Het jonge kind: visies en beleid - college aantekeningen

Het jonge kind: visies & beleid

College 2

Filmpje: How do they do it in Sweden

Kijkvragen:

Welke doelen/taken heeft het kindercentrum? Is dat een samenhangend, consistent geheel, denk je?

Dat de kinderen niet elk jaar moeten wennen aan een nieuwe groep. Dat de opvang eruit ziet als een huis. Niet het kind ontwikkelen, maar systemen in de opvang. Veel buiten spelen, ook in de kou. Kinderen buiten slapen, 0,5-1 uur, bij heel koud (-10) mogen ze binnen slapen.

Hoe zou je hun visie op kinderen beschrijven?

Kinderen moeten gewoon kind kunnen zijn en die moet je niet opleggen met dat ze hard moeten leren. Kinderen het vertrouwen geven dat ze het zelf kunnen.  

Wat wordt verwacht van professionals (taken, houding, etc.)? 

Niet de kinderen dwingen op iets te leren, maar ze wel helpen als ze er om vragen.

Wat willen ouders voor hun kind, wat vinden zij het belangrijkst?

Dat hun kinderen vrienden maken en zich veilig voelen. Sociale vaardigheden ontwikkelen, taal op een leuke manier leren.

Kwaliteitsbewaking: hoe ziet dat eruit?

Niet. De overheid vertrouwd dat het goed gaat.

Meten is weten?

Kwaliteietsbewaking / kwaliteitsmonitoring

  1. Organisatie: procedures en protocollen
  2. Kindniveau: documentatie, volgen van ontwikkeling, vastlegging van mijlpalen

Doel:

  • Vroegtijdige signalering van problemen/achterstand
  • Interventies op maat
  • Verkleining verschillen door achtergrond

Maakbaarheidsidee (maakbaarheid van de samenleving)

Kwaliteit en effecten: wat is bekend?

Kinderopvang in Nederland

  1. Algemene kwaliteit

    1. Early childhood environmental ratin scale (ECERS) score tussen 1-7
    2. Infant/toddler environmental rating scale (ITERS) score tussen 1-7
  2. Pedagogische kwaliteit: interacties met kinderen
  3. Welbevinden en betrokkenheid individuele kinderen

Voor- en vroegschoolse educatie (VVE)

 

Artikel ‘a meta-analysis.. an inconvenient truth? (fukkink, Jilink & Oostdam, 2017)

 

Specifieke programmas voor vve

  • Compenseren voor minder stimulerende thuis=omgevnig
  • Toegevoegde waarde boven gewone peuterspeelzaal

Maar: veel verschillen tussen landen

Internationaal onderzoek:

  • lage SES-kinderen ontwikkelen zich even goed of iets beter dan kinderen met gemiddeld/hoge SES
  • VVE / preschool geeft m.n. lage SES & achterstandskinderen een boost
  • positieve, korte-termijn effecten op cognitieve ontwikkeling (effect dooft uit)
  • effecten sterk afhankelijk van o.a. institutionele context en van grootte van kloof tussen kinderen

‘We hebben de afgelopen tijd veel twijfel gehoord over het nut van voorschoolse educatie in Nederland. Deze onderzoeken tonen nu aan dat het zinvol is om kinderen met een risico op een taalachterstand al op jonge leeftijd een extra steuntje in de rug te geven’, zegt Dekker.

Maar (an inconvenient truth?)

Meta-analyse van NL-interventieprogramma’s VVE:

geen bewijs voor positieve effecten van deze programma’s op de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen

de verschillen zijn maar klein en we weten niet zeker of deze wel toe te wijzen zijn aan de VVE’s.

Hoe kan het dat deze misverstanden de wereld in kwamen?

