Hoorcollege Materieel Strafrecht BA2

Hoorcollege Materieel Strafrecht BA2

WEEK 2 “LEGALITEIT & DADERSCHAP”

Het recht geeft aan hoe de werkelijkheid behoort te zijn. Materieel strafrecht is dat deel van het strafrecht waarin strafrechtelijke aansprakelijkheid wordt omschreven. Met de Nederlandse strafwet worden bedoeld alle wetten (in formele en in niet formele zin) waarin bepalingen zijn opgenomen waarin een gedraging met straf wordt bedreigd.

Wettelijke strafbepaling

Een strafbepaling bestaat uit een delictsomschrijving en een sanctienorm. Een delictsomschrijving is een omschrijving van het gedrag aan de hand van objectieve (en bij misdrijven ook altijd subjectieve) omstandigheden en aanduiding dat het gedrag strafbaar is. Elke delictsomschrijving bestaat uit bestanddelen. Met bestanddelen wordt een bepaalde gedraging beschreven die strafbaar is gesteld.

Een sanctienorm: in de delictsomschrijving omschreven gedrag wordt gestraft met een bepaalde (maximale) sanctie.

Typen delicten

1. Materiële delicten => hier staat het gevolg centraal, de handeling die heeft geleid tot het gevolg is niet van belang.

2. Formele delicten => hier gaat het om de handeling die het gevolg heeft   doen intreden.

3. Doleuze delicten => in de delictsomschrijving is er sprake van opzet.

4. Culpoze delicten => in de delictsomschrijving is er sprake van schuld.

5. Commissie delicten => het handelen is hier strafbaar gesteld.

6. Omissie delicten => het nalaten is hier strafbaar gesteld.

Het strafbaar feit

Dit is een gebeurtenis die in de werkelijkheid is komen vast te staan en waarvan de wet bepaalt dat het zich voordoen daarvan wordt bestraft.

Een feit is voor het strafrecht pas relevant wanneer daaraan een consequentie is verbonden (d.w.z. straf). Die consequentie moet in de wet zijn beschreven (wettelijke strafbepaling). De wet bepaalt dat een consequentie (straf) alleen volgt wanneer een delictsomschrijving wordt vervuld.

Voorwaarden voor strafbaarheid

  • Menselijke gedraging
  • Die valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving
  • Die wederrechtelijk
  • En aan des daders schuld te wijten is.

De laatste twee elementen zijn niet te vinden in de wet, want die zijn door de rechter gevormd.

Wederrechtelijkheid wordt gerechtvaardigd door rechtvaardigingsgrond => denkbaar is dat iemand een feit begaat dat kan worden bewezen en die de bestanddelen van een delictsomschrijving vervult, maar waarvan het onrechtvaardig is dat die persoon wordt gestraft. Rechtvaardig is een straf pas als het feit ook volstrekt onaanvaardbaar was en de verdachte een verwijt kan worden gemaakt voor het begaan van dat feit.

Een strafbaar feit is een feit dat is bewezen en dat de bestanddelen van een delictsomschrijving vervult. Dit is niet hetzelfde als strafbaarheid. Voor strafbaarheid is er namelijk meer nodig. Je kan pas van strafbaarheid spreken als dat strafbare feit ook wederrechtelijk en verwijtbaar was.

Wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid zijn in de regel geen onderdeel van het strafbare feit. Zij zijn in beginsel geen bestanddeel van de delictsomschrijving. Het zijn elementen.

De twee elementen leveren de vraag op of de verdachte strafbaar is. Daderschap:

Alleen een gedraging kan strafbaar zijn. Het denken staat vrij. Pas als de gedachte zich openbaart in woorden, geschrift of handelen (of nalaten), is dat voor het strafrecht relevant.

Pleger is iemand die de hele delictsomschrijving in zijn eentje vervult.

Daderschap is mogelijk als je fysiek niet aanwezig bent geweest, dit is het functioneel daderschap. Hij heeft zelf de bestanddelen van een delictsomschrijving niet vervuld, maar je hebt het wel min of meer mogelijk gemaakt. De criteria voor functioneel daderschap vindt je terug in het ijzerdraad arrest.

De functioneel dader is een natuurlijk persoon. Hij wordt verantwoordelijk gehouden voor een strafbaar feit dat binnen zijn bedrijf is geplaagd uit hoofde van zijn leidinggevende functie binnen dat bedrijf. Hij heeft de delictsomschrijving niet zelf vervuld, maar hij wordt vanwege zijn verantwoordelijkheid wel geacht het delict zelf te hebben begaan en kan voor dat delict worden gestraft.

Legaliteit

Uitgangspunt is dat het primaat bij de wetgever.

Het legaliteitsbeginsel is te vinden in art. 1 wetboek van strafrecht, art. 16 grondwet, art. 49 Handvest grondrechten EU, art. 7 EVRM en art. 15 lid 1 IVBPR.

Mensbeeld van het vrije subject: mensen moeten afwegingen kunnen maken of zij het strafbare feit begaan of niet.

Idee van de democratische rechtsstaat: de democratische overheid maakt wetten, maar moet zich ook aan zijn eigen wetten/het recht houden (rechtszekerheid).

Arrest Legaliteit in Straatsburg => niet alleen dat er een wettelijke bepaling is, maar ook toegankelijkheid en voorzienbaarheid van strafbaarstelling of straf.

Betekenis van het legaliteitsbeginsel:

  • Verbod van terugwerkende kracht van nieuwe (of herziene) algemene leerstukken of strafbepalingen.
  • Gebod van toegankelijke en scherpe normen in strafbaarstellingen.
  • Interpretatieruimte van de strafrechter met betrekking tot algemene leerstukken en strafbepalingen.

WEEK 3 “WEDERRECHTELIJKHEID & CAUSALITEIT”

Bij wederrechtelijkheid gaat het erom normen. Het gaat om de vraag wat wij wel of niet mogen. Een norm kan je omschrijven als een regel. een regel over hoe wij moeten handelen of juist niet.

Als er geen verband bestaat tussen het gedrag van de verdachte en het gevolg is er geen strafrechtelijke aansprakelijkheid.

In een delictsomschrijving staat een gedrag omschreven. Vervolgens staat er ook een sanctie bij.

Wederrechtelijkheid.

Een menselijke gedraging die valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving, die is wederrechtelijk (in strijd met het recht). Als er aan deze eerste twee voorwaarden is voldaan, dan levert dat een vooronderstelling van strafrechtelijke aansprakelijkheid op. Dan is er sprake van weder wettelijkheid of formele wederrechtelijkheid. 

De materiële wederrechtelijkheid is de wederrechtelijkheid als voorwaarde voor strafbaarheid (element).

Elementen.

Wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid worden verondersteld aanwezig te zijn wanneer een menselijke gedraging binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving valt.

Onder omstandigheden kan er sprake zijn van formele wederrechtelijkheid, maar kunnen redenen bestaan dat de gedraging niet strafbaar te achten is. Bijvoorbeeld dat er een rechtvaardigingsgrond aan te voeren is. Dan ontbreekt de materiële wederrechtelijkheid (element).

Veearts-arrest (introduceren van “ontbreken van de materiële W.R)

Deze veearts wordt geconfronteerd met een ziekte, namelijk Monte-Claus. Door deze ziekte hebben de koeien veel last aan hun uiers. Op een gegeven moment krijgt de veearts een melding dat er 7 koeien nog niet besmet zijn met die ziekte, omdat zij droog staan (ze geven geen melk). Op basis van zijn kennis weet de arts dat koeien die droog staan minder last hebben van die ziekte. Vervolgens worden die koeien bij besmette koeien in de zelfde stalling geplaats. De officier van justitie is hier niet blij mee. In de vee-wet staat namelijk dat het verboden is dat gezonde koeien met besmette koeien in aanraking brengt. Er is dus sprake van een strafbaar feit. Het verweer van de veearts is dat hij heeft gedaan wat hij moest doen, en dat was ook het juiste. De Hoge Raad: Ook al is er sprake van formele wederrechtelijkheid, kan het zo zijn dat het materieel niet zo is. De Hoge Raad introduceert hier het derde element voor strafbaarheid, namelijk wederrechtelijkheid als element. 

