Hoorcollegeaantekeningen en werkgroepaantekeningen t/m week 7

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

Hoorcollege aansprakelijkheidsrecht week 1

 

Verschillende rechtsgebieden
Het publiekrecht gaat over de verhouding van de burger tot de overheid. De vakken zijn: constitutioneel recht, Europees recht, internationaal publiekrecht, bestuursrecht en strafrecht. Aan de andere kant staat het privaatrecht: dit gaat over de verhouding tussen burgers onderling. De vakken die privaatrecht bevatten zijn: personen- en familierecht (boek 1), erfrecht (boek 4), rechtspersonenrecht (boek 2), het vermogensrecht (boeken 3,5,6,7), aansprakelijkheidsrecht, contractenrecht en het goederenrecht. Deze laatste drie vallen onder het vermogensrecht.
De functionele rechtsgebieden zijn rechtsgebieden die het privaatrecht en publiekrecht overschrijden, en die tot stand zijn gekomen om een bepaalde functie te vervullen. Functionele rechtsgebieden hebben betrekking op specifieke onderwerpen. Voorbeelden van functionele rechtsgebieden zijn: informatierecht, milieurecht, gezondheidsrecht en financieel recht.
Het systeem van vermogensrecht
Het grondbeginsel binnen het vermogensrecht is de bescherming van het eigendom. Dit komt tot uiting in het eigendomsrecht. Er moet een reden zijn voor vermogensverschuivingen en andere prestaties (zoals een dienst verrichten voor een ander). Bij slavernij is er geen reden voor vermogensverschuiving. De rechtsgrond voor vermogensverschuiving is een verbintenis: een rechtsband waarbij de ene partij recht heeft op een prestatie en de andere daartoe verplicht is. Dit is een vermogensrechtelijke overeenkomst. Hoe ontstaan verbintenissen? Het recht op een prestatie ontstaat uit:
- de wet (direct): het persoon- en familierecht. Bij geboorte hebben ouders een verplichting om het kind te onderhouden. Bij een huwelijk ontstaan ook verplichtingen uit de wet. Bij het veroorzaken van schade ontstaat een verplichting tot schadevergoeding uit de wet. Als er geen wet was, zou er geen verbintenis ontstaan. Bij de volgende situaties is er meer nodig dan alleen een wettelijke bepaling:
- de overeenkomst (afspraak): de koopovereenkomst is een basisvoorbeeld. Er is instemming van partijen bij een afspraak nodig om de overeenkomst te scheppen.
- rechtmatige daad: het gaat hier in beginsel om verwijtloos handelen. Het beste voorbeeld is de onverschuldigde betaling. De plicht die uit deze daad voortvloeit is de plicht om het geld terug te storten.
- onrechtmatige daad: in beginsel verwijtbaar handelen. Binnen het aansprakelijkheidsrecht is de onrechtmatige daad van groot belang.
Onrechtmatige daad
Het gaat hier om aansprakelijkheid voor schade die het gevolg is van onrechtmatig handelen of van gebeurtenis die voor risico van de aansprakelijke komt. Van risicoaansprakelijkheid is sprake bij gedragingen van dieren en van kinderen. Er is geen risicoaansprakelijkheid voor bomen. De gemeente kan hier dus niet voor aansprakelijk worden gesteld. Bij risicoaansprakelijkheid valt het mens niets te verwijten, maar de verwijtbare heeft enkel een risico om aansprakelijk te worden gesteld. Bij het echte onrechtmatig handelen heeft de aansprakelijke een ‘fout’ gemaakt. Hiervan is sprake bij bijvoorbeeld onzorgvuldig handelen. Het uitgangpunt van onze samenleving is dat iedereen in beginsel voor eigen schade opdraait.
Doel en functie aansprakelijkheid voor onrechtmatige daad
Er zijn drie verschillende doelen van aansprakelijkheid uit de onrechtmatige daad:
- compensatie: een doel van aansprakelijkheid is het vergoeden van schade. Het gaat om schade waarvan wij vinden dat het slachtoffer niet met die schade moet blijven zitten. Compensatie is dus een functie van aansprakelijkheid.
- genoegdoening: het slachtoffer wordt serieus genomen. Het is een erkenning dat het slachtoffer onrecht is aangedaan. Het nadeel van genoegdoening is dat deze verklaring vaak leidt tot aansprakelijkheid van de dader. In ander woorden, als er wordt gesteld dat schadevergoeding dient ter genoegdoening van het slachtoffer, is er in de meeste gevallen sprake van aansprakelijkheid voor de onrechtmatige daad.
- preventie: deze functie heeft als voordeel dat er economisch voordeel uit voortvloeit. Schade zorgt namelijk voor hoge kosten. Een belangrijke vraag is: Wanneer wordt de preventie zo duur, dat het duurder wordt dan de schade die ermee wordt voorkomen? Dit is de kwestie van efficiëntie. Het is een economisch perspectief om te kijken naar de onrechtmatige daad. Er is aansprakelijkheid zolang de kosten van preventie, kleiner is dan de kans op schade maal de omvang van de schade die zal ontstaan. Zolang preventiekosten lager zijn, moet je uit economisch inzicht blijven door gaan met preventie. Judge Learned Hand verzon deze vergelijking om de efficiëntie van preventie te bekijken. Het probleem hiervan is dat de uitkomst soms immoreel kan zijn.
Typen onrechtmatige daad
Aansprakelijkheid voor de eigen onrechtmatige daad komt het meeste voor. Aansprakelijkheid voor iets of iemand anders vanwege een bepaalde kwaliteit, kan bijvoorbeeld de aansprakelijkheid van de werkgever voor de werknemer zijn. Een ander voorbeeld is de bezitter van een zaak: aansprakelijkheid voor de schade die de zaak teweeg brengt. Deze beide soorten onrechtmatige daad wordt de ‘kwalitatieve’ aansprakelijkheid genoemd. Ook is er een combinatie van de eigen onrechtmatige daad en de ‘kwalitatieve’ onrechtmatige daad. Een voorbeeld hiervan is de productaansprakelijkheid.
De vereisten voor eigen onrechtmatige daad (art 6:162)
Er zijn drie typen van onrechtmatigheid:
1. Inbreuk op een recht: het gaat hier om het subjectieve recht. Er zijn twee soorten van subjectieve rechten: absolute rechten en persoonlijkheidsrechten. Absolute vermogensrechten zijn bijvoorbeeld het eigendomsrecht en het auteursrecht. Persoonlijkheidsrechten zijn het recht op lichamelijke identiteit en het recht op persoonlijke levenssfeer. Een inbreuk op een absoluut recht is bijzonder want het recht beschermd deze rechten heel goed. Er zijn twee soorten inbreuken: schending van een exclusieve bevoegdheid (bijvoorbeeld het gebruik van een eigendom van een eigenaar zonder toestemming. Dit is inbreuk op het  eigendomsrecht.) en fysieke aantasting van het ‘voorwerp’ van het recht (een voorbeeld is de beschadiging van een eigendom. Dit is geen inbreuk op een recht. Hierbij moet alleen worden gekeken of het onrechtmatig is. Het moet worden getoetst aan de zorgvuldigheid van handelen.) Bij een casus moet je kijken of er sprake is van een inbreuk. Als er een inbreuk is, is er automatisch sprake van onrechtmatig handelen.
2. Handelen en nalaten in strijd met een wettelijke plicht: het gaat hier om een wet in materiële zin: formele wetten, materiële wetten (bijvoorbeeld APV), verplichtingen uit vergunningen en specifieke voorschriften (bouwvoorschriften). Ook wettelijke strafbepalingen, al houden deze geen norm in maar meer een consequentie van een onrechtmatige daad.
3. Handelen en nalaten in strijd met wat naar ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
Naast het vereiste van onrechtmatigheid van gedrag, moet er ook sprake zijn van de volgende vereisten om iemand aansprakelijk te stellen voor schadevergoeding. De vereisten zijn:  
- jegens een slachtoffer (relativiteit)
- die aan dader valt toe te rekenen (toerekening)
- als gevolg waarvan (causaliteit)
- iemand schade lijdt
 

Verdiepingscollege aansprakelijkheidsrecht week 1

 

Economische analyse van het recht
Aansprakelijkheidsrecht valt onder vermogensrecht. Dit college gaat over de economische analyse van het recht. Doet het recht wel wat het beoogt te bereiken in de praktijk? Om dit te kunnen weten moet je naar andere vakken kijken zoals de psychologie en de economie. De rechtseconomische analyse heeft tot doel het recht te bekijken vanuit economisch perspectief. De kern hierachter is een model bouwen over hoe rechtsregels zullen functioneren en welk effect zij zullen hebben op de samenleving. De rechtseconomen willen de  maatschappelijke kosten van ongevallen minimaliseren. Het gaat hier om de materiële en immateriële schadevergoedingen. Het gaat in totaal om heel grote bedragen. Ze kijken naar hoe rechtsregels invloed hebben op het menselijk gedrag. De gevolgen van rechtsregels worden gezien als kosten of beloningen. Welke invloed hebben die op keuzes die mensen maken?
Is de rechtseconomie normatief of niet?
De rechtseconomie kan worden aangeduid als normatief omdat het streeft naar efficiency. Een uitgangspunt is meer resultaat bereiken met dezelfde middelen of zelfs met minder middelen. Mensen willen niet verspillen. Echter, welzijnsmaximalisatie is niet hetzelfde als welvaartsmaximalisatie. Aan de andere kant is de rechtseconomie niet normatief omdat er sprake is van een streven naar herverdeling. Rechtseconomen zeggen dat zij alleen maar analyseren en beschrijven, maar niet normatief zijn. Toch hebben ze een neiging dat er op een bepaalde manier moet worden gehandeld. 
Privaatrecht
Het privaatrecht is geen goed herverdelingsmechanisme want het is heel erg duur. Het vereist een heel duur proces en je komt nooit helemaal achter de feiten. Als je geld wilt herverdelen is het privaatrecht niet handig. Je subsidieert altijd de verkeerde mensen hiermee. In de rechtseconomie moet je kijken naar het rechts in een bredere context. Efficiency wordt binnen het privaatrecht als maatstaaf gebruikt. Belastingen en subsidies zijn een beter middel om te herverdelen.
Efficiency
Er zijn drie soorten om efficiency te bekijken:
- Productief: hier gaat het om de verhouding van de middelen en het resultaat.
- Pareto: het is niet mogelijk een iemand een betere positie te geven zonder het voor een ander slechter te maken. Dit vereist daadwerkelijke compensatie van nadelen. Het streven naar pareto efficiency kan zonder nadelen voor andere mensen. De één wordt beter en de ander wordt niet slechter. Hier moet je rekening houden met het psychologische aspect. Mensen vergelijken zichzelf namelijk met anderen.
- Kaldor-Hicks: voordelen KUNNEN de nadelen compenseren, en dan blijft er nog wat over (kosten-baten-analyse).
Het gaat om de totale maatschappelijke kosten van schade en preventie. Het gaat niet om de vraag waar de totale kosten van preventie groter worden dan de totale kosten van schade. Als onderhandelingen niet mogelijk zijn bij schadevergoeding, moet het recht zorgen voor de meeste efficiency. Het recht moet dwingend de oplossing opleggen zoals de oplossing zou zijn als de partijen vrijelijk konden onderhandelen.
Onderscheid binnen de rechtseconomie
Binnen de rechtseconomie kan er onderscheid worden gemaakt tussen de volgende soorten kosten:
- individuele marginale kosten: dit zijn de eigen kosten en opbrengsten. Er wordt niet gekeken naar de kosten en opbrengsten voor derden. Externaliteiten worden niet meegerekend. De kosten-baten-analyse van de individu wordt hier bekeken.
- sociale marginale kosten: dit is het perspectief van de samenleving als geheel. Het gaat om de gehele sociale kosten van de samenleving.
Kosten bij het aansprakelijkheidsrecht
De kosten bij de het aansprakelijkheidsrecht komen neer op de drie volgende soorten kosten:
- zoekkosten (wie is de partij?)
- onderhandelingskosten
- handhavingkosten
Risico
Mensen zijn bereidt meer te betalen dan de kans dat er schade voorkomt. Wij houden namelijk niet van risico’s. Mensen zijn vaak risico-avers: zekerheid van 10 euro meer waarderen dan kanswaarde van 10 euro. Risico-zoekenden betalen juist meer dan de kosten van het risico. Dit gebeurd bij gokken in het casino. Mensen die risico-neutraal zijn, hebben geen voorkeur. De verzekeringsmarkt berust op risicoaversie plus de ondraaglijke kansen (too big to take). Deze ondraaglijke kansen zijn wel heel erg klein maar als ze zich verwezenlijken zijn de ondraaglijk. Dit bovenstaande is van belang in het aansprakelijkheidsrecht. Je moet kijken hoe mensen denken over risico.
Economische afwegingen bij schuld en risicoaansprakelijkheid
Voor de uitkomst maakt schuld of risico aansprakelijkheid niet uit. Het maakt wel uit voor WIE de schadevergoeding moet dragen. Schuldaansprakelijkheid is heel duur, want het is heel lastig om erachter te komen bij wie de schuld ligt. Bij risicoaansprakelijkheid zijn er minder kosten. Het heeft zin omdat degene die het risico beheert veel meer kennis heeft over het risico dat kan ontstaan. Een ander argument voor risicoaansprakelijkheid is dat er ook wordt gekeken naar de hoeveelheid van activiteit, niet alleen wordt er naar de zorg gekeken om het risico in te bannen. Bij schuldaansprakelijkheid kan je onbeperkt schade veroorzaken, als je maar zorgvuldig bent. Bij risicoaansprakelijkheid wordt dus niet alleen de zorg berekend maar ook de hoeveelheid activiteit die wordt begaan. Je bent dus ook aansprakelijk als je er helemaal niets aan kunt doen. Potentiële schade is van groot belang bij risicoaansprakelijkheid, bij de beslissing of je de activiteit gaat uitvoeren. Je gaat naar het niveau van je activiteiten kijken. Bij risicoaansprakelijkheid betaalt de dader , al dan niet schuldig of verwijtbaar, altijd.

 

Werkgroepaantekeningen aansprakelijkheidsrecht week 1

Het Burgerlijk wetboek bestaat uit 10 boeken. Boek 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 7a, 8, 10. Boek 3 gaat over het vermogensrecht in het algemeen. Boek 7 heeft betrekking op de koopovereenkomst, maar hierin staat niet hoe een koopovereenkomst tot stand komt, dat vindt je in boek 6. Het Burgerlijk Wetboek heeft een gelaagde structuur. Per rechtsgebied zijn eerst algemene regels opgenomen en vervolgens meer specifieke regels. Om een casus te beantwoorden moet je van bijzonder naar algemeen of andersom gaan, dus je kijkt in verschillende plekken in de wet bijvoorbeeld boek 6, 7 en 3.

Vermogensrecht
Het vermogensrecht bestaat uit goederenrecht en verbintenissenrecht. Onder het goederenrecht worden alle zaken en alle vermogensrechten bedoeld. Er is sprake van een rechtsverhouding tussen persoon en goed. Het goederenrecht is een absoluut recht, dit betekent dat het tegen een ieder inroepbaar is (derdenwerking). Daarnaast is het dwingend recht dus mag er niet van af geweken worden. Bij het verbintenissenrecht is er sprake van een rechtsverhouding tussen personen. Het verbintenissenrecht is een relatief recht dus slechts inroepbaar in relatie tot een bepaalde persoon. In tegenstelling tot het goederenrecht is het verbintenissenrecht regelend recht: het geheel van rechtsregels dat een aanvullende werking heeft op het dwingend recht.