  • NL-programma’s minder intensief (alleen center-based, niet thuis verder)
  • beginsituatie ‘doelgroepkinderen’ verschilt minder van algemene populatie dan in sommige andere landen (o.a. VS)
  • doelgroepkinderen lijken vooral te ‘winnen’ door het gaan naar kdv/psz, veel minder door het gevolgde programma

 

 

 

 

 

 

 

 

College 3

De geschiedenis van de kinderopvang

Eind van de 19e eeuw

Vlaanderen

hoge mate van industrialisatie

  • grote armoede
  • slechte huisvesting en sanitaire voorzieningen
  • geen goed drinkwater

zeer hoge kindersterfte 60% (voeding, ziektes..)

moeders direct na geboorte terug naar fabriek

Oorzaak: ontwetendheid à slechte opvoedgewoonten

    • diarree, ziekten à voeding
    • kunstmatige voeding (korte zoogtijd)
    • spenen & melk bedenkelijke kwaliteit
    • kalmeringsmiddelen (papavers / ether)

“L’ ignorance assasine”

  • zorgen om denataliteit

              (abortus, geboortebeperking voor zover dat kon)

  • Wet verzekering tegen kindersterfte (als je leven in kinderen blijven krijg je een bonus! Tegen kindersterfte)

Middenklasse en overheid:

- geloof in maakbaarheid van de samenleving

                            arbeiders hebben hulp nodig, anderen niet

  • Beschavingsoffensief (Elias)
  • particuliere initiatieven
    • (christelijke) liefdadigheid (filantropie/caritasn(religieus)) liefdadigheid

In de praktijk:

  • Melkkeukens (plek waar mensen melk konden halen voor hun kind)_
  • kantines
  • raadplegingen
  • kinderopvang
  • ‘raadplegingen’ (vgl. consultatiebureau):
  • adviezen over voeding en verzorging

- geen oog voor de leefomstandigheden

  • bezorgdheid over fysiek én moreel welzijn

- zowel kind als moeder moeten opgevoed worden

- medisch deskundigen bepalen de norm

  • boodschap: arbeidersvrouwen zijn slechte moeders! Ze kunnen het wel leren

RRR (rust, reinheid, regelmaat)

Kenmerken kinderopvang rond eeuwwisseling:

  • sterk gemedicaliseerd
  • geen interactie ouders – verzorgers (ouders waren onnozel dus overleggen is overbodig)
  • compensatie voor thuissituatie
  • Evolutieperspectief
    • goede zorg voor kinderen als garantie voor moreel welbevinden toekomstige bevolking

Private verenigingen

    • wel overheidsbemoeienis

Kinderopvang ‘noodzakelijk kwaad’

    • Preventie

Moeders moeten leren opvoeden volgens het medisch-hygiënische ‘boekje’

    • Wetenschap

 

Dominant kindbeeld van arbeidskinderen: frêle kind (kind is kwetsbaar, hopeloos en risicovol)

  • Kwetsbaar, hulpbehoevend
  • Bescherming tegen kwade wereld ‘daarbuiten’
  • Onschuldig
  • Verantwoordelijkheid én schuld ligt geheel bij moeder (dus niet bij vaders)

 

 

 

 

Hoe kan zon beeld ontstaan? (Dat de moeder de dader is)

Rol van de wetenschap

Normalisering

    • Gewoontes van één groep als algemene norm
    • Hoe het gaat in de hogere gezinnen zijn er bepaalde normen (man kostwinner, vrouw aan de haard), deze worden als normaal gezien (ook voor de lagere gezinnen). Maar zijn totaal niet gangbaar voor boeren gezinnen.

Naturalisering

    • Algemene norm krijgt status van ‘natuurlijkheid

Decontextualisering

    • Ontwikkeling norm los van context
    • Je moet kijken waarom het voor jou een norm kan zijn, ervan uit gaan dat het bij iedereen zo kan is onrealistisch.