Als er een beroep op een rechtvaardigingsgrond wordt gedaan, dan heeft dat betrekking op de wederrechtelijkheid als element.

Wederrechtelijkheid = bestanddeel.

Om de delictsomschrijving af te bakenen is wederrechtelijkheid soms opgenomen als bestanddeel. Het gevolg hiervan is dat de materiële wederrechtelijkheid in de delictsomschrijving wordt opgenomen en wegvalt als derde element.

Causaliteit => Arrest etalageruit:

Het was een regenachtige dag en er reed een auto over de grote marktstraat. Hij reed daar wel te hard en had vervolgens ook nog een gladde banden. Daarna raakte hij door de tramrails in een slip. Hij rijd tegen een stoepje aan, valt op zijn kop en glijdt door op zijn dak. Vervolgens raakt hij een persoon. Die persoon valt door een etalageruit. Het glas breekt waardoor er een ander persoon door het vallende glas kom te overlijden. De man wordt vervolgens veroordeeld voor dood door schuld. Om tot deze veroordeling te komen moet er sprake zijn van een causaal verband tussen de gedraging van de verdachte en de dood van het slachtoffer.

Causaliteit is een belangrijke leerstuk in het strafrecht. Causaliteit speelt alleen een grote rol bij delicten waar het gaat om het gevolg. Dit noem je materiële delicten. Voor aansprakelijkheid voor die gevolgen moet een verband bestaan met gedraging: causaal verband. Causaliteit gaat het om een keten van een aantal gebeurtenissen waarin de gedraging van de dader te plaatsen is. Causaliteit is onderdeel van het vaststellen van strafrechtelijke aansprakelijkheid. Het is een normatieve kwestie. Dan ga je denken in theorieën. Causaliteit is niet een puur feitelijke kwestie.

  • Conditio sine qua non
  • Causa proxima
  • Adequate veroorzaking/voorzienbaarheid.

De heersende leer is de leer van de redelijke toerekening.

Conditio sine qua non (oudste leer).

In de keten van gebeurtenissen is gedraging van de verdachte een noodzakelijke factor geweest voor het intreden van het ten laste gelegde gevolg. Probleem: je kan als maar terug redeneren.

Causa proxima (heel selectief).

In de keten van gebeurtenissen is de gedraging van de verdachte de laatste factor geweest voor het intreden van het ten laste gelegde gevolg.

Voorzienbaarheidstheorie/adequatietheorie.

In de keten van gebeurtenissen was voorzienbaar dat verdachten gedragingen tot het ten laste gelegde gevolg hebben geleid.

  • Voorzienbaar voor wie?

    • Verdachte (subjectieve voorzienbaarheid)
    • Derden (objectieve voorzienbaarheid)

De heersende leer: redelijke toerekening

Ten laste gelegde gevolg is redelijkerwijs toe te rekenen aan de gedraging van de verdachte (letale longembolie). Niet of er feitelijk sprake is van causaliteit is van doorslaggevend belang, maar welk gevolg we aan een gedraging kunnen toerekenen.

Letale Longembolie arrest: (redelijke toerekening geïntroduceerd)

Het ging hier om een verkeersongeval. Een busje reed tegen een auto aan, waardoor de passagier van die auto ernstig gewond raakte. Beland in het ziekenhuis. Na 12 dagen overlijdt die persoon door longembolie. De redelijke toerekening is een open norm. Wanneer iets redelijk is hangt af van de omstandigheden van het geval.

In beginsel geldt conditio sine qua non als de ondergrens van causaliteit.

WEEK 4 “OPZET”

Het subjectieve gedragsbegrip => de wil en het bewustzijn van de strafbare gedraging.

Het objectieve gedragsbegrip => het fysieke gedeelte van een gedraging, de gewilde spierbeweging (causaliteit is hier van belang). Een strafbepaling bestaat uit een delictsomschrijving en een sanctienorm. De delictsomschrijving bestaat uit objectieve en subjectieve omstandigheden.

De gedraging: een gewilde spierbeweging. Dit is de objectieve zijde van de gedraging.

De term “willen” moet je bezien in de termen van wilsvrijheid. Mensen kunnen namelijk uit vrije wil handelen. dit betekent dat wij kunnen kiezen en vervolgens kunnen reflecteren over die keuze.

In het strafrecht gaan we er vanuit dat mensen kunnen kiezen en dat ze ook kunnen reflecteren op die keuze. Het feit dat we hier vanuit gaan betekent dat mensen vrij zijn. Die vrije keuze maakt vervolgens ook waar dat je verantwoordelijk kan worden gehouden voor bepaalde keuzes.

Waarom schuld? Dit heeft voornamelijk te maken met hoe wij kijken naar de samenleving. Je kan hierbij een onderscheid maken tussen een schuldcultuur en een schaamtecultuur. Een schaamtecultuur gaat uit van het idee dat mensen een bepaald onderdeel uitmaken van een groep en dat wanneer zij iets fout doen een norm overtreden, dat het niet iets is wat hen betreft, maar het betreft de groep. Zij beschamen (beschadigen) de groep door hun gedrag. Dat betekent vervolgens dat de gehele gemeenschap aangesproken kan worden op datgene wat de ene lid van die gemeenschap doet. Het is dus een collectieve schuld. De schuldcultuur daarentegen kent individuele schuld. Iemand is aansprakelijk voor wat hij heeft gedaan en alleen maar voor wat hij heeft gedaan.

Betekenissen van schuld.

Het begrip schuld wordt zowel in het materiële als in het strafprocesrecht gebruikt. Het begrip heeft dus verschillende betekenissen. In het strafprocesrecht, als je het hebt over schuld in de zin van art. 27 Sr, dan is dat schuld in de zin van “iets gedaan hebben”. In het materiële strafrecht komt schuld op verschillende manieren terug. In de eerste plaats kom je schuld tegen als bestanddeel, het woordje schuld is dan opgenomen in een delictsomschrijving. Men spreekt dan van “culpa”. Schuld wordt vervolgens ook gebruikt als een verzamelterm voor subjectieve bestanddelen, die bestanddelen drukken schuld uit (schuldvorm: opzet en culpa).

Misdrijven en overtreding.

Misdrijven bevatten altijd een schuldvorm (schuldvorm = bestanddeel).

Overtredingen kennen geen subjectieve bestanddelen. Opzet of culpa vind je in de regel niet vermeld bij de overtredingen. Het enkele feit dat je de delictsomschrijving vervuld is voldoende voor strafbaarheid. Dit is zo geregeld, omdat de wetgever vindt dat het lichte overtredingen ordeningsrecht zijn die de samenleving een beetje richting geven en daarvoor is het niet nodig om een subjectief bestanddeel op te nemen. Dat betekent dat strafrechtelijke aansprakelijkheid voor overtredingen volgt wanneer de gedraging is begaan => Leer van het materiële feit. Het doet er dus niet toe of jij je bewust was van het begaan van een overtreding, het enkele feit dat je de delictsomschrijving hebt vervuld is voldoende.

Bij misdrijven is dit anders. Hier moet altijd worden vastgesteld of er sprake was van opzet/culpa, afhankelijk wat er in de delictsomschrijving staat.

Schuld als verwijtbaarheid.

Verwijtbaarheid is niet hetzelfde als opzet of culpa. De verwijtbaarheid is een op zichzelf staande variant van schuld, waarbij het gaat om de vraag of iemand anders kon handelen (aannemen dat iemand anders ook een andere keuze had kunnen maken). Als je niet kan aannemen dat iemand een andere keus had kunnen maken dan is er geen sprake van verwijtbaarheid. 