Goederen zijn niet alleen tastbare dingen zoals bijvoorbeeld huizen, maar ook vermogensrechten. Het is niet correct om te zeggen 'Prijs onroerend goed daalt' want onder onroerend goed vallen dus ook vermogensrechten. Registergoederen zijn goederen waarbij de overdracht (aan iemand anders overdragen) ingeschreven moet worden in de openbare registers.  Het is dus openbaar op te vragen van wie bijvoorbeeld het gebouw van de uva is. Alle onroerende zaken zijn ook registergoederen. Daarnaast vallen sommige grote zeeschepen of vliegtuigen ook onder deze registergoederen.

Objectief recht
Het recht zoals het op een bepaald moment op een bepaalde plaats van toepassing is, abstractie gemaakt van de betrokken persoon of situatie. Alle rechtsregels dus bijvoorbeeld alle verbodsbepalingen in het wetboek van strafrecht.

Subjectief recht
Toegepast recht, mijn recht, het recht waarop ik, betrokken persoon of subject, kan aanspraak maken. Subjectieve rechten horen bij een rechtssubject (natuurlijk persoon of rechtspersoon). Voorbeelden zijn Auteursrechten en eigendomsrecht. Het objectief recht is de bron van subjectieve rechten. Als bijv auteursrechten niet in het recht zou staan zou auteursrecht niet bestaan.

 

Rechtsfeitenschema

Rechtsfeiten zijn feiten waaraan het objectieve recht een rechtsgevolg verbindt. Rechtsfeiten splitsen zich enerzijds op in 'blote' rechtsfeiten, hiervoor zijn geen menselijke handelingen nodig bijvoorbeeld geboorte/overlijden, 18 jaar worden of verjaring. Aan de andere kant staan handelingen: enerzijds rechtshandelingen, dit zijn handeling met de bedoeling een rechtsgevolg tot stand te brengen, anderzijds 'andere handelingen' hieronder vallen de onrechtmatige- en rechtmatige daad. Rechtshandelingen zijn op te splitsen in eenzijdige rechtshandelingen waarvoor één wil vereist is en meerzijdige rechtshandelingen waarvoor meer dan één wil vereist is. De belangrijkste meerzijdige gerichte rechtshandeling is de overeenkomst. Aan de andere kant staat de meerzijdige ongerichte rechtshandeling dit is bijvoorbeeld het oprichten van een vereniging (vereniging gaat aan het maatschappelijk verkeer deelnemen). De overeenkomst valt uiteen in drie onderdelen. De verbintenisscheppende obligatoire overeenkomst oftewel een contract, deze kan wederkerig zijn (koop of huur) of niet-wederkerig zoals een schenking. De bevrijdende liberatiore overeenkomst (kwijtschelding). De goederenrechtelijke overeenkomst bijvoorbeeld levering, cessie (levering van vorderingen op naam).

De 5 bronnen van verbintenis zijn:
-overeenkomst
-onrechtmatige daad
-zaakwaarneming
-onverschuldigde betaling
-ongerechtvaardigde verrijking

 

Hoorcollege aansprakelijkheidsrecht week 2

 

Bijzondere regelingen: gevaarzetting
De kelderluik-criteria kunnen worden gebruikt als toets van maatschappelijke zorgvuldigheid. De kelderluik-criteria hebben betrekking op gevaarzetting. De toets geeft antwoord op de vraag of er onzorgvuldig gehandeld is in een bepaalde gevaarlijke situatie. Er wordt gekeken of er voldoende voorzorgsmaatregelen zijn genomen bij de mate van gevaar dat gezet is door de gedraging. De relevante situatie is: wanneer iemand verantwoordelijk is voor het in leven roepen van een gevaarlijke situatie waarbij schade dreigt voor personen of zaken, zonder dat daarbij de nodige voorzorgsmaatregelen worden getroffen. De kelderluik-criteria zien er als volgt uit:
- aard en omvang van de gevreesde schade
- waarschijnlijkheid dat de schade zich zal voordoen: het gaat om de mate van oplettendheid die van een slachtoffer kan worden verwacht
- aard van de gedraging
- de bezwaarlijkheid van de te nemen voorzorgsmaatregelen
De mate van oplettendheid die je van een verdachte kan verwachten is van groot belang bij aansprakelijkheid. Of iets mag of niet hangt af van wat je kan verwachten van de slachtoffers. Er moet eerst onrechtmatigheid zijn vastgesteld voordat er sprake kan zijn van eigen schuld. Als er al is vastgesteld dat de daad niet onrechtmatig is, kan er geen sprake van zijn eigen schuld. De volgorde van de stappen bij een casus-analyse is belangrijk. De vereisten van de onrechtmatige daad moeten op een bepaalde volgorde toegepast worden. De volgorde is: onrechtmatigheid, relativiteit, toerekening, causaal verband en schade. In het aansprakelijkheidsecht is de feitelijke toedracht van groot belang.
Er zijn drie typen van waarschuwingsgevallen bij maatschappelijke onzorgvuldigheid.                       Type 1: waarschuwing bij gevaar dat als zodanig onaanvaardbaar is. Het gaat om een onrechtmatige daad van de persoon die het gevaar zet. Waarschuwen geeft geen bevrijding van een onaanvaardbare daad. Type 2: waarschuwen van gevaar dat toelaatbaar is, maar dusdanig ernstig is, dat een potentieel slachtoffer het moet vermijden. Hier geldt het waarschuwingscriterium van het Jetblast-arrest: te verwachten moet zijn dat een potentieel slachtoffer zich als gevolg van de waarschuwing aan het gevaar zal onttrekken. Grote indringendheid van de waarschuwing en het duidelijk maken hoe gevaar te vermijden is, zijn onmisbaar. Type 3: waarschuwen bij  aanvaardbaar gevaar, mits een potentieel slachtoffer zich desbewust in het gevaar begeeft. (medische behandelingen met risico, bungeejumpen en beleggen). In andere woorden, er is sprake van een gevaar, maar het gevaar is geaccepteerd omdat het potentiele slachtoffer zich van het gevaar bewust is.
Bijzondere regelingen: Huis & Tuin
Het gaat hier om ongelukkige samenloop van omstandigheden (OSVO).  OSVO kan niet worden gebruikt als criterium voor het beoordelen van aansprakelijkheid. Het is een conclusie. Niet ieder gevaar is onrechtmatig. Het is alleen onrechtmatig als men zich er van moet onthouden omdat het zo gevaarlijk is. Het moet gevaarlijk genoeg zijn. Dat is lastig te bepalen. Het uitgangspunt is dat men zich als een normaal mens mag gedragen. Wat wij allemaal doen is over het algemeen niet onzorgvuldig. (uitzondering: door rood fietsen). De normen voor bedrijven en professionals zijn strenger. Er gelden dezelfde criteria maar er wordt een professionele standaard aangelegd. Dit is dus anders dan hoe mensen zich over het algemeen gedragen in een bepaalde situatie. Bij particulieren is het uitgangspunt dat je je als een normaal mens moet gedragen. Niet ieder gevaar is onrechtmatig. Er kan namelijk sprake zijn van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Dat is een conclusie van de toets aan het criterium van gevaarzetting. Je kijkt of gevaarzetting zo gevaarlijk was dat het maatschappelijk onbetamelijk is. Als het niet zo gevaarlijk is, dan is er sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Dat is dus de conclusie van de toets aan het gevaar-criterium.
De arresten die betrekking hebben op ongelukkige samenloop van omstandigheden zijn: het verhuizende-zusjes arrest en de Zwiepende Tak.
De tweede eis voor aansprakelijkheid uit eigen onrechtmatige daad: relativiteit
De eerste eis is, zoals genoemd, de onrechtmatigheid van de gedraging. Het tweede vereiste is de relativiteit van de onrechtmatigheid. Ten eerste gaat het om de vraag of de geschonden norm onrechtmatig is jegens de benadeelde. Als de wet bijvoorbeeld zegt dat de betreffende norm strekt tot de bescherming van personen of zaken, dat wordt niet economische schade bedoelt. Voor economische schade kan in dat geval beter een vordering worden gedaan op ‘hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betamelijk is’. Ten tweede, kan het gaan om de vraag of de overtreden norm tot doel heeft om de benadeelde te beschermen tegen de schade waarvan hij vergoeding vordert. Er zijn dus twee relativiteitsaspecten: ‘Wordt dit slachtoffer door de norm beschermd?’ en ‘Wordt hij tegen deze schade beschermd door de norm?’ De relativiteitseis brengt met zich mee dat bij:
1. Inbreuk op een recht slechts de rechthebbende aanspraak hebben;
2. Handelen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht moet worden bezien of de plicht ten doel had de benadeelde te beschermen tegen de schade die hij heeft geleden;
3. Handelen of nalaten in strijd met wat in het maatschappelijk verkeer betaamt de relativiteit lijkt ingebakken in de norm.
Een arrest dat betrekking heeft op relativiteit is: Tandartsen. Het Tandartsen-arrest heeft betrekking op het relativiteitsvereiste. Door de Hoge Raad wordt besloten dat de geschonden norm niet strekt tot het beschermen tegen oneerlijke concurrentie. Echter, er is wel sprake van handelen in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betamelijk is. Via de omweg van de maatschappelijke zorgvuldigheid kan het toch lukken om een schadeclaim te vorderen.
De derde eis voor aansprakelijkheid uit eigen onrechtmatige daad: toerekenbaarheid aan de dader
De onrechtmatige daad kan op twee gronden worden toegerekend (art 6:162 lid 3): de onrechtmatige daad is te wijten aan de eigen schuld van de dader en de onrechtmatige daad komt voor rekening van de dader. Het kan voor rekening van de dader komen krachtens de wet of krachtens verkeersopvattingen (onervaren automobilist).  Dus komt het risico voor rekening van de dader. Een risico is gerechtvaardigd omdat veel mensen een verzekering hebben. Toerekening zonder schuld is op die manier geaccepteerd. Er is dus sprake van risicoaansprakelijkheid voor een ander of voor iets anders, bij de onrechtmatige daad krachtens de wet. Onzorgvuldigheid en onervarenheid komt voor de rekening van de dader krachtens verkeersopvattingen (onervaren dokter). Bij toerekening is er sprake van aansprakelijkheid voor de eigen onervarenheid. Er is dus geen sprake van risicoaansprakelijkheid, want risico aansprakelijkheid heeft altijd betrekking op iets of iemand anders. In het strafrecht is schuld vereist, in het aansprakelijkheidsrecht niet.
Risicoaansprakelijkheid van ouders voor fouten van hun kinderen (art. 6:169)
Het uitgangspunt is dat iedere zijn eigen schade draagt. Voordat ouders aansprakelijk kunnen zijn, moet het kind een onrechtmatige daad hebben gepleegd. Dus de eerste stap is de toetsing aan de onrechtmatige daad. Een fout is een toerekenbare onrechtmatige daad. Kinderen onder de 14 kunnen zelf geen onrechtmatige daad plegen. Er kan sprake zijn van schuldaansprakelijkheid bij opzettelijke zaakbeschadiging zonder schulduitsluitingsgrond bij een 15-jarige die een ruit ingooit. Bij 14 en 15 jarigen is er geen risicoaansprakelijkheid meer voor de ouders. Als het kind ouder zou zijn geweest, zou er dan een onrechtmatige daad zijn geweest? Als dat het geval is, is er voor ouders met kinderen onder de 14 jaar een risicoaansprakelijkheid. Bij 14 en 15 jarigen moeten de ouders bewijzen dat zij geen verwijt te maken valt. Er is sprake van schuldaansprakelijkheid met omkering van bewijslast. De ouders moeten dan dus aantonen dat hen geen verwijt kan worden gemaakt. De maatstaf is hierbij dat de ouders hun kinderen een bepaalde mate van vrijheid geven. Ouders ontsnappen hierdoor makkelijk aan aansprakelijkheid van 14 en 15 jarige kinderen. Het slachtoffer komt dan zonder schadevergoeding te zitten. Het criterium is niet of ouders het gedrag van het kind had moeten beletten, het gaat er niet om dat de ouders het had kunnen beletten. Het criterium is of ouders het kind hadden moeten beletten. Dan pas kan een ouder een verwijt worden gemaakt. Bij de vraag of het kind aansprakelijk is, dan moet je naar artikel 164 verwijzen. Artikel 169 gaat over de aansprakelijkheid van de ouders.
Schematisch weergegeven ziet het er uit als volgt:
- tot 14 jaar: risicoaansprakelijkheid van de ouders
- 14 en 15 jaar: schuldaansprakelijkheid van de ouders met omkering van bewijslast
- 16 jaar en ouder: geen bijzondere regeling
Bij jonge kinderen (jonger dan 14 jaar) is het niet nodig dat zij zelf begrepen zouden hebben dat wat zij deden niet mocht. Er is geen normbesef vereist. Voldoende voor risicoaansprakelijkheid van de ouders is dat het gedrag van het kind een fout zou hebben opgeleverd als het kind de leeftijd van 18 jaar zou hebben bereikt.
Aansprakelijkheid van werkgevers voor hun ondergeschikten (art. 6:170)
Artikel 6:170 van het Burgerlijk Wetboek bevat bepalingen over de aansprakelijkheid van werkgevers voor hun ondergeschikten. Onder omstandigheden is de werkgever risicoaansprakelijk. De werkgever is niet voor alle schade aansprakelijk. De vereisten voor deze aansprakelijkheid zijn (art 6:170):
- een rechtsbetrekking op grond waarvan de werkgever zeggenschap heeft over de door de ongeschikte te verrichten opdracht (ondergeschiktheid). De werkgever moet iets te zeggen hebben over de ongeschikte of werknemer. Al is het maar in theorie. De praktijk doet er hierbij niet toe. Zolang er een dienstbetrekking is, is er voldaan aan dit criterium
- een fout van de ondergeschikte. Het gaat om een toerekenbare onrechtmatige daad.
- voldoende verband tussen de opgedragen taak en de begane fout. In andere woorden, er moet voldoende verband bestaan tussen het werk en de onrechtmatige daad. Er kan een functionele samenhang zijn: kans vergroting plus een (theoretische) zeggenschap.
De basisvoorwaarde van artikel 170 is dat de werknemer een onrechtmatige daad pleegt. De werknemer moet weten dat hij een daad pleegt. Er moet vaak sprake zijn van opzettelijkheid. Er is dan simpelweg aansprakelijkheid van de werkgever zelf op grond van artikel 6:162.
Een arrest dat betrekking heeft op dit onderwerp is: HR Groot Kievitsdal. Dit arrest gaat over het verwijt van een leidinggevende bij een bedrijfsuitje.

Inbreuk op een subjectief recht
Er zijn twee soorten van inbreuk op een subjectief recht. Ten eerste, de schending van een exclusieve bevoegdheid. Schending van deze bevoegdheid is altijd onrechtmatig, tenzij er sprake is van een rechtvaardigingsgrond. Er is geen opzet voor dit soort schending nodig. Ten tweede, bestaat een fysieke aantasting van het ‘voorwerp’ recht. Het gaat hier om opzettelijke aantasting. Opzettelijke beschadiging wordt dus ook gezien als een inbreuk op een recht. Dat is zo zeer in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid, dat het direct een inbreuk is. Het is in ieder geval onrechtmatig. De meningen verschillen echter of het ook een inbreuk is op het subjectief recht. De Hoge Raad heeft bij Vogelplaag en Bijenspat besloten dat de maatschappelijke onzorgvuldigheid in casu een inbreuk is op een subjectief recht. Het gaat namelijk om de gevolgen van de hinder. De vraag of hinder een inbreuk is op het eigendomsrecht, is afhankelijk van de ernst van de hinder. Duidelijk is dat de categorie ‘rechtsinbreuk’ beperkt moet worden opgevat: bij vernieling of beschadiging van zaken, bij letsel of overlijden en hinder is altijd ook een zorgvuldigheidstoets nodig.
 

