
12/12 | Cash | 100 |
|
| Aandelen kapitaal |
| 100 |
| Gewoon geplaatste aandelen |
|
|
De journal acounts van alle verschillende transacties kunnen uiteindelijk worden samengebracht in één overzicht (Engels: Ledger). In het ledger account zie je twee aparte accounts voor cash en aandelenkapitaal, maar de debet transactie blijft aan de linkerkant, en de credit transactie aan de rechter kant. Op dit account, bijvoorbeeld cash, komen dan wel alle cash transacties te staan van de verschillende journal accounts. Dit account bevat de bezittingen, schulden, eigen vermogen, kosten en omzet. De saldibalans vat vervolgens alle balans accounts samen voor het financiële overzicht, en dit zal laten zien waardoor debet en credit aan elkaar gelijk zijn.
Het analyseren van accounts.
Accounts kunnen ook worden gebruikt om bepaalde elementen te berekenen. Als je bijvoorbeeld weet dan je aan het begin 1000 euro hebt, dat je 200 aan cash hebt ontvangen en dat je aan het eind 1100 euro hebt, dan moet het wel zo zijn dat je 100 euro aan cash hebt uitgegeven. Dit geld ook voor andere accounts, zoals nog te betalen of nog te ontvangen bedragen.
Corrigeren van verslaggevingsfouten.
Voorbeelden van fouten die kunnen worden gemaakt in de verslaggeving zijn dat bedragen dubbel voor kunnen komen of helemaal niet of dat een bedrag is gecrediteerd in plaats van gedebiteerd. Hierdoor ontstaat er een verschil tussen debet en credit. In dit geval zal je eerst de bron van de fout moeten zoeken, bijvoorbeeld door de journal accounts opnieuw in de ledger in te voeren. Als dit geen effect heeft kan je vervolgens het bedrag van het verschil tussen debet en credit door twee delen. Als een bedrag namelijk als debet in plaats van als credit is ingevoerd, staat het bedrag dubbel aan de debet zijde. Dit bedrag is dan makkelijker te achterhalen in de journal accounts. In het derde geval kan je het verschil tussen debet en credit door 9 delen, dit helpt om een bedrag te vinden als het bedrag met de verkeerde decimalen is ingevoerd, bijvoorbeeld 40 in plaats van 400. Het verschil op de balans is dan namelijk 360 (400 – 40), wanneer je dit door 9 deelt vind je het verkeerde bedrag: 40. Als laatste kan er een fout zijn ontstaat doordat getallen zijn verwisseld, zoals 3,400 dat wordt geschreven als 4,300.
Hoofdstuk 3. Accrual Accounting & income
Boekhouding op transactie basis of boekhouding op cash basis.
Verslaggeving kan op basis van cash geschieden, waarbij bedragen in de verslagen worden opgenomen op het moment dat er ook daadwerkelijk betaald of ontvangen wordt, of het kan geschieden op transactie basis, hierbij wordt er verslag gedaan op het moment dat de transactie plaatsvindt, dus wanneer een product of dienst daadwerkelijk wordt geleverd of verkocht, wanneer er wordt afgeschreven, of wanneer er kosten of omzet worden gemaakt. In de financiële verslaggeving nemen we aan dat alle verslaggeving op basis van transactie is. De verslaggeving op basis van cash neemt verschillende nadelen met zich mee, bijvoorbeeld als je goederen hebt verkocht (omzet gemaakt) maar je daar nog geen geld voor hebt ontvangen. Ten eerste is er het gevolg voor de balans, er wordt bij verslaggeving op cash basis namelijk geen post “nog te ontvangen bedragen” vermeld. Doordat je al wat hebt verkocht maar er op de balans geen rekening wordt gehouden met de cash die je daarvoor gaat ontvangen, worden de activa onder gewaardeerd. Ook is er een gevolg voor de winst- en verliesrekening, hierop wordt de omzet in dit geval namelijk ook niet vermeld, waardoor de omzet en de netto winst worden ondergewaardeerd. Door deze onderwaarderingen wordt er in de verslaggeving vrijwel altijd gebruik gemaakt van verslaggeving op transactie basis. Ook in dit boek wordt daar vanuit gegaan. Hierdoor ontstaan er op de balans posten zoals “nog te ontvangen bedragen” of nog te betalen bedragen”.
Concepten en principes.
Nadat je hierboven hebt kunnen zien dat er verslag wordt gedaan op basis van transacties, worden er nu een aantal principes uitgelegd om deze verslaggevingsmanier beter te kunnen begrijpen.
Om te weten hoe een bedrijf er voor staat wordt er gebruik gemaakt van het “time-period concept”. Hierbij wordt de verslaggevingsinformatie regelmatig weergegeven, er moet op z’n minst ieder jaar verslag worden gedaan. Wanneer een organisatie groter is, zal het vaker verslag moeten doen, in dit boek worden er steeds gebruik gemaakt van jaarlijkse verslaggeving. Het “revenue recognition principe” is een principe waardoor wordt bepaald wanneer je iets als omzet moet zien. De basis van dit principe is dat omzet wordt erkent wanneer de koper eigenaar is geworden van het goed of van de dienst, wanneer de waarde van de omzet en de bijbehorende kosten betrouwbaar kan worden bepaald en wanneer het mogelijk is dat de transactie economische voordelen met zich mee brengt. omzet wordt pas vermeld nadat de omzet is gemaakt, dus wanneer een goed of service daadwerkelijk is geleverd. Het “matching principe” is de basis voor het weergeven en herkennen van kosten. Kosten worden weergegeven op de winst- en verliesrekening. Eerst wordt vastgesteld wat de kosten in een bepaalde periode zijn, bij kosten gaat het altijd om een periode grootheid in tegenstelling tot uitgaven, die op een bepaald tijdstip plaatsvinden. Vervolgens worden de gemaakte kosten “gematcht” aan de opbrengsten van die periode. Ten slotte kan de winst worden berekend door de kosten in mindering te brengen op de opbrengsten. Kosten worden soms gelijk betaald, en soms leiden ze tot een schuld, maar in beide gevallen worden de kosten vastgesteld en gerapporteerd.
Aanpassen van de balans
De saldo balans, op een bepaald moment in het jaar, waarover je in het vorige hoofdstuk al hebt kunnen lezen, is eigenlijk een niet-aangepaste balans en dus nog niet compleet. Deze balans moet dus nog worden aangepast voordat het in de verslaggeving kan komen te staan. De posten cash, uitrusting, nog te betalen bedragen, aandelen kapitaal en dividend hoeven niet te worden aangepast omdat dagelijkse transacties alle informatie biedt voor deze posten. Andere posten, zoals nog te ontvangen bedragen, leveringen en vooruitbetaalde huur moeten wel worden aangepast.
Een bedrijf zal bijvoorbeeld niet bij elke service rapporteren wat de bijbehorende benodigdheden waren want dat kost teveel tijd. De benodigdheden van een bepaalde periode worden pas aan het eind van de periode gerapporteerd. De gebruikte benodigdheden zijn echter wel kosten. de correctie post zal zowel de activa en de kosten betreffen. deze aanpassing moet worden gedaan voor alle posten die nog niet compleet zijn. Er zijn drie categorieën voor het aanpassen van de balans.
Overlopende activa
De eerste categorie betreft de overlopende activa, dit zijn uitstelposten. Deze post ontstaat door het feit dat het bedrijf vooraf heeft betaald of een goed of dienst vooraf heeft ontvangen, zonder dat daar al voor in betaald. Aan de debet kant van de balans staan uitstelposten zoals vooruitbetaalde huur. Vooruitbetaalde kosten zijn activa, omdat ze in de toekomst zullen leiden tot een voordeel voor het bedrijf. Bedrijf A heeft bijvoorbeeld 3 maanden huur vooruit betaald op 1 januari voor 300 euro. Op de balans staat nu dus de post “vooruitbetaalde huur” voor 300 euro en tegelijkertijd is de cash gedaald met 300 euro. In januari maakt bedrijf A gebruik van het gehuurde pand, waardoor er dus kosten van 100 euro voor huur zijn gemaakt in januari. Hierdoor ontstaat de post “huur kosten” en tegelijkertijd daalt de post “vooruitbetaalde huur” met 100 euro en dus ook het eigen vermogen daalt.
Afschrijvingen
Een andere manier waarop de balans moet worden aangepast is door afschrijvingen. Afschrijvingen zijn geen uitgaven maar kosten, namelijk de kosten voor de materiële vaste activa verspreid over hun gehele economische levensduur. De activa staan voor hun boekwaarde op de balans en er is een aparte post voor de aanpassing: de afschrijving. Ook de boekwaarde zelf wordt steeds aangepast, doordat er kosten worden gemaakt voor het gebruiken van de activa. In het boek wordt vaak “PPE” genoemd, dit staat voor property, plant and equipment, en dit zijn dus de matteriële vaste activa. Doordat deze activa meerdere jaren mee gaan, maar vaak in één keer moeten worden betaald in het eerste jaar, zullen de kosten in jaar één heel hoog zijn en zullen er in de andere jaren geen kosten zijn. De hoge kosten in jaar één zullen de winst drukken, daarom wil men de kosten verspreiden over de jaren dat de PPE mee gaan. Wanneer de PPE worden gekocht, ontstaat er een activa post op de balans voor de aanschafwaarde van de PPE. Zodra de activa daadwerkelijk worden gebruikt worden er kosten gemaakt dus er wordt een gedeelte aan afschrijving op de balans vermeld onder een aparte post. De post “PPE” neemt af met het bedrag van de afschrijving, de boekwaarde wordt dus steeds aangepast. De cumulatieve afschrijving staat aan de debet kant van de balans maar het is een contra account. Een contra account heeft altijd een bijbehorende account die het tegenovergestelde laat zien. Dus als de boekwaarde daalt, stijgt de cumulatieve afschrijving. De boekwaarde is de nettowaarde van de activa, dus de kosten verminderd met de gecumuleerde afschrijvingen.
Overlopende passiva
Overlopende Passiva zijn het tegenovergestelde van overlopende activa, het zijn ook uitstelposten. In het geval van kosten gaat het om nog te betalen bedragen, je hebt dus een schuld aan een ander bedrijf. In het geval van omzet heeft het bedrijf al omzet gemaakt, maar ontvangt hij dit later pas. Wanneer aan het eind van het jaar de omzet wordt ontvangen betreft de aanpassing dat de ontvangst wordt gedebiteerd en de omzet wordt gecrediteerd. Een voorbeeld van nog te betalen bedragen zijn salariskosten. Wanneer de werknemers werken worden er kosten gemaakt en ontstaat er een betalingsverplichting. Zolang de salarissen nog niet zijn uitbetaald heeft het bedrijf dus een schuld aan zijn werknemers. Er ontstaat een credit post “te betalen salaris “ en een debet post “salariskosten”. Het eigen vermogen neemt af met het bedrag van de schuld. Een voorbeeld van toegerekende baten is service omzet, een omzet die al wel is gemaakt, maar waarvoor nog geen cash is ontvangen.
Er ontstaat dan een debet post “te ontvangen bedragen” en een credit post “service omzet”. Deze posten verhogen zowel de activa als het eigen vermogen. Zodra de omzet is ontvangen, zal de balans worden aangepast.
Het kan ook voorkomen dat een bedrijf nog geen omzet heeft gemaakt, maar al wel cash heeft ontvangen van zijn klant. In dit geval is er sprake van uitgestelde omzet. Er ontstaat een debet post “cash” en een credit post “uitgestelde omzet”. Hierdoor nemen zowel de activa als de schulden toe. Zodra de omzet wordt gemaakt zal de balans worden aangepast. Dan wordt de uitgestelde omzet gedebiteerd en service omzet wordt gecrediteerd. Waardoor de schulden weer afnemen en het eigen vermogen toeneemt. Alle uitgestelde omzet wordt op deze manier weergegeven en is dus een schuld en nog geen omzet. De vooruitbetaalde kosten die bedrijf A aan bedrijf B heeft betaald, is de uitgestelde omzet van bedrijf B.
Bij elke aanpassing worden of de omzet en kosten veranderd, om het inkomen aan te passen, of activa en schulden, om de balans up to date te maken. Op pagina 154 en 155 van het boek “financial accounting” is een handig overzicht te vinden van de posten en hun aanpassingen. Na alle aanpassingen ontstaat er een nieuwe saldi balans, op basis hiervan kunnen de financiële overzichten worden gepubliceerd.
Gesloten accounts
Aan het eind van de periode moeten er een aantal accounts worden gesloten. Het sluiten van de boeken betekent dat de accounts worden klaargemaakt voor de volgende periode. Zo worden de omzet, kosten en dividend op 0 gebracht. Kosten en opbrengsten gelden hierdoor alleen voor de betreffende periode en worden niet meegenomen naar de volgende periode, daarom worden dit tijdelijke accounts genoemd. Alleen tijdelijke accounts moeten worden gesloten. Permanente accounts, zoals activa en schulden, worden meegenomen naar de volgende periode. De gesloten posten brengen de omzet, kosten en dividend over naar de post “winst” (Engels: Retained earnings) op de balans. Het sluiten van de accounts gebeurd in drie stappen. Eerst wordt de omzet gedebiteerd voor het bedrag waarop ze debet op de balans staan en de winst wordt gecrediteerd met de som van de omzet. De som van de omzet is hierdoor dus in de winst opgenomen. De tweede stap is dat alle kosten worden gecrediteerd voor het bedrag waarmee ze debet op de balans stonden en dat de winst wordt gedebiteerd met de som van de kosten. Hierdoor is ook de som van de kosten opgenomen in de winst. Ten slotte wordt het dividend gecrediteerd met het bedrag waarvoor het debet op de balans stond en wordt de winst gedebiteerd. Dividend is hierdoor ook in de winst opgenomen, maar dividenden zijn geen kosten dus ze hebben geen invloed op het inkomen.
Classificaties op de balans
Inmiddels is er al bekend dat de activa debet op de balans staan en de schulden credit. Om te weten in welke volgorde deze activa en schulden op de balans komen te staan zullen we naar de liquiditeit moeten kijken. De liquiditeit geeft aan hoe snel de betreffende activa of schuld in geld kan worden omgezet. Op de geclassificeerde balans worden de activa en schulden weergegeven op basis van hun liquiditeit.