Ook bij het ontbreken van schuldvorm in de delictsomschrijving moet worden onderzocht of verdachte een verwijt kan worden gemaakt (als element voor strafbaarheid).

Melk en water arrest => schuld in de zin van verwijtbaarheid geïntroduceerd.

Vier voorwaarden voor strafbaarheid:

  • Menselijke gedraging
  • Vallend binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving (weder wettelijkheid of formele wederrechtelijkheid)
  • Wederrechtelijkheid (materiële wederrechtelijkheid: veearts-arrest)
  • Aan schuld te wijten (verwijtbaarheid: melk en water arrest)

Wat is opzet?

Opzet is willens en wetens handelen (doen en nalaten). Willen gaat over de doelgerichtheid. Je handelt richting die specifieke doel (volitief aspect). Weten gaat over het bewustzijn. Je weet hoe je dat doel kunt bereiken (cognitief aspect).

Wettelijke variaties van opzet:

  • Opzettelijk
  • Ingeblikt/ingebakken opzet
  • Wetende dat
  • Oogmerk

Bereik van opzet in delictsomschrijving.

Opzet ziet op alle bestanddelen die na het bestanddeel opzet in de delictsomschrijving staan.

Geobjectiveerde bestanddelen: bestanddelen die zijn onttrokken aan het opzet vereiste.

Opzet en wederrechtelijkheid.

Hoofdregel: een gedraging die in een delictsomschrijving valt is wederrechtelijk (element).

Uitzondering: wederrechtelijkheid komt soms voor in een delictsomschrijving als een bestanddeel.

Wanneer in een delictsomschrijving opzettelijk en wederrechtelijk vermeld staan, dan ziet het opzet niet op de wederrechtelijkheid. Met andere woorden: je hoeft dus niet te weten dat jouw gedraging in strijd was met het objectieve recht. In dit geval spreken we van kleurloos opzet. Dit is het uitgangspunt van het Nederlandse strafrecht. Kleurloos opzet is opzet waarbij de motieven geen rol spelen. Waarom jij een bepaald doel had hoeft in het Nederlandse strafrecht in de regel niet te worden bewezen. Dat jij het doel had is voldoende.

Staat in een delictsomschrijving opzettelijk wederrechtelijk dan moet je wel weten dat jouw gedraging in strijd was met het objectieve recht. Hier is er sprake van boos opzet. Hier is het opzet gericht op de wederrechtelijkheid.

Invulling van opzet.

Opzet is subjectief bestanddeel: verdachte was zich bewust van de handeling/het gevolg en heeft haar/het gewild.

Het vaststellen van weten en willen is soms lastig: de rechter kan niet in iemands hoofd kijken. Als verdachte geen inzicht geeft in zijn gedachte dan kan opzet op een andere wijze worden vastgesteld. Hoe? Door gedragingen/omstandigheden en algemene ervaringsregels bij het opzetoordeel te betrekken.

Gradaties van opzet.

  • Opzet als bedoeling / oogmerk / vol opzet / zuiver opzet
  • Voorwaardelijk opzet

Voorwaardelijk opzet => Enkhuizer doodslag.

  • Verdachte heeft te veel gedronken. Rijdt vervolgens veel te hard, doet zijn lichten uit en rijdt een paar fietsers aan, zij komen te overlijden. Zij verweer was dat hij kosten wat het kost de politie te ontkomen, om op die manier niet in de cel te belanden. Zijn doel was niet die fietsers dood te rijden. Daar was zijn vol opzet niet op gericht. Zijn doel was om de politie te ontlopen. Volgens de Hoge Raad heeft hij daarmee de aanmerkelijke kans aanvaard dat er daarbuiten ook nog andere gevolgen zouden kunnen intreden, namelijk de dood van andere weggebruikers (de fietsers).

Het uitgangspunt is dat het voorwaardelijk opzet bij alle variaties van opzet kan worden gebruikt. Behalve voor het bewijzen van oogmerk. Daar is voorwaardelijk opzet niet voldoende.

Het Porsche arrest: hier ging het om een Porsche rijder die veel te hard reed. Vervolgens ook nog eens gedronken had. Hij doet een aantal inhaalpogingen, maar die kapte hij steeds af. Bij de laatste inhaalpoging reed hij vol op een tegenligger. Met als resultaat vijf slachtoffers die kwamen te overlijden. De Hoge Raad vond dat er geen sprake was van voorwaardelijk opzet. Volgens de Hoge Raad was er niet voldaan aan het vereiste van “de aanmerkelijke kans aanvaarden (op de koop toenemen).

Voorwaardelijk opzet => het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans van het intreden van het ten laste gelegde gevolg.

Drie onderdelen:

  • Aanmerkelijke kans op het gevolg
  • Bewustzijn van die aanmerkelijke kans
  • Aanvaarden van die aanmerkelijk kans.

Aanmerkelijke kans.

Er is geen algemene omschrijving van de aanmerkelijke kans. Dit is afhankelijk van de gedragingen en de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht. Het moet dus worden beargumenteerd.

De Hoge Raad: “het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten”.

Bewustzijn van de aanmerkelijke kans.

Bewustzijn => wetenschap van de aanmerkelijke kans.

Niet alleen het daadwerkelijke weten van de aanmerkelijke kans dat het ten laste gelegde gevolg intreedt. Ook de omstandigheden dat het niet anders kon dan dat verdachte wist van de aanmerkelijke kans op het intreden van het gevolg. Als een derde  zich er bewust van kan worden dat er bij die handeling een aanmerkelijke kans is dat het gevolg intreedt, betekent dit dat ook de verdachte het had moeten weten.

Aanvaarden van de aanmerkelijke kans.

“uit de enkele omstandigheden dat wie wetenschap bij de verdachte aanwezig is dan wel bij hem moet worden verondersteld, kan niet zonder meer volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard, omdat in geval van die wetenschap ook sprake kan zijn van culpa. Aanvaarden = willen (het op de koop toenemen).

Voorbedachte raad.

Dit is een strafverzwaringsgrond.

Wanneer is er sprake van voorbedachte raad? De verdachte had:

  • Mogelijkheid tot beraad over te nemen/genomen besluit
  • Niet hebben gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.

Zodat (met als gevolg dat): verdachte gelegenheid had na te denken over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad en daarvan rekenschap te geven.

Week 5 “Culpa”

Culpa wordt omschreven als een “verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid”.

Opzet is willens en wetens handelen. De ondergrens van opzet is voorwaardelijk opzet. Ook hier bij voorwaardelijk opzet moet je die willen en weten vaststellen. Dit in de vorm van “het aanvaarden van de aanmerkelijke kans”. Voor het vaststellen van het voorwaardelijk opzet wordt vooral gebruik gemaakt van ervaringsregels van de gedraging / de omstandigheden van het geval.  Vervolgens kijk je naar het bewustzijn van de dader: weten of het kan niet anders zijn dan dat verdachte wist van de aanmerkelijke kans en de aanvaarding (op de koop toenemen, gelet op de gedraging en omstandigheden.

Er is een dunne lijn tussen voorwaardelijk opzet en culpa. Zeker als het gaat om culpa in de zin van roekeloosheid. Maar over het algemeen is het verschil tussen opzet en culpa goed te zien. Opzet is namelijk “willen” en culpa is “niet-willen”.

Doleuze delicten => delicten waar opzet een bestanddeel is. Hier ligt de hoogte van de straf ook hoger dan bij een culpoze delict, waar schuld een bestanddeel is.

Culpa is een schuldvorm. Het is niet de belangrijkste schuldvorm. Opzet is de belangrijkste en meest voorkomende schuldvorm. Echter, culpa is de moeilijkste schuldvorm, want culpa is niet-willen en dat is niet het systematische uitgangspunt van het wetboek.