Verdiepingscollege aansprakelijkheidsrecht week 2

Aansprakelijkheid en verzekeringen
Er zijn twee categorieën van verzekeringen: de verzekeringen aan de kant van het slachtoffer en de verzekeringen aan de kant van de dader. Er zijn twee soorten verzekeringen aan de kant van het slachtoffer. Ten eerste schadeverzekeringen, en ten tweede sommenverzekeringen. De schadeverzekeringen keren schadevergoeding uit. Ze dekken schade geheel of gedeeltelijk. De ziektekosten verzekering en reisverzekeringen zijn een voorbeeld van een schadeverzekering. Het hangt van het contract af welke schade vergoed wordt. Sommenverzekeringen zijn verzekeringen die een bepaald geldbedrag uitkeren als er iets gebeurt, ongeacht de schade. Een voorbeeld is de ongevallenverzekering en de levensverzekering. Er wordt premie betaald voor die sommen. Het verzekeringsrecht is uiteindelijk contractenrecht. Wat men namelijk als schadevergoeding kan vorderen hangt af van de contractsvoorwaarden.
Schadeverzekeraar
Een ander onderscheid dat kan worden gemaakt is het onderscheid tussen de schadeverzekering tegenover de aansprakelijkheidsverzekering. De aansprakelijkheidsverzekering is de verzekering van de dader, en de schadeverzekering is van het slachtoffer. De schadeverzekering dekt de schade geheel of gedeeltelijk. Een ziektekostenverzekering vergoed schade, ook al is die schade veroorzaakt door een onrechtmatige daad van een ander. De schadeverzekeringen worden ook wel de first party verzekeringen genoemd. Die verzekeringen kunnen tweeledig zijn: men kan particulier verzekerd zijn of bij de overheid. De ziektekostenverzekeringen kunnen een combinatie zijn van particulier- en overheidskarakter. Bij ziektekosten is de schadevergoeding meestal integraal. Dat betekent dat alle kosten vergoed worden. Meestal is er geen volledige schadevergoeding. Inkomensschade wordt door het sociale zekerheidsstelsel niet volledig vergoed. Omdat er vaak sprake is van gedeeltelijke vergoeding is het interessant om te kijken wat het slachtoffer bij de dader kan verhalen. Immateriële schade wordt niet vergoedt door een schadeverzekeraar.
Aansprakelijkheidsverzekeraar
Dit zijn third party verzekeringen. Het slachtoffer krijgt het geld van de dader, en de dader krijgt de vergoeding van de aansprakelijkheidsverzekeraar. Schade kan worden verhaald op de verzekeraar van de dader. Bij een aansprakelijkheidsverzekering wordt in principe het bedrag vergoed tot de schade waartoe de dader aansprakelijk is. Echter, opzet is uitgesloten. In beginsel is de dader verzekerd, maar het is eigenlijk een verzekering in het voordeel van het slachtoffer. Een probleem bij deze verzekeringen is dat de dader failliet kan zijn gegaan, waardoor het slachtoffer geen vergoeding krijgt. In ons stelsel wordt het slachtoffer zoveel mogelijk beschermd door het slachtoffer een eigen recht tegenover de aansprakelijkheidsverzekeraar te geven. Het slachtoffer heeft een directe claim tegen de verzekeraar. Dit is alleen bij bepaalde verzekeringen het geval. In sommige gevallen is er een verplichting van de dader om verzekerd te zijn. Voor de mensen die onverzekerd zijn is er een schadefonds. Dit is een soort garantiefonds in voordeel van het slachtoffer. Er zijn geen schadefondsen bij particuliere verzekeringen.
Het nut van verzekeringen in het aansprakelijkheidsrecht
Het verband tussen aansprakelijkheidsrecht en het verzekeringsrecht is van groot belang. Een risicoaansprakelijkheid is maatschappelijk gezien is alleen maar acceptabel als je je tegen redelijke kosten kan vergoeden tegen deze aansprakelijkheid. Verzekeringen spelen een rol bij het vaststellen van aansprakelijkheid op grond van zorgvuldigheid. Risicoaansprakelijkheid werkt mee bij de zorgvuldigheidsaansprakelijkheid. Als rechter houdt men in het achterhoofd dat de dader niet moet gaan betalen, maar de verzekeraar. Dit leidt tot de depersonalisatie van het aansprakelijkheidsrecht. Een voorbeeld van een arrest dat hiermee te maken heeft is het Verhuizende-Zusjesarrest. Het ene zusje spreekt het andere zusje aan om vergoeding te verhalen bij de verzekeraar. Bij huis- tuin en keuken-jurisprudentie komt duidelijk naar voren dat de rechter beslist dat ‘gewone’ ongelukjes, die iedereen kan overkomen, geen aansprakelijke kan worden gesteld. Dat is een voordeel voor de aansprakelijkheidsverzekeraar. Een ander nut van verzekeringen is dat het als instrument functioneert in de toedeling van maatschappelijke risico’s. Een moreel verwijt voor aansprakelijkheid wordt op die manier tegengegaan. In het verkeer is deze functie van verzekeringen van groot belang. Het gaat niet meer om individuele verwijtbaarheid maar het risico in het verkeer wordt via de verzekering bekostigd. De schade die het individuele slachtoffer zou treffen, wordt nu verhaald op de verzekeraar. De kosten van de verzekeraar worden via verhoging van de premie bekostigd door de verzekerden. Dit verschijnsel noemen we de collectivisering van schade.
Vormen van dekking bij een verzekering
Er zijn drie vormen van dekking bij verzekeringen. Een verzekering kan act committed, loss occurence of clames made zijn. De twee aspecten waarin deze vormen van dekking van elkaar verschillen is: de inloop en de uitloop. Bij het inlooprisico gaat het om de schade die ontstaat tijdens de looptijd van de verzekering als gevolg van een gebeurtenis ervoor. Ook kan het bij inloop zijn dat de schade die geclaimd wordt al voor de looptijd van de verzekering is ontstaan. De vraag is of deze schade nog onder de verzekering valt. Bij uitloop ontstaat schade nadat een verzekering is afgelopen. De schade wordt na het einde van de verzekering geclaimd. Het inloop en het uitlooprisico zijn verschillend bij de drie vormen van dekking bij een verzekering. Bij de act committed verzekering wordt schade gedekt die gevolg is van een gebeurtenis tijdens de looptijd van de verzekering. Het inlooprisico is volledig uitgesloten. Het uitlooprisico is geheel gedekt. De loss occurence verzekering dekt schade die is ontstaan tijdens de looptijd van de verzekering. Het inlooprisico is gedeeltelijk gedekt, als de schade tijdens de looptijd is ontstaan. Uitloop is ook gedeeltelijk gedekt. Later binnenkomende claims voor al ontstane schade wordt gedekt. Later ontstane schade wordt niet gedekt. De laatste vorm is de claims made verzekering. Het gaat om de vraag wanneer de claim is ingediend. Inloop is in beginsel geheel gedenkt. Het uitlooprisico is helemaal niet gedekt. De verzekeraar wil geen onbeperkte inloopdekking. Een oplossing hiervoor is het beperken van de inlooptijd: het aantal inloopjaren.

 

 

Werkgroepaantekeningen aansprakelijkheidsrecht week 2

 

Onrechtmatige daad

Diefstal en inbreuk zijn twee duidelijke voorbeelden van een situatie waarbij er strijd is met een wet, er is sprake van inbreuk op een eigendomsrecht. Als er strijd is met een wet moet je gaan toetsen aan de relativiteit (punt 5 uit het stappenplan). Betreft 'inbreuk op een recht' is er veel onenigheid in de doctrine. Er zijn twee duidelijke situaties waarin er sprake is van inbreuk op een recht. Allereerst als er sprake is van gebruik van een zaak van een ander. Bijvoorbeel zonder toestemming de auto van je leraar lenen, ook als daar de sleutels nog inzitten. Mocht er wel sprake zijn van toestemming, dan kan dit fungeren als rechtvaardigingsgrond. Ten tweede is er sprake van inbreuk op een recht wanneer specifieke rechten geschonden worden zoals auteursrecht en octrooirecht.

In de volgende gevallen is het niet duidelijk of er inbreuk op een recht is. Zaakschade en hinder, deze gevallen vallen beide onder eigendomsrecht. Tevens letselschade valt hieronder (recht van lichamelijke integriteit). In dit soort onduidelijke gevallen dient er gekeken te worden of er sprake is van opzet. Is dit het geval, dan is er sprake van een inbreuk/onzorgvuldig. Is er geen sprake van opzet, dan moet er getoetst worden aan onzorgvuldigheid (strijd met maatschappelijke verkeer betaamt). Is de gedraging vervolgens onzorgvuldig, dan is er sprake van een onrechtmatige daad. Is de gedraging zorgvuldig, dan wordt er niet gesproken van een onrechtmatige daad.
De vraag of er sprake is van een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, is gebasseerd op ongeschreven gedragsregels. Het is minder gemakkelijke in vergelijking met de andere twee criteria (inbreuk op een recht en strijd met wettelijke plicht) om vast te stellen of er sprake is van onzorgvuldigheid. Er moet antwoord gegeven worden op de vragen: wat is de inhoud van de zorgvuldigheidsnorm, wat is de zorgplicht?

Huis- tuin- en keukenongelukjes zijn een subcategorie van gevaarzetting. Onder gevaarzetting valt natuurlijk HR Kelderluik, maar bijvoorbeeld ook HR Zwiepende tak en HR Verhuizende zusjes. De zusjes creeren namelijk een gevaarlijke situatie tijdens het verhuizen. Er is sprake van verlaagde zorgvuldigheid.

Om een vraag over onrechtmatige daad te beantwoorden op het tentamen is het van belang dat het stappenplan van de onrechtmatige daad gevolgt wordt. Geef antwoord op de volgende vragen:

1. Onrechtmatige daad
-Is er sprake van inbreuk op een recht?
-Is er sprake van een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht?
-Is er sprake van onzorgvuldigheid? oftewel een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt

 

2. Is er sprake van toerekening? (van de daad aan de dader)
-Schuld: schuldaansprakelijkheid. Het moet hierbij gaan om verwijtbaar gedrag

-Toerekenbaarheid krachtens de wet of krachtens de in het verkeer geldende opvattingen: risicoaansprakelijkheid

3 Is er schade?

4. Is er een causaal verband? (tussen de daad en de schade)

5. Relativiteit
Artikel 6:163. Geen verplichting tot schadevergoeding bestaat, wanneer de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen schade zoals de benadeelde die heeft geleden.

Relevante arresten hierbij zijn HR tandarst en HR Io Vivat

Om te toetsen aan onzorgvuldigheid (derde vraag van onderdeel 1 van het bovenstaande stappenplan) dien je de onderstaande stappen te volgen:
Zorgvuldigheid 6:162 (lid 2)
1.Wat is de context/situatie van de casus? Welk arrest is er op de casus van toepassing?
2. Wat zijn de criteria van het bijpassende arrest?
3. Pas deze criteria toe op de casus
4. Geef de conclusie: is er sprake van onrechtmatigheid?

Niet gevaarzetting arresten
Arresten die niet over gevaarzetting gaan kunnen betrekking hebben op:
-hinder, hierbij horen bijvoorbeel HR Bijenspat, Vogelplaag, Aalsscholvers
-oneerlijke concurrentie, hierbij horen bijvoorbeeld HR Lindebaum/Cohen, Tandarten

 

Hoorcollege aansprakelijkheidrecht week 3

 