Activa
We zullen eerst kijken naar de activa. De activa kunnen worden onderverdeeld in vlottende en vaste activa. De meest liquide activa is cash. Andere activa die snel in cash omgezet kunnen worden zijn de vlottende activa (Engels: current assets), voorbeelden hiervan zijn nog te ontvangen bedragen, Inventaris en vooruitbetaalde kosten. Kenmerken van vlottende activa zijn dat er ten eerste wordt verwacht dat de activa zal worden gebruikt, gerealiseerd of verkocht binnen één productie proces, ten tweede worden de activa in de eerste plaats vaak gehouden om te kunnen handelen, ook zullen de activa binnen een jaar worden gebruikt en de activa is cash of een cashequivalent tenzij het wordt beperkt om binnen 12 maanden te dienen als aflossing voor de schulden. De vaste activa zijn alle activa die niet onder de vlottende activa vallen.
PPE en immateriële activa zijn hier voorbeelden van. Sommige bedrijven zullen de activa rangschikken van liquide naar vast, terwijl anderen dat andersom doen. In dit boek worden de meest liquide activa bovenaan vermeld.
Schulden
De schulden worden onderverdeeld in kort lopende schulden en lang lopende schulden. Kort lopende schulden zijn schulden die in de nabije toekomst moeten worden afgelost. Kortlopende schulden worden op de balans vaak boven de langlopende schulden gezet, omdat het belangrijker is om de schuld af te lossen, als de schuld sneller afgelost moet worden. Kenmerken van kortlopende schulden zijn dat er wordt verwacht dat de schuld binnen één productieproces kan worden afgelost, dat de schuld vaak wordt gehouden voor de mogelijkheid om te handelen, de schuld kan binnen 12 maanden na de verslagperiode worden afgelost en tenslotte is er geen recht om de schuld pas na meer dan 12 maanden af te lossen. Alle andere schulden worden de lang lopende schulden genoemd. Soms kan een deel van de langlopende schuld op korte termijn moeten worden afgelost. In dit geval ontstaat er een post “vlottend gedeelte van de langlopende schuld”. Voorbeelden van langlopende schulden zijn te betalen wissels (Engels: notes payable) of leningen.
Indelingen
De financiële verslagen kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld. Tot nu toe zagen wat op de balans steeds de activa aan de linkerkant stonden, en de schulden en het eigenvermogen aan de rechterkant. Dit wordt de account indeling genoemd. Echter worden jaarverslagen meestal gepubliceerd in een rapportindeling. Dit betekent dat de activa bovenaan staan en daaronder de schulden en het eigen vermogen. Het komt ook wel eens voor dat de balans wordt gepresenteerd als bewijs dat de totale activa verminderd met de totale schulden, het eigen vermogen is. Ook de winst- en verliesrekening kan op verschillende manieren worden gepresenteerd. Kosten kunnen worden geclassificeerd naar soort of naar hun functie. Wanneer de kosten naar soort worden ingedeeld ontstaan er posten zoals afschrijvingen, kosten van materialen, transport kosten en werknemerskosten. Op deze manier worden de kosten van verkopen niet apart genoemd. Dit is de makkelijke manier van weergeven. Aan de andere kant, wanneer kosten worden gerapporteerd naar hun functie, zal er meer relevant overzicht ontstaan. Hierbij worden de kosten bijvoorbeeld geclassificeerd als kosten van verkopen, marketing kosten, distributiekosten of administratiekosten.
Ratio’s
In de financiële verslaggeving worden verschillende ratio’s gebruikt om te kunnen aantonen in hoeverre bedrijven leningen zouden kunnen terugbetalen. Dit is natuurlijk belangrijk om te weten voor investeerders en banken.
Current ratio
Één van de meest gebruikte ratio’s is de current ratio, hiermee wordt aangetoond in hoeverre de kortlopende schulden kunnen worden afgelost door de vlottende activa. [ current ratio = (totale vlottende activa) / (totale kortlopende schulden)]. Hierbij gaat het dus om de korte termijn. Hoe hoger de ratio, hoe beter de schulden worden gedekt. Over het algemeen wordt gesteld dat een bedrijf een sterke current ratio heeft wanneer de waarde van de ratio rond de 1,5 ligt. Het bedrijf heeft dan voor elke euro aan schulden, anderhalve euro aan activa. Of een ratio goed of slecht is hangt grotendeels af van de ratio’s van eerdere jaren, en of de ratio dus verbeterd of verslechterd is.
Schuld ratio
Een andere ratio is de schuld ratio (Engels: debt ratio). [ schuld ratio = (totale schulden / totale activa)]. Dit ratio laat het deel van de schulden zien, dat wordt gefinancierd door de activa. Dit laat ziet of het bedrijf is staat is om zijn totale schulden af te betalen met de totale activa. Een laag schuld ratio is beter dan een hoog schuld ratio, want bij een hoog ratio heeft het bedrijf hoge schulden in verhouding tot zijn activa, waardoor het failliet kan gaan.
De waarden van de ratio’s veranderen alleen als de waarde van de activa of schulden veranderen, en dus niet als er bijvoorbeeld nieuwe vlottende activa worden gekocht met cash, dan blijven de vlottende activa namelijk gelijk. Zorg ervoor dat je dit goed in de gaten houdt wanneer je veranderingen in ratio’s bekijkt.
Hoofdstuk 6. Inventory & cost of goods sold
In dit hoofdstuk gaat het over inventaris op de balans en zijn relatie met de kosten van verkopen op de winst- en verliesrekening. Wanneer we spreken over inventaris, wordt de inventaris van goederen bedoeld. De brutowinst is het verschil tussen de netto verkopen en de kosten van verkopen.
Van activa naar kosten
De kosten van verkopen zijn vaak een groot gedeelte van de uitgavenposten. Kosten van verkopen bestaat uit de inkoopwaarde van de inventaris en het vormt een uitgave doordat de inventaris bij verkoop geen activa meer is. Op de balans vind je de activa post “inventaris” dit betreft de kosten van de inventaris die het bedrijf in handen heeft, gewaardeerd tegen de inkoopprijs. Op de winst en verlies rekening vind je de omzet, dit is het aantal verkochte goederen vermenigvuldigd met de verkoopprijs en de kostenpost “kosten van verkopen” dit betreft de kosten van de inventaris die is verkocht gewaardeerd tegen de inkoopprijs. Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen de kosten op de winst- en verliesrekening en de uitgaven of de balans, waarbij er dus ook onderscheid wordt gemaakt tussen de inventaris in handen en de inventaris die al is verkocht. Stel, Bedrijf A heeft op 31 januari 10 boeken gekocht voor 6 euro per stuk, en verkoopt op 18 juni 5 boeken voor 8 euro per stuk. De waarde van Inventaris zal op 31 januari €60,- zijn, en op 17 juni zal dit €30,- euro zijn. De boeken staan allemaal tegen de inkoopwaarde op de balans voor het aantal wat nog in handen is. Op de winst en verliesrekening verschijnt op 17 juni een omzet van €40, dit wordt vervolgens verminderd met €30,- aan kosten van verkopen om de winst te berekenen. De kosten van de verkochte inventaris veranderen dus van een activa naar kosten wanneer de verkopen de inventaris aan de koper overhandigt.
Verzendvoorwaarden
Goederen die bedrijf A van bedrijf B heeft ontvangen, maar waarvan bedrijf B de eigenaar is, worden niet tot de inventaris van bedrijf A gerekend. Daartegenover horen goederen waarvan bedrijf A de eigenaar is, maar die in handen zijn van bedrijf B, wel tot de inventaris van bedrijf A gerekend. De verzendvoorwaarden (Engels: FOB terms) bepalen wie de eigenaar van de inventaris is. Wanneer er sprake is van “FOB shipping points” veranderen de goederen van eigenaar op het moment dat het de verkoper verlaat. De koper is dan dus de eigenaar van het goed tijdens het transport, en hij zal dan ook de transportkosten betalen. Het kopende bedrijf zal de inventaris aan het eind van het jaar in de verslaggeving opnemen, ook al zijn de goederen nog in het transport. Wanneer er sprake is van “FOB destination” wordt de juridische titel pas overgedragen van de verkoper naar de koper op het moment dat de koper het goed heeft ontvangen. De verkoper is in dit geval de eigenaar tijdens het transport en de verkoper betaalt ook de transportkosten.
Accounting systemen
Er zijn twee belangrijke accounting systemen: het eeuwigdurende- (Engels: Perpetual) en het periodieke- (Engels: Periodic) systeem. Bij beide systemen wordt de inventaris ten minste één keer per jaar geteld. Het eeuwigdurende systeem wordt gebruikt voor alle verschillende soorten goederen, dit systeem laat constant het totaal zien van de goederen die zijn gekocht, verkocht en in voorraad zijn. Dit systeem kan worden toegepast met behulp van streepjescodes. Door de producten te scannen bij verkoop wordt er meteen geregistreerd hoeveel er wordt verkocht en wat er nog in voorraad is. Bij elke verkoop moet worden vastgesteld wat de omzet en de activa is die wordt ontvangen (cash of nog te ontvangen bedragen) en er wordt vastgesteld wat de kosten van de verkoop waren en waarmee de inventaris dus is afgenomen. Het periodieke systeem wordt gebruikt voor goedkope producten. Hierbij wordt er niet constant geregistreerd wat de verkopen en voorraden zijn, maar slecht eens per periode.
Inventariskosten methodes
Het is belangrijk om te weten op welke manier je de kosten van de inventaris weergeeft, omdat dit invloed kan hebben op de winst, wanneer er sprake is van veranderende inkoopprijzen. Er worden vier verschillende methodes gebruikt. De eerste methode is de specifieke identificatie methode, waarbij per goed wordt bekeken wat de specifieke kosten en opbrengsten zijn, dit kan alleen bij speciale, kostbare goederen zoals juwelen. Voor normale goederen is deze methode erg tijdrovend en daardoor erg duur, daarom zullen verder niet ingaan op deze methode. Bij het gebruik van de verschillende methodes is het belangrijk om te kijken wat de kosten van verkopen zijn voor de winst- en verliesrekening want dit bepaald de winst en wat de waarde van de inventaris aan het eind van het jaar is op de balans. Het verschil tussen de andere drie methodes zal hieronder worden uitgelegd aan de hand van het volgende voorbeeld: Bedrijf I heeft op 1 januari 10 boeken die hij heeft ingekocht voor 2 euro per stuk, op 6 januari koopt hij 5 boeken voor 2,5 euro en op 8 januari koopt hij nogmaals 10 boeken voor 3 euro. Het bedrijf verkoopt op 12 januari 20 boeken voor 5 euro per stuk.
FIFO
Één van de methodes is de FIFO methode. FIFO staat voor “first in, first out” waar mee wordt bedoelt dat de goederen die het eerst zijn ingekocht als eerste worden verkocht. Het gaat hierbij niet letterlijk om de goederen uit het magazijn, maar het gaat erom dat de opbrengsten van de eerst verkochte goederen, worden gekoppeld aan de kosten van de eerst gekochte goederen. Aan het eind van de periode staan de goederen die nog niet zijn verkocht op de balans tegen de inkoopprijs, dit zijn dus de goederen die het laatst zijn ingekocht.
Inventaris bij FIFO Methode | |
Begin balans: 10 x €2,- 20
6 januari 5 x €2,50 12,50 8 januari 10 x €3,- 30 | Kosten van verkopen
20 januari - 10 x €2,- 20
Totaal: 47,50 |
Eind Balans: 5 x €3,- 15 |
|
Zoals uit het account hierboven blijkt, zijn de kosten van verkopen 47,50 euro en de inventaris staat voor 15 euro op de eindbalans.
LIFO
LIFO staat voor “last in, last out”, dit betekent dat de goederen die het laatst zijn ingekocht, het eerst worden verkocht. Ook in dit geval geldt dat het gaat om het matchen van de inkoopprijzen aan de kosten van verkopen. Aan het eind van de periode staan de goederen op de balans tegen de inkoopwaarde van de goederen die het eerst waren ingekocht.
Inventaris bij LIFO Methode | |
Begin balans: 10 x €2,- 20
6 januari 5 x €2,50 12,50 8 januari 10 x €3,- 30 | Kosten van verkopen
20 januari - 10 x €3,- 30
Totaal: 52,50 |
Eind Balans: 5 x €2,- 10 |
|
Uit dit account blijkt dat de koste van verkopen bij de LIFO methode 52,50 euro bedragen en dat de inventaris voor 10 euro op de eindbalans staat.
Gemiddelde kosten:
De laatste methode is de methode van gemiddelde kosten. Bij deze methode wordt niet gekeken welke goederen eerder zijn ingekocht dan anderen, alle goederen worden tegen de gemiddelde waarde gewaardeerd. De gemiddelde kosten per product zijn de kosten van de beschikbare goederen gedeeld door het aantal beschikbare goederen. De beschikbare goederen zijn hierbij de goederen die op de beginbalans staan en de gekochte goederen opgeteld. De kosten van verkopen is het aantal verkochte goederen vermenigvuldigd met de gemiddelde kosten en de inventaris die op de eindbalans staat is het aantal goederen wat nog in handen is, vermenigvuldigd met de gemiddelde kosten. In het geval van ons voorbeeld zijn de gemiddelde kosten: (20+12,50+30) / 25 = 2,50.
Inventaris bij FIFO Methode | |
Begin balans: 10 x €2,- 20
6 januari 5 x €2,50 12,50 8 januari 10 x €3,- 30 | Kosten van verkopen
20 januari - 10 x €2,- 20
Totaal: 47,50 |
Eind Balans: 5 x €3,- 15 |
|
In dit geval zijn de kosten van verkopen €50,- en de inventaris staat voor €12,50 op de eindbalans.
Vergelijking van de methodes
Zoals we uit het voorbeeld kunnen opmaken zijn de kosten van verkopen en de waarde van de inventaris op de eindbalans opgeteld, bij alle drie de methodes aan elkaar gelijk. De hoogtes van de kosten van verkopen en de waarde op de eindbalans zijn echter wel verschillende. In het voorbeeld is er sprake van toenemende inkoopprijzen. In dit geval zijn de kosten van verkopen het hoogst bij de LIFO methode, bij deze methode zijn de kosten namelijk gebaseerd op de laatst ingekochte, en dus de duurste, goederen. Bij de LIFO methode is de waarde van inventaris dan juist het laagst omdat de inventaris op de balans staat tegen de prijzen van de goederen die het eerst zijn ingekocht. Bij dalende inkoopprijzen zullen de kosten van verkopen juist hoger zijn bij de FIFO methode, en zal de waarde op de eindbalans daarbij lager zijn. De kosten van verkopen zijn bij de LIFO methode realistischer omdat hierbij de meest recente, en dus de meest betrouwbare, waarden worden gebruikt. De inventaris op de eindbalans is bij de FIFO methode realistischer omdat de goederen die op de eindbalans staan, de goederen zijn die het laatst zijn ingekocht, deze zijn dus representatiever.
