HR 3 november 2006 ( Whiplash II), ECLI:NL:HR:AX7805 - Arrest

Feiten

Partijen zijn in april 2003 in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. In oktober 2003 is het tot een breuk gekomen. De man had op 13 oktober 2003 een schuld aan de Postbank van € 10.354,38 en hij heeft in 2003 van Nationale Nederlanden in verband met een ongeluk op zijn werk een vergoeding ter zake van letselschade van € 15.000,- ontvangen.
 

Partijen zijn verdeeld over de vraag of de schuld aan de Postbank in het kader van de verdeling van de huwelijksgemeenschap aan de man moet worden toegescheiden en of de schadevergoeding als verknocht aan de man buiten de huwelijksgemeenschap valt.
De vrouw heeft de Rechtbank o.a. verzocht tussen haar en de man de echtscheiding uit te spreken en de door de man bij de Postbank aangegane schuld toe te scheiden aan de man. De man heeft verzocht te bepalen dat de schuld bij de Postbank zal worden verdeeld en te verklaren dat het aan hem door NN uitgekeerde bedrag verknocht is en dus buiten de gemeenschap valt.

De Rechtbank heeft bij beschikking van 3 december 2004 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld in die zin dat de schuld bij de Postbank aan de man wordt toebedeeld. Voorts heeft de Rechtbank voor recht verklaard dat het aan de man door Nationale Nederlanden uitgekeerde bedrag van € 15.000,- een aan de man verknocht goed betreft en dus buiten de gemeenschap valt.
In hoger beroep heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en vastgesteld dat zowel de schuld bij de Postbank als het aan de man door Nationale Nederlanden uitgekeerde bedrag van € 15.000,- in de gemeenschap vallen. Volgens het hof heeft de man onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan de uitkering van Nationale Nederlanden als aan hem verknocht zou moeten worden beschouwd. Dat de man voornoemde uitkering heeft verkregen wegens een bedrijfsongeval is volgens het Hof onvoldoende om tot verknochtheid van die uitkering te concluderen.
De man heeft tegen deze beschikking beroep in cassatie ingesteld.

Hoge Raad

De Hoge Raad moet bekijken of het oordeel van het Hof dat een ontvangen vergoeding van materiële schade ten gevolge van het bedrijfsongeval niet kan worden beschouwd als verknocht aan de man en dus geacht wordt deel uit te maken van de gemeenschap van goederen, correct is. Het middel dat klaagt dat het Hof onterecht de door de man ontvangen schadevergoeding tot de huwelijksgemeenschap heeft gerekend faalt, omdat de klacht uitgaat van een onjuiste rechtsopvatting.

Volgens de Hoge Raad is het antwoord op de vragen of een goed op bijzondere wijze aan één der echtgenoten is verknocht en, zo ja, in hoeverre die verknochtheid zich ertegen verzet dat het goed in de gemeenschap valt, hangt af van de aard van dat goed, zoals deze aarde mede door de maatschappelijke opvattingen wordt bepaald. Voor een bevestigend antwoord op deze vragen in een geval als het onderhavige is niet reeds bepalend dat de vergoeding naar haar aard uitsluitend is afgestemd op de aan de persoon van die echtgenoot verbonden nadelige gevolgen van het ongeval.

Conclusie

i.c. gaat het om de vraag naar art. 1:94 lid 3 BW en hoe moet worden omgegaan met een aanspraak van één van de echtgenoten op een vergoeding voor immateriële en materiële schade als gevolg van een tijdens of vóór het huwelijk opgelopen letsel. De Hoge Raad stelt dat zo’n aanspraak niet reeds verknocht is omdat de vergoeding naar haar aard alleen is afgestemd op de aan de persoon van die echtgenoot verbonden nadelige gevolgen van het ongeval. Zo is bijvoorbeeld van belang of de vergoeding betrekking heeft op de schade die de betrokken echtgenoot na ontbinding van de gemeenschap zal leiden, zoals toekomstige inkomenschade wegens door het ongeval blijvend verloren arbeidsvermogen.