Risicoaansprakelijkheid: Aansprakelijkheid voor een zaak
Aansprakelijkheid voor een zaak valt onder risicoaansprakelijkheid. Het gaat om de aansprakelijkheid voor een zaak die schade teweeg brengt. Er zijn binnen dit kader drie soorten aansprakelijkheid: de bezitter of bedrijfsmatige gebruiker van een gebrekkige roerende zaak (art. 6:173 en 6:181), de bezitter of bedrijfsmatige gebruiker van een gebrekkige opstal (art. 6:174 en 6:181), en de bezitter of bedrijfsmatige gebruiker van een dier dat door zijn eigen energie schade veroorzaakt (art. 6:179 en 6:181). In Nederland kennen we een risicoaansprakelijkheid. In het Gedreven Kuddekoe-arrest heeft de Hoge Raad besloten dat als een dier iets doet volledig onder leiding van een mens, dan bestaat de risicoaansprakelijkheid niet. Risicoaansprakelijk voor dieren is gekoppeld aan de eigen energie van het dier. Het gaat om het onberekenbare element van het gedrag van een dier. Als een dier niets anders doet dan het wordt opgedragen, is er geen risicoaansprakelijkheid. Wel kan er in dat geval sprake zijn van schuldaansprakelijkheid van degene die dat dier onder controle heeft. Er is dan sprake van aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW. Bij roerende zaken en opstallen is er niet sprake van levende zaken.
‘Tenzij ook indien’-clausule
Artikelen over risicoaansprakelijkheid bevatten een ‘tenzij ook indien’-clausule. Deze clausule bevat de volgende bepaling: er is risicoaansprakelijkheid tenzij aansprakelijkheid op grond van de voorgaande afdeling zou hebben ontbroken, indien hij dit gevaar op het tijdstip van het ontstaan zou hebben gekend. Bij de bovenstaande risicoaansprakelijkheden voor zaken is geen aansprakelijkheid als zij in het hypothetische geval dat zij het gebrek hadden gekend en het dier in hun macht hadden gehad, niet voor hun eigen daad aansprakelijk zouden zijn geweest. Dit wordt de ‘tenzij ook indien’-clausule genoemd. Risicoaansprakelijkheid voor gebreken berust op de bezitter van de zaak, maar die aansprakelijkheid is er niet als er op grond van artikel 6:162 zou zijn geweest, als hij het gevaar op het moment van het ontstaan daarvan zou hebben gekend. Risicoaansprakelijkheden van artikel 173 en 174 leggen alleen maar het risico van onbekendheid van het gebrek op de aansprakelijke. Het enige risico is het risico van onbekendheid met het gebrek. Dit is een abstracte omschrijving van de clausule. Van inbreuk op een recht is alleen sprake bij zaakbeschadiging of letsel veroorzaakt door opzettelijkheid. ‘In strijd met de wet’ kan niet op gaan in gevallen waar mensen niets van een gebrek afweten. Bij maatschappelijke onbetamelijkheid is vereist dat de aansprakelijke iets af weet van de oorzaak van schade. Het gevolg van risicoaansprakelijkheid (geen schuld vereist) is dat mensen die niks van het ontstane feit afwisten, toch aansprakelijk kunnen worden gesteld. Bij de tenzij ook indien-clausule moet worden gekeken wat er zou zijn gebeurd als betrokken persoon wel afwist van het gebrek. Het gevolg van de clausule is dat er wordt gezegd dat als de persoon het gebrek kende op het moment van het ontstaan ervan, plus dat er dan geen sprake is van aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW, dan is die persoon ook niet aansprakelijk op grond van artikel 6:174 BW. Dat betekent dat het verweer ‘ik wist van het gebrek, maar ik kon er niks aan doen’ van kracht is. Er moet een hypothetische casus worden opgesteld: wat zou er gebeuren als de persoon het gebrek kende op het moment van het ontstaan ervan? Een ander geval is het volgende: de persoon had het gebrek ongedaan kunnen maken, maar had het niet hoeven doen. Er hoefde geen rekening worden gehouden met gevaar (kelderluik-criteria), waardoor maatregelen niet hoeven te worden genomen. De conclusie van de ‘tenzij ook indien’-clausule is dat er in dat geval geen sprake is van aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 BW. Bij een casus die betrekking heeft op artikel 6:174 moet je net doen alsof de persoon het gebrek kende. Als er in dat geval sprake zou zijn geweest op grond van artikel 6:162, dan is er sprake van risicoaansprakelijkheid. Artikel 6:173 en 6:174 voegen toe dat mensen zich niet meer kunnen beroepen op onbekendheid met het gebrek, met als doel te ontkomen aan aansprakelijkheid. Al had de persoon geweten van het gebrek, maar niets had kunnen doen of niks had hoeven doen (kelderluik-criteria), helpt dat (als gevolg van de ‘tenzij ook indien’-clausule) wel om aan aansprakelijkheid te ontkomen. Aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 en 6:174 kunnen naast elkaar bestaan. Risicoaansprakelijkheid kent een beperking: het gaat alleen om persoonsschade en zaakschade. Zuivere vermogensschade valt niet onder de bescherming van artikel 6:173 en 6:174 BW. Claim op omzetschade kan alleen succesvol zijn bij een beroep op artikel 6:162. Bij aansprakelijkheid voor dieren gelden er andere regels (artikel 6:179). Er moet namelijk niet worden gekeken of de persoon een gebrek kende, maar of de persoon het dier onder controle had. Wat zou er gebeurd zijn als de persoon het dier volledig in zijn macht had? Als de persoon niet aansprakelijk zou zijn als de gedraging van het dier onder volledige controle zou zijn verricht, kan er ook geen aansprakelijkheid bestaan als het dier de gedraging uit zichzelf vertoont. Het lijkt op de aansprakelijkheid van artikel 173 en 174, maar bij artikel 6:179 kan niet vaak bestaan naast aansprakelijkheid op grond van 6:162. De test voor artikel 179 is om te kijken of er aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 bestaat wanneer de persoon het dier met een afstandsbediening zou hebben bestuurd. Zodra er volledige controle over het dier is, valt de risicoaansprakelijkheid op grond van artikel 6:179 weg. De artikelen kunnen samen gaan als er eerst sprake is van artikel 6:162, waarbij vervolgens het dier schade aanricht (artikel 6:179).
Schade
De volgende soorten schade komen in aanmerking voor vergoeding: alle vermogensschade (6:95), zowel geleden verlies als gederfde winst (artikel 6:96), en immateriële schade voor zover de wet dit bepaalt (artikel 6:106). Deze immateriële schade is vast te stellen naar billijkheid. Er is geen schadevergoeding voor schrikschade. Alle vermogensschade komt in beginsel in aanmerking voor volledige vergoeding. Immateriële schade wordt vergoedt als de wet dat specifiek zegt. In artikel 6:106 is de immateriële schade geregeld. Er moet sprake zijn geweest van een oogmerk om immateriële schade toe te brengen. Letsel, aantasting eer of goede naam of aantasting van een persoon komen vaak in aanmerking voor immateriële schadevergoeding. Zodra je letsel hebt, is er sprake van recht op immateriële schadevergoeding. De hoeveelheid van de vergoeding is afhankelijk van de ernst en van de duur van het letsel. Het uitgangspunt is dat schadevergoeding in geld moet worden betaald, maar de rechter kan ook andere vormen toekennen als daar een vordering voor is gedaan. Dit is vaak het geval als het gaat om objecten met een bepaalde (emotionele) waarde. Schade wordt in de regel gelijkgesteld aan schade die de benadeelde in concreto heeft geleden. Dit is concrete schadevaststelling. Hier wordt gekeken naar de huidige situatie in vergelijking met hoe de situatie zou zijn geweest zonder schade. Aan de andere kant kan er door rechters gebruik worden gemaakt van abstracte schadevaststelling (artikel 6:97). Schade wordt bij deze methode gelijkgesteld aan normaliter geleden schade. De schade wordt niet concreet, maar abstract vastgesteld. Bij abstracte schadevaststelling worden bepaalde omstandigheden buiten beschouwing gelaten. De vraag is welke omstandigheden buiten beschouwing worden gelaten. Deze methode wordt vaak gebruikt bij zaakbeschadiging. Bij zaakschade aan roerende zaken is vaak recht op vergoeding van herstelkosten, ongeacht of daadwerkelijk is hersteld. Als een zaak wordt beschadigd heb je recht op waardevermindering van de zaak. Deze waardevermindering wordt vastgesteld op de naar objectieve maatstaven vast te stellen herstelkosten. Het gaat om wat het herstel zou hebben gekost. Het voordeel hiervan is dat verzekeraars gemakkelijk schadevergoeding kunnen afdoen. Het is een efficiënt systeem. Als het herstel duurder is dan de waarde van de zaak (total-loss), dan wordt de restwaarde van de zaak uitgekeerd. Dat noemen we de dagwaarde van de zaak.
 

 

Verdiepingscollege aansprakelijkheidsrecht week 3

 

Aansprakelijkheidsrecht in historisch perspectief
Het recht verandert naar tijd en naar plaats. Rechtsvergelijking kan tussen verschillende tijden geschieden. Dat is historische rechtsvergelijking.

In het aansprakelijkheidsrecht is door de geschiedenis het onderscheid tussen strafrecht en privaatrecht van belang. Momenteel is dat onderscheid tussen die rechtsgebieden duidelijk, zij hebben echter wel dezelfde bron. Vergelding is een basis voor het strafrecht en het privaat recht. Oog om oog, tand om tand sluit aan bij beide rechtsgebieden. Als men een fout heeft begaan moet die fout worden ‘hersteld’ tegenover de gemeenschap. Het strafrecht heeft door de jaren heen als hoofddoel het straffen gekregen. Het strafrecht wordt strafrechtelijk gehandhaafd. Beide rechtsgebieden hebben een genoegdoeningsfunctie.

Het privaatrecht (aansprakelijkheidsrecht) heeft verzoening als doel. Compensatie, preventie en genoegdoening zijn gemeenschappelijke doelen van het strafrecht en het privaatrecht.
In het Anglo-Amerikaanse recht bestaat geen algemene onrechtmatige daad zoals Nederland dat kent. Dat wetboek bestaat uit verschillende categorieën van onrechtmatige daden. In Nederland hebben wij één artikel, namelijk artikel 6:162 BW, dat wordt gebruikt om te beslissen of er al dan niet sprake is van een onrechtmatige daad. Ook het Romeinse recht bevat verschillende onrechtmatige daden, net als het Engelse recht.

 

Werkgroepaantekeningen aansprakelijkheidsrecht week 3

 

Kwalitatieve aansprakelijkheid heb je als kwaliteit als ouder of als kwaliteit als werkgever. Bij risicoaansprakelijkheid wordt nooit de toerekeningsvraag gesteld. Het maakt dus bijvoorbeeld niet of jij wat kon doen aan de fout die jou werknemer maakt. Alle risicoaansprakelijkheden zijn altijd kwalitatieve aansprakelijkheden, maar niet alle kwalitatieve aansprakelijkheden zijn risicoaansprakelijkheden.         

                                                           Wie is aansprakelijk?

                                               Kind                                                  Ouders

t/m 13 jaar              Nee                                                    Ja

                                   Art. 6:164                                          Art. 6:169 lid 1

 

14 + 15 jaar             Ja                                                       ? 

                                   Art. 6:16                                             Art. 6:169 lid 2

 

16 + 17 jaar             Ja                                                       ?

                                   Art. 6:162                                           Art. 6:162

 

Ouders van kinderen van 14 en 15 jaar zijn alleen aansprakelijk als we de ouders een verwijt kunnen maken door onoplettendheid. De ouders moeten zelf bewijzen dat ze oplettend genoeg zijn geweest (Art. 6:169 lid 2). Het woordje 'tenzij' in art. 6:169 lid 2 slaat op deze schuldaansprakelijkheid met omgekeerde bewijslast.

Aansprakelijkheid voor ouders van kinderen van 16 en 17 jaar is heel moeilijk voor het slachtoffer om voor elkaar te krijgen. Dit lukt eventueel wanneer tegen de ouders een stevig verwijt van geen toezicht gesteld kan worden. Hoe ouder het kind hoe minder toezicht er vereist is.

In artikel 6:169 lid 1 is er zowel sprake van risico aansprakelijkheid als kwalitatieve aansprakelijkheid. Ouders van een kind t/m 13 jaar zijn niet aansprakelijke wanneer er sprake is van een nalaten van het kind. Ouders zijn alleen risico aansprakelijk bij als doen te beschouwen gedragingen van hun kinderen. Een kind hoeft geen drenkeling uit het water te redden. Het argument gebruiken in geval van een kind t/m 13 jaar dat de ouders aansprakelijk zijn omdat het kind niet aansprakelijk is, is onjuist. Het juiste antwoord is: het kind is niet aansprakelijk op grond van art. 6:162.

Als ouder dus niet verweten kan worden te weinig toezicht gehouden te hebben dan zijn de kinderen aansprakelijk en hoeven de ouders dus geen schade te vergoeden. Als het kind dan geen vermogen heeft is de kans groot dat het slachtoffer geen vergoeding krijgt. Toch gebeurt het vaak dat ook al zijn de ouders niet aansprakelijk, ze toch de schadevergoeding voor het kind betalen omdat hun kind anders een claim heeft (dat is echter onverplicht).

Uitleg 'tenzij clausule' art 6:169 lid 2: Verwijt maken dat de ouders te weinig toezicht hebben gehad op het kind. Wanneer de gebeurtenissen niet heel raar zijn, dus gewoon alledaags zijn, zoals een bal door de ruit, dan zijn de ouders niet aansprakelijk. Maar als er aanleiding is dat een kind van 14 of 15 jaar een vergrote kans heeft een onrechtmatige daad te gaan plegen, bijvoorbeeld wanneer het kind een strafblad heeft, dienen de ouders wel meer toezicht te houden. Dus kinderen van 14 of 15 jaar zijn aansprakelijk en in sommige gevallen de ouders van deze kinderen ook.

Uit art. 6:102 en art. 6:7 blijkt dat het slachtoffer kan kiezen bij wie van de aansprakelijken hij de schade verhaalt. Meestal doet het slachtoffer dit bij de persoon die het meeste geld heeft. Die aansprakelijke kan dan weer regres aanvragen bij de andere aansprakelijken om zo de schadevergoeding bijvoorbeeld door drieën te verdelen. Als drie vrienden samen inbreken wordt de schade gezien als één schade. Dus al die schade kan als één geheel verhaald worden op één van de aansprakelijken.

Wetsvoorstel Coruz
Het wetsvoorstel van Coruz is een voorstel tot uitbreiding van risicoaansprakelijkheid van ouders voor alle minderjarige kinderen (tot 18 jaar) art. 6:169 lid 2. Dit zou er toe leiden dat er altijd aansprakelijkheid is voor de ouders, eventueel naast de aansprakelijkheid van het kind. Hierdoor zouden de twee vraagtekens in het aansprakelijkheidsschema vervangen worden door 'ja' en het bijbehorende artikel zou art. 6:169 lid 2 zijn.

Verhouding tussen de werknemer en werkgever
Artikel 170 lid 3 is een bepaling die alleen gaat over de verhouding tussen de werknemer en werkgever. De werkgever moet in beginsel de schade vergoeden, mits de werkgever opzettelijk of bewust roekeloos handelde. Ook voor stelende werknemer is de werkgever risicoaansprakelijk art. 6:170 lid 1. Het slachtoffer kan dus wel de werkgever aanspreken voor de schade. Maar na de betaling van de schade kan de werkgever wel het geld verhalen op de werknemer met behulp van art 170 lid 3.

Uit HR Partycentrum Groot Kievietsdal blijkt dat het functionele verband met betrekking tot aansprakelijkheid van de werkgever en werknemer heel wijd moet worden gezien. Een werkgever is zelfs aansprakelijk wanneer werknemers tijdens een bedrijfsuitje een partijcentrum in vlammen op laten gaan.

 

 

Hoorcollege aansprakelijkheidsrecht week 4

 

 