Principes voor inventaris
Ook zijn er verschillende principes die ten grondslag kunnen liggen aan het waarderen van inventaris. Het principe van vergelijkbaarheid (Engels: comparability principle) stelt dat bedrijven ieder jaar dezelfde accounting methode moeten gebruiken, dit stelt investeerders in staat om de financiële verslagen van verschillende periodes te vergelijken. Bedrijven mogen hun methode wel veranderen maar dan moeten ze ook voor de voorafgaande jaren weergeven wat de invloed daarvan is op de winst. Een ander principe is de opbrengstwaarde (Engels: Net realizable value). Volgens dit principe wordt de inventaris weergegeven voor de laagste waarde van de kosten of voor de opbrengstwaarde. De opbrengstwaarde is de geschatte verkoopprijs op basis van de normale bedrijfsvoering, verminderd met de geschatte kosten van de productie en de verkoop. Als de opbrengstwaarde lager is dan de kosten, wordt de inventaris afgewaardeerd.
Als de opbrengstwaarde hoger is dan de kosten, hoeft er niks aangepast te worden. In dit laatste geval wordt de inventaris gewaardeerd als kosten, deze kosten zijn het verschil tussen de opbrengstwaarde en de kosten van verkoop en produceren.
Voorraad ratio’s
In de verslaggeving worden veel verschillende ratio’s gebruikt door eigenaren, managers en investeerders. Een voorbeeld van een ratio dat gerelateerd is aan de inventaris is het brutowinst percentage. De brutowinst is de omzet verminderd met de kosten van verkopen. Groothandelaren streven ernaar om het brutowinstpercentage te vergroten. Het brutowinstpercentage is de brutowinst, gedeeld door de netto omzet. Een brutowinstpercentage van 40 procent betekent dat elke euro van verkopen, 40 procent van de brutowinst voortbrengt. Een ander ratio dat gerelateerd is aan de brutowinst, is de omloopsnelheid van de voorraad. Een bedrijf zal er naar streven om zijn voorraad zo snel mogelijk te verkopen, want totdat de voorraad is verkocht, kunnen de producten geen winst opleveren. Hoe sneller de verkopen, hoe hoger het inkomen is. Wanneer er dus sprake is van een erg langzame omloopsnelheid van voorraad, is het verstandig om weinig tot geen voorraad te hebben. De omloopsnelheid van de inventaris geeft aan hoe snel de voorraad wordt verkocht. De omloopsnelheid is de kosten van verkopen, gedeeld door de gemiddelde voorraad. De gemiddelde voorraad kan hierbij worden berekend door: [(begin voorraad + eindvoorraad) / 2]. De omloopsnelheid geeft aan hoe vaak het bedrijf zijn gemiddelde voorraad heeft verkocht in één jaar.
Kosten van verkopen model
Het model van de kosten van verkopen wordt gebruikt door alle bedrijven. Het model bevat alle voorraad informatie van een hele accountingsperiode. In dit model worden de kosten van verkopen als volgt berekent: Beginvoorraad + aankopen = beschikbare goederen. Beschikbare goederen – eindvoorraad = kosten van verkopen. Eén van de belangrijkste vragen die een bedrijf aan zichzelf stelt, is hoeveel voorraad het bedrijf moet produceren of kopen. Wanneer het bedrijf namelijk teveel voorraad heeft, zal hij de prijzen laten dalen en daardoor zal ook de winst dalen. De waarde van de eindvoorraad wordt vaak geschat door het model van de kosten van verkopen om te schrijven in de volgende vorm: Beginvoorraad + aankopen = beschikbare goederen. Beschikbare goederen –kosten van verkopen = eindvoorraad.
Voorraadfouten
Het kan voorkomen dat er fouten worden gemaakt in de waardering van de inventaris. Zo’n voorraadfout heeft effect op twee accounts. Bijvoorbeeld wanneer de voorraad voor 2,000 euro wordt overschat, aan de ene kant zijn de kosten van verkopen dan met 2,000 euro onderschat en aan de andere kant is de winst met 2,000 euro overschat. Wanneer de eindvoorraad van periode één is overschat, zal echter ook de beginvoorraad van periode twee overschat zijn. Wanneer er gen sprake is van andere fouten, zullen de kosten van verkopen in periode twee overschat worden en de winst onderschat. De beginvoorraad van periode twee is namelijk gelijk aan de eindvoorraad van periode twee, en begin- en eind voorraad hebben een tegenovergestelde invloed op de kosten van verkopen. De beginvoorraad wordt er namelijk bij opgeteld, terwijl de eindvoorraad ervan wordt afgetrokken. Door dit effect zal een fout zich in twee periodes vanzelf oplossen.
Hoofdstuk 7. PPE & Intangibles
Soorten vaste activa
Dit hoofdstuk gaat over vaste activa, Er zijn 4 verschillende soorten vaste activa. De eerste vorm van vaste activa wordt in het boek PPE (property plant and equipment.) Dit zijn de materiële vaste activa, bezittingen die voor lange tijd (langer dan één productie periode) meegaan en die tastbaar zijn zoals een gebouw, land of uitrusting. Materiële vaste activa hebben allemaal hun eigen kosten en afschrijvingen. Er zijn geen afschrijvingskosten wanneer land eeuwig blijft bestaan en dus niet in waarde daalt. De tweede vorm van vaste activa is de lopende constructie. Deze post is eigenlijk een tijdelijke aanduiding voor een activa die nog in constructie is, wanneer de constructie is voltooid zal de activa worden opgenomen onder de post PPE en zal de constructie post verdwijnen. De derde vorm van vaste activa zijn de immateriële vaste activa. Dit zijn bezittingen die langer dan één periode mee gaan, maar die niet tastbaar of in geld uit te drukken zijn. Voorbeelden van immateriële vaste activa zijn (handels)rechten, handelsnamen, goodwill, patenten en relaties. Immateriële vaste activa worden op dezelfde manier gewaardeerd als de materiële vaste activa, de afschrijving wordt hierbij echter “amortisatie” genoemd. De laatste vorm zijn de vastgoed beleggingen (Engels: Investment properties). Deze activa hebben een speciale eigenschap, Het doel is namelijk niet dat ze worden gebruikt voor de productie of voor verkopen, maar om het kapitaal te laten stijgen of om rente te kunnen ontvangen. Er zijn ook bedrijven met landbouw activa zoals vee, dit wordt apart weergeven onder de post landbouw.
De kosten van (materiële) vaste activa bevatten de aankoopprijs inclusief import rechten niet-terugbetaalbare aankoop belastingen nadat deze prijs is verminderd met handelskortingen en de kosten die direct zijn verbonden aan het product. Voorbeelden van kosten die aan het product zijn verbonden zijn de kosten van transport en werknemers die bij het de bezitting hoort, kosten van voorbereidingen, levering- en handelskosten, installatiekosten en test kosten. Er zijn ook kosten die niet worden gerekend tot de kosten van de vaste activa, voorbeelden hiervan zijn de kosten voor het openen van een nieuwe faciliteit, kosten voor het introduceren van een nieuw product of nieuwe service, de kosten voor het uitvoeren van de productie met nieuwe werknemers of op een nieuwe locatie en administratiekosten.
Weergave activa op de balans
Tot de post land hoort alleen het land zelf, andere onderdelen van het land zoals parkeerlicenties, bewaking en bestratingen komen op een aparte post, namelijk land verbeteringen. Ook deze post is onderhevig aan afschrijvingen. Wanneer land aan het eind van zijn levensduur weer eigendom van de staat wordt (zoals vaak het geval is) wordt dus land pachtgoed genoemd. In dit geval ontstaat er de post verbeteringen aan pachtgoed. De kosten van de verbeteringen van het pachtgoed moeten afgeschreven worden gedurende de periode waarin het land wordt gepacht. De afschrijving van pachtgoed verbeteringen wordt amortisatie genoemd. Tot de post van een gebouw, machine of uitrusting op de balans mogen alle kosten worden gerekend van de aankoop, het transport, de installatie en de renovatie. Nadat het gebouw in gebruik is genomen vallen worden kosten zoals belastingen als kosten gezien, en niet meer als kosten van de activa. Activa worden soms ook als bundel van meerdere activa gekocht, voor een vast bedrag (Engels: Lump sum). Er wordt dan één prijs betaald, maar het bedrijf wil wel weten hoeveel de activa apart waard zijn. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de relatieve verkoopwaarde methode (Engels: relative-sales-value method). Bij deze methode worden de marktwaarden van de verschillende activa bij elkaar opgeteld, en met behulp daarvan wordt berekend voor welk percentage de verschillende activa worden vertegenwoordigd in de bundel, op basis van hun marktprijzen. Vervolgens worden deze percentages van de bundelprijs genomen om te zien hoeveel er voor iedere activa apart is betaald.
Bij de verschillende posten heeft “afschrijvingen” een andere benaming. Er is sprake van “depreciation” bij pachtgoed, gebouwen, machines, uitrusting, meubilair en inrichting en landverbeteringen. Er is sprake van “depletion” bij natuurlijke bronnen en van “amortisation” bij immateriële vaste activa met een bepaalde levensduur. Er wordt niet afgeschreven op immateriële vaste activa met een onbeperkte levensduur en op eigen grond.
Latere uitgaven
Eerder heb je al kunnen lezen dat het belangrijk is om te weten wanneer een uitgave moet worden gerekend tot de activa op de balans, of tot de kosten op de winst- en verliesrekening. Deze criteria zijn ook van toepassingen bij uitgaven na de eerste opname. Een belangrijke beslissingen in de verslaggeving van vaste activa is of er wordt geprofiteerd van de uitgave (Engels: to capitalize the costs) of dat de uitgave tot de kosten moeten worden gerekend (Engels: to expense the costs). Er wordt dus onderscheid gemaakt tussen investeringen (Engels: Capital expenditures) en kosten.
Kenmerken van investeringen zijn dat de kostprijs wordt opgeteld bij een activapost en dat de investering de capaciteit verhoogt of de levensduur verlengt. Kenmerken van kosten zijn dat het niet de capaciteit verhoogt of de levensduur verlengt, dat het de werkende staat behoud of herstelt en dat de kostprijs wordt opgenomen als kosten.
Afschrijving
Vaste activa gaan altijd voor langere tijd mee en nemen daarom ook vaak veel kosten met zich mee. Als al deze kosten worden toegerekend aan de activa op het moment dat de uitgaven wordt gedaan, zijn de kosten in jaar één heel hoog, en later nihil. Het gevolg hiervan is dat de winst in jaar één veel lager uitvalt. Daarom worden de kosten van de activa systematisch toegerekend aan de activa gedurende hun levensduur, dit wordt afschrijven genoemd. Voordat je kan vaststellen wat de waarde van de afschrijving zal zijn, zal je eerst moeten bepalen wat de kostprijs is, vervolgens wat de verwachte levensduur is, en dan wat de restwaarde zal zijn. De afschrijving wordt namelijk berekend over de kostprijs verminderd met de restwaarde. De afschrijving is ten laste van de winst- en verliesrekening, het zijn namelijk wel kosten maar geen uitgaven. De opgetelde afschrijvingen zijn echter wel terug te vinden op de balans onder de post “gecumuleerde waardevermindering”. Deze waardevermindering wordt in mindering gebracht op de kostprijs om de boekwaarde te vinden die op de balans komt te staan. De afschrijvingen ondersteunen ook het matching principe. Let er echter wel op dat afschrijving geen taxatie proces of een fonds om een activa te vervangen is.
Afschrijvingsmethodes
Er zijn veel verschillende manieren om af te schrijven, de drie meest gebruikte manieren zullen hieronder worden uitgelegd.
De eerste is de “straight-line” methode. Bij deze methode worden de kosten van de afschrijving gelijk verdeeld over de levensduur van de activa. De kosten per jaar worden berekend door de kostprijs verminderd met de restwaarde te delen door het aantal jaar dat de activa mee gaat. Bij elke afschrijving neemt de post “gecumuleerde waardevermindering” toe, en de boekwaarde daalt.
De tweede methode is de “units-of-production” methode. Bij deze methode wordt er een vast bedrag van afschrijving vastgesteld voor elke unit van output. De afschrijving per unit wordt berekend door het af te schrijven bedrag (kostprijs – restwaarde) te delen door de levensduur in units. De totale afschrijvingskosten in een bepaalde periode kunnen vervolgens worden berekend door de afschrijving per unit te vermenigvuldigen met het aantal producten output in die periode.
De derde afschrijvingsmethode is de “double-declining-balance” methode. Om bij deze methode de afschrijving wordt het ddb tarief vermenigvuldigd met de boekwaarde. Het double-declining balance tarief is het tarief van de straight line methode, vermenigvuldigd met 2. Hierbij wordt dus eerst het straight line afschrijvingstarief berekend. In het geval van een levensduur van 5 jaar is dit dus 20%. Vervolgens wordt dit tarief met 2 vermenigvuldigd, het tarief voor de ddb methode is dus 40%. Vervolgens wordt dit ddb tarief vermenigvuldigd met de boekwaarde aan het begin van de betreffende periode, waarbij er geen rekening wordt gehouden met de eventuele restwaarde.
Ten slotte wordt er in het laatste, in dit geval het vijfde, jaar wel rekening gehouden met de restwaarde, er wordt berekend hoeveel er in het laatste jaar nog afgeschreven moet worden om tot de restwaarde te komen. Bij deze methode wordt er in de eerste jaren meer afgeschreven dan aan het eind.
Keuze tussen de methodes
De meeste bedrijven maken gebruik van de straight-line methode, deze methode is het meest in overeenstemming met het matching principe. Dit is de beste manier van afschrijven voor producten die gelijkmatig inkomen generen, omdat de kosten ook gelijkmatig verdeeld zijn. De units-of- production methode kan het beste worden gebruikt bij activa die slijten door het gebruik ervan. De levensduur is daardoor namelijk afhankelijk van de mate waarin het wordt gebruikt. De double-declining-balance methode zal worden gebruikt voor activa die aan het begin van hun levensduur meer inkomen met zich meebrengen. Omdat bij deze methode ook de kosten aan het begin van de levensduur het hoogst zijn, wordt er weer zo goed mogelijk gebruik gemaakt van het matching principe.