Hoe vind je culpa in de wet? Culpa kan je op twee manieren in de wet vinden, namelijk in de vorm van “schuld” of in de vorm van “redelijkerwijs moeten vermoeden”.

Culpa kom je vaak tegen bij verkeersongevallen (black-out arrest) en ongevallen op bijvoorbeeld het werk (Kampvuur/Castricum).

  • Categorie: “ongeluk zit in een klein hoekje”.

 

Opzet en culpa hebben geen wettelijke omschrijving.

Culpa is dus de verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid:

  • Aanmerkelijke onvoorzichtigheid => anders moeten handelen
  • Verwijtbaarheid (subjectieve zijde) => anders kunnen handelen.

 

Culpoze delicten zijn een open norm. De omschrijving van de gedraging en de aanduiding van wat nu echt strafbaar is, is bij culpoze delicten niet echt duidelijk. De wetgever heeft hier bewust voor gekozen om dat aan de rechtspraak over te laten.

Wie bepaalt in eerste instantie of aan de verdachte bij culpoze delicten een verwijt kan worden gemaakt? Dit doet de officier van justitie. Hij maakt een tenlastelegging waarin hij een omschrijving geeft van de gedraging met daaraan verbonden de stelling dat dit gedrag culpoos is.

De rechter moet bepalen of het ten laste gelegde gedrag heeft plaatsgevonden en vervolgens de vraag beantwoorden of dit gedrag verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig was.

Dit heeft tot gevolg, deze gang van zaken, dat de tenlastelegging van culpoze delicten vaak heel uitgebreid zijn.

 

Omdat een delictsomschrijving van een culpoos delict een open norm is, de gedraging dus niet weergeeft, moet er in eerste instantie om tot vaststelling van culpa te komen de gedraging worden beschreven. Wat is er gebeurd? Daarbij kan het voorkomen dat je antwoord moet geven op de vraag of de gedraging tot een bepaald gevolg heeft geleid. Want het gevolg moet aan de gedraging van de verdachte te verwijten zijn (causaal verband).

 

Is er sprake van culpoos handelen?

Stap 1: stel de gedraging vast. Wat is er gebeurd?

Stap 2: stel het causaal verband vast.

Stap 3: Is er sprake van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid?

  • Wanneer is er sprake van onvoorzichtigheid?

    • Hierbij kijk je naar de normen en of zijn geschonden. Deze kunnen geschreven en/of ongeschreven normen zijn. Het overschrijden van een norm brengt met zich mee dat er sprake is van onvoorzichtigheid.
  • Wanneer is er sprake van aanmerkelijke onvoorzichtigheid?
    • Kijken naar hoeveel normen er geschonden zijn en wat het belang/inhoud daarvan is.

Stap 4: is er sprake van verwijtbaarheid? Verwijtbaarheid wordt aangenomen, tenzij er sprake is van een schulduitsluitingsgrond.

 

  1. tegenargument voor de aanmerkelijke onvoorzichtigheid kan zijn: het was niet te voorzien, dat zo een gevolg zou kunnen intreden. Contra indicatie: was het ook voorzienbaar => subjectief (arrest Kampvuur/Castricum).

De aard van het gevolg is niet belangrijk om vast te stellen of er sprake is van culpa.

Culpa lata => er moet sprake zijn van “grove schuld” wil de gedraging strafbaar zijn op grond van culpa, want niet elke schuld is strafbaar.

De consequentie van roekeloosheid is dat de straf wordt verhoogd. Roekeloosheid is de zwaarste vorm van culpa. Ook bij het vaststellen van roekeloosheid stel jij jezelf de vraag wat er is gebeurd en vervolgens kijk je of die norm (en) geschonden is/zijn.

Bij culpa gaat het om aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Bij roekeloosheid gaat het om buitengewoon onvoorzichtig gedrag waarmee een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, waarvan verdachte zich bewust was, althans had moeten zijn.

Wanneer de gedraging als aanmerkelijk onvoorzichtig wordt aangemerkt, wordt aangenomen dat verdachte door zijn handelen een of meer normen heeft geschonden (wederrechtelijk in strafrechtelijke zin).

Wederrechtelijkheid & verwijtbaarheid zijn onderdeel van culpa. Waar in het beslissingsmodel normaal gesproken de wederrechtelijkheid & verwijtbaarheid als elementen worden behandeld, zien we bij de culpa dat die elementen deel uitmaken van de eerste vraag van art. 350 Sv. De derde en vierde vraag over wederrechtelijkheid & verwijtbaarheid hoeven dan niet nog een keer te worden beantwoord. Dat heb je namelijk al gedaan wanneer je de aanmerkelijke onvoorzichtigheid hebt vast gesteld.

War onvoorzichtig is hangt af van de ten laste gelegde en bewezenverklaarde feiten en omstandigheden en de context waarin de handelingen plaatsvonden.

Binnen een context gelden er normen, die men moet naleven. Leeft men die normen niet na en wordt handelen aanmerkelijk onvoorzichtig geacht => wederrechtelijkheid.

Met aanmerkelijke onvoorzichtigheid wordt culpa meestal aangenomen. Waarom? Normatief oordeel staat bij culpa voorop (verpleegster arrest).

Maar de rechter moet ook nagaan of er sprake is van verwijtbaarheid: ook als had de verdachte anders moeten handelen, kon hij wel anders handelen.

Week 6 “Strafbare poging & voorbereiding”

De voorwaarden voor strafbaarheid zijn: een menselijke gedraging, die valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving, die wederrechtelijk en aan schuld te wijten is. Als we het hebben over poging en voorbereiding, dan zitten we in de eerste twee voorwaarden voor strafbaarheid.

Ten aanzien van die menselijke gedraging hebben we gezien dat het daarbij gaat om het teweegbrengen van een bepaalde verandering. Dit gaat om een verandering in de werkelijkheid, bijvoorbeeld een verandering in het recht, die problematisch is en om die reden met straf wordt bedreigd. Ook het realiseren van gevaar voor verandering kan strafbaar zijn. Gevaar is de fase voordat er een krenking (beschadiging) heeft plaatsgevonden. Deze fase noemen we in het strafrecht de voorfase. Deze voorfase valt tegenwoordig ook onder het strafrecht. Dit betekent een uitbreiding van strafrechtelijke aansprakelijkheid.

De voorfase vind je op twee manieren terug in het wetboek van strafrecht. Deze vind je of in afzonderlijke delicten of je vind die voorfase in het algemeen deel van het wetboek van strafrecht (poging, voorbereidingshandelingen).

Voorfase delicten stellen strafbaar: gedrag dat een bepaald concreet/abstract gevaar voor een daadwekelijk krenking (beschadiging) in het leven roept.

Samenspanning (art. 80 Sr): dit is dat mensen bij elkaar komen en afspreken om een ernstig delict te plegen.

Als de bestanddelen van een delictsomschrijving zijn vervuld spreek je van een voltooid delict.

Poging staat beschreven in art. 45 lid 1 Sr. Wil er sprake zijn van een poging dan moet er aan drie voorwaarden worden voldaan, namelijk (1) het moet gaan om een misdrijf (want een poging tot overtreding is niet strafbaar), (2) de dader moet een voornemen hebben om dat misdrijf te begaan en (3) deze moet zich door een begin van uitvoering hebben geopenbaard.

Poging heeft een objectieve en een subjectieve zijde. Het voornemen dat duidt op opzet is de subjectieve zijde en de begin van uitvoering duidt op gedragingen is de objectieve zijde van de poging. Het Nederlandse strafrecht gaat uit van de objectieve leer. In deze objectieve leer staat de gedraging van de verdachte voorop. Dat wat de intentie was van de dader is van belang om poging aan te nemen, maar het is niet het doorslaggevende criterium. Er moet sprake zijn van een gedraging en een begin van uitvoering.