Schadevergoeding bij zaakbeschadiging en overlijdensschade
Schade kan worden berekend op abstracte en concrete wijze. Bij de abstracte wijze wordt er geabstraheerd van de feiten. De schade wordt vastgesteld op de naar objectieve maatstaven berekende herstelkosten. Dit betekent dat er schadevergoeding wordt uitgekeerd op grond van onder welke categorie een bepaald feit valt. Voor het verliezen van twee vingers bestaat bijvoorbeeld een vaststaande schadevergoeding. Bij zaakbeschadiging wordt de concrete schade gelijkgesteld aan normaliter geleden schade (artikel 6:97 BW). Naast abstracte herstelberekening kan ook een vordering worden gedaan op vergoeding van herstelkosten. Dit is de waarde waarop de zaak is achteruitgegaan. Of de benadeelde daadwerkelijk het herstel gaat plegen, is niet van belang. Tot slot kan er eventuele restschade worden vergoedt. Als je bijvoorbeeld door beschadiging aan jouw auto, een andere auto moet huren, kunnen deze kosten soms bij de dader gevorderd worden. Deze bijkomende schade wordt concreet berekend. Bij concrete schadevaststelling wordt de schade gelijkgesteld aan schade die de benadeelde in het concrete geval heeft geleden.
Bij overlijdensschade wordt ook gebruik gemaakt van abstracte schadeberekening. In de zaak Bakkum/Achmea kwam dit duidelijk naar voren. Er is sprake van vergoeding van toekomstige schade. Deze vergoeding is gebaseerd op concrete omstandigheden na het ongeval, maar van abstractie wordt gebruik gemaakt bij de vraag of er kosten voor huishoudelijke hulp gemaakt werden. De vraag is dus welke feiten eigenlijk niet meetellen bij concrete schadevergoeding. Er wordt geabstraheerd van de vraag of er daadwerkelijk kosten voor huishoudelijk hulp worden gemaakt. Ook wordt er geabstraheerd of de benadeelde een nieuwe relatie aangaat (indien zijn vrouw overleden is). Hij heeft dan een vervanging voor zijn overleden vrouw, maar alsnog wordt de schadevergoeding voor de overlijdensschade uitgekeerd. Dat ook niet-financieel onderhoud door de gedode meetelt, volgt mede uit HR Philip Morris.
Grenzen aan het recht op vergoeding
Er zijn vijf begrenzingen aan vergoeding van vermogensschade. De begrenzingen ‘eigen schuld’ en ‘causaal verband’ zijn het meest belangrijk. Bij ‘causaal verband’ is het onderscheid tussen natuurwetenschappelijke causaliteit en toerekeningsverband van groot belang. Bij causaliteit in enge zin, gaat het om het natuurwetenschappelijk verband. Het verweer dat de dader hierbij kan gebruiken is: het was ook zonder mijn fout gebeurd. Het gaat om de vraag of het gevolg ook had ingetreden als de betreffende oorzaak er niet was geweest. Het condicio sine qua non-verband is een ruime opvatting van causaliteit. Om de reikwijdte van het condicio sine qua non-verband in te perken, wordt een toerekeningsverband vereist (artikel 6:98 BW). Hierbij moet worden gekeken of de schade niet in een te ver verband staat met de oorzaak. Kan de schade in redelijkheid worden toegerekend aan de dader? Dit is een juridische vraag, geen feitelijke vraag. De vuistregels om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn de volgende: hoe erger de onrechtmatige daad is, hoe meer toerekening er plaats mag vinden. Hierbij gaat het onder meer om mate van opzettelijkheid. De tweede vuistregel is: er is ruimere toerekening van schadevergoeding, indien de schade maatschappelijk gezien als erger wordt ervaren. Schadevergoeding voor letselschade wordt daarom ruimer toegerekend dan vermogensschade. De derde vuistregel is: als een daad typisch tot een bepaalde schade leidt, dan kan de schadevergoeding worden toegerekend (ook al is de wijze waarop het gevolg optreedt, niet van belang). Het arrest De aangereden hartpatiënt heeft betrekking op dit onderwerp. Bij de vraag of iets een typisch gevolg is, staat in verband met de voorzienbaarheidseis. Om schadevergoeding te kunnen vorderen moet er sprake zijn van beide soorten van causaliteit: natuurwetenschappelijk en het toerekeningsverband.
Geen condicio sine qua non-verband, maar wel aansprakelijkheid
Indien er geen duidelijkheid bestaat over de vraag of er sprake is van condicio sine qua non, zijn er twee gronden waarop schadevergoeding alsnog kan worden gevorderd: bij de alternatieve causaliteit (artikel 6:99 BW) en de proportionele aansprakelijkheid. De alternatieve causaliteit komt tot uitdrukking in het Des-arrest. Hieruit vloeit voort dat als twee mensen een onrechtmatige daad begaan, en hun gedrag zou de schade hebben kunnen veroorzaken, dan zijn zij aansprakelijk tenzij zij kunnen bewijzen dat zij de onrechtmatige daad niet hebben gepleegd. Dit komt omdat het causaal verband onduidelijk is. Dit is een geval van onduidelijkheid over causaliteit. Causale onduidelijkheid wordt voor rekening van de (potentiele) dader gebracht.
De proportionele aansprakelijkheid komt voort uit arresten over asbest. De aansprakelijkheid is hierbij gebaseerd op de mate van onzekerheid over causaliteit. Er is bijvoorbeeld 40 procent kans dat de schade is veroorzaakt door asbest, dan moet er 40 procent van de geleden schade worden vergoed door de aansprakelijke. Proportionele aansprakelijkheid biedt een oplossing voor het feit dat er verschillende oorzaken van schade zijn. Het risico is dat men voor schade kan worden aangesproken die niet door hem veroorzaakt is. In deze aansprakelijkheid moet er wel sprake zijn van terughoudendheid met het toerekenen.
Tweede grens aan aansprakelijkheid: eigen schuld (artikel 6:101)
Mensen zijn geneigd om veel daden aan te merken als ‘eigen schuld’. Het dient als een beperking voor aansprakelijkheid. Er moet eerst sprake zijn van onrechtmatigheid van een gedraging, daarna kan er sprake zijn van eigen schuld. Er is sprake van eigen schuld als het slachtoffer ook heeft bijgedragen aan de schade. Tegen jezelf kan je niet onrechtmatig handelen. Dus je kan niet aansprakelijk zijn voor je eigen schade, je moet in dat geval je eigen schade dragen. Bij opzet en bewuste roekeloosheid kan enkel sprake zijn van eigen schuld. Heeft het slachtoffer eigen schuld, dan wordt de schadevergoeding verminderd. Bij artikel 6:101 BW is de eerste vraag die moet worden gesteld: hoe gevaarlijk is de gedraging van de benadeelde? Dit bepaalt hoeveel eigen schuld er is van de benadeelde. De tweede maatstaf van artikel 101 is: de billijkheidscorrectie. Deze correctie houdt rekening met de verwijtbaarheid van de benadeelde. Bij kinderen en gehandicapten is er sprake van minder verwijtbaarheid.
De derde grens aan aansprakelijkheid: voordeelstoerekening (artikel 6:100)
Een gebeurtenis waarbij schade ontstaat, kan ook voordelen opleveren. Als de schadeveroorzakende gebeurtenis de benadeelde ook voordeel oplevert (kostenbesparing), wordt de omvang van diens recht op schadevergoeding in de regel met dat voordeel verminderd. De Hoge Raad is terughoudend met deze regeling. Er moet namelijk sprake zijn van ‘dezelfde gebeurtenis’. De voordelen moeten direct voortvloeien uit de onrechtmatige daad. Een voorbeeld is: mensen die door een onrechtmatige daad in een rolstoel terechtkomen, hoeven minder schoenen te kopen omdat deze minder snel verslijten.

 

Verdiepingscollege aansprakelijkheidsrecht week 4

 

Rechtsvergelijking
Bij rechtsvergelijking tussen verschillende rechtssystemen is het van belang om niet te kijken naar de dogmatiek van het systeem. In andere woorden, men moet hierbij niet kijken naar hoe het systeem begripsmatig is ingedeeld. Bij functionele rechtsvergelijking moet met kijken naar het resultaat. Het systeem en de begrippen in rechtssystemen verschillen vaak meer dan het resultaat ervan. De dogmatische verschillen leiden vaak tot dezelfde juridische oplossing. Jaren geleden is er een beweging opgekomen om rechtssystemen van verschillende landen te vergelijken, en die te koppelen aan gemeenschappelijke beginselen. Het commerciële contractenrecht is samengevat in een aantal beginselen. Rechtsvergelijkend werk heeft geleidt tot principles of European tort-law. Deze beginselen zijn opgenomen in de Draft Common Frame of Reference (DCFR). Dit boek heeft tot doel om het consumentenrecht en het contractenrecht een meer uniforme vorm te geven. Het moet worden gezien als een gemeenschappelijk kader. Het ziet er uit als een Europees burgerlijk wetboek, maar heeft geen rechtskracht. De DCFR bevat overwegend contractenrecht, en een klein gedeelte over de onrechtmatige daad. Contractenrecht bevat bepalingen over allerlei soorten transacties. De DCFR wordt gebruikt om het Europees handelsverkeer te vergemakkelijken. Wanneer twee verschillende landen uit Europa een contract over handel sluiten, kunnen zij de DCFR aanhouden om hun transactie te regelen.
Draft Common Frame of Reference
De basisnorm van de onrechtmatige daad is opgenomen in het licht roze boekje op pagina 32. Het eerste vereiste van de onrechtmatige daad in de DCFR is onrechtmatigheid. Het onrechtmatigheidsbegrip is gekoppeld aan het begrip ‘accountable’. Het is opgenomen in dat begrip. Ook de toerekening is opgenomen in ‘accountable’. Andere belangrijke elementen uit de basisnorm VI. 1:101 zijn: causaal verband en schade. Het relativiteitsvereiste is verkapt in de onrechtmatigheid. ‘accountability’ is geregeld in hoofdstuk 3 van de DCFR. Opzet en voorwaardelijke opzet vallen onder ‘accountability’. Opzet is verwoordt als intentie of het voor lief nemen. Opzet als oogmerk is de zwaarste vorm van opzet. Het op de koop toenemen van een gevolg is een lichtere vorm van opzet. De aansprakelijkheid voor kinderen is opgenomen in VI. -3:103. Kinderen onder de zeven jaar is niet aansprakelijk voor een doen of nalaten. De gedachte is dat kinderen onder de zeven geen normbesef hebben. Bij kinderen tussen de zeven en achttien jaar, moet er worden gekeken naar hoe een gemiddeld kind van een bepaalde leeftijd zich zal gedragen. De aansprakelijkheid voor ouder is geregeld in artikel 3:104. Het is schuldaansprakelijkheid met omkering van bewijslast. Er is geen sprake van risicoaansprakelijkheid voor kinderen. In hoofdstuk 5 staan de verweren tegen aansprakelijkheid.

 

Werkgroepaantekeningen aansprakelijkheidsrecht week 4

 

Tentamen tips
Als uit de casus blijkt dat een bepaalde gedraging geen onrechtmatige daad is, hoef je alleen dat punt te beschrijven waaruit blijkt dat het geen onrechtmatige daad is. Als het wel een onrechtmatige daad is moet je alle 5 de vereisten van onrechtmatige daad afgaan (zie week 2).

Als de zorgvuldigheid norm is geschonden (een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt), dan is er automatisch aan het relativiteitsvereiste voldaan.

Verschil aansprakelijk en draagplichtig
Om te bepalen wie er aansprakelijk is, wordt er gekeken vanuit het perspectief van het slachtoffer. Het slachtoffer kan bijvoorbeeld zowel werkgever als werknemer aanspreken. Draagplicht gaat over de interne verhouding tussen de aansprakelijke personen.

 

afbeelding 1. draagplichtig

Aansprakelijkheid
Met art 6:173 heeft de wetgever tot doel mensen toch aansprakelijk te stellen voor een gebrek aan hun bezit, ook als zij niet schuldig zijn. De bezitter is dus verantwoordelijk voor zijn eigen bezit of hij nou weet dat het bezig gebreken heeft of niet. Zo kan de eigenaar van een katrol die metaalmoeheid heeft toch aansprakelijk gesteld worden, ook als hij hier geen weet van had. Kanttekening: het moet hier wel gaan om een algemeen bekend gevaar.

Art 6:174 aansprakelijkheid opstallen
Bomen vallen niet onder deze bepaling ook al zijn bomen wel duurzaam met de grond verenigd. Het gaat erom dat de opstal door menselijk ingrijpen is vervaardigd, zoals een gebouw of een werk.

Er zijn met het oog op dit artikel eisen die men aan de opstal in de gegeven omstandigheden mag stellen. Ook al zijn bepaalde gevaren bekend, er kan niet altijd rekening mee worden gehouden. De Kelderluikcriteria zijn hierbij van belang. De gemeente stelt bijvoorbeeld hogere eisen aan A wegen dan aan B wegen. De gemeente hoeft minder te doen aan een achteraf wegetje dan aan een hoofdweg. Maar als er echt een groot gat in het achteraf weggetje zit en de gemeente weet dat, dan kan de gemeente aansprakelijk zijn vanuit art. 6:162. Toch moet er nog met behulp van de Kelderluikcriteria kijken of er sprake is van gevaarzetting met het oog op beperkte middelen van de gemeente en andere belangen.

Art. 6:179 Aansprakelijkheid dier
Er is geen sprake van aansprakelijkheid door het dier wanneer van Zaanen zijn hond afstuurt op een leerling. Van Zaanen laat de hond wat doen. De hond handelt niet uit eigen energie. (Van Zaanen handelt in dit geval gewoon onrechtmatig art. 6:162)
Handelt het dier wel uit eigen energie, een paard schrikt en gaat steigeren, dan is de eigenaar wel risico aansprakelijk. Uit de tenzij-clausule blijkt dat er geen aansprakelijkheid is wanneer de eigenaar het dier wel de opdracht had gegeven, maar er een rechtvaardigingsgrond van toepassing zou zijn. Bijvoorbeeld je paard laten steigeren wanneer er een dief op je af komt. De rechtvaardigingsgrond zou hierbij noodweer/noordweer exces kunnen zijn. Je kan dus niet risico aansprakelijk worden gesteld wanneer jou paard uit eigen energie gaat steigeren wanneer een dief jou aanvalt.

Deze tenzij-clausule komt ook voor in art. 6:173 en 6:174.
De wetgever wil jou aansprakelijk stellen ongeacht of je het weet of niet (dat je schoorsteen op instorten staat). Maar niet voor situaties dat je het wel zou weten, maar toch niet aansprakelijk bent om een andere reden. Bijvoorbeeld schulduitsluitingsgronden.

 