Problemen in de verslaggeving van materiële vaste activa
Er zijn verschillende problemen waar rekening mee moet worden gehouden in de verslaggeving van materiële vaste activa. Ten eerste heeft de keuze van de afschrijvingsmethode invloed op de winst en dus op de inkomstenbelasting. Ten tweede hebben de activa een lange levensduur waardoor er in de loop der tijd extra informatie kan komen, wat de verwachte levensduur of restwaarde kan beïnvloeden. Ten tweede moet er rekening worden gehouden met het feit dat er alternatieve modellen zijn voor de bepaling van de latere kosten. Als laatste kan er ook winst of verlies worden gemaakt bij de verkoop van activa. Het gevolg van deze problemen zullen hieronder kort worden toegelicht.
Fiscale afschrijving
In verschillende landen gelden verschillende regels over belastingen. Zo kan de afschrijving van commerciële auto’s anders zijn dan die van niet-commerciële auto’s. Ook kunnen belastingregels ervoor zorgen dat de ene afschrijvingsmethodes voordeliger zijn dan andere. Bij de straight-line methode is de afschrijving in het eerste jaar lager dan bij een methode, hierdoor zijn de kosten voor inkomensbelasting hoger en houdt het bedrijf dus minder geld over om te investeren of om schulden mee af te kunnen lossen.
Afschrijving voor een deel van het jaar
Materiële vaste activa worden die altijd aan het begin van het jaar gekocht, daardoor kan het voorkomen dat je afschrijvingskosten moet berekenen over een deel van een jaar. Daarbij zal je eerst de kosten van het hele jaar moeten berekenen en daarna het gedeelte berekenen waarin de activa wordt gebruikt. De afschrijving voor een deel van het jaar is dus de jaarlijkse afschrijving vermenigvuldigd met [het aantal maanden van de aankoop tot het eind van het jaar / 12].
Verandering in levensduur
Doordat de activa voor langere tijd mee gaan kan later blijken dat de geschatte levensduur overschat of onderschat was. Wanneer er wordt vastgesteld dat de levensduur anders is dan verwacht zal je de resterende boekwaarde die nog moet worden afgeschreven moeten delen door de nieuwe verwachtte resterende levensduur. Vervolgens kan er op dezelfde manier worden afgeschreven met deze nieuwe afschrijvingswaarde.
Bijzondere waardevermindering van PPE
Activa is verminderd in waarde wanneer de boekwaarde hoger is dan de realiseerbare waarde. De realiseerbare waarde is hierbij de hoogte van de reële waarde verminderd met de kosten om het te verkopen en met de gebruikswaarde. Wanneer de boekwaarde bijvoorbeeld 800 euro is, en de realiseerbare waarde is 500 euro, dan is er een “bijzondere waardevermindering” van 300 euro. Door dit verlies ontstaat er een debet post “bijzondere waardevermindering op de fabriek” van 300 euro en de post “gecumuleerde afschrijving en bijzondere waardevermindering” wordt gecrediteerd.
Meting van latere kosten
Het laatste probleem bij de verslaggeving van materiële vaste activa is dat er een keuze wordt gemaakt tussen twee metingsmodellen voor elke categorie van materiële vaste activa. Het eerste model is het kosten model, in dit model wordt er gewaardeerd tegen kostprijs verminderd met eventuele cumulatieve afschrijvingen en eventuele cumulatieve bijzondere waardeverminderingen.
Het andere model is het herwaarderingsmodel, in dit model wordt er geboekt tegen een geherwaardeerd bedrag, verminderd met eventuele latere geaccumuleerde afschrijvingen en latere geaccumuleerde bijzondere waardeverminderingsverliezen. Ook moet in dit model de reële waarde van de activa in staat zijn om betrouwbaar te worden gemeten.
Verwijdering, verkoop of vervanging van activa
In de verslaggeving moet ook rekening worden gehouden met de eventuele verwijdering van materiële vaste activa. Activa kunnen slijten of verouderd raken, maar voordat er verslag wordt gedaan van de verwijdering moeten eerst de afschrijvingen actueel worden gemaakt. De uiteindelijke boekwaarde van het actief wordt bepaald en de kosten van de verkoop worden weergegeven. Het account voor de verwijdering laat het actief en zijn bijbehorende gecumuleerde afschrijvingspost verdwijnen uit de boeken. Wanneer de afschrijvingskosten voor het laatste jaar al waren vastgesteld op de waarde van het actief (er is geen restwaarde), dan wordt de post “accumulated depreciation” van de machine gedebiteerd en de post “machine” met hetzelfde bedrag gecrediteerd, waardoor deze verwijdering geen effect heeft op het eigen vermogen. De activa blijven namelijk gelijk doordat er zowel een toename als een afname is. Het kan echter ook voorkomen dat activa worden verwijderd voordat ze volledig zijn afgeschreven. In dit geval ontstaat er een verlies. De post “accumulated depreciation” is namelijk kleiner dan de waarde van het actief. Om deze post te laten verdwijnen wordt het gedebiteerd met het bedrag van de afschrijvingen, deze neemt dus toe met een kleiner bedrag dan de waarde van de machine. De activa stijgen met het bedrag van de afschrijvingen en dalen met de waarde van de machine, de activa zullen dus uiteindelijk afnemen met het verschil tussen de afschrijvingen en de waarde van de machine, dit bedrag is het verlies.
Door de verkoop van activa kan er een winst of verlies ontstaan. Wanneer de waarde van het cash dat je ontvangt bij de verkoop hoger is dat de boekwaarde is er sprake van een winst, en wanneer cash lager is dan de boekwaarde is er sprake van verlies. Op het moment van de verkoop nemen de activa toe met het bedrag van de gecumuleerde afschrijvingen en met het cash dat je ontvangt, de activa worden verminderd met de boekwaarde van het actief. De verandering in het eigen vermogen wordt bepaald door de winst of het verlies.
Bedrijven kiezen er soms ook voor om oude activa te vervangen door nieuwe activa. Dit wordt een niet-monetaire uitwisseling genoemd. Stel dat een oude machine een kostprijs heeft van 900 euro, dat de gecumuleerde afschrijving 800 euro, en de boekwaarde 100 euro is. Vervolgens wil bedrijf A de machine inwisselen voor een machine met een reële marktwaarde van 1500 euro, waarvoor hij 1000 euro cash betaalt. De impliciete reële waarde van de oude machine is dan (1500 – 1000) 500 euro. De activa nemen hierdoor toen met 1500 euro voor de waarde van de nieuwe machine en 800 voor de waarde van de gecumuleerde afschrijvingen.
De activa nemen af met 900 euro van de oude auto en 1000 euro cash die je betaalt voor de nieuwe auto. In totaal nemen de activa dus toe met [ (900+1000) – (1500+800) ] = 400 euro. Je eigen vermogen neemt dus toe met 400 euro door de inwisseling van de oude machine voor de nieuwe machine.
Natuurlijke bronnen en immateriële vaste activa
Tot de natuurlijke bronnen behoren ijzererts, olie en hout. Zoals eerder aangegeven wordt de afschrijving van natuurlijk bronnen “depletion” genoemd, de afschrijving werkt echter op dezelfde manier als de afschrijving van materiële vaste activa en hiervoor wordt de “units of production” methode gebruikt. Ook de afschrijving van immateriële vaste activa gebeurd op dezelfde manier, dit wordt “amortisation” genoemd. Een voorbeeld van een immateriële vaste activa is goodwill. Goodwill wordt alleen weergegeven wanneer er sprake is van de verkoop van een bedrijf waarbij er goodwill wordt mee gekocht. Een koper (bedrijf A) is bijvoorbeeld bereid om goodwill te kopen wanneer het bedrijf dat hij koopt (bedrijf B) bijzondere voordelen heeft voor het maken van omzet, doordat het een goede plaats in de markt heeft. Stel dat bedrijf B wordt gekocht voor 10 miljoen euro, en dat de activa van bedrijf B een waarde hebben van 9 miljoen euro en schulden van 2 miljoen. De netto activa zijn dan in dit geval (9 mln – 2 mln) 7 miljoen euro. In dit geval heeft bedrijf A 3 miljoen euro aan goodwill betaald. De activa + de goodwill zijn dus altijd gelijk aan de schulden + het bedrag dat wordt betaald voor het bedrijf.
Hoofdstuk 8. Liabilities
Dit hoofdstuk gaat over schulden, schulden staan aan de credit zijde van de balans en deze posten geven een verplichting van het bedrijf aan, bijvoorbeeld aan banken, klanten of leveranciers. De schulden worden onderverdeeld in kortlopende- en langlopende schulden.
Kortlopende schulden
Kortlopende schulden zijn verplichtingen waaraan binnen één jaar moet worden voldaan. Deze schulden zijn vervolgens weer onder te verdelen in twee types, namelijk, bekenden hoeveelheden en geschatte hoeveelheden. Onder de kortlopende schulden met bekende hoeveelheden vallen de nog te betalen bedragen (voor vooruit ontvangen goederen), te betalen verkoop belasting, op korte termijn te betalen nota, overlopende passiva, loonlijst schulden, uitgestelde winst en het kortlopende gedeelte van de lange termijn schulden. Hieronder volgt van één van deze kortlopende schulden een accounting voorbeeld.
Op korte termijn te betalen Nota: Er ontstaat een te betalen nota doordat er een actief wordt gekocht. Aan de te betalen nota moeten echter ook interestkosten en te betalen interest aan het eind van de periode worden toegerekend. Hieronder worden de aankoop van het actief, het toerekenen van interestkosten en de betaling van 10% korte termijn te betalen nota weergegeven.
2011 |
| ||
1 maart | inventaris | 1000 |
|
| Korte termijn te betalen nota |
| 1000 |
| Koop van inventaris door uitgifte van te betalen nota |
|
|
Door bovenstaande transactie nemen zowel de activa als de schulden met 1000 euro toe.
31 december | Interest kosten (1000 x 0,10 x 9/12) | 75 |
|
| Te betalen interest |
| 75 |
| Toerekening van interestkosten aan het eind van het jaar |
|
|
Door bovenstaande kosten nemen de schulden toe en neemt het eigen vermogen af.
Op de balans aan het eind van het jaar zullen de te betalen nota van 1000 euro en de bijbehorende te betalen interest van 75 euro als kortlopende schulden komen te staan. Op de winst en verliesrekening zal de 600 euro aan interestkosten komen te staan. Op de vervaldag, in dit geval op 1 maart 2012 ziet de transactie er als volgt uit:
1 maart |
|
|
|
2012 | Korte termijn te betalen nota | 1000 |
|
| Te betalen interest (1000 x 0,1 x 9/12) | 75 |
|
| Interest kosten (1000 x 0,1 x 3/12) | 25 |
|
| cash |
| 1100 |
| Betaling van te betalen nota en interest op de vervaldatum |
|
|
In het boek zijn van de andere kortlopende schulden ook accountingvoorbeelden te vinden, zie hiervoor bladzijde 472 t/m 475.
Geschatte schulden
In sommige gevallen weet een bedrijf dat er schulden zijn, maar weet hij niet de precieze waarde hiervan. In dat geval zullen de schulden geschat moeten worden. Een voorbeeld hiervan zijn garantiekosten. Veel bedrijven geven bij de verkoop van hun product een garantie mee op het product, maar ze weten van te voren niet of het product stuk zal gaan en of ze daar dus kosten voor moeten maken. Volgens het matching principe moet het bedrijf de garantiekosten toerekenen aan dezelfde periode als waarin de omzet is gemaakt, maar op dit moment zijn de kosten nog niet bekend. Het bedrijf zal de garantiekosten schatten op basis van de garantiekosten uit eerdere jaren, als in vorige jaren bijvoorbeeld 2% van de producten werd teruggebracht, dan zal 2% van de omzet van 100,000 worden gerekend als garantiekosten, hiervoor wordt een voorzieningspost gemaakt. Daardoor ontstaat het volgende account:
Garantie kosten (100,000 x 0,02) | 2000 |
|
Voorziening voor reparaties onder garantie |
| 2000 |
Het toerekenen van garantiekosten |
|
|
Wanneer uiteindelijk blijkt dat de garantiekosten 1800 euro bedroegen, neemt de voorzieningspost af (debiteert) en de door de vervanging neemt de inventaris af (crediteert). De post voorziening blijft nog steeds op de balans staan voor 200 euro. Zo ontstaat het volgende account:
Voorziening voor reparaties onder garantie | 1800 |
|
inventaris |
| 1800 |
Het vervangen van defecte producten onder garantie |
|
|
Een ander voorbeeld van geschatte schulden zijn voorwaardelijke schulden, dit zijn geen actuele schulden. Het kan een mogelijke schuld zijn die afhangt van de toekomstige uitkomst van gebeurtenissen in het verleden, of een bestaande verplichting die kan leiden tot de uitstroom van middelen maar wat waarschijnlijk niet zal gebeuren of een bestaande schuld waarbij de schatting van de waarde van de verplichting niet goed genoeg kan worden gemaakt.
Langlopende schulden
Bovengenoemde schulden moesten allemaal binnen een looptijd van één jaar afgelost worden, hieronder volgen de langlopende schulden. Langlopende schulden zijn vaak hele grote bedragen die niet binnen één jaar afbetaald kunnen worden. De langlopende schulden kunnen onderverdeeld worden in te betalen nota en te betalen obligaties.
Te betalen obligaties
Een obligatie is eigenlijk hetzelfde als een nota, of een groep nota’s. te betalen obligaties zijn schulden voor het bedrijf dat de obligatie uitgeeft. De koper van een obligatie ontvangt een obligatie certificaat. Op dit certificaat staat de naam van het bedrijf die de obligatie uitgeeft, het hoofdbedrag, de vervaldatum, de interestvoet en de data waarop interest betaald moet worden. Er zijn verschillende soorten obligaties. Er is sprake van termijn obligaties als alle obligaties in een bepaalde uitgifte op hetzelfde moment komen te vervallen en van serie obligaties als alle obligaties in een bepaalde uitgifte gedeeltes over een bepaalde periode komen te vervallen. Beveiligde obligaties geeft de obligatiehouder het recht om bepaalde activa te nemen wanneer het bedrijf er niet in slaagt de interest of de hoofdsom te betalen. De niet beveiligde obligatie, ook wel schuldbewijzen genoemd, hebben een hogere interestvoet omdat de obligatiehouder een groter risico loopt.