Poging is pas strafbaar als het een poging tot een misdrijf is. Een poging tot overtreding is niet strafbaar. Of er sprake is van poging, hangt in belangrijke mate af van het ten laste gelegde misdrijf.

Niet strafbaar zijn:

  1. Poging tot overtreding
  2. Poging tot bepaalde misdrijven (art. 300 lid 5 Sr)
  3. Poging tot culpoze delicten
  4. Poging tot poging.

Stappenplan bij kwalificatie van poging:

  1. Als er een vraag komt over het onderwerp “poging” dan moet je altijd nagaan of het gaat om een overtreding of een misdrijf. En als het een misdrijf is kijken of de poging daarvoor ook kan worden bestraft.
  2. Vervolgens moet je je afvragen of er sprake is van een voornemen om het misdrijf te begaan. Voornemen verwijst naar opzet. Het ziet op alle bestanddelen van de delictsomschrijving die na het opzet staan. Voorwaardelijk opzet is voldoende wanneer de opzetvariant in de delictsomschrijving dat toelaat. Het voornemen moet zich hebben geopenbaard in een begin van uitvoering.
  3. Begin van uitvoering. Of er sprake is van uitvoeringshandelingen hangt af van wat de verdachte is ten laste gelegd (welk delict). Begin van uitvoering gaat over het gedrag (de objectieve zijde van de poging). Aan de hand van het bewezenverklaarde gedrag kan men weten of er sprake is van een begin van uitvoering. Handvat: het Cito-arrest.

 

Begin van uitvoering bestaat uit twee theorieën, namelijk een subjectieve en een objectieve theorie. Bij de subjectieve theorie gaat het om gedrag en de vraag of er uit dat gedag een bepaalde gevaarlijke wil tot uitdrukking wordt gebracht. De objectieve theorie laat die gevaarlijke wil terzijde en zegt dat de gevaarlijkheid van het gedrag moet blijken uit het gedrag zelf. Echter, de subjectieve theorie leidt sneller tot het aannemen van een begin van uitvoering. In Nederland domineert de objectieve theorie.

Het cito-arrest (wel poging): de gedraging leveren een begin van uitvoering als zij naar de uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf. Dit is het criterium. Het gaat om gedragingen die zichtbaar waren voor anderen.

Het Grenswisselkantoor: uiterlijke verschijningsvorm (geen poging hier).

Poging kan worden onderverdeeld in absoluut en relatief ondeugdelijke poging. Een ondeugdelijke poging is een poging waarbij er iets fout gaat. Ondeugdelijk, omdat de gedraging nooit tot voltooiing van het delict kunnen leiden.

Met de absoluut ondeugdelijke poging bedoelen we dat het delict nooit zou kunnen gebeuren. Bijvoorbeeld het willen doden van een lijk. Relatief ondeugdelijk is dat je probeert om iemand van het leven te beroven, bijvoorbeeld door middel van gif, maar je gebruikt niet de juiste hoeveelheid. De persoon wordt wel ziek maar blijft in leven.

Objectieve theorie zegt dat alleen relatief ondeugdelijke pogingen strafbaar zijn. De subjectieve theorie zegt dat alle ondeugdelijke pogingen strafbaar zijn.

Het verschil tussen onvoltooide en voltooide poging is belangrijk voor de vrijwillige terugtred. Beide vormen zijn strafbaar.

De voltooide poging: de dader heeft het zijne gedaan, het delict moet als het ware gaan uitrollen, maar raakt niet voltooid.

Onvoltooide poging: voor voltooiing van het delict had de dader nog meer moeten doen.

Voorbereidingshandelingen staat beschreven in art. 46 lid 1 Sr. Alleen voorbereiding van een misdrijf WAAROP EEN GEVANNGENISSTRAF VAN MINIMAAL 8 JAAR of meer is gesteld, is strafbaar.

Voorwaarden voor strafbare voorbereidingshandelingen:

  1. Het moet gaan om een misdrijf: 8 jaar of meer gevangenisstraf
  2. De voorbereiding moet opzettelijk geschieden.
  3. Voorwerpen, stoffen, informatiedrager ect.
  4. Bestemd tot het begaan van dat misdrijf
  5. Vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert ect.

Net als bij een poging moet ook een misdrijf zo nauwkeurig mogelijk in de tenlastelegging worden omschreven.

Voorbereidingshandelingen liggen ver van het voltooide delict af. Waardoor er een zekere mate van onzekerheid is over hoe het delict uiteindelijk zal worden begaan. Als er geen duidelijke concrete misdrijf is omschreven dan moet je kijken naar de aparte voorbereidingsdelicten, bijvoorbeeld art. 205 Sr.

Er moet sprake zijn van opzettelijk handelen. Opzet gericht op voorbereidingshandelingen, voorbereidingsmiddelen en de bestemming tot het plegen van het misdrijf. Hier is voorwaardelijk opzet voldoende voor.

Let op! Hoe onschuldiger de voorbereidingsmiddelen en handelingen, hoe belangrijker de opzet eis dat die middelen en handelingen bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf.

Samir A arrest => Deze persoon had allemaal spullen in huis, plattegrond bijvoorbeeld, waaruit te constateren was dat hij een aanslag wilde plegen. Echter, de voorwerpen die hij voor handen had, daarmee kon hij in de verste verte nog geen aanslag mee plegen. Het Hof sprak hem vrij, want zij oordeelde dat wat hij voor handen had is zo onbeholpen, zo primitief dat hij niet strafbaar was. Echter, de Hoge Raad oordeelde dat het overduidelijk was dat hij die intentie, om een aanslag te plegen, had en dat hij vervolgens ook naar die intentie heeft gehandeld, namelijk spullen kopen waarmee hij in de toekomst een aanslag zou kunnen plegen. De hoge raad oordeelde hierdoor dat er sprake was van een “bestemming tot het plegen van een misdrijf”.

Dus de bestemming wordt niet alleen bepaald door de gedragingen en de indruk die de gedragingen achter laten, maar ook door de misdadig doel (opzet) die de verdachte had en de gebruikmaking van die middelen. 

Vrijwillige terugtred zorgt ervoor dat er geen sprake is van een poging of voorbereiding. Hiervoor moet je terugtreden omdat je dat zelf wilt, niet door een externe factor.

Ook bij de voltooide poging kan je terugtreden, maar dan moet je handelingen verrichten om te voorkomen dat het misdrijf wordt voltooid.

  • Kopje onder arrest.

Hoorcollege 7 “Deelneming”

Deelneming is dat er meer dan een persoon betrokken is bij het begaan van een strafbaar feit (zowel bij misdrijven als bij overtredingen). Met andere woorden: de delictsomschrijving wordt vervuld door meer dan een persoon.

Bij deelneming gaat het om gedrag: de spierbeweging. Voor deelneming betekende dat min of meer actieve betrokkenheid voorafgaand aan of bij het begaan van het delict.

De gedragingen van de deelnemers bepalen ook in belangrijke mate of er sprake is van strafbare deelneming.

Strafrechtelijke aansprakelijkheid wordt niet alleen bepaald op grond van het gedrag, we kijken ook naar de context waarin dat gedrag plaatsvindt.

  • Containerdiefstal arrest: een man koopt een vrachtwagen waarmee hij vervolgens containers wil gaan stelen. In deze containers bevinden zich auto-onderdelen. Deze man had vervolgens bepaalde mannen overgehaald om die containers te laten stelen en hij had vrachtbrieven vervalst zodat er geen argwaan zou ontstaan. Ook had hij een pand geregeld waar de containers uiteindelijk naartoe zouden gaan. Hij was zelf bij de diefstal niet aanwezig. Hij was een man achter de schermen. Als de samenwerking zo nauw en volledig is geweest en de activiteiten achter de schermen een voldoende substantie hebben, kan er ondanks de afwezigheid van fysieke lijfelijkheid van medeplegen worden gesproken.