Hoorcollege aansprakelijkheidsrecht week 5

Grenzen aan het recht op schadevergoeding
Als vervolg op het vorige hoorcollege van aansprakelijkheidsrecht, is rechterlijke matiging de vierde grens van het recht op schadevergoeding (artikel 6:109 BW). Causaliteit en eigen schuld zijn in het vorige college behandeld. Het geeft de rechter een bevoegdheid om schadevergoeding te matigen. Als volledige schade vergoeding tot onaanvaardbare gevolgen lijdt, kan de rechter de schadevergoeding verminderen. Onaanvaardbaarheid van gevolgen heeft betrekking op de redelijkheid en billijkheid. Elementen die hierbij een rol kunnen spelen zijn: financiële positie van de dader en het slachtoffer. De laatste grens van het recht op schadevergoeding is de limitering bij de wet of Algemene Maatregel van Bestuur. De wet of een Algemene Maatregel van Bestuur kunnen schadevergoeding van te voren beperken. Het is een wettelijke limitering. Als deze limitering niet redelijk en billijk is, kan de limitering aan de kant worden gezet. Dit komt niet vaak voor. Deze beperking kan door redelijkheid en billijkheid aan de kant worden gezet. Ook contractueel kan het recht op schadevergoeding worden beperkt (exoneratiebeding). Een exoneratiebeding bij een contract bevat de limitering aan aansprakelijkheid tot schadevergoeding. Voor eigen opzet of grove schuld bestaat geen schadevergoeding. Om een contractueel exoneratiebeding in werking te laten treden, is er een contract nodig.
Meer aansprakelijke personen voor dezelfde schade
Er geldt hoofdelijke aansprakelijkheid als er meerdere mensen aansprakelijk zijn voor dezelfde schade (artikel 6:102). Als gevolg kan de benadeelde elk van de personen voor het geheel aansprakelijk stellen (artikel 6:7). De persoon die is aangesproken door de benadeelde heeft verhaal op de andere mogelijke aansprakelijken volgens de maatstaf van artikel 6:101. De mate waarin de schade aan ieder is toe te rekenen is van belang (causaliteitsmaatstaf). Deze situatie doet zich voor bij de verhouding van werkgevers en werknemers, en bijvoorbeeld bij een kind van 15 jaar die een onrechtmatige daad begaat. De ouders kunnen namelijk, naast het kind, aansprakelijk zijn voor de schade. Bij meerdere aansprakelijke personen is iedereen aansprakelijk voor de gehele schade. Dat heet hoofdelijke aansprakelijkheid. Bij groepsaansprakelijkheid is er ook sprake van hoofdelijke aansprakelijkheid. De persoon die het meeste geld lijkt te hebben, wordt vaak aansprakelijk gesteld door de eiser. De eiser ziet namelijk een grote kans van slagen van het verhalen van schadevergoeding bij degene met het meeste geld. Vervolgens moeten de aansprakelijke personen onderling uitzoeken wie uiteindelijk betaalt voor de schadevergoeding. Dit heet de draagplicht. Draagplicht is niet hoofdelijk. De verdeling van de schadevergoeding onderling, hangt vaak af van hoeveel er is bijgedragen aan de schade per individu. Die verdeling wordt bepaald op grond van artikel 6:101 BW. In andere woorden, het slachtoffer kan kiezen wij hij aanspreekt en de daders moeten onderling uitzoeken wie er de schade gaat vergoeden.
Rechten van anderen dan het slachtoffer
Artikel 6:107 en 6:108 geven uitzonderingen op het uitgangspunt dat derden geen schadevergoeding kunnen vorderen. Alle rechtsstelsels verschillen over de rechten van anderen dan het slachtoffer. In artikel 6:107 en 6:108 is geregeld of iemand anders dan het slachtoffer schadevergoeding kan vorderen . In beginsel kan het niet. De uitzonderingen zijn gegeven in artikel 107 en 108. Het gaat hier vooral om kosten van verzorging en huishoudelijke hulp. Artikel 107 houdt in dat kosten die de derde heeft gemaakt, kunnen worden vergoedt als het slachtoffer deze zelf van de veroorzaker had kunnen vorderen. Indien bijvoorbeeld de tante van een slachtoffer van een verkeersongeval, betaalt voor huishoudelijke hulp, kan zij schadevergoeding vorderen voor de gemaakte kosten voor de huishoudelijke hulp. De derde (tante) heeft dus een eigen vorderingsrecht. Het criterium is dat als het slachtoffer zelf de huishoudelijke hulp zou hebben betaald, hij die schade vergoedt zou krijgen.  De verhouding tussen werkgever en werknemer is opgenomen in artikel 6:107a. De werkgever van een gekwetste werknemer moet gedurende een behoorlijke tijd de kosten van de ziekte van een werknemer bekostigen. Door middel van artikel 107a heeft de werkgever een verhaalsrecht gekregen op de daders als er sprake is van een onrechtmatige daad. Als een werknemer verplicht het loon door betaald, kan hij deze kosten dus verhalen op de dader. In artikel 107 gaat het om letsel, in artikel 108 gaat het om overlijden. Artikel 108 geeft antwoord op de vraag of naasten bij overlijden schadevergoeding kunnen vorderen. Dit is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval: de vergoeding moet nodig zijn om in het levensonderhoud te voorzien. In lid 2 van artikel 108 komen de kosten van lijkbezorging in aanmerking. Deze kosten kunnen worden gevorderd indien iemand anders het betaald heeft. Het moeten redelijke kosten zijn. In Nederland wordt affectieschade niet vergoedt. Affectieschade is het verdriet dat wordt geleden door letsel of overlijden van een ander. Shockschade wordt daarentegen wel vergoed. Shockschade is direct geleden schade. Het gaat erom dat de persoon geconfronteerd wordt met het ongeval of de directe gevolgen van het ongeval. Het ongeluk moet vervolgens iemand betreffen waarmee een nauwe affectieve relatie bestaat. Tot slot moet er sprake zijn van geestelijk letsel (psychiatrisch ziektebeeld). Shockschade is niet zuiver immateriële schade. Het gaat bijvoorbeeld om de vergoeding van de schade van een depressie, door psychiatrische behandeling en inkomensderving. Op die manier kan shockschade in het systeem van artikel 6:106 worden gebracht. In artikel 106b gaat het om een aantasting in de persoon. Immateriële schadevergoeding kan alleen worden gevorderd als er sprake is van een grondslag in artikel 6:106. In artikel 106a is een bepaling opgenomen waarbij immateriële schadevergoeding kan worden gevorderd. Dit betreft evenals de shockschade, een uitzondering.
HR Wrongful birth
Deze zaak gaat over de geboorte van een gezond kind na het vergeten van een spiraaltje. Er is sprake van vergoeding van opvoedingskosten en vergoeding van inkomensderving door de geboorte en opvoeding. Er is niet sprake van compensatie met immaterieel genot. HR Wrongful birth moet worden onderscheiden van Wrongful life (Baby Kelly).
Productaansprakelijkheid
Alle regelingen over productaansprakelijkheid zijn uitgebreid opgenomen in het burgerlijk wetboek. Bij productaansprakelijkheid gaat het om de risicoaansprakelijkheid voor het gebrek in een product. Het gebrek moest al bestaan voordat het de fabriek verliest, dus op het moment dat het in het verkeer gebracht werd. De producent is dan aansprakelijk voor overlijden en letsel. Bij zaakschade is er een bijzondere regeling. Zaakschade wordt alleen vergoedt indien het in de privésfeer is geleden. Schade aan de zaak zelf valt niet onder de productaansprakelijkheid. De gedachte is dat zulk soort schade moet worden geregeld in het contract van de overeenkomst. Kleine zaakschade moet niet door de producent worden vergoed, maar door de winkelier. Kanaliseren van aansprakelijkheid betekent het aansprakelijk maken van één partij. Alleen die partij kan worden aangesproken tot schadevergoeding. De gedachte daarachter is dat het meer efficiënt is, omdat maar één partij zich hoeft te verdedigen. (artikel 6:173 lid 2)           
Verkeersaansprakelijkheid
Bij verkeersaansprakelijkheid is er een bijzondere regeling opgenomen in de wegenverkeerswet (artikel 185 WVW). Het geeft een bijzondere regeling voor aansprakelijkheid. Bij een zaak over verkeer moet worden gekeken of de casus betrekking heeft op artikel 185 WVW, of artikel 6:162. Artikel 185 gaat over ongeval tussen gemotoriseerden en ongemotoriseerden. Alle andere gevallen vallen onder artikel 6:162. Het uitgangspunt van artikel 185 is dat de gemotoriseerde in beginsel aansprakelijk is tegenover de ongemotoriseerde, tenzij sprake is van overmacht. Dit lijkt op een risicoaansprakelijkheid van een gemotoriseerde. Er is sprake van overmacht als de gemotoriseerde ‘rechtens geen enkel verwijt kan worden gemaakt’. Dit lijkt op schuldaansprakelijkheid. Er is dus sprake van een combinatie tussen risico- en schuldaansprakelijkheid. Een gemotoriseerde moet rekening houden met fouten van een ongemotoriseerde. De houder van een auto is aansprakelijk. Een houder is de eigenaar. De eigenaar heeft namelijk een verzekering. Niet de bestuurder, maar de houder is dus aansprakelijk. De bestuurder kan daarna zelf ook aansprakelijk zijn op grond van artikel 6:162. Als de bestuurder niets te verwijten valt, maar er sprake is van een fout van een ongemotoriseerde, is de houder aansprakelijk voor de schade.             

 

Verdiepingscollege aansprakelijkheidsrecht week 5

 

 

Sociologische benadering van het aansprakelijkheidsrecht
De instrumentalisering van aansprakelijkheidsrecht heeft betrekking op een veranderde denkwijze over het aansprakelijkheidsrecht, ontstaan rond de 19e eeuw. De instrumentalisering van het aansprakelijkheidsrecht kan worden gezien als: ‘van verwijt naar beleid’. De grondslag van de aansprakelijkheid was voornamelijk schuld. Het ging in beginsel om verwijtbaar gedrag. Dit speelt tegenwoordig een minder grote rol. Het aansprakelijkheidsrecht wordt tegenwoordig gezien als een instrument om sociale doelen te realiseren (compensatie van het slachtoffer, preventie van ongevallen en bevorderen van veiligheid). Vanuit de rechtseconomie wordt het aansprakelijkheidsrecht gezien als een instrument om de kosten van risico’s op een rechtvaardige wijze te verdelen binnen de samenleving.
Modellen van aansprakelijkheid
Het aansprakelijkheidsrecht kan worden ingedeeld in twee modellen: het klassieke model en het instrumentele model. Bij het klassieke model draait het om de schuld en het verwijt. Rechtvaardiging van schadeverdeling werd gezien als de belangen van de ene persoon tegenover de andere persoon. Schadeverdeling werd gezien als het  recht van het slachtoffer tegenover de dader. Compensatie was gericht om de verstoring tussen de dader en het slachtoffer te corrigeren. De rechter moest terugblikkend vaststellen of er sprake was van onrechtmatigheid, causaliteit en verwijtbaarheid. Het belangrijkste criterium was ‘schuld’. Risicoaansprakelijkheid speelde een kleine rol. Door de jaren heen is het aansprakelijkheidsrecht een beleidsinstrument geworden om sociaal wenselijke uitgangspunten na te streven. Het gaat niet meer om de verhouding tussen het de ene persoon en de andere persoon. Schade wordt verdeeld over het collectief. Dit instrumentele model is vooruitblikkend. Het heeft namelijk aandacht voor de gevolgen van de schadevergoeding op de samenleving. Er is sprake van een utilistisch doel: de vergoeding van schade moet leiden tot een zo groot mogelijk geluk voor de hele samenleving. Het totale maatschappelijk nut is van belang. Het belangrijkste zijn de maatschappelijke gevolgen bij de verdeling van aansprakelijkheid. De doelen die hierbij worden nagestreefd zijn: compensatie van het slachtoffer en preventie bevorderen. Het instrumenteel heeft in beginsel betrekking op risicoaansprakelijkheid. De belangrijkste doelen van instrumentele aansprakelijkheid zijn: preventie, compensatie en het bereiken van een rechtvaardige verdeling van kosten over de samenleving.
Schuldaansprakelijkheid en risicoaansprakelijkheid
Schuldaansprakelijkheid heeft betrekking op een restrictieve benadering van onrechtmatigheid, toerekening en causaliteit. Voor het slachtoffer is het relatief lastig om schadevergoeding te verkrijgen. Het slachtoffer moet bij schuldaansprakelijkheid bewijzen dat schade moet worden vergoed. Aan de andere kant staat risicoaansprakelijkheid. Het uitgangspunt is: indien schade, dan is er aansprakelijkheid. Er is een ruime aansprakelijkheid waardoor het voor het slachtoffer relatief makkelijk is om schadevergoeding te vorderen. De bewijslast worden namelijk omgekeerd: de dader moet bewijzen dat er geen sprake kan zijn van aansprakelijkheid. Onrechtmatigheid, toerekening en causaliteit worden op een ruime manier geïnterpreteerd.
Verruiming van de zorgplicht van werkgevers jegens werknemers
Deze zorgplicht heeft betrekking op risicoaansprakelijkheid van de werkgever. Tot 1902 waren werknemers die door een ongeval getroffen waren, afhankelijk van de civiele aansprakelijkheid bij het ontvangen van schadevergoeding. Vóór 1902 was er snel sprake van eigen schuld van de werknemer. De schuld van de werkgever moest worden bewezen. Er is sprake van een zeer restrictieve uitleg van schuldaansprakelijkheid. Van risicoaansprakelijkheid van de werkgever was geen sprake. Het gaat om de individuele schuld. In 2005 is er een zaak geweest over een vergelijkbare situatie uit 1901. De conclusie van de rechter is dat er sprake moet zijn van een ruime zorgplicht van de werkgever. Waarschuwingen door de werkgever voor gevaar is niet voldoende. Er moet namelijk rekening worden gehouden met de onvoorzichtigheid van de werknemer. De risicoaansprakelijkheid van de werkgever moet ruim worden opgevat. De werkgever heeft een ruime zorgplicht. Preventie wordt hiermee bevorderd. De werkgever zal namelijk voorzorgsmaatregelen nemen dat ongevallen zich niet zullen voordoen.
Rechtssociologie
Binnen de rechtssociologie wordt het verband tussen sociale verhoudingen en het recht bestudeerd. Binnen de rechtssociologie zijn er twee perspectieven: de sociale genese van het recht en de sociale werking van het recht. Bij de sociale genese van het recht wordt het recht gezien als een spiegel van de menselijke verhoudingen. Het gaat om de invloed die sociale verhoudingen hebben op het recht. Bij de sociale werking van het recht gaat het om het recht als instrument om sociaal wenselijke verhoudingen tot stand te brengen. Het gaat om de invloed van het recht op de realisering van het doel.
Negentiende eeuw
Tijdens de negentiende eeuw was er overwegend sprake van schuldaansprakelijkheid. Dit heeft als uitgangspunt een restrictieve opvatting van aansprakelijkheid. De verklaringen voor deze opvatting hadden te maken met de omstandigheden in de negentiende eeuw: er was sprake van relatief veel informele zorg, het leed werd gezien als iets van alle dag (het werd gezien als een goddelijk handelen, waardoor mensen pas een verplichting worden opgelegd indien er sprake is van het plegen van een inbreuk op het vrijheidsdomein van een ander), en een klassiek liberalisme. Het uitgangspunt van het klassiek liberalisme is dat er pas sprake kan zijn van toerekening van schadevergoeding als iemand op een verwijtbare wijze een inbreuk heeft gepleegd op het vrijheidsdomein van een ander. Risicoaansprakelijkheid is in dit kader uitgesloten.
Instrumentalisering van het aansprakelijkheidsrecht
Het aansprakelijkheidsrecht wordt gebruikt om sociale doelen te bereiken. Slachtoffers genieten grote bescherming. Er is sprake van een grote aansprakelijkheid (risicoaansprakelijkheid). De verklaringen hiervoor zijn:
- taaksplitsing en specialisatie: door deze ontwikkelingen op het gebied van arbeid is het niet altijd mogelijk om een restrictieve aansprakelijkheid te handhaven. Er is namelijk een samengesteld handelen van vele mensen. Het verwijtbaar handelen van één persoon is minder belangrijk.
- de interventie in de natuur en de sociale verhoudingen zijn gebaseerd op wetenschappelijk inzicht: deze kennis leidde tot het ingrijpen in de patronen van samenleven. De overheid wordt snel aansprakelijk gesteld voor bepaalde rampen in de maatschappij of samenleving. Er wordt op zoek gegaan naar een instantie die heeft gefaald waardoor aansprakelijkheid kan ontstaan. Het aansprakelijkheidsrecht wordt ingezet als een instrument om de samenleving beter in te richten.
- erosie van informele bijstand: dit komt door toenemende industrialisering. Mensen zijn meer mobiel, zij leven niet hun hele leven op dezelfde plek en gaan dus niet hun hele leven met dezelfde mensen om. Deze mensen geven dan geen informele bijstand.
- Verzekeringen: door het toenemend aantal verzekeringen heeft er een ontwikkeling plaats gevonden van overwegend schuldaansprakelijkheid naar risicoaansprakelijkheid. De verdeling van aansprakelijkheid wordt hiermee beïnvloed. Het verwijt van de individu speelt hierdoor een kleinere rol. Schadevergoeding wordt afgewenteld op het collectief. De vraag over verwijtbaarheid van de individu speelt een kleinere rol. Er is een verruiming van aansprakelijkheid van schadeveroorzakers. De schade wordt verdeeld over groepen in de samenleving, zoals de werkgevers, ouders en gemotoriseerden. Het gaat om een afweging bij het sociale doen. Verzekeringen richten zich vooral op de beleidsmatige factoren op het ontstaan van schade. De vraag over de individuele schuld is van minder belang.
 

Werkgroepaantekeningen aansrakelijkheidsrecht week 5

 

Schade
Schade is geregeld in artikel 6:95 BW afdeling 10 wettelijke verplichtingen tot schadevergoeding.
Een wet vorderd een verplichting tot schadevergoeding vanuit: onrechtmatige daad 6:162 BW, wanprestatie, zaakwaarneming en onrechtvaardigde verijking. Als de wetsbepaling verwijst naar schade wordt dat uitgewerkt in afdeling 10.

In artikel 6:95 BW staat de hoofdindeling van de schades die we hebben in de wet. Deze bestaat uit: materiele en immateriele schade. Dit is in de wet uitgedrukt als vermogensschade en ander nadeel (nadeel dat niet is vermogensschade). Gebruik deze wettelijke termen op het tentamen.
                                                                                                                                     
Afbeelding 1: schade schema

Het woord zaakschade en personenschade staat niet in de wet. Personenschade bestaat uit letselschade en overlijdensschade, ook gederfde inkomsten door letsel vallen hieronder. Alle schade die te maken hebben met het gekwets raken van een persoon.

Zuivere vermogensschade kan ook inkomensschade zijn. Bijvoorbeeld het mislopen van een contract met een goede klant.

Vermogensschade omvat zowel geleden verlies als gederfde winst artikel 6:96 BW. De rechter begroot de schade op de wijze die het meest met de aard van de schade in overeenstemming is, artikel 6:97. Met 'de aard van de schade' wordt bedoeld: zaakschade, personenschade en zuivere vermogensschade (alle schade die niet is zaakschade en personenschade).