Obligaties kunnen worden gekocht en verkocht op obligatiemarkten door investeerders, de prijzen worden uitgedrukt in een percentage van hun vervalwaarde. Bijvoorbeeld: een obligatie met een hoofdwaarde van 2000 euro wordt uitgedrukt in 100, dat wordt deze gekocht of verkocht voor 2000 euro, namelijk 100 % van de waarde. Wanneer dezelfde obligatie wordt uitgedrukt als 101,5 dan heeft het een marktprijs van 2030. (101,5 % van 2000).
Wanneer een obligatie boven de nominale waarde wordt uitgegeven is er sprake van een “premium” en wanneer het wordt uitgegeven onder de nominale waarde is er sprake van een “korting”. Premium op een te betalen obligatie heeft een credit balanswaarde en korting op een te betalen obligatie heeft een debet balanswaarde. Wanneer een obligatie de vervaldatum nadert, zal de marktprijs richting de nominale waarde gaan. Een premium vermindert en een korting obligatie vergroot in waarde, zodat op de vervaldatum de nominale waarde gelijk is aan de markwaarde.
De contante waarde van een obligatie is het bedrag dat je nu betaald of leent, om over een aantal jaar door de verhoging met rente een bepaald bedrag te hebben voor bijvoorbeeld een betaling in de toekomst. Stel dat je over 3 jaar 1000 euro wel hebben, de hoogte van de contante waarde hangt dan altijd af van het bedrag dat je wil hebben in de toekomst (in dit geval 1000 euro), de lengte van de tijd tussen de investeringsdatum en de datum waarop je het geld nodig hebt (3 jaar), en de interestvoet gedurende de periode (bijvoorbeeld 10%).
Uitgifte van obligaties tegen de nominale waarde
De meest logische uitgifte van obligaties is de uitgifte tegen de nominale waarde van de obligatie. In dit geval wordt er cash ontvangen door het bedrijf dat de obligatie uitgeeft. Stel dat het bedrijf een obligatie met een nominale waarde van 50,000 euro uitgeeft, voor 9% rente. Op het moment van de uitgifte ontvangt het bedrijf cash, dus cash wordt gedebiteerd met 50,000 euro en de te betalen obligatie wordt gecrediteerd met 50,000 euro. Zowel activa als schulden nemen toe met 50,000 euro. Doordat er over de obligatie rente betaald moet worden door het bedrijf worden er rentekosten gedebiteerd en wordt cash gecrediteerd. Interest wordt altijd 2 keer per jaar uitbetaald dus het bedrag van de interestbetaling is de nominale waarde x interestvoet x ½. De betaling van de interest verlaagt de activa en het eigen vermogen. Voor het tweede half jaar ontstaan er ook interestkosten, die nog betaald moeten worden. De interestkosten worden gedebiteerd en te betalen interest wordt gecrediteerd, hierdoor nemen de schulden toe en het eigen vermogen neemt af. De interestkosten is de boekwaarde x interestvoet op de markt x ½.
Uitgifte van obligaties met een korting
De markt kan een bedrijf er toe dwingen om een obligatie met korting uit te geven. Wanneer de prijs van dezelfde obligatie die hierboven werd beschreven daalt, ontstaat het volgende account:
1 jan |
|
|
|
2011 | Cash | 96,149 |
|
| Korting op te betalen obligatie | 3,851 |
|
| Te betalen obligatie |
| 100,000 |
| Uitgeven van een obligatie met korting |
|
|
Door het uitgeven van deze obligatie stijgen de activa van het bedrijf met 96,149 euro (toename cash) en de schulden stijgen ook met 96,149 (toename van 100,000 en afname van 3,851). De nominale waarde van de te betalen obligatie verminderd met de korting is de netto boekwaarde van de obligatie.
Het bedrijf heeft 96,149 ontvangen aan cash, maar moet 100,000 euro betalen. De vraag is nu wat er met de 3,851 euro gebeurd die het bedrijf dus extra moet betalen. Dit bedrag zal worden gerekend tot de interest kosten, bovenop de interestkosten die hij ieder half jaar moet betalen. De halfjaarlijkse interestbetaling staat vast, maar de interestkosten van de afschrijving van de korting nemen toe, tot de vervaldatum. De korting is dus toegewezen aan interest kosten door afschrijvingen over de periode van de obligatie. Gedurende de levensduur stijgt de boekwaarde van 96,149 tot 100,000 euro. Het krediet aan korting op obligaties betalen volbrengt dus twee doelen. Aan de ene kant neemt de boekwaarde toe en aan de andere kant wordt de korting afgeschreven tot interest kosten.
Uitgifte van obligaties met een premium
Een obligatie kan ook met een premium worden uitgegeven, in dit geval ontvangt het bedrijf meer cash dan dat hij moet betalen. Dit extra bedrag zal ook afgeschreven moeten worden. Obligaties met een premium komen in de praktijk echter maar zelden voor. Aan het begin zijn de schulden van het bedrijf gelijk aan het nominale bedrag + de premium, voor ditzelfde bedrag staat de obligatie op de balans. Het bedrijf heeft dus bijvoorbeeld 104,100 euro geleend, maar hoeft maar 100,000 terug te betalen op de vervaldatum. De 4,100 euro is dus een vermindering van de interestkosten. De afschrijving van de obligatie premium verlaagt de interestkosten elke periode, gedurende de looptijd van de obligatie. De afschrijvingen zorgen er dus voor dat de boekwaarde van de obligatie wordt verlaagt van 104,100 euro op het moment van uitgifte, tot 100,000 euro op het moment van de vervaldatum.
Volgens de “straight line method” voor het afschrijven van een korting of premium geldt dat: afschrijving = premium of discount / aantal interest betalingen.
Interestkosten = interest betaling + of – de afschrijving.
Aftreden van obligaties
In sommige gevallen wordt een obligatie al afbetaald voor het einde van de looptijd. Een rede hiervoor kan zijn dat het een verlichting is voor de hoge rentes die anders betaald moeten worden of dat het bedrijf ook kan lenen tegen een lagere rente. Sommige obligaties hebben een opvraagbare functie, dit betekent dat de uitgever de obligaties kan afbetalen tegen een vooraf overeengekomen prijs op ieder gewenst moment. Doordat de obligatie op ieder moment afbetaald kan worden kan er een winst of verlies ontstaan.
Inwisselbare obligatie
Sommige obligatie kunnen worden ingewisseld voor aandelen. Investeerders hebben met deze obligaties een groot voordeel omdat ze zowel de garantie hebben dat ze de hoofdsom en de rente van de obligatie ontvangen, en dat ze door het voor aandelen in te wisselen kunnen profiteren van de winsten op de aandelen. Dit inwisselen kan ook voor komen bij nota’s.
Financiering van activa
Wanneer een bedrijf ervoor kiest om te activa aan te schaffen kan hij drie verschillende manieren kiezen om deze activa te financieren. Ten eerste door gebruik te maken van zijn eigen ingehouden winsten, ten tweede door de uitgifte van aandelen en ten derde door de uitgifte van een te betalen nota of obligatie. Het voordeel van financiering met de ingehouden winsten is dat het bedrijf zelf al genoeg cash in handen heeft om de activa te kopen, hierbij hoeft het bedrijf dus geen risico te lopen door geld van anderen te lenen. Door de uitgifte van aandelen ontstaan er geen schulden of interestkosten en brengt daarom ook weinig risico met zich mee, hier zitten echter wel hoge kosten aan verbonden. Het uitgeven van een nota of obligatie neemt het meeste risico mee omdat het bedrijf controle uit handen geeft. Vaak leidt dit tot een hoger winst per aandeel omdat de winst op geleend geld de interestvoet kan overschrijden. Maar het creëren van meer schuld brengt wel meer risico met zich mee. De winst per aandeel is het bedrag van het netto inkomen, verdeeld over het aantal uitstaande aandelen.
Stel dat bedrijf A een netto inkomen van 300,000 euro heeft, en 100,000 aandelen uit heeft staan. Het management kan vervolgens kiezen tussen twee plannen. Het eerste plan is 500,000 euro aan te betalen obligaties uit te geven tegen 6% interest en het tweede plan is om 50,000 aandelen uit te geven voor een waarde van 500,000 euro. In het volgende overzicht is te zien dat het bedrijf door geld te lenen, een hogere winst per aandeel genereerd.
| leen 500,000 tegen 6% rente | Geef aandelen uit voor 500,000 euro | ||
Netto Inkomen |
| 300,000 |
| 300,000 |
Verwacht extra inkomen | 200,000 |
| 200,000 |
|
Interest kosten | (30,000) |
| 0 |
|
Verwacht inkomen uit project voor belasting | 170,000 |
| 200,000 |
|
Inkomsten belasting (40%) | (68,000) |
| (80,000) |
|
Verwachte netto inkomen uit project |
| 102,000 |
| 120,000 |
Totale inkomen |
| 402,000 |
| 420,000 |
EPS | 402,000/100,000 | 4,02 | 420,000/150,000 | 2,80 |
De “Times-interest-earned” ratio
Hierboven heb je kunnen zien dat het lenen van geld de winst per aandeel vergroot, het hebben van teveel schulden leidt er echter toe dat het bedrijf failliet gaat. De schuld ratio laat het effect van schulden op de financiële positie van een bedrijf zien maar het zegt niks over het vermogen om interest te kunnen betalen. Daarom wordt er ook een tweede ratio gebruikt, namelijk de “times-interst-earned” ratio. Om het inkomen en de interest kosten aan elkaar te relateren. Times-interest-earned ratio = bedrijfsresultaat / interestkosten. Met een hoog ratio in het voor een bedrijf makkelijk om de interest kosten te betalen en bij een hoog ratio is dit moeilijk.
Leasen
Een lease is een huurovereenkomst waarbij de huurder ermee akkoord gaat dat hij rente betaalt aan de verhuurder in ruil voor het gebruik van activa. Er kan onderscheidt worden gemaakt tussen “operating lease” en “capital lease”. Een lease wordt gezien als een “capital lease” als het voldoet aan één van de onderstaande kenmerken: de huurder draagt alle risico’s en beloningen over het actief. De huurder wordt aan het eind van de lease periode de eigenaar van het actief. De lease tijd betreft een groot deel van de levensduur van het actief of de contante waarde van de lease betalingen zijn voor een groot deel representatief voor de boekwaarde van het actief.
Wanneer het bedrijf activa leaset via operating lease zal hij daar als volgt verslag van doen:
30 juni | Lease kosten | 45,000 |
|
| Cash |
| 45,000 |
| Weergeven van operating lease betalingen |
|
|
In dit geval komen de activa niet op de balans van het bedrijf te staan omdat de verhuurden nog steeds de eigenaar is en de risico’s draagt. De activa nemen wel af doordat er cash wordt gecrediteerd en daardoor neemt ook het eigen vermogen af.
Hoofdstuk 9. Shareholder’s Equity
In dit hoofdstuk worden vooral de algemene kenmerken van de verschillende bedrijfssoorten besproken.
Kenmerken van bedrijven
Een rechtsvoor die door veel bedrijven wordt gekozen is “Seperate Legal Entity”. Dit houdt in dat het bedrijf kan worden gezien als een aparte rechtspersoon. Het bedrijf is aansprakelijk, niet de eigenaren (de aandeelhouders). Het bedrijf heeft in dit geval veel rechten die een persoon ook zou hebben zoals het kopen, bezitten en verkopen van eigendommen. Ook de bezittingen en schulden zijn van de onderneming en niet van de eigenaren en de onderneming mag zelf contracten aangaan, vervolgen en vervolgt worden. De namen van ondernemingen als rechtspersoon bevatten vaak titels als: Corporation(Corp.), Incorporated(Inc.) of Limited(Ltd).
Een andere vorm is “Continuous Life and Transferability of Ownership”. In dit geval zal de onderneming blijven bestaan als het veranderd van eigenaar. Het bedrijf blijft dus voortduren ondanks dat er van eigenaar gewisseld wordt.
In het geval van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid is er sprake van “Limited Liability”. De aandeelhouders hebben beperkte aansprakelijkheid en geen persoonlijke verplichtingen voor de schulden van de onderneming, de aandeelhouder kan alleen zijn eigen investering verliezen. Hierdoor kunnen bedrijven meer kapitaal van investeerders aantrekken dan een eenmanszaak of vennootschap. De eenmanszaak en vennootschap zijn wel persoonlijk aansprakelijk voor de schulden van het bedrijf.
Wanneer de aandeelhouders de eigenaren zijn van de onderneming, maar de raad van bestuur de functionarissen kiest om het bedrijf te leiden is er sprake van scheiding van eigendomsrecht en management. De raad van bestuur wordt gekozen door de aandeelhouders maar de aandeelhouders besturen het bedrijf dus niet.
Bij de eenmanszaak en vennootschap is er geen sprake van een rechtspersoon die belasting betaald, dus niet de vennootschap of de eenmanszaak zelf betaalt te belasting, maar de eigenaren betalen belasting. Dit wordt vennootschapsbelasting genoemd. Rechtspersonen zijn wel aansprakelijk voor de belasting (net als de gewone burger).
Om de schuldeisers en aandeelhouders te beschermen controleert de overheid de rechtspersoon, de aandeelhouders zijn namelijk zelf niet aansprakelijk voor de schulden, dit wordt Overheidsregulering genoemd. De regulering verzekerd dat de bedrijven informatie openbaren die investeerders en schuldeisers nodig hebben om goede beslissingen te maken.
De organisatie van een onderneming met rechtspersoon.
Volgens de wet mag een rechtspersoon een bepaald aantal aandelen uitgeven. De aandelen van de onderneming vormen de basis van het eigendom. De gezagsstructuur binnen de rechtspersoon is als volgt: Bovenaan in de rang staan de aandeelhouders, deze kiezen gezamenlijk de raad van bestuur. De raad van bestuur kiest een manager (CEO) en een bedrijfsleider (COO), de bedrijfsleider geeft weer leiding aan de verkoopmanager, productie manager, het hooft personeelszaken etc., samen met de penningmeester en de controleur leiden zij dagelijkse zaken binnen de onderneming.
De aandeelhouders hebben vier basis rechten. Voor elk aandeel krijgt de aandeelhouder één stem in de jaarlijkse algemene vergadering (AGM), dit is ook de enige stem die aandeelhouders hebben in het bestuur van de organisatie. Het tweede recht is het recht om dividend te ontvangen per aandeel.
Bij liquidatie (faillissement) hebben de aandeelhouders het recht op een deel van de bezittingen die over blijven na het betalen van de schulden. Als laatste hebben aandeelhouders het voorkooprecht, dit wil zeggen dat wanneer een aandeelhouder 5% van de aandelen bezit, het bedrijf bij uitgifte van nieuwe aandelen, eerst 5% aan moet bieden aan deze aandeelhouder.