De term deelneming kom je niet echt tegen. De wet spreekt van daders en medeplichtigen. Deelnemers: zij die doen plegen, medeplegen en uitlokken en zij die medeplichtig zijn. De eerste drie worden als dader bestraft. Hiermee bedoelen we dat het strafmaximum dat voor een pleger geldt, ook voor de doen pleger, medepleger en de uitlokker geldt. Het strafmaximum is hetzelfde (art. 47 Sr).

Ook medeplichtigen aan een misdrijf kunnen worden gestraft. De deelnemers in dit veld zijn dan een aantal daders, namelijk doe doen pleger, medepleger en de uitlokker en de medeplichtige.

Medeplichtigen worden niet als dader gestraft, omdat de strafmaximum voor hem veel lager is dan in vergelijking met die van een dader.

Voorafgaand aan een delict: doen plegen en uitlokken (overhalen om een strafbaar feit te begaan). Medeplichtigheid tot….bijvoorbeeld het verschaffen van informatie (code van de kluis).  

Ten tijde van het delict: vanouds medeplegen (het samen vervullen van de bestanddelen in een delictsomschrijving). Medeplichtigheid bij…bijvoorbeeld door op de uitkijkt te gaan staan.

De gemeenschappelijke kenmerken van deelneming

Elke deelnemingsvorm heeft zijn eigen voorwaarden en dat bij de aanwezigheid van bepaalde deelnemingsvormen die voorwaarden moet worden langsgelopen. 

De gemeenschappelijke kenmerken zijn:

  • Accessoriteit: deelnemen aan een strafbaar feit (voltooid delict maar ook deelneming aan poging of voorbereiding). Deelneming op zichzelf is niet strafbaar, maar deelneming AAN een strafbaar feit is wel strafbaar.
  • Dubbel opzet: opzet op de deelnemingshandeling en opzet op het feit waaraan wordt deelgenomen (=grondfeit).

 

Dubbel opzet geldt alleen als het gronddelict opzet als bestanddeel heeft, anders niet!!

Bacchus arrest: een groepje mannen krijgt in een café ruzie met een ander groepje mannen. De ruzie loopt uit de hand en de ene groep wordt uit het café gezet (waarvan twee broers). Ze gaan vervolgens weg en een van die broers pakt ene vuurwapen en de andere broer pakt dat af. Vervolgens rennen ze weer terug naar dat café. Omdat ze niet naar binnen kunnen begint de broer opeens te schieten met dat wapen richting de gesloten deur. Hierbij raakt hij drie jonge meisjes, waarbij twee doden en eentje ernstig gewond. Rechtsregel: Medeplegen kan worden aangenomen indien er sprake is van een gezamenlijk voornemen en een gezamenlijke poging tot het plegen van een misdrijf. Van voorwaardelijk opzet is sprake indien iemand de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er door zijn handelen ook andere gevolgen zouden kunnen intreden.

Kern medeplegen: samenwerking die nauw en die bewust (opzettelijk) is!

Wanneer is er sprake van een nauwe samenwerking? Hier moet je kijken naar wat er is gebeurd (de aard van de samenwerking) en kijken naar de intensiteit van de samenwerking (hoe nauw zijn die mensen op elkaar betrokken geweest bij de uitvoering van het delict => van te voren gepland?). Bewuste samenwerking: dubbele opzet (op samenwerking en het grondfeit). Voorwaardelijk opzet is hier voldoende. 

  • Gezamenlijke uitvoering: varianten daarvan zijn:

    • De medepleger is ook pleger
    • Verdeling van bestanddelen
    • Rolverdeling ten tijde van het delict
  • Passief medeplegen: je ben erbij (overzichtsarrest)
  • Lijfelijke afwezigheid, bijvoorbeeld baas achter schermen (containerdiefstal)

 

Een pleger kan ook een medepleger zijn. Wormerveerse brandstichting: In dit arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat het voor de kwalificatie als mededader niet noodzakelijk is dat diegene een uitvoeringshandeling heeft verricht. De rollen waren hier inwisselbaar. De een gaf stro aan terwijl hij de trap vast hield en de ander probeerde bovenaan de trap met het stro brand te stichten.

Overzichtsarrest (passief medepleger):

De Hoge Raad licht in dit overzichtsarrest het verschil tussen medeplegen versus medeplichtigheid toe. Voorwaarde voor strafrechtelijke aansprakelijkheid via medeplegen is dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of met anderen. Of sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval. De intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict moet van voldoende gewicht zijn. 

Medeplichtigheid

Dit is geen dader, omdat hij niet als dader wordt gestraft. De wetgever vond dat de medeplichtige een mindere bijdrage levert aan het delict. de medeplichtige is alleen strafbaar als het gaat om een misdrijf. Medeplichtigheid aan overtredingen is niet strafbaar. Maximum van de hoofdstraf wordt met een derde verminderd.

Medeplegen vs. Medeplichtigheid

  • Medepleger neemt rechtstreeks deel aan de uitvoering van het feit.
  • Medeplichtige biedt min of meer afdoende hulp, vergemakkelijkt plegen misdrijf.
  • Medeplichtige levert geen substantiële bijdrage aan het delict, medepleger wel.

 

1 Medeplichtigheid kent twee varianten:

  • Simultane of gelijktijdige medeplichtigheid
  • Consecutieve of voorafgaande medeplichtigheid
    • Verwijt is hetzelfde: opzettelijk bevorderen en/of vergemakkelijken van een door en ander begaan misdrijf.

 

2 Opzet bij medeplichtigheid: dubbel opzet.

Opzet omvat niet de precieze wijze waarop het misdrijf door dader wordt begaan (Geeft het mest arrest).

 

Week 8 “Strafuitsluitingsgronden I”

  1. Overmacht en
  2. Ontoerekeningsvatbaarheid

Strafuitsluitingsgronden worden verdeeld in de categorieën rechtvaardigings- en schulduitsluitingsgronden. Dit zijn de twee uitzonderingen voor strafrechtelijke aansprakelijkheid.

De regel is dat als een gedraging valt binnen de grenzen van een delictsomschrijving wordt gestraft. Dit levert op zichzelf een strafrechtelijke aansprakelijkheid op, maar het enkele feit dat een gedraging binnen de grenzen van een delictsomschrijving valt nog niet automatisch betekent dat er kan worden gestraft. Hij moet ook voldoen aan de twee elementen. Dus wanneer een gedraging niet materieel wederrechtelijk is (rechtvaardigingsgrond) kan er niet worden gestraft. Ook wanneer het niet aan de dader te wijten is (schulduitsluitingsgrond) kan er ook niet worden gestraft.

Bij de materiële wederrechtelijkheid gaat het om de vraag of het gedrag van de verdachte in strijd is met het objectieve recht. Ten aanzien van de verwijtbaarheid is de vraag of het de verdachte kon worden verweten/kon de verdachte anders handelen.

Wederrechtelijkheid gaat om het gedrag. Bij verwijtbaarheid gaat het niet om de gedraging maar om de verdachte als persoon. Consequenties:

  • Rechtvaardigingsgrond: feit is niet strafbaar (gedraging is niet materieel wederrechtelijk).
  • Schulduitsluitingsgrond: dader is niet strafbaar (het feit is niet aan de dader te verwijten).

Rechtvaardigingsgronden => noodtoestand (overmacht), noodweer, wettelijk voorschrift en bevoegd gegeven ambtelijk bevel.

Schulduitsluitingsgronden => ontoerekenbaarheid, psychische overmacht, noodweerexces en onbevoegd gegeven ambtelijk bevel.

 

Naast de geschreven strafuitsluitingsgronden hebben we ook ongeschreven strafuitsluitingsgronden, namelijk ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid (vee-arts arrest) en afwezigheid van alle schuld (melk en water arrest => dwaling ten aanzien van feiten/recht, dit noemt men een putatieve strafuitsluitingsgrond).