Er zijn twee manieren van schade begroting:
Abstract: schade laten begroten en uitbetalen, het maakt in dat geval niet uit of je het geld gebruikt om bijvoorbeeld ook daadwerkelijk de deuk in je auto te laten repareren.
Concreet: achteraf bekijken wat jij aan uitgaven hebt moeten besteden met betrekking tot de schade. Dit is de individuele manier, per geval wordt er concreet gegeken naar de uitgaven aan de schade.

Waarom wordt zaakschade abstract begroot?
Er zijn teveel gevallen van zaakschade om dit allemaal individueel te behandelen. Bij concrete begroting breng je het slachtoffer zo goed mogelijk terug in de staat voordat de schade plaatsvond. Dus als een slachtoffer met lichamelijkletsel ieder jaar op vakantie ging en dit nu alleen kan doen als er extra voorzieningen getroffen worden, dan is dit een vorm van materiele schade.

In artikel 6:106 BW wordt 'ander nadeel' uitgewerkt. Een nadeel dat niet is vermogenssschade is bijvoorbeel pijn en verdriet. Als je bewust het klokje van de opa van Du Perron kapot gooit omdat je weet dat dat hem pijn/verdriet doet, dan kan Du Perron een aanspraak doen op immateriele schade. Artikel 6:106 lid 1 sub a: indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen. Dit is erg lastig vast te stellen omdat je niet in iemands hoofd kan kijken. Deze aanspraak slaagt wel als iemand heeft uitgesproken dat de handeling het doel heeft om pijn/verdriet te doen, of als dit bijvoorbeeld te lezen is in het dagboek van de dader.
Artikel 6:106 lid 1 sub b: letselschade + eer en goede naam + op andere wijze in je persoon aangetast worden (geestelijk letsel en aantastingen van je grondrechten)
Artikel 6:106 lid 1 sub c: aantasting van de nagedachtenis van een overledene.

Letselschade hoort dus zowel bij vermogenssschade als bij 'ander nadeel'. De schade uit 'ander nadeel' wordt begroot naar billijkheid artikel 6:106 lid 1

Causaliteit
Causaliteit bestaat in de wet uit twee delen
-condicio sine qua non verband/ vestigingsfase
-toerekeningsfase/ leer van de redelijke toerekening art. 6:98 BW. Er moet een zodanig verband bestaan mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend.

Volgens de ‘leer van de adequate veroorzaking’ wordt er gekeken of het gevolg typisch te verwachten is.

Arrest Renteneurose (ziekelijke hang naar schadevergoeding)
Renteneurose is geen typisch te verwachte gevolg van een klap op je hoofd. De HR heeft bepaald dat er wel wordt toegewezen omdat er sprake was van letselschade. Is er sprake van letselschade, dan worden ook de minder te verwachte/zelfdzame gevolgen vergoed.

Arrest Aangereden hartpatient
Verkeers- of veiligheidsnorm is overtreden door de dader. Als dat wordt overtreden dan wordt er ruimer toegerekend. Dus een ruimere toerekening dan dat er op basis zou zijn van de leer van de adequate veroorzaking. Uit deze twee arresten moet je dus onthouden dat er zowel bij letselschade als bij het overtreden van een verkeers- of veiligheidsnorm ruimer wordt toegerekend. Ook de minder te verwachte gevolgen worden vergoed.
 

 

Hoorcollege aansprakelijkheidsrecht week 6

 

Shockschade
Het arrest dat betrekking heeft op shockschade is het HR Kindertaxi arrest. Shockschade moet worden onderscheiden van affectieschade. Een affectieve relatie is geen vereiste bij het vaststellen van shockschade. Het is een element dat in de uitleg van de Hoge Raad aan de orde komt.
Verkeersaansprakelijkheid
Artikel 185 van de Wegenverkeerswet (WVW) bevat een speciale regeling van aansprakelijkheid van gemotoriseerden tegenover ongemotoriseerden. Alle andere aanrijdingen moeten worden getoetst aan artikel 6:162 BW. Artikel 185 bevat een verzwakte versie van risicoaansprakelijkheid van gemotoriseerden. Er is aansprakelijkheid tenzij sprake is van overmacht. Bij de vraag of er een verwijt kan worden gemaakt, wordt er gekeken of een mogelijke dader voldoende rekening heeft gehouden met mogelijke fouten van anderen. Een beroep op overmacht bij verkeersbepalingen is lastig. Aansprakelijkheid van artikel 185 WVW rust op de eigenaar of de houder van het motorrijtuig. Als je even een auto leent ben je geen houder in de zin van de Wegenverkeerswet. De bestuurder van een auto valt dus niet altijd onder de regeling van artikel 185 WVW. In dat geval kan die bestuurder meestal aansprakelijk worden gesteld op grond van artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek. Op grond van artikel 165 komt geestelijk en lichamelijk gebrek voor rekening van de dader. De hoofdregel in de wegenverkeerswet is veiligheid waarborgen in het verkeer.
Eigen schuld bij verkeersaansprakelijkheid
Bij verkeersongevallen kan sprake zijn van eigen schuld van het slachtoffer. Bij een vordering op overmacht stelt de Hoge Raad dat de dader (gemotoriseerd) rekening moet houden met fouten van andere verkeersdeelnemers, en dus ook die van het slachtoffer (ongemotoriseerd). In de wegenverkeerswet is geen bepaling opgenomen over eigen schuld van het slachtoffer. Artikel 6:101 is de hoofdregel bij causale verdeling: hoe gevaarlijk is hetgeen de dader en het slachtoffer deden? Vervolgens moet een billijkheidscorrectie worden toegepast. Hierbij kijkt men naar hoe zielig iemand is en wordt de mate van verwijtbaarheid in acht genomen.
Bij slachtoffers jonger dan 14 jaar moet de overmachtstoets strenger worden toegepast. Er kan pas sprake zijn van overmacht als er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid aan de kant van het slachtoffer. Bij opzet en bewuste roekeloosheid is dan geen sprake van aansprakelijkheid van een automobilist. Als hier geen sprake van is, treedt de 100%regel in werking. Dan krijgt het slachtoffer honderd procent schadevergoeding. Bij oudere slachtoffers kan er sprake zijn van overmacht aan de kant van de dader volgens de normale regel: als er rechtens geen enkel verwijt te maken valt. Daarna moet worden gekeken of er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. Is hier geen sprake van, dan moet ten minste 50 procent van de schade worden vergoedt. De leeftijd van het slachtoffer is dus van groot belang bij de hoeveelheid schadevergoeding.
De verkeersaansprakelijkheid ziet er in stappen als volgt uit:
1. Als er sprake is van een verkeersongeval tussen twee gemotoriseerden of twee ongemotoriseerden, moet artikel 6:162 BW worden toegepast. Is er sprake van een ongeval waarbij de gemotoriseerde de dader is, en een ongemotoriseerde het slachtoffer, dan moet artikel 185 WVW worden toegepast.
2. Bij toepassing van artikel 185 WVW moet worden gekeken naar de leeftijd van het slachtoffer. Bij kinderen jonger dan veertien jaar geldt een aangepast overmachtscriterium: is er sprake van opzet of bewuste roekeloosheid van de ongemotoriseerde? Bij mensen van boven de 14 jaar geldt het reguliere overmachtscriterium: rechtens geen enkel verwijt.
3. Is er geen sprake van opzet of bewuste roekeloosheid bij kinderen onder de 14 jaar, dan geldt de 100%regel. Is sprake van rechtens geen enkel verwijt, dan moet de 50%regel worden toegepast (als er geen sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid). Hier moet worden gekeken naar de bepaling in artikel 6:101 BW.
Verzekeraars bij verkeersaansprakelijkheid
Verzekeraars kunnen regres nemen op de dader. Hierbij is de vraag of de 50%regel en de 100%regel in acht moet worden genomen. Deze 2 regels gelden  niet voor verzekeraars. De verzekeraars kunnen dus niet profiteren van de leeftijd van de slachtoffers.
Reflexwerking van artikel 185 WVW
Artikel 185 wordt toegepast in het geval dat een gemotoriseerde de dader is en een ongemotoriseerde het slachtoffer. In hetzelfde ongeval kan natuurlijk ook sprake zijn van schade bij de gemotoriseerde. In dat geval is de ongemotoriseerde de dader en de gemotoriseerde het slachtoffer. Reflexwerking betekent dat het artikel ook wordt toegepast in het spiegelbeeldige geval. Dus artikel 185 WVW kan ook worden toegepast in het geval waarbij een ongemotoriseerde schade toebrengt aan een gemotoriseerde. De reflexwerking houdt in dat de gemotoriseerde alleen volledige schadevergoeding krijgt, als er overmacht is in de zin van artikel 185 WVW. Deze reflexwerking bevat een strenger eigen schuld criterium dan artikel 6:101 BW. In artikel 185 moet er sprake zijn van rechtens geen enkel verwijt. Bij reflexwerking wordt de 50%regel en 100%regel niet toegepast.
De rechtmatige daad (artikel 6:198 BW en verder)
Er bestaan drie belangrijke soorten van onrechtmatige daad: zaakwaarneming, onverschuldigde betaling en de ongerechtvaardigde verrijking. Zaakwaarneming betekent dat iemand iets doet in het belang van een ander, zonder dat zij dat hebben afgesproken. Voorbeelden van zaakwaarneming zijn: het redden van een drenkeling, het repareren van andermans zaken of het bellen van een reparateur. Onder bepaalde omstandigheden moet de ene persoon de andere betalen. De vereisten bij zaakwaarneming zijn:
- willens en wetens gehandeld
- het belang van iemand anders behartigen. Hierbij moet niet ook het eigen belang worden behartigd
- geen bevoegdheid om de daad uit te voeren (maar ook geen verbod). In andere woorden, er moet niet sprake zijn van een contract.
- er moet een redelijke grond zijn om bijvoorbeeld en reparatie uit te voeren. Het moet duidelijk zijn er dat moet worden ingegrepen.
Indien aan de bovenstaande vereisten is voldaan, ontstaat er een verbintenis tot schadevergoeding. Ook al is er sprake van mislukte zaakwaarneming, kan er toch sprake zijn van een succesvolle vordering op schadevergoeding.
Onverschuldigde betaling (artikel 6:203 BW en verder)
Bij de onverschuldigde betaling gaat het om iedere vorm van prestatie. Doordat de ene persoon een prestatie levert aan de andere persoon, ontstaat er een vordering tot terugbetaling.
Ongerechtvaardigde verrijking (artikel 6:212)
Er is sprake van een ongerechtvaardigde verrijking indien er sprake is van een ongegronde vermogensverschuiving. De verrijkingsvordering kan samenlopen met andere vorderingen. In andere woorden, de verrijkingsvordering is niet subsidiair. Het kan samenlopen met een vordering uit onrechtmatige daad en een vordering uit contract. De vereisten zijn:
- verrijking;
- die ongerechtvaardigd is;
- en waardoor;
- een ander is verarmd;
- leidt tot verplichting tot schadevergoeding;
- voor zover dit redelijk is.
 

 

Verdiepingscollege aansprakelijkheidsrecht week 6

 