Het eigen vermogen laat het eigendomsbelang zien in de activa van de onderneming. Het eigen vermogen is verdeeld in 2 delen. Als eerste het ingebrachte kapitaal door aandeelhouders en als tweede de ingehouden winst, dit is de winst die niet uitgekeerd is als dividend aan de aandeelhouders. Als een bedrijf aandelen uitgeeft dan betaald een aandeelhouder cash aan de onderneming. De aandeelhouder investeert en het bedrijf trekt hiermee kapitaal aan. De uitstaande aandelen bevatten het gehele eigendom van de onderneming.
Gewone en preferente aandelen.
De bovengenoemde rechten en aandelen hebben betrekking op de gewone aandelen. Er bestaan ook preferente aandelen, de aandeelhouders van de preferente aandelen hebben een aantal voordelen boven gewone aandeelhouders. Zo ontvangen preferente aandeelhouders eerder dividend en bij liquidatie ontvangen zij ook eerder een deel van de bezitting dan aandeelhouders van gewone aandelen. Preferente aandelen zijn in de regel duurder dan gewone aandelen, hierdoor verwachten de preferente aandeelhouders ook een hoger dividend. Preferente aandelen lijken wat meer op een lange termijn schuld, zoals de rente op een lening krijgen ook de preferente aandelen een vast dividend. Er worden in het algemeen weinig preferente aandelen uitgegeven.
De nominale waarde (par-value) per aandeel is het bedrag toegekend aan de aandelen door het bedrijf. Een klein deel van de aandelen zijn aandelen zonder nominale waarde. Verschillende soorten aandelen brengen ook andere stemrechten met zich mee.
Aandelen uitgeven
Aandelen worden in principe uitgegeven tegen de nominale waarde van de aandelen, dit wordt ook wel “a pari” genoemd. Om investeerders aan te trekken, kunnen bedrijven adverteren met de uitgifte van aandelen, bijvoorbeeld in ‘The Wall Street Journal’. Aandelen tegen nominale waarde komen voor het totale bedrag van de nominale waarde vermenigvuldigd met de prijs per aandeel in de boekhouding te staan. Voorbeeld:
23 juli 2012 | Cash (6.200.000 x €10) | 62.000.000 |
|
| Ordinary shares(gewone aandelen) |
| 62.000.000 |
| Uitgifte van gewone aandelen tegen nominale waarde. |
|
|
Veel bedrijven houden de nominale waarde expres laag om de aandelen uit te geven voor een prijs boven de nominale waarde. In dit geval worden de aandelen uitgegeven boven pari. Het verschil tussen de nominale waarde (price par-value) en de uitgifte prijs wordt de agioreserve (additional paid-in capital) genoemd. Een onderneming maakt geen winst of verlies als het aandelen verkoopt aan zijn aandeelhouders.
23 juli 2011 | Cash (6.200.000 x €10) | 62.000.000 |
|
| Ordinary shares (gewone aandelen) (6.200.000 x €0,01) |
| 62.000 |
| Agioreserve (additional paid in capital) (6.200.000 x €9,99) |
| 61.938.000 |
| Uitgifte van aandelen boven pari. |
|
|
Bij de uitgifte van aandelen nemen de bezittingen en het eigen vermogen toe met hetzelfde bedrag.
Om de uitgifte van aandelen zonder nominale waarde te registreren, worden aan de debet kant de ontvangen bezittingen genoteerd(meestal cash) en aan de credit kant de ontvangen contante waarde van de uitgegeven aandelen. (Er wordt hierbij dus geen onderscheid gemaakt tussen aandelen tegen nominale waarde of boven pari.) Aandelen zonder nominale waarde met een vastgestelde waarde worden hetzelfde genoteerd als de nominale waarde en de waarde die meer betaald wordt dan de nominale waarde wordt onder agioreserve vermeld. Als er met bezittingen wordt betaald dan wordt er gekeken naar de marktwaarde van de bezittingen. De overwaarde (hoger dan de nominale waarde van de aandelen), wordt onder Paid-in Capital in Excess of Par vermeld. Voorbeeld:
12 nov 2011 | Voorraad | 4.000 |
|
| Gebouw | 120.000 |
|
| Gewone aandelen (15.000 x €1) |
| 15.000 |
| Paid-in capital in Excess of Par |
| 109.000 |
| Uitgifte van aandelen in ruil voor voorraad en gebouw. |
|
|
Uitgifte van aandelen in ruil voor diensten. De notering van diensten werkt hetzelfde als bij de uitgifte van aandelen voor bezettingen alleen nu wordt de aard van de dienst genoteerd in plaats van de bezitting. Het verschil tussen de uitgegeven nominale aandelen waarde en de marktwaarde van de dienst wordt bij Paid-in Capital in Excess of Par genoteerd.
Naast de gewone aandelen kunnen er ook preferente aandelen worden uitgekeerd. De aandeelhouders hebben vaak een voordeel ten opzichte van gewone aandeelhouders doordat het meer zekerheid met zich mee brengt (bijvoorbeeld een vast percentage), doordat het preferente dividend altijd eerst wordt uitgekeerd (en de kans dus groter is dat er geld wordt ontvangen) en doordat de preferente aandeelhouders in geval van liquidatie eerder in de rij staan.
Voor de boekhouding van preferente aandelen geldt hetzelfde als voor gewone aandelen. Als de aandelen boven pari verkocht worden wordt dit bedrag opgenomen in de agioreserve (veel bedrijven nemen de agioreserve van gewone aandelen en preferente aandelen op onder dezelfde post). De uitgifte van preferente aandelen is in de boekhouding verwisselbaar (convertible) met de uitgifte van gewone aandelen, het bedrag van de ordinary shares wordt verhoogd met de boekwaarde van de preferente aandelen. (Voorbeeld: 30.000 aan 30000 x €1 preferente aandelen is gelijk aan 30.000 aan 3.000.000 x €0,01 gewone aandelen)
Het wettelijke aantal toegestane aandelen (Authorized shares capital) is het maximale aantal aandelen dat de onderneming uit mag geven. De geplaatste aandelen zijn de aandelen die verkocht zijn aan de aandeelhouders. De uitstaande aandelen zijn het aantal aandelen in bezit van de aandeelhouders, het zijn aan aantal geplaatste aandelen minus de teruggekochte aandelen (Treasury shares).
Teruggekochte aandelen
Ingekochte eigen aandelen (Treasury shares) zijn aandelen die de onderneming zelf geplaatst heeft en verkocht aan de aandeelhouders maar later weer terug koopt. Dit kan verscheidene redenen hebben, zo kan de onderneming bang zijn voor een overname van een buitenstaande partij of de winst per aandeel willen verhogen door het aantal uitstaande aandelen te verlagen. Als het bedrijf geen extra aandelen uit wil geven maar wel een aandelen vergoeding aan werknemers aan wil bieden dan kan het ook aandelen terugkopen.
De ingekochte eigen aandelen staan op de balans vermeld als een negatief getal omdat het eigenvermogen daalt als er eigen aandelen terug gekocht worden. De bezittingen en het eigen vermogen dalen bij het terug kopen van eigen aandelen. De kosten van de aandelen worden berekent aan de hand van de marktprijs van de aandelen. Het bedrijf registreert geen winst of verlies voor de transacties van ingekochte eigen aandelen. Bij de verkoop van Treasury shares kan er meer worden ontvangen dan wat het bedrijf er in eerste instantie voor betaald heeft, dit bedrag wordt opgenomen onder ‘paid-in capital from treasury shares’ er wordt dus een extra reserve aangemaakt. Als het verkoopbedrag minder is dan wat er voor betaald was dan wordt dit bedrag in mindering gebracht op de agioreserve (paid-in capital).
Treasury shares worden vaak uitgegeven als een compensatie voor werknemers. Bijvoorbeeld:
2012 | Keuze aandelen compensatie | 10.000 |
|
| Ingekochte eigen aandelen |
| 10.000 |
Als de teruggekochte aandelen terug getrokken worden, kunnen ze daarna niet meer verkocht worden.
2012 | Aandelen kapitaal | 33.347 |
|
| Ingekochte eigen aandelen |
| 33.347 |
Ingehouden winsten, dividenden en verdelingen.
De ingehouden winst (Retained earnings) omvat het netto inkomen(+) minus het netto verlies(-) en de uitgegeven dividenden(-). Een onderneming hoeft niet alle winst uit te keren in dividend, het kan er ook voor kiezen een deel van de winst te investeren of te bewaren als reserve. De kas en ingehouden winst mogen niet met elkaar in verwarring gebracht worden, het kan zijn dat een onderneming veel ingehouden winst heeft maar niet in staat is dividend uit te keren.
Contant dividend
Om cash dividend uit te keren moet een onderneming genoeg ingehouden winst hebben en genoeg geld om het dividend te kunnen betalen. Er zijn 3 belangrijke data voor het dividend. Eerst de vaststellingsdatum (declaration date), de raad van bestuur maakt op deze datum het dividend bekend. Als dit voor een tussentijdse dividend uitkering is, wordt dit een schuld voor de onderneming, voor het slotdividend moet dit nog goedgekeurd worden door de aandeelhouders in de jaarlijkse algemene vergadering. De dividend declaratie wordt toegevoegd bij de ingehouden winst en op de credit zijde bij nog te betalen dividend. Voorbeeld:
12 Juni 2012 | Ingehouden winst | 50.000 |
|
| Nog te betalen dividend |
| 50.000 |
Door deze actie stijgen de schulden en daalt het eigen vermogen.
De tweede belangrijke datum is de registratiedatum (date of record), op deze dag ontvangen de aandeelhouders het dividend. De derde datum is de betalingsdatum (Payment date), nu wordt het bedrag uit de kas gehaald en het bedrag aan nog te betalen dividend daalt. Voorbeeld:
10 Juli 2012 | Nog te betalen dividend | 50.000 |
|
| Kas |
| 50.000 |
Door deze actie dalen de bezittingen en de schulden.
De preferente aandeelhouders hebben voorrang op de gewone aandelen. Als er bijvoorbeeld €400.000 vrij wordt gemaakt voor de uitkering van dividend en de preferente aandeelhouders ontvangen 20% per aandeel van 100 en er zijn 10.000 preferente aandelen uitgegeven, dan ontvangen de preferente aandeelhouders samen €200.000 en blijft er €200.000 over voor de gewone aandeelhouders.
Als een onderneming een bepaald jaar niet in staat is om dividend uit te keren aan de preferente aandeelhouders dan wordt dat dividend opgeteld bij het dividend voor het volgende jaar. Dit wordt het dividend op cumulatieve aandelen genoemd. Al het dividend voor de preferente aandeelhouders moet worden uitgekeerd voordat er dividend aan de gewone aandeelhouders wordt uitgekeerd.
Stock dividend is het dividend uitgekeerd in aandelen in plaats van cash. Het uitgeven van deze aandelen verhoogt het aandelen kapitaal en verlaagt de ingehouden winst. Een bedrijf kan kiezen voor het uitkeren van stockdividend omdat het wel dividend uit wil keren maar geen geld uit wil keren. Door meer aandelen uit te keren zal de prijs per aandeel dalen, hierdoor worden de aandelen aantrekkelijker voor investeerders.
Het uitkeren van het aandelen dividend leidt niet tot een verandering in de bezittingen of schulden en het netto effect van het eigen vermogen is ook gelijk aan nul. Het betalen van dividend is een financiële transactie want de onderneming betaald geld voor het lenen van geld van de aandeelhouders en staat daarom op het cashflow overzicht. Stockdividend wordt echter niet opgenomen in het cashflow overzicht omdat er geen geld voor betaald wordt.
Stock split is een aandelensplitsing, er vindt een toename van het aantal uitstaande aandelen plaats zonder dat het eigen vermogen daalt. Bij een 2-voor-1 aandelensplitsing verdubbeld een bedrijf bijvoorbeeld het aantal uitstaande aandelen en halveert de prijs per aandeel, zo blijft het aandelenkapitaal op de balans gelijk maar er staan veel meer aandelen uit. De prijs per aandeel zal hierdoor dalen wat het kopen van aandelen voor investeerders aantrekkelijker maakt.
De waarde van de aandelen bepalen
De marktprijs is de prijs waarvoor een persoon een aandeel kan kopen of verkopen. Om de marktwaarde van de onderneming te bepalen moet de marktprijs vermenigvuldigd worden met het aantal uitstaande aandelen. De aflossingswaarde (redemption value) van een preferent aandeel is de waarde die de onderneming betaald wanneer het preferente aandeel uitgegeven wordt. Preferente aandelen kunnen ook beter gezien worden als een schuld dan als eigen vermogen.
De liquidatiewaarde (liquidation value) is het bedrag dat de onderneming betaald aan de preferente aandeelhouders als de onderneming stopt te bestaan.
De boekwaarde per gewoon aandeel (book value per ordinary share) is het eigen vermogen gedeeld door het aantal gewone aandelen. Als er ook preferente aandelen zijn dan wordt de boekwaarde per gewoon aandeel berekend door: (Totale eigen vermogen – vermogen voor preferente aandelen) : totale uitstaande gewone aandelen (= de geplaatste aandelen – ingekochte eigen aandelen).
Winstgevendheid relateren aan aandelen.
Het rendement van activa (Return on assets, ROA) bepaald het nu van de activa om inkomen te verdienen. Dit is belangrijk voor de schuldeisers, zij willen rente, en voor de aandeelhouders, zij willen netto inkomen. Om het rendement van activa te berekenen worden het netto inkomen en de rente uitgaven bij elkaar opgeteld en vervolgens samen gedeeld door de gemiddelde totale activa (beginwaarde + eindwaarde / 2). Een hoog rendement wil zeggen dat de activa effectief gebruikt worden om winst te creëren.
Het rendement van het eigen vermogen (Return on equity, ROE) laat de relatie zien tussen het beschikbare netto inkomen voor het gemiddeld gewoon eigen vermogen (average ordinary shareholders’ equity). Om het rendement van het eigen vermogen te berekenen wordt het preferente dividend van het netto inkomen afgehaald. Vervolgens wordt er gedeeld door het gemiddeld gewoon eigen vermogen. Voor een goedlopend bedrijf geldt ROE>RO
Hoofdstuk 11. The income statement & the statement of changes in equity
De evaluatie van de kwaliteit van de inkomsten.