Gemeenschappelijke kenmerken

Elke strafuitsluitingsgrond heeft zijn eigen voorwaarden, die soms in de wet staan, soms door de Hoge Raad zijn ontwikkeld.

Bij de meeste strafuitsluitingsgronden (noodweer, noodweerexces & overmacht) zie je dat er ook eisen zijn van proportionaliteit en subsidiariteit. Want niet alle vormen van overmacht/noodweer zijn toelaatbaar. Deze moeten dan in overeenstemming zijn met de hier voor genoemde vereisten.

Culpa in causa => eigen schuld, dikke bult. Heeft de verdachte zichzelf verwijtbaar in situatie gebracht waarin hij het strafbare feit pleegde?

  • Anterieure verwijtbaarheid.

Is dat een probleem voor het aannemen van een strafuitsluitingsgrond?

  • Nee, alleen kijken naar situatie waarin een beroep is gedaan op een strafuitsluitingsgrond.
  • Ja, culpa in causa staats altijd aan aannemen van strafuitsluitingsgrond in de weg (ontoerekeningsvatbaarheid).
  • Ja, maar culpa in causa staat niet zonder meer aan het aannemen van strafuitsluitingsgrond in de weg (noodweer).

 

Bij ontoerekeningsvatbaarheid is culpa in causa einde verhaal. Dit betekent altijd geen strafuitsluitingsgrond. Bij de noodweer zien we een genuanceerder verhaal.

Garantestellung => deze werkt in verband met de culpa. Gedraging kan zijn gepleegd door iemand in een bepaalde hoedanigheid (beroep/functie). Het speelt in dat geval een rol bij beoordeling van strafuitsluitingsgrond (positief/negatief).

Bij de proportionaliteit gaat het om de manier van handelen van de verdachte. Dit is het gedrag dat we moeten weerspiegelen aan het gedrag van de ander. Er moet sprake zijn van een balans tussen die twee handelingen.

 

Bij de subsidiariteit gaat het niet om een balans maar gaat het om alternatieven. Hier gaat het dus om welk alternatief in de gegeven omstandigheid redelijk is.

 

Voorwaarden voor strafbaarheid:

Beslissingsmodel (art. 350 Sv)

1. menselijk gedraging

Kan het ten laste gelegde worden bewezen?

2. vallend in wettelijke DO

Is het bewezen verklaarde strafbaar?

3. wederrechtelijk

Is de verdachte strafbaar?

4. aan schuld te wijten

Welke sanctie?

 

De strafuitsluitingsgronden worden pas bij de derde vraag van art. 350 Sv beantwoord.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Strafuitsluitingsgrond gehonoreerd:

 

Geslaagd beroep op rechtvaardigingsgrond

Geslaagd beroep op schulduitsluitingsgrond

Wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid element

Ontslag van alle rechtsvervolging (350 jo 352 lid 2 Sv)

Ontslag van alle rechtsvervolging (350 jo 352 lid 2 Sv)

Wederrechtelijkheid als bestanddeel, verwijtbaarheid als element

Vrijspraak (1ste vraag 350 jo 352 lid 1 Sv)

Ontslag van alle rechtsvervolging (350 jo 352 lid 2 Sv)

Culpa

Vrijspraak (1ste vraag 350 jo 352 lid 1 Sv)

Vrijspraak (1ste vraag 350 jo 352 lid 1 Sv)

 

Ontoerekenbaarheid (art. 39 Sr) => hier is het uitgangspunt: geen straf zonder schuld.

Er kan geen strafrechtelijke aansprakelijkheid volgen wanneer je het feit begaat als gevolg van een psychische stoornis. Echter, er kunnen hier uitzonderingen op zijn. Het is soms toch wel mogelijk om bij een psychische stoornis iemand te straffen.

 

Wat is toerekenbaarheid?

Toerekenen: kan en mag aan de verdachte straf worden opgelegd voor het door hem onrecht? In de regel “ja” (normaal mens).

Ontoerekenbaarheid: straf kan niet worden opgelegd omdat de verdachte niet vatbaar is voor bestraffing voor begaan onrecht.

 

Wanneer niet vatbaar voor straf? Drie stappen:

  1. Was er bij de verdachte ten tijde van het begaan van het strafbare feit sprake van een gebrekkige ontwikkeling/ziekelijke stoornis?

    1. Gebrekkige ontwikkeling (psychopathie) of ziekelijke stoornis (verslaving)
  2. Zo ja, was er sprake van een causaal verband tussen de vastgestelde stoornis en het strafbare feit dat door de verdachte is begaan?
    1. Volledige stoornis ten tijde van het strafbare feit hoeft aan toerekenbaarheid niet in de weg te staan.
  3. Zo ja, kan het door hem begane strafbare feit de verdachte niet worden toegerekend?  
    1. Toerekenbaarheid is niet alleen een feitelijk oordeel, het is ook een juridisch oordeel. Daarom met name kijken naar de culpa in causa: hoe is de verdachte in de toestand van psychische stoornis terecht gekomen.

 

Overmacht:

Elke kracht, dwang of rang waaraan men geen weerstand kan bieden of behoefte te bieden.

Ook net als bij ontoerekeningsvatbaarheid geldt hier de proportionaliteits- en subsidiariteitstoets. Vervolgens spelen in sommige rollen de culpa in causa en/of garantenstellung een rol.

 

We hebben twee soorten overmacht, namelijk absolute en relatieve overmacht. Bij absolute overmacht ontbreekt de gedraging. De relatieve overmacht onderscheid zich in de noodtoestand (rechtvaardigingsgrond) en de psychische overmacht (schulduitsluitingsgrond).

 

Rechtvaardigende overmacht betekent dat wat jij gedaan hebt, jouw gedrag, geaccepteerd wordt. Psychische overmacht betekent dat jouw gedrag niet in orde is, jij hebt een fout begaan, maar het valt jou te verontschuldigen.

 

Noodtoestand

Dit is voor het eerst aanvaard in het Opticien arrest. Dit is een actuele, concrete nood die de verdachte ertoe brengt de strafwet te overtreden (maatschappelijke verplichting / veroorlovende norm). 

Pleger moet staande voor de noodzaak uit onderling strijdige plichten en belangen te kiezen, de zwaarstwegende plicht prevaleren.

 

Beoordeling:

  • Is er sprake geweest van een conflict van plichten?
  • Kon de gedraging van de verdachte bijdragen aan het oplossen van het conflict?
  • Is de keuze van verdachte gerechtvaardigd?
    • Proportionaliteitstoets
    • Subsidiariteitstoets
    • Eventueel garantenstellung
  • Culpa in causa

 

Psychische overmacht

In tegenstelling tot noodtoestand is psychische overmacht een schulduitsluitingsgrond.

Criterium: van buiten komende druk waaraan redelijkerwijs geen weerstand kon en hoefde te worden geboden.

Ook keuze, mar die is minder redelijk, maar wel begrijpelijk gelet op de van buiten komende druk.

 

Vereisten:

  • Van buiten komende druk
  • Waaraan in redelijkheid geen weerstand kon en behoefde te beiden     
    • Proportionaliteit: stond het strafbare feit in redelijke verhouding tot de uitgeoefende druk/de inhoud van de druk (dreigement)?
    • Subsidiariteit: kon op andere wijze worden gereageerd?
  • Ook hier spelen de garantenstellung en culpa in causa een rol.

 

Week 9 “Strafuitsluitingsgronden II”

  1. Noodweer (rechtvaardigingsgrond) en
  2. Noodweerexces (schulduitsluitingsgrond)

 

Noodweer(exces):

Recht op zelfverdediging=> natuurlijk recht om zichzelf te beschermen wanneer niemand anders daartoe in staat is. Zelfverdediging is een recht dat mensen hebben zonder dat deze door een overheid aan hen is toegekend. Wanneer niemand anders daartoe in staat is: daarmee wordt de staat bedoeld.