Modellen van aansprakelijkheidsrecht
 

Tegenwoordig is er een hang naar het instrumentele model van aansprakelijkheid. Dit model staat tegenover het klassieke model. Het klassieke model begon in de 19e eeuw toen het privaatrecht gecodificeerd werd. Het klassieke model stelt de positie van het individuele slachtoffer tegenover de individuele dader voorop. Het gaat om het recht van de een tegenover de ander. Deze verstoorde relatie wordt binnen het klassieke model gecorrigeerd door het aansprakelijkheidsrecht. De rechter gaat terugblikkend vaststellen of er sprake is van verwijtbaarheid, causaliteit en zo verder. Op die manier wordt de omvang van de schadevergoeding bepaald. Bij het instrumenteel model gaat het vooral om de verdeling van lasten over het collectief. Het gaat om de vraag wie bepaalde risico’s moeten dragen binnen de samenleving. Bij verdeling van aansprakelijkheid is de rechter vooral vooruitblikkend. Hij kijkt naar de eventuele sociale gevolgen van de allocatie van schade. De rechter kan kiezen voor verschillende uitgangspunten: preventie, een sociaal wenselijke allocatie van kosten, of compensatie. Deze overweging wordt gemaakt om een wenselijk sociaal doel te bereiken in de toekomst. De overgang van het klassieke model naar het instrumentele model heeft plaatsgevonden doordat er binnen de samenleving minder informele zorg wordt uitgeoefend. Mensen zijn daardoor aangewezen op bijstand door de Overheid. Het aansprakelijkheidsrecht speelt hierbij een rol. Het is lastig om één persoon aan te wijzen voor het ontstaan van een ongeval. Daarom is het klassieke model, dat uitgaat van individuele schadevergoeding, niet optimaal. Mensen zijn geneigd schade toe te rekenen aan collectieve instellingen. Hierbij sluit het instrumentele model goed aan.
Peter Cane
Peter Cane is een rechtstheoreticus. Zijn tekst gaat over waarom er in de moderne samenleving geen ruimte is voor het schuldbegrip, zoals het klassieke model dat bevat. Hij is een voorstander van het instrumentele model. Volgens Cane behoort schuld niet de grondslag te zijn voor aansprakelijkheid. Hij heeft daar verschillende overwegingen voor: ethische argumenten, praktische argumenten en sociale argumenten. Ten eerste de ethische argumenten:
- als schuld wél als grondslag wordt gebruikt voor het aansprakelijkheidsrecht, dan is de omvang van de vergoeding die het slachtoffer krijgt, afhankelijk van de mate van schuld. In de praktijk is dit niet het geval omdat een klein foutje van een automobilist kan leiden tot een enorme schadevergoedingsplicht. In het aansprakelijkheidsrecht bestaat geen directe relatie is tussen de kwaliteit van de gedraging en de omvang van de schadevergoeding. Indien er sprake zou zijn van schuldaansprakelijkheid en een sanctionerend karakter van het aansprakelijkheidsrecht, zou draagkracht van partijen een rol moeten spelen. Dat is in onze samenleving nauwelijks het geval.
- de schuld van slachtoffers speelt in ons aansprakelijkheidsrecht speelt nauwelijks een rol. Er zijn volledig onschuldige slachtoffers blijven in ons model soms zitten met hun schade omdat de schadeveroorzaker niet makkelijk aan te wijzen is.
- collectieve aansprakelijkheid is vaak bevredigend. Werkgevers, fabrikanten en ouders worden bijvoorbeeld aansprakelijk gesteld voor anderen. De rechter gaat niet op zoek naar een individu die een fout zou hebben kunnen gemaakt waardoor schade is ontstaan. Schade wordt toegerekend aan het collectief. Schuld speelt hier dus geen rol. Het is vooral risicoaansprakelijk waarvan hier sprake is.
- aansprakelijkheid is meestal gebaseerd op het profijtbeginsel. De formule van Learned Hand brengt het volgende tot uiting: ‘zorgvuldigheid gebiedt preventiemaatregelen te nemen indien de kosten van preventie lager zijn dan de reductie van schadekosten die deze maatregelen teweeg brengen.’ Door deze formule wordt in sommige gevallen extra risico aanvaardt. Dit risicodenken wordt gezien als wenselijk in de samenleving. Dit heeft tot gevolg dat het verwijt voor een individu niet van groot belang is.
- het subjectieve aspect van schuld betekent dat er rekening wordt gehouden met persoonlijke omstandigheden van de individuele dader. In onze moderne samenleving wordt vaak geabstraheerd van dit subjectieve aspect. De rechter houdt weinig rekening met de persoonlijke omstandigheden van de dader. Schuld wordt dus geobjectiveerd in de praktijk. Schuld speelt dus maar een kleine rol in het aansprakelijkheidsrecht.
- Cane betwijfeld of het schulddenken kenmerkend is voor de morele overwegingen van mensen. In een onderzoek van Loyd-Bostoc blijkt dat mensen in het aansprakelijkheidsrecht eerst afwegen waar zij de grootste kans hebben op vergoeding van de gehele schade. De verwijtbaarheid heeft speelt een minder grote rol.
De praktische overwegingen hebben betrekking op het bewijzen van schuld. De mate van schuld is lastig te bepalen. Risicoaansprakelijkheid is veel duidelijker. Het vinden van een verwijtbaar individu is lastiger dan toerekening op het collectief. Het schulddenken leidt tot een eenzijdige oriëntatie op het handelen van individuen. Ongevallen zijn volgens Cane het gevolg van meerdere gebeurtenissen en omstandigheden. Situationele factoren, als de kwaliteit van het wegdek bij een verkeersongeval, worden binnen het schulddenken genegeerd. Tot slot zijn de sociale overwegingen niet van belang. Peter Cane liet zien dat er in het moderne aansprakelijkheidsrecht geen ruimte is voor het restrictieve schuldbeginsel. Er is geen plaats voor en het schuldbeginsel is onwenselijk volgens Cane.
Einde van het aansprakelijkheidsrecht?
Het aansprakelijkheidsrecht als een instrumenteel model wordt gebruikt om bepaalde sociale doelen te bereiken: compensatie en verdeling van kosten over de samenleving. Slaagt het aansprakelijkheidsrecht om deze doelen te bereiken of is het geen effectief middel? De vraag is of de doelen door middel van het aansprakelijkheidsrecht daadwerkelijk bereikt worden. Een conclusie kan zijn dat het aansprakelijkheidsrecht geen effectief middel is. Met dat uitgangspunt kan het aansprakelijkheidsrecht beter worden afgeschaft.
Het aansprakelijkheidsrecht kan worden gebruikt ter compensatie. Het gaat om de vergoeding van schade van een benadeelde. Er is een ruime compensatie. Echter, er zijn ook beperkingen van vergoeding. Deze beperkingen hebben betrekking op de criteria waaraan moet worden voldaan om een vordering op schadevergoeding succesvol te maken. Slachtoffers kunnen blijven zitten met hun schade als zij de dader niet kunnen aanwijzen. Slachtoffers krijgen pas een vergoeding als ze de financiële en sociale drempels weten te overwinnen bij het indienen van een schadevordering. De procedures zijn vaak ingewikkeld. Dit maakt het indienen van een claim minder makkelijk. Vervolgens zijn er hoge kosten van de procedure, waardoor mensen minder bereid zijn om een claim in te stellen. Sociale zekerheid is goedkoper. Als het systeem optimaal zou functioneren, dan zouden veel mensen claims in gaan stellen. Het ontstaan van een claimcultuur is dan niet ondenkbaar.
Aansprakelijkheid kan bijdragen tot preventie. De kans op aansprakelijkheid zorgt voor preventie. De overheid is dan in mindere mate nodig, wat leidt tot bezuinigingen. Het aansprakelijkheidsrecht als middel tot preventie kent de volgende gebreken: preventie wordt pas bereikt als alle schade bij de veroorzaker van de schade in rekening wordt gebracht. Dit is in de praktijk niet het geval. Een ander gebrek wordt gevormd door de financiële en sociale drempels bij het instellen van een claim. Slachtoffers worden belemmerd bij het instellen van een claim. Vanuit het oogpunt van preventie, is een laag percentage van het indienen van claims, niet wenselijk. Echter, indien het aansprakelijkheidsrecht optimale preventie bereikt, zal er sprake zijn van een claimcultuur. Het alternatief om preventie te bereiken (in plaats van door middel van het aansprakelijkheidsrecht) is het instellen van publiekrechtelijke regels en handhaving. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om inspecties ter voorkoming van schade.
Een derde doel van het aansprakelijkheidsrecht vormt de rechtvaardige verdeling van kosten over de groepen in de samenleving. Is het aansprakelijkheidsrecht in staat om dit doel te bereiken? Via verzekeringen en afwenteling kunnen schadekosten worden verdeeld over verschillende groepen. Het aansprakelijkheidsrecht kan worden gebruikt als een instrument om bijvoorbeeld zwakkere groeperingen in de samenleving te beschermen. Het aansprakelijkheidsrecht is niet volledig geschikt om schadekosten te verdelen omdat de consument, ten opzichte van de producent, niet in alle gevallen zwakker is. Het aansprakelijkheidsrecht is dus een grof middel om verdelingen van kosten over de samenleving te bereiken. Het is onvoldoende specifiek. Het aansprakelijkheidsrecht verplicht alleen maar de schadeveroorzakers te vergoeden, wier onzorgvuldig gedrag heeft geleidt tot schade. Alle mensen gedragen zich dagelijks onzorgvuldig. Het toeval beslist of er daadwerkelijk schade wordt veroorzaakt door onoplettendheid. Niet alle onzorgvuldig handelende mensen moeten betalen. Dat is oneerlijk volgens Calabresi. Zijn oplossing is het oprichten van een fonds. In dit fonds moet iedereen die onzorgvuldig handelt, geld inleggen. Alle slachtoffers die schadevergoeding verdienen worden uit dat fonds betaald. Het probleem hierbij is de handhaving: het is lastig vast te stellen of mensen onzorgvuldig handelen.
De bovengenoemde doelen die worden gesteld aan het aansprakelijkheidsrecht tegelijkertijd bereiken is lastig. Alle doelen eisen een andere inrichting van het aansprakelijkheidsrecht. De conclusie is dat het instrumentele aansprakelijkheidsrecht niet goed in staat is om alle drie de doelen te realiseren. Misschien kunnen we preventie beter overlaten aan de overheid, door middel van inspectie. Misschien kunnen de compensatie beter over laten aan de sociale zekerheid. Misschien kunnen we een rechtvaardige verdeling van kosten over groepen in de samenleving beter bereiken door middel van belastingen, accijnzen en subsidies. Als dit betere alternatieven zijn, kan het aansprakelijkheidsrecht beter worden afgeschaft. De kosten van het aansprakelijkheidsrecht zijn bovendien hoog.
Ernest J. Weinrib
Weinrib is een rechtsfilosoof die tegen de instrumentalisering van het aansprakelijkheidsrecht is. Volgens hem moet het aansprakelijkheidsrecht niet dienen om de bovenstaande doelen te bereiken. Hij vindt dat het aansprakelijkheidsrecht betrekking heeft op de relatie tussen de dader en het slachtoffer. Het gaat om een normatieve relatie. Zijn uitgangspunten komen overeen met het klassieke model van aansprakelijkheidsrecht. Hij stelt de individuele dader tegenover het individuele slachtoffer (tweepolige structuur van het aansprakelijkheidsrecht). Weinrib vindt dat door de drie doelen van het aansprakelijkheidsrecht te veel de nadruk wordt gelegd op één van de twee groepen (slachtoffer of dader). Compensatie is alleen maar voor het slachtoffer. Bij preventie is alleen maar aandacht voor het gedrag van de schadeveroorzaker.

 

Werkgroepaantekeningen aansprakelijkheidsrecht week 6

 

Tips voor het tentamen
-Begin met het antwoorden van een vraag altijd met het wetsartikel bijvoorbeeld art. 6:162 of art. 6:174 BW.
- Zoek vervolgens dit artikel op in het WB en schrijf alle vereisten op.
- Vervolgens ga je na of in de casus voldaan is aan deze vereisten, schrijf dit per vereiste op.
- Beantwoord in je conclusie de vraag.

Voorbeeld:
Spelletje stoel onder iemand vandaan trekken als hij gaat zitten. De lerares komt nietsvermoedend de kamer binnen en de leerling trekt de stoel weg.
Art. 6: 162
Test aan deze eisen
-het is een onrechtmatige daad, toerekening, schade, causaal verband, relativiteit
-Kelderluik arrest
-eisen gevaarzetting
-sport en spel situatie?
Nee, de lerares wist niet dat er een sport en spel situatie was.
Conclusie: de leerling is aansprakelijk voor het geleden letsel van de lerares.

Uitleg van artikelen
Art. 6:102 regelt de vergoeding van schade waarvoor twee of meer personen aansprakelijk zijn.
De eerste zin tot de komma gaat over aansprakelijkheid. Het stukje na de komma gaat over draagplicht, de onderlinge verhouding.
Er wordt verwezen naar artikel 6:10: De aansprakelijke die de gehele vergoeding heeft betaald aan het slachtoffer kan daarna bij de andere aansprakelijke een deel van de schade ophalen. Om art. 6:102 goed te begrijpen dien je art. 6:10 en art. 6:101 er ook bij te pakken.

Let goed op dat je aansprakelijkheid (relatie tussen slachtoffer en aansprakelijken)
en draagplicht (relatie tussen aansprakelijken onderling) niet door elkaar haalt.

Ook in art. 6:165 lid 2 is draagplicht geregeld. Een goed voorbeeld hiervan is een gehandicapte die een voorbijganger aanvalt. Het antwoord op deze vraag dient op deze manier uitgewerkt te worden:
Voorbeeld: gehandicapte valt een voorbijganger aan.
-Grondslag is te vinden in art. 6:162 (schrijf vereisten op)
-Toerekening gebeurt via art 6:165 (schrijf vereisten op)
-Conclusie

Art. 6:99 BW
Functie: Bewijslast wordt omgedraaid, de twee stenengooiers moeten nu bewijzen dat het niet hun steentje was. Alleen op deze manier  kunnen zij onder schadevergoeding uitkomen.

Uitzonderingen op het Condicio sine qua non verband
-Als de hele schade veroorzaakt wordt door of de ene of de andere dader. -> art. 6:99 omkering bewijslast
-Proportionele aansprakelijkheid ->arrest emyronaal verkeersslachtoffer.

Ruimere toerekening
Er wordt ruim toegerekend als
-er opzettelijk schade wordt aangebracht
-er sprake is van letselschade
-het soort schade waarschijnlijk is
-er een verkeersnorm of veiligheidsnorm is overtreden
Bij de schending van de zorgvuldigheidsnorm wordt er normaal toegerekend.

Schade aan anderen dan het directe slachtoffer
Andere hebben alleen recht op schadevergoeding als daar een wettelijke grondslag aan is. Er is in de meeste gevallen namelijk alleen sprake van een onrechtmatige daad ten opzichte van het directe slachtoffer.
Art. 6:107
Gebruik dit artikel als er sprake is van letsel van het slachtoffer.
Derden die kosten maken ten gevolgen van het slachtoffer kunnen dit verhalen
Art. 6:108
Gebruik dit artikel als er sprake is van dood van het slachtoffer. In dat geval hebben de nabestaande recht op:
Lid 1. derven van levensonderhoud
Lid 2. lijkbezorging (begravenis kosten)
In Nederland wordt affectieschade nooit vergoed. Wel is het in sommige gevallen mogelijk een beroep te doen op shockschade (Kindertaxi- arrest). Als aan de vereisten van shockschade is gedaan dan pleegt de dader ook een onrechtmatige daad ten opzichte van bijvoorbeeld de moeder. Zij heeft dan recht op zowel immateriele schade vergoeding als vergoeding van vermogensschade (psychiatisch ziekenhuis kosten enz.)
 

Werkgroepaantekningen aansprakelijkheidsrecht week 7

Verkeersaansprakelijkheid
Er is sprake van een ongemotoriseerde slachtoffer en een gemotoriseerde dader, gebruikt dan 185 Wegenverkeerswet. In het geval van een niet gemotoriseerd slachtoffer en een niet gemotoriseerd slachtoffer gebruik je gewoon art. 6:162 BW

Eiser/slachtoffer                                                              Gedaagde
Niet gemotoriseerde              6:162 BW ---->                     niet gemotoriseerde
Gemotoriseerde                     6:162 BW ---->                     gemotoriseerde
Gemotoriseerde                     6:162 BW ---->                     niet gemotoriseerde
Niet gemotoriseerde              185 WVW ---->                     gemotoriseerde

Geparkeerde auto valt ook onder 185 WVW

Niet-gemotoriseerde (schade)

Gemotoriseerde

<14 jaar (slachtoffer)

>14 jaar (slachtoffer)

Aanspreken op art. 185 WVW

Overmacht

-Rechtens geen enkel verwijt (van de automobilist)
-Opzet en roekeloosheid kind
-Chan-a-Hung/Maalste

Rechtens geen enkel verwijt (van de automobilist), Meppelse ree

 

Eigen schuld, 6:101 lid 1

 100%, behalve wanneer kind opzet of bewuste roekeloosheid

Minimaal 50%, HR Chan-a-Hung/Maalste

 

 

Onder 'rechtens geen enkel verwijt' valt ook dat de automobilist rekening moet houden met fouten van anderen.

De niet gemotoriseerde krijgt minimaal 50% schade vergoeding, hij hoeft dus maximaal 50% van zijn eigen schade te dragen. Dit is gebaseerd op de billijkheidscorrectie van art. 6:101 lid 1.

Betriebsgefahr: van het rijden met een auto gaat al gevaar uit. Daarom hebben alle gemotoriseerde een verzekering. Niet gemotoriseerde worden dus beschermd met de 50% regel omdat het rijden met een auto gevaar met zich meebrengt.

Reflexwerking
In het geval dat de gemotoriseerde schade heeft geleden door toedoen van de ongemotoriseerde, het spiegelbeeldige geval van 185 WVW, treed de reflexwerking in. Je gaat eerst na met behulp van art. 6:162 of er een onrechtmatige daad van de fietser is tegenover de auto. De automobilist heeft al eigen schuld als hem rechtens één verwijt te maken is. Dus ingeval van de reflexwerking moet er eerst gekeken worden of de ongemotoriseerde wel een onrechtmatigde daad gepleegd heeft tegenover de gemotoriseerde. Daarna wordt er toegerekend maar, er is geen 50% en 100% regel in geval van reflexwerking.

Niet-gemotoriseerde

 

<14 jaar (slachtoffer)

>14 jaar (slachtoffer)

Gemotoriseerde moet aanspreken op art. 162

Gemotoriseerde (schade)

Rechtens een enkel verwijt

Rechtens een enkel verwijt

 

 

Geen reflexwerking

Geen reflexwerking

 

Reflexwerking tabel: gemotoriseerde heeft schade door niet-gemotoriseerde.

Automobilisten hebben sneller eigen schuld dan fietsers omdat hij sneller schuld heeft wanneer hij wordt aangesproken. Dus als de fietser zijn schade claimt kan hij beroep doen op de 50% regel. Als de gemotoriseerde zijn schade claimt, kan de fietser nooit zeggen dat de gemotoriseerde 50% van zijn schade moet dragen.

De 50% en 100% regel geldt ook niet voor de verzekeraar, hij heeft geen behoefte aan bescherming. Dit volgt uit het Chang-a-hung/Maalste arrest.

Art. 6:185 vereisten
-producent -> art. 187 lid 2 t/m 4
-schade - art. 190
-door -> causaal verband
-gebrek -> art. 186
-produkt -> art. 187 lid 1

Ga in de casus al deze vereisten af.

 

 

 

                                                                                                                             Bijlage werkgroep 4

bijlage_werkgroep_5_aansprakelijkheidsrecht.pdf
bijlage_1_wg_7_aansprakelijkheids_recht.rtf
bijlage_2_wg_7_aansprakelijkheids_recht.rtf

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!

Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Image

Follow the author: Vintage Supporter
Share this page!
Statistics
1449
Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Search for summaries and study assistance

Select any filter and click on Apply to see results