Bij het bepalen van bijvoorbeeld de opbrengst is het belangrijk om rekening te houden met veel zaken. De opbrengst wordt op de balans gezet op het moment dat hij verdiend is, en men moet rekening houden met eventuele tegenvallers zoals producten die later worden terug gebracht, kortingen en bijvoorbeeld voucher kosten. Deze extra kosten of misgelopen inkomsten moeten van de brutowinst af worden gehaald om de netto verkopen te bepalen.
Cost of goods sold zijn de directe kosten van de goederen die verkocht zijn aan de klanten. Dalende kosten van de verkochte producten als percentage van de netto verkoop opbrengst wordt gezien als een teken van een stijgende kwaliteit van inkomsten.
De bruto winst (Engels: Gross profit / gross margin) geeft het verschil aan tussen de netto verkopen en de kosten van de verkochte producten. Een stijgende winst als percentage van de netto verkoop opbrengst wordt ook gezien als een stijgende kwaliteit van inkomsten.
De bedrijfskosten (Engels: operating expenses) zijn de kosten gemaakt door het bedrijf, anders dan de verkoopkosten en de andere kosten die met verkopen te maken hebben. Het zijn kosten zoals loonkosten, leveringskosten en nutsvoorzieningen. Het bedrijfsresultaat is het resultaat van de netto omzet minus de bedrijfskosten. Om van het bedrijfsresultaat naar netto winst te komen moeten we eerst de rente kosten in mindering brengen en de opbrengst uit investeringen bij het resultaat optellen. Om bij de winst voor het jaar te komen moet eerst de inkomensbelasting van het resultaat afgehaald worden. Dan kan er nog een winst van eventuele losgekoppelde activiteiten bij opgeteld worden. Het is vaak lastig om te zien of de winsten van een onderneming goed zijn of niet, daarom is het aan te raden de onderneming te vergelijken met ondernemingen uit dezelfde branche. Om de waarde van een investering te schatten wordt de “investment capitalization rate” gebruikt, hoe hoger het risico, hoe hoger de waardering. De geschatte waarde van de investering wordt vaak uitgedrukt met het rente percentage voor als de onderneming niet in staat is om het geschatte inkomen te verdienen. De geschatte waarde per aandeel = Het geschatte jaarlijkse inkomen in de toekomst : geschatte waarde van de investering.
Als aandeelhouders wil je dat je prijs van een aandeel nog gaat stijgen zodat de aandelen tegen een hogere prijs verkocht kunnen worden, als je verwacht dat je prijs van een aandeel gaat dalen is het verstandig je aandeel te verkopen. Als je geschatte waarde van het bedrijf in de toekomst hoger ligt dan de huidige waarde dan is het verstandig om nu het aandeel te kopen omdat de waarde waarschijnlijk nog zal stijgen.
Veranderingen in de boekhouding.
Het veranderen van de boekhoudmethode kan het vergelijken met andere jaren moeilijk maken het wisselen van methode is alleen effectief als de informatie door de verandering relevanter wordt.
Er zijn verschillende veranderingen in de boekhouding zoals veranderingen als gevolg van nieuwe boekhoud normen. Schattingswijzigingen in bijvoorbeeld de waarde van het gebouw kunnen ook bijgesteld worden. Als laatste kunnen wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggeving zoals het overgaan van lifo naar fifo doorgevoerd worden. De onderneming verandert ook de methode voor de voorgaande jaren zodat de jaren wel met elkaar vergeleken kunnen worden.
Veranderingen in de boekhouden kunnen een legale maar onethische wijze zijn voor het tijdelijk verhogen van de winst of het inkomen. Aan het eind van het jaar kan bijvoorbeeld de afschrijvingsmethode voor activa veranderd worden waardoor het inkomen hoger lijkt.
Als er gegevens in een financieel verslag niet kloppen door bijvoorbeeld inschattingsfouten dan kan dit na de periode rechtgezet worden door een voorafgaande periode aanpassing (prior period adjustment), vaak wordt de veranderingen doorgevoerd bij de ingehouden winst in het overzicht van veranderingen in het eigen vermogen.
“Comprehensive income” is de verandering in het eigen vermogen behalve van de eigenaren van de onderneming. Het omvat de netto winst of verlies (van de winst en verlies rekening) met alle andere ontvangsten en uitgaven. Het geeft dus eigenlijk de netto winst met de niet gerealiseerde resultaten weer. Schematisch:
Statement of comprehensive income (overzicht van het totale resultaat) |
Opbrengsten |
-Kosten |
= Netto winst/verlies |
+/- ander inkomen/verlies (zoals verschillen in herwaarderingswaarde) |
= Totaal resultaat (total comprehensive income) |
Verdiensten per aandeel (earnings per share, EPS). Het laatste deel van de winst en verlies rekening doet verslag van de winst per gewoon aandeel.
EPS = (Netto winst – preferente dividenden)______ _
gemiddeld aantal gewone uitstaande aandelen
Sommige bedrijven presenteren twee vormen van de verdiensten per aandeel, één daarvan is gebaseerd op de werkelijk uitstaande gewone aandelen (EPS) en de andere is gebaseerd op de gewone uitstaande aandelen plus eventuele veranderingen, door bijvoorbeeld het inruilen van preferente aandelen, schulden of aandelen keuzes voor gewone aandelen (Diluted EPS).
Het berekenen van de inkomensbelasting.
Nog te betalen inkomsten belasting is een kortlopende schuld op de balans met het bedrag wat in de volgende periode aan de overheid betaald moet worden.
De inkomstenbelasting uitgaven staan op de winst en verlies rekening (income statement). De inkomens belastingaangifte wordt ingediend bij de belasting dienst om te kijken hoeveel er in de huidige periode aan de overheid betaald moet worden. Het kan zijn dat het belastbare inkomen lager uit valt dat het inkomen eerder bekend in de boekhouding door afschrijvingsmethodes.
Overzicht van wijzigingen in het eigen vermogen.
Het overzicht van veranderingen in het eigen vermogen (statement of changes in equity)laat zien waar de veranderingen in het eigen vermogen op de balans vandaan komen. De ingehouden winst is de post waar de meeste transacties van het vermogen plaats vinden.
Verantwoordelijkheid voor de financiële overzichten.
Het accountants rapport (Audit Report) wordt opgesteld door externe controleurs, deze onafhankelijke controleurs bekijken of de financiële gegevens in overeenstemming zijn met de geldende boekhoud normen en voorschriften. Het rapport wat de controleur uit brengt richt zich meestal op de raad van bestuur en de aandeelhouders van de onderneming. Het rapport bevat vier gedeeltes. Het eerste gedeelte identificeert de onderneming en de financiële verslagen die zijn gecontroleerd. Het tweede gedeelte geeft een overzicht van de verantwoordelijkheid van het management van de onderneming en de verantwoordelijkheid van de accountant. De derde sectie geeft aan hoe de controle is uitgevoerd in overeenstemming met de algemeen aanvaarde controle normen. In de vierde en laatste sectie geeft de controleur een advies over de financiële verslaggeving, het beloningsverslag (remunaration report) en het directieverslag (director’s report) van de onderneming.
Hoofdstuk 12. The statement of Cash flows
Statement of Cash Flows (Kasstroomoverzicht)
Het kasstroomoverzicht laat zien waar cash vandaan komt, de ontvangsten, en hoe het is uitgegeven, de uitgaven. De cash flows (kasstromen) vormen dus de stroom in geld. Het kastroomoverzicht betreft altijd een periode (financial year/month ended December 31) en heeft de volgende doelen:
- het voorspellen van toekomstige kasstromen, het kasstroom overzicht laat zien of een onderneming in staat is om betalingen te doen.
- de waarde van management beslissingen bepalen, het kasstroom overzicht laat zien of de onderneming in staat is geldmiddelen aan te trekken als dit nodig blijkt.
-het laat de relatie zien tussen netto winst en de kasstroom, cash transacties zijn geen garantie voor het genereren van hoge opbrengsten. Netto winst en kasstromen zijn beide erg belangrijk voor het succes van de onderneming.
Het kasstroomoverzicht laat de ontvangsten en uitgaven zien die gerelateerd zijn aan drie verschillende soorten bedrijfsactiviteiten:
Operationele activiteiten (Operating activities)zijn de activiteiten die we terugvinden op het vlottende deel van de balans. Een succesvolle onderneming moet het meeste van zijn cash genereren uit operationele activiteiten.
Operationele activiteiten |
|
Cash ontvangsten: | Cash betalingen: |
-Ontvangsten van klanten | -Betalingen aan leveranciers |
-ontvangsten van rente en dividend | -Betalingen aan werknemers |
-verkoop van korte termijn investeringen | -Betalen van rente en inkomensbelasting |
-andere operationele ontvangsten | -Aankoop van korte termijn investeringen |
| -overige operationele betalingen |
Investeringsactiviteiten (Investment activities) zijn belangrijk voor de middel- en lange termijn omdat ze de omvang van de investeringen representeren die tot toekomstige inkomsten en kasstromen leiden. Ze bevatten vooral de vaste activa.
Investeringsactiviteiten |
|
Cash ontvangsten: | Cash betalingen: |
-Verkoop van materiële vaste activa (PPE) | -Aankoop van materiële vaste activa (PPE) |
-Verkoop van lange termijn investeringen | -Aankoop van lange termijn investeringen |
-leningen afsluiten | -Leningen uitgeven |
Financieringsactiviteiten (Financing activities) zijn gerelateerd aan schulden op de lange termijn en het eigen vermogen. Ze bevatten de langlopende schulden en het eigen vermogen.
Financieringsactiviteiten |
|
Cash ontvangsten: | Cash uitgaven: |
-aandelen plaatsen | -betalen van dividend |
-verkoop van ingekochte eigen aandelen | -terugkopen van aandelen |
-opbrengsten van leningen | -kopen van eigen aandelen (Treasury shares) |
| -betalingen van de hoofdsom van de schuld |
Directe en indirecte methode voor het bepalen van de operationele activiteiten.
De indirecte methode werkt van het netto inkomen naar de netto kasstroom uit operationele activiteiten. Het kasstroomoverzicht van de operationele activiteiten met de indirecte methode begint met de netto winst. Daarna wordt de waardevermindering zoals afschrijving erbij opgeteld, dit omdat afschrijving van de winst af gaat maar niet cash betaald wordt. Vervolgens worden opbrengsten van de verkoop van lange termijn bezittingen eraf gehaald worden en kosten erbij opgeteld. Dan moeten de veranderingen in vlottende activa en passiva (behalve geld) vastgesteld worden. Een stijging in de vlottende activa wordt eraf gehaald omdat er geen cash voor ontvangen is en een daling erbij op geteld (een daling in nog te ontvangen bedragen betekent dat er meer geld ontvangen is dus deze daling wordt er juist bij opgeteld). Zo wordt een stijging van de kortlopende schuld erbij opgeteld, er wordt namelijk geld ontvangen, en een daling van de kortlopende schuld eraf gehaald, een daling van de schuld betekent vaak aflossing, dit duidt op een daling van de winst).
De directe methode werkt met alle cash ontvangsten en alle cash uitgaven van de operationele activiteiten. De investerings- en financieringsactiviteiten worden berekent met de directe methode. Later zal de directe methode verder besproken worden.
Het kopen en verkopen van materiële vaste activa (PPE).
Voor het berekenen van de kasstroom van investeringsactiviteiten worden alle materiële vaste activa(PPE) samen genomen. Voor het berekenen van de materiële vaste activa (PPE) wordt eerst het bedrag van de begin balans genomen, daar worden de aankopen bij opgeteld, de afschrijving wordt in mindering gebracht net zoals de boekwaarde van de verkochte goederen. Zo blijft de eindwaarde van de PPE op de balans over.
De verkoopopbrengsten worden berekend door de boekwaarde van de verkochte goederen te nemen en daar vervolgens de opbrengsten bij op te tellen en de verliezen eraf te halen.
Het kopen en verkopen van investeringen, leningen en collecties.
Voor de waarde van de investeringen geldt, de beginwaarde van de investeringen plus de nieuwe investeringen minus de boekwaarde van de verkochte investeringen is de eindwaarde.
Voor de nog te ontvangen bedragen (zoals uitstaande leningen) geldt de beginwaarde plus de nieuwe uitgegeven leningen minus de ontvangsten is de waarde van de eindbalans.
kasstromen van financiële activiteiten.
Voor de waarde van langlopende schulden geldt de beginwaarde plus de nieuwe langlopende schulden minus de betaling van schulden is de eindwaarde. Voor de waarde van het aandelen kapitaal wordt de beginbalans genomen, daarbij worden de geplaatste aandelen gevoegd en samen geeft dit de eindwaarde van het aandelen kapitaal. Voor de waarde van de dividendbetalingen wordt de beginbalans genomen plus de netto winst – de dividend betalingen is de eindbalans.
In bovenstaande gevallen kan elke ontbrekende waarde berekend worden als de andere waardes bekend zijn.
Voorbeeld:
Begin balans €158.000 + geplaatste aandelen €? = Eindbalans €162.000
€162.000 - €158.000 = €4.000, de geplaatste aandelen zijn dus €4.000 waard.
Als er gegeven is dat de geplaatste aandelen €6.000 euro waard zijn dan zullen er €2000 aandelen zijn terug gekocht voor bijvoorbeeld Ingekochte eigen aandelen.
De kasstromen ingevuld.
Als de netto kasstromen van de operationele-, investerings- en financiële activiteiten bij elkaar worden opgeteld (negatieve getallen worden eraf gehaald) kan de netto stijging/daling in cash berekend worden. Dit bedrag moet kloppen met het verschil van de cash aan het begin van het jaar en het bedrag voor cash op de eindbalans.
Er zijn ook ‘non-cash’ investeringen en betalingen, er wordt dan bijvoorbeeld betaald met aandelen of er wordt land gekocht door het aangaan van een schuld die later betaald wordt. Dit soort non cash transacties, er wordt immers niet met geld betaald, worden apart vermeld onder het kasstroomoverzicht.
Tekenen van kasstromen voor een gezonde onderneming zijn onder andere:
De operationele activiteiten zijn de grootste ontvangstenbron van cash, bij de investeringsactiviteiten zijn meer aankopen dan verkopen van vaste activa en de financiële activiteiten moeten niet overheerst worden door nieuwe leningen en schulden.
De kasstroom berekend met de directe methode.
Voor de kasstroom van operationele activiteiten worden bij de directe methode de winst- en verlies rekening en de veranderingen op de balans gebruikt. Eerst worden de ontvangsten opgeteld en daarna worden daar de betalingen vanaf gehaald om tot de netto cash verkregen bij operationele activiteiten te komen.
