HR 9 december 2014, NBSTRAF 2015/10, m.nt. J.S. Spijkerman (Tandpasta) - Arrest

HR 9 december 2014, NBSTRAF 2015/10, m.nt. J.S. Spijkerman (Tandpasta)

Feiten

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid tandpasta, toebehorende aan Plus Supermarkt in Abcoude. Plus supermarkt had aangifte gedaan van de winkeldiefstal van in totaal 131 tubes tandpasta. De medewerker had hem herkend van de diefstal die drie weken eerder zou hebben plaatsgevonden.

Ter terechtzitting bij het hof heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat het consultatierecht is geschonden. Immers, de verdachte had bij zijn voorgeleiding aan de HOVJ om 17:30 uur te kennen gegeven een toegewezen advocaat te willen consulteren voor het eerste verhoor. Hij werd om 20.40 uur verhoord waardoor er volgens de raadsman voldoende tijd was om op de komst van de advocaat te wachten. Het hof heeft in zijn arrest dit verweer verworpen en daarbij gesteld: ‘Ten aanzien van het recht op consultatie door een advocaat overweegt het hof als volgt. Om 17.30 uur is de piketcentrale ingelicht over de wens van verdachte om een advocaat te raadplegen. Om 20.40 uur is aangevangen met het verhoor omdat om 19.30 uur de advocaat nog niet was verschenen. Het hof is van oordeel dat er geen sprake is van enig vormverzuim, nu conform de geldende richtlijnen is gehandeld. Overigens is het hof van oordeel dat gelet op het relatief geringe gewicht van de zaak, de vrijheidsbeneming van de verdachte zo kort mogelijk dient te zijn.’

De man heeft bekend dat hij inderdaad goederen uit die winkel had weggenomen zonder deze te betalen.

De verdachte heeft het recht op bijstand van een raadsman voorafgaand aan het politieverhoor

(‘post-Salduz’ arrest). I.c. staat vast dat de verdachte heeft aangegeven van dit recht gebruik te willen maken. Ook staat vast dat de verdachte is verhoord nadat 2 uren waren verstreken terwijl de verdachte het consultatierecht niet heeft kunnen uitoefenen.

In cassatie klaagt het middel dat het hof ten onrechte geen vormverzuim heeft aangenomen terwijl de verdachte is verhoord zonder dat hij voorafgaand aan dat verhoor een raadsman heeft kunnen consulteren terwijl hij daarom had gevraagd.

Hoge Raad

Het middel bevat de klacht dat het hof een tot bewijsuitsluiting strekkend verweer als bedoeld in art. 359a Sv ontoereikend, althans onbegrijpelijk gemotiveerd heeft verworpen.

De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak. Of in een bepaald geval aan een aangehouden verdachte ‘binnen de grenzen van het redelijke’ de gelegenheid is geboden van zijn recht op raadpleging van een advocaat gebruik te maken, hangt af van de omstandigheden van het geval. Blijkens zijn overwegingen heeft het Hof zijn oordeel dat daaraan is voldaan gebaseerd op de omstandigheid dat de in de Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor genoemde termijn van twee uren in acht is genomen en dat het gaat om een zaak van relatief geringe ernst waarvoor de vrijheidsbeneming zo kort mogelijk moet zijn. Het oordeel van het Hof is niet onbegrijpelijk en behoeft, in aanmerking genomen hetgeen namens verdachte in dit verband is aangevoerd, geen nadere motivering.

Kern: of een verdachte ‘binnen de grenzen van het redelijke’ de gelegenheid moet worden geboden om een advocaat te raadplegen hangt af van de omstandigheden van het geval. Hiervoor kan bijvoorbeeld worden gekeken of het genoemde termijn van 2 uren in acht is genomen en of het gaat om een zaak van relatief geringe ernst waarvoor de vrijheidsbeneming zo kort mogelijk moet zijn.