 

De overheid beschikt over een geweldsmonopolie (politie).

 

Rechtsordehandhaving:

Als iemand anders de mens kan beschermen, in het bijzonder de staat, heeft de mens dan nog recht op zelfverdediging? Ja, mits die zelfverdediging de staat helpt om de rechtsorde te handhaven. Zelfverdediging alleen aanvaardbaar als het ook rechtsordehandhaving is.

 

Betekenis:

Recht op zelfverdediging dat ook rechtsordehandhaving inhoudt, confronteert de burger aan de belangen van de staat. Zelfverdediging is dan pas toelaatbaar als die ook als rechtsordehandhaving kan worden beschouwd. Overheid bepaalt de ruimte van de burger om zichzelf te verdedigen. 

 

Gevolg:

Hoe meer de overheid de rechtsordehandhaving in eigen hand wil houden, hoe minder ruimte voor de burgers om zichzelf te verdedigen. Hoe minder de overheid de rechtsordehandhaving in eigen hand wil houden, hoe meer ruimte voor burgers om zichzelf te verdedigen.

 

Het overzichtsarrest geeft nauwkeurig aan wat de grenzen zijn van noodweer.

 

Voorwaarden voor noodweer:

  • Wettelijke voorwaarden:

    • Ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding;
    • Tegen lijf, eerbaarheid of goed;
    • Geboden door de noodzakelijke verdediging
      • Hierin lezen we voorwaarden: proportionaliteit en subsidiariteit.
  • Buitenwettelijke voorwaarden:
    • Eigen schuld (culpa in causa)
    • Garantenstellung
      • Deze is met name van invloed is op de invulling van de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Aanranding:

  • Er moet sprake zijn van een ogenblikkelijke aanranding => actie-reactie. Ook: onmiddellijk dreigend gevaar (in objectieve zin) voor een aanranding.
  • Wederrechtelijke aanranding: verdediging tegen rechtmatige aanranding niet straffeloos. De aanranding moet in strijd zijn met het recht. De aanranding hoeft niet een strafbaar feit te zijn, maar het moet wel een aanranding zijn dat in objectieve zin zegt “hey dit mag niet”. De term wederrechtelijk is toegevoegd om twee redenen: 1) de eerste reden is omdat de overheid ons aanrandt, bijvoorbeeld door middel van aanhouding. Verzet tegen rechtmatige aanhouding door de politie levert geen noodweer op. 2) Noodweer tegen noodweer is niet toegestaan.
  • De aanranding moet gericht zijn tegen (ook andermans) lijf, eerbaarheid of goed. Lijf: lichaam van een menselijk persoon maar ook diens persoonlijke integriteit. Eerbaarheid: seksuele eerbaarheid, niet eer in de zin van goede naam. Goed: zaken, geen rechten.

 

Geboden en noodzakelijkheid:

Dit zijn de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Proportionaliteit houdt in dat de gedraging (de verdediging) in redelijke verhouding moet staan tot de aanranding. De subsidiariteit houdt in dat de verdediging de enige optie was tegen de aanranding.

 

Verdediging(swil):

Voor noodweer moet er sprake zijn van een aanval waartegen verdediging plaatsvindt. Wanneer er geen sprake is van een (dreigende) aanval, is een verdediging moeilijk voor te stellen. Een variant hierop is dat de aanval voor de verdediger is uitgelokt.

 

Eigen schuld:

Geen noodweer als de aanranding door schuldig toedoen van de verdediger is veroorzaakt. De wil van iemand is bijvoorbeeld hier gericht op alles behalve de wil om te verdedigen. In Nederland wordt eigen schuld beperkt uitgelegd. De vraag is bijvoorbeeld of de verdediger de aanranding willens en wetens heeft opgezocht.

 

Garantenstellung:

De verdediger kan een bepaalde hoedanigheid bezitten: garantenstellung.

De wettelijke voorwaarden van noodweer worden dan uitgelegd gelet op de hoedanigheid van de verdediger. Deze kan bij noodweer beperkend werken.

 

Noodweerexces (schulduitsluitingsgrond)

Voor het aannemen van noodweerexces moet de aanranding hebben geleid tot een hevige gemoedsbeweging. Hevige gemoedsbeweging: angst, vrees of radeloosheid. De hevige gemoedsbeweging moet ertoe hebben geleid dat de verdediger de grenzen van noodzakelijke verdediging overschreed.

Er zijn twee typen noodweerexces:

  1. Intensief exces: ten tijde van de aanranding overschrijdt de verdediger de grenzen van noodzakelijke verdediging.
  2. Extensief exces: de verdediger stopt niet nadat de aanranding is beëindigd (Blijf van mijn auto arrest).

 

Noodweerexces begrensd?

De noodweerexces worden de grenzen van noodzakelijke verdediging overschreden. Als gevolg van de aanranding ben je in een hevige gemoedsbeweging geraakt en dat je in die hevige gemoedsbeweging de grenzen van de noodzakelijke verdediging hebt overschreden. Men noemt dit ook wel de dubbele causaliteit. Er moet dus een causaal verband zijn tussen de aanranding en de hevige gemoedsbeweging en een causaal verband zij tussen de hevige gemoedsbeweging en het overschrijden van de noodzakelijke verdediging.

Ook bij noodweerexces gelden de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

 

Afwezigheid van alle schuld (buitenwettelijke strafuitsluitingsgrond):

Melk en water arrest.

HR: “geheel gemis van schuld” en “zonder enige schuld”.

Maakt duidelijk dat er niet zomaar sprake kan zijn van AVAS.

Afwezigheid van ALLE schuld.

Vier varianten van AVAS:

  1. Dwaling ten aanzien van de feiten
  2. Dwaling ten aanzien van het recht
  3. Verontschuldigbare onmacht
  4. Maximaal te vergen zorg.

 

Vaststelling van AVAS:

  1. Is er sprake van een feitelijk component ( de bovengenoemde varianten)?
  2. Is er sprake van een normatieve component?
    1. Verontschuldigbaarheid van dwaling, onmacht of genomen voorzorg.
    2. Belang van algemeen regulerende beginselen, met name garantstellung en culpa in causa.

 

Dwaling met betrekking tot de ten laste gelegde feiten:

De knecht dacht dat hij volle melk aanleverde, maar het bleek aangelengde melk te zijn (water en melk arrest)

 

Dwaling met betrekking tot het recht:

Motorpapieren arrest: de motorrijder dacht alle papieren bij zich te hebben om motor te rijden.

 

Putatieve schulduitsluitingsgrond

Variant (en soms een mix van) dwaling ten aanzien van de feiten en dwaling ten aanzien van het recht.

 

Putatief noodweer:

  • Je veronderstelde ten onrechte dat je werd aangevallen.
  • Je veronderstelde ten onrechte dat je verdediging proportioneel was.

 

Putatieve noodtoestand:

Je veronderstelde onjuist dat er een acute, concrete nood of conflict van plichten/belangen was.

 

Onbevoegd gegeven ambtelijk bevel is eigenlijk een bijzondere vorm van putatieve strafuitsluitingsgrond.

 

Verontschuldigbare onmacht:

Onmacht: onverwachte omstandigheden die tot het vervullen van een DO leiden. Onmacht pas aanvaardbaar als zij verontschuldigbaar was. Dit komt bijna niet voor.

Maximaal te vergen zorg:

In bepaalde omstandigheden heeft de burger een zorgplicht. Met name in het economische verkeer. Zorgplicht: alles doen war in redelijkheid van je mag worden gevergd om te voorkomen dat er bijvoorbeeld drugs in je koffer wordt gedaan. Heb je onvoldoende zorg betracht: dan is een beroep op AVAS niet mogelijk.

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Gull
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
419