Zo worden bij de ontvangsten de dalingen in nog te ontvangen bedragen (Receivable) positief weergeven, er is geld ontvangen waardoor de opbrengst hoger wordt. En een stijging in nog te ontvangen bedragen wordt negatief weergeven omdat dit niet in cash ontvangen is. Bij de uitgaven wordt een daling in nog te betalen bedragen (Payable) bij de uitgave opgeteld, er wordt dus uiteindelijk meer geld van de ontvangsten afgehaald. Bij een stijging in de nog te betalen bedragen wordt dit van de uitgave afgehaald omdat er nog geen cash voor betaald is, dit bedrag wordt dus uiteindelijk niet van de ontvangsten afgehaald.
De ontvangsten van klanten zijn te berekenen als de beginwaarde, de eindwaarde en de verkopen van de nog te ontvangen bedragen bekend zijn. Voorbeeld: Nog te ontvangen bedragen.
Begin balans €81.000 + €303.000 verkopen – ontvangen bedragen ? = eindbalans €96.000
Het verschil tussen de begin- en eindbalans is €96.000 - €81.000= €15.000 dus dan moeten de ontvangsten €303.000 - €15.000 = €288.000 zijn.
Betalingen
Betalingen aan leveranciers kunnen berekend worden door eerst de aankopen te berekenen.
Voorbeeld.
Beginbalans inventaris €38.000 + aankopen ? – eindbalans inventaris €35.000 = kosten van verkochte goederen €150.000. Dus de aankopen zijn: €150.000 - €38.000 + € 35.000 = €147.000
Nu kan de betaling voor de inventaris aan de leveranciers berekend worden.
Voorbeeld:
Nog te betalen bedragen beginbalans €57.000 + aankopen €147.000 – Betaling voor inventaris ? = nog te betalen eindbalans €91.000. Er is €91.000 - €57.000 = €34.000 aan nog te betalen bedragen bij gekomen en er is voor €147.000 ingekocht dus €147.000 - €34.000 = €113.000 is al betaald voor de inventaris.
Betalingen voor operationele uitgaven kunnen ook op bovenstaande manier gedaan worden. Alle posten zijn gegeven behalve één ontbrekende die berekend moet worden. Deze betalingen worden berekend met behulp van drie posten: de vooruitbetaalde kosten, nog te betalen schulden en overige operationele kosten. De betalingen aan werknemers worden opgenomen onder één post met salaris- en loon kosten.
Vrije kasstroom (free cash flow) is het bedrag aan cash wat beschikbaar is na het betalen van investeringsuitgaven. De vrije kasstroom wordt berekend door de netto cash verkregen door operationele activiteiten te verminderen met de cash betalingen om te investeren in materiële activa (PPE). Een grote vrije kasstroom heeft de voorkeur want dit betekent dat er veel cash vrij is voor nieuwe investeringen.
Hoofdstuk 13. Financial statement Analysis
Evalueren van een bedrijf
In dit hoofdstuk gaat het over de analyse van de financiële verslaggeving. Een investeerder of schuldeiser kan weinig over een bedrijf zeggen door alleen de cijfers van één jaar te gebruiken, daarom bevatten financiële verslagen altijd vergelijkbare modellen. Het doel is vaak om te voorspellen wat er in de toekomst zal gebeuren, daarom zal duidelijk worden gemaakt wat het verloop is vanuit het verleden.
Horizontale analyse
De bestudering van procentuele veranderingen van jaar tot jaar wordt de horizontale analyse genoemd. Het vaststellen van een procentuele verandering bevat twee stappen. Ten eerste wordt het verschil in bedragen vastgesteld tussen het basisjaar en het daarop volgende jaar. Vervolgens wordt het bedrag van het verschil gedeeld door het bedrag van het basisjaar. Dus procentuele verandering = (nieuw – oud) / oud. Een vorm van horizontale analyse is “trend percentage”. Trends geven de richting aan waar een bedrijf op gaat. Hierbij wordt een basisjaar geselecteerd en dit jaar wordt als 100 % gezien. Vervolgens worden alle andere jaren vergeleken met dit basisjaar. De trend in % = een bepaald jaar / het basisjaar.
Verticale analyse
Een verticale analyse, ook wel component analyse genoemd, laat de relatie zien van een financieel statement item met zijn basis. De basis is in dit geval het totaal van het financiële statement en dit is dus 100%. Op de winst en verliesrekening is de winst het totaal. Het percentage van de verticale analyse wordt vervolgens berekend door een bepaald item van de winst en verliesrekening te delen door de totale winst. Voor de balans zijn de totale activa de basis, in dat geval wordt dus elk item van de balans gedeeld door de totale activa.
Benchmarken
Benchmarken betekent dat de ene eenheid met de andere wordt vergeleken. Hierbij kan er worden vergeleken met de directe concurrent in dezelfde branche, anderen in een bredere markt of elke andere mogelijke eenheid. Er moet echter wel een context worden gegeven om de gegevens te kunnen interpreteren. “common-size statements” bevatten alleen percentages en geen valuta bedragen, waardoor eenheden zoals twee verschillende bedrijven gemakkelijk naast elkaar vergeleken kunnen worden. Er is sprake van financiële resultaten met een gemeenschappelijke noemer en valuta en grootte verschillen worden geëlimineerd.
Financiële ratio’s
Om beslissingen te kunnen nemen wordt er gebruik gemaakt van ratio’s. in eerdere hoofdstukken heb je al kunnen lezen over verschillende ratio’s. Een ratio drukt de relatie uit van het ene getal naar het andere. Wanneer bijvoorbeeld de activa twee keer zo groot zijn als de schulden kan je zeggen dat de verhouding van activa naar schulden 2 staat tot 1 is, 2:1, de ratio is dan 2.0. Ratio’s kunnen aangeven dat er iets mis is met een bedrijf doordat een ratio daalt, het geeft echter niet aan wat er precies mis is. Ratio’s zullen daarom geanalyseerd moeten worden over verschillende jaren, wil het iets nuttigs over het bedrijf zeggen.
De ratio’s die in dit hoofdstuk behandeld worden kunnen onderverdeeld worden in:
Vermogen om kortlopende schulden te betalen
Cash omzet cyclus
Mogelijkheid om op lange termijn schuld te betalen
Winstgevendheid
Het analyseren van aandelen als belegging
Schulden en activa
Het werkkapitaal geeft het vermogen aan om de kortlopende schulden af te lossen met de vlottende activa. Hoe hoger het werkkapitaal, hoe beter deze verhouding is. Werkkapitaal = vlottende activa – kortlopende schulden. De hoogte van het werkkapitaal zegt echt niet alles over het vermogen om de schulden af te betalen. Zo kan bedrijf A bijvoorbeeld 60,000 euro aan vlottende activa, en 40,000 euro aan kortlopende schulden en daarmee een werkkapitaal van 20,000 euro hebben. Bedrijf B heeft bijvoorbeeld 200,000 euro aan vlottende activa en 180,000 euro aan kortlopende schulden en daarmee ook een werkkapitaal van 20,000 euro. Bedrijf is hier echter beter af want het werkkapitaal is een groter percentage van de kortlopende schulden. Doordat het werkkapitaal alleen niet genoeg informatie geeft wordt er ook gebruik gemaakt van de current ratio en de Acid-test ratio. Current ratio = vlottende activa / kortlopende schulden. Een hogere current ratio geeft een betere financiële positie aan. Het gemiddelde bij een current ratio van een industrie ligt vaak rond de 1.50. de acid-test ratio geeft aan in hoeverre de kortlopende schulden op zeer korte termijn afgelost kunnen worden. Acid-test ratio = (cash + korte termijn investeringen + netto op korte termijn te ontvangen bedragen) / kortlopende schulden. Een acid-test ratio van 0.90 tot 1.00 is in de meeste industrieën acceptabel.
Inventaris en te ontvangen bedragen
Sommige bedrijven hebben een hele lage acid-test ratio, maar kunnen toch goed functioneren. Dit kan omdat die bedrijven een snelle “turnover” van inventaris hebben en snel cash ontvangen. Het vermogen om inventaris snel te verkopen en snel geld te ontvangen is cruciaal voor bedrijven. Er zijn verschillende ratio’s doe het vermogen om geld te ontvangen van bedrijven meten. De eerste ratio is “inventory turnover”. Bedrijven streven ernaar om hun inventaris zo snel mogelijk te verkopen, des te sneller kan het bedrijf namelijk geld ontvangen. De omloopsnelheid meet het aantal keer dat een bedrijf zijn gemiddelde inventaris in één jaar verkoopt. Een snelle omloopsnelheid betekent dat de inventaris makkelijk verkocht kan worden. Een bedrijf streeft naar een hoge omloopsnelheid maar een te hoge omloopsnelheid kan aangeven dat een bedrijf te weinig inventaris in handen heeft, waardoor orders niet kunnen worden volbracht. Inventaris omloopsnelheid = kosten van verkopen / gemiddelde inventaris. De gemiddelde inventaris = (inventaris beginbalans + inventaris eindbalans) / 2.
De nog te ontvangen bedragen omzet meet het vermogen om cash van klanten te ontvangen. Hoe hoger de ratio, hoe beter, hoewel een te hoge ratio kan aangeven dat het krediet te laag is. Nog te ontvangen bedragen omzet = netto verkopen / gemiddelde netto nog te ontvangen bedragen. Deze ratio geeft aan hoe vaak te ontvangen bedragen worden omgezet in cash in een jaar.
Nog te betalen bedragen omzet = kosten van verkopen / gemiddelde netto nog te betalen bedragen. Een hoge nog te betalen omzet ratio betekent dat het bedrijf zijn leveranciers snel betaald. Over het algemeen is een laag ratio hierbij beter omdat het bedrijf dan optimaal gebruik maakt van de periode waarin hij het geld mag terugbetalen. Wanneer het bedrijf echter te lang doet over terugbetalen wordt het voor anderen minder aantrekkelijk om geld aan het bedrijf te lenen. Wanneer je het aantal dagen (365) deelt door de ratio weet je in hoeveel dagen het geld gemiddeld wordt terugbetaald. Deze methode kan ook worden gebruik bij de hierboven genoemde ratio’s.
Wanneer je de drie bovenstaande ratio’s samen neemt kan er worden bepaald hoe lang het duurt voor een bedrijf om de inventaris te verkopen, betalingen te ontvangen en de tijd dat het duurt voordat hij zelf de te betalen bedragen betaald. Dit wordt de cash omzettingscyclus genoemd. Over het algemeen is een korte cyclus beter dan een lange cyclus, dit kan zelfs een negatieve waarde hebben. Cash omzettingscyclus = “receivables collection period” + “inventory resident period” – payable outstanding period”. Dit kan je ook schrijven als: cash omzettingscyclus = “365 / accounts receivable turnover”+ “365 / inventory turnover” – “365/accounts payable turnover”.
Lange termijn schulden
In bovenstaande ratio’s ging het alleen over de activa en schulden op de koste termijn. De schuld ratio geeft echter aan in hoeverre de totale schulden afbetaald kunnen worden met de totale activa. Schuld ratio = totale schulden / totale activa. Om het inkomen te relateren aan de interest kosten wordt er een tweede ratio gebruikt, namelijk de “times-interest-earned” ratio. Hierover heb je al kunnen lezen in hoofdstuk F. Times-interest-earned ratio = bedrijfsresultaat / interestkosten.
Winst
Één van de meest fundamentele doelen van een organisatie is het maken van winst, hierop zijn dan ook verschillende ratio’s gebaseerd, namelijk:
rate of return on sales = netto inkomen / netto omzet
rate of return on assets = (netto inkomen + interest kosten) / gemiddelde totale activa
rate of return on ordinary shareholders’ equity = (netto inkomen – preferente dividend)
gemiddelde gewone aandeelhouders
vermogen
Earnings per share of share capital = (netto inkomen – preferente dividend)
gemiddeld aantal uitstaande aandelen
Over deze winst ratio’s heb je al kunnen lezen in hoofdstuk G, daar zal ik hier dus niet verder op ingaan.
Aandelen
Investeerders kopen aandelen om een teruggave te krijgen voor hun investeringen. Deze teruggave bestaat uit twee delen, ten eerste uit winst of verlies door de verkoop van aandelen en ten tweede uit dividend. De prijs / winst per aandeel = marktprijs per aandeel van het aandelenkapitaal / winst per aandeel. Dit ratio geeft aan hoeveel een investeerder bereid is om te betalen voor elke eenheid winst. De ratio wordt vaak afgekort als P/E ratio.
Het dividend rendement op gewone aandelen = dividend per gewoon aandeel / marktprijs per gewoon aandeel. Het dividendrendement is de verhouding van dividend per aandeel tot de marktprijs van het aandeel.
De boekwaarde per gewoon aandeel = (totaal aandeelhouders vermogen – preferent vermogen) / aantal gewone uitstaande aandelen.
EVA
Grote bedrijven gebruiken “EVA” om de operationele prestaties te evaluaren. EVA staat voor “economic value added” en het combineert accounting en financiering om te meten of activiteiten de gezondheid van de aandeelhouders hebben vergroot. EVA =netto inkomen + interest kosten – kapitaalvereisten. Kapitaalvereisten = (te betalen nota’s + kortlopende gedeelte van langlopende schuld + lange termijn schulden + aandelen kapitaal) x kosten van kapitaal.
Rode vlaggen
Een bedrijf loopt veel risico wanneer:
Het netto inkomen daalt (winstproblemen)
Vermindering van de kasstroom
Te veel schuld
Onvermogen om te ontvangen bedragen te ontvangen
Inventaris omloopsnelheid neemt af
Bijzondere veranderingen in de trend van omzet, inventaris of ontvangsten
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
- Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
- Use the topics and taxonomy terms
- The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
- Check or follow your (study) organizations:
- by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
- this option is only available trough partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- by following individual users, authors you are likely to discover more relevant study materials.
- Use the Search tools
- 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
- The search tool is also available at the bottom of most pages
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Field of study
- All studies for summaries, study assistance and working fields
- Communication & Media sciences
- Corporate & Organizational Sciences
- Cultural Studies & Humanities
- Economy & Economical sciences
- Education & Pedagogic Sciences
- Health & Medical Sciences
- IT & Exact sciences
- Law & Justice
- Nature & Environmental Sciences
- Psychology & Behavioral Sciences
- Public Administration & Social Sciences
- Science & Research
- Technical Sciences
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2988 |
Add new contribution