Beleidsdiscussie begin 20e eeuw

Elise Plasky (1865-1944)                                        

Ambtenaar Ministerie Industrie en Arbeid, Arbeidsinspectrice

Onderzoeksrapport 49 kinderdagverblijven (1909) 

                           versus

Henri Velge (1888-1951)

Wetenschapper, politiek adviseur, rechts katholiek

In het begin van de 20e eeuw zie je in Belgie een discussie ontstaan waarin twee benaderingen van het sociale vraagstuk van werk & zorg te herkennen zijn.  Dé twee centrale personen in dit debat zijn Elise Plasky en Henri Velge.

Onderwerpen ter discussie:

  • Kinderopvang als pedagogisch project?
  • Toegankelijkheid
    • Voor iedereen of slechts als noodzaak?
  • Organisatie
    • Publiek of privaat?
    • Missie

Emancipatie of normalisering?

 

 

Visie van plasky

  • Opvoedkundig project
  • Bestrijding kindersterfte
  • Recht voor allen, niet alleen als het echt niet anders kan
  • Overheid plicht om te faciliteren
    • Controle en subsidie
  • Kinderopvang als middel voor emancipatie van vrouwen (meer tijd en ruimte voor moeder om zich te ontwikkelen)

 

Visie van Velge

  • Medisch project (tijdelijk)
  • Bestrijding kindersterfte
  • Moeders en kinderen horen thuis ‘aan de haard’
  • Zaak van particuliere sector
  • vooral kerkelijke organisaties
  • Kinderopvang als middel om ‘het volk’ op te voeden (sociale functie)

Velge had meer invloed dan die van Plasky. Sloot beter aan bij de visie van de kerk en politici.

Náást en los van kinderopvang: 1879: oprichting ‘salles d’asile’  (v.a. 2 jr) (peuterspeelzalen / kleuterscholen) gericht op opvoeding en ontwikkeling ipv verzorging en bescherming dus:

professionalisering middels écoles normales

(vgl. Pabo’s)

NB: kinderopvang nauwelijks geprofessionaliseerd; nl. niet ‘pedagogisch’

Tegelijkertijd was er sprake van een dubbele moraal ten aanzien van de zorg voor jonge kinderen. Want al vanaf het eind van de 19e eeuw werden er in Belgie ‘peuterspeelzalen’ opgericht, waar kinderen vanaf 2 jaar naar toe konden gaan. Deze peuterspeelzalen waren afhankelijk van ouderbijdragen en konden zelf hun toelatingsbeleid bepalen à daardoor feitelijk alleen toegankelijk voor (hogere) burgerij. Hier konden kinderen wél met een gerust geweten naar toe worden gebracht: het ging hier immers om spel en ontwikkeling, niet om basale verzorging en hygiene. Deze peuterspeelzalen moesten dus ook geschoold personeel hebben, daar kwam een aparte opleiding voor. De kinderopvang daarentegen was een hierarchische organisatie met een arts aan het hoofd, die bepaalde hoe er met de kinderen moest worden omgegaan. Van de verzorgsters werd geen specifieke kennis of vaardigheden gevraagd, ze hoefden alleen maar instructies op te volgen. Van professionalisering was hier dus geen sprake. Hier zie je hoe het onderscheid tussen psz en kdv in Belgie is geworteld in verschillen in sociale klassen en in de opvattingen van de hogere klassen over de arbeiders.

Verschillende waardering voor instelling voor kinderen lijkt dus totaal niet op elkaar. Anno 2020 is dat wel het geval.

Kinderopvang begin 20e eeuw:

  • Tegengaan kindersterfte en bewaren sociale orde
  • Noodzakelijk kwaad
  • Gemedicaliseerd
  • Niet geprofessionaliseerd (niet pedagogisch); daardoor gescheiden van ontwikkelingen in kleuteronderwijs

Kindbeeld: het kwetsbare kind

Het interbellum (1919-1940)

  • Tijdens oorlog: stop crèches

    • Opvang oorlogswezen
    • Voedselprogramma

‘Werken’ worden ingezet

    • Vooral vrouwen
  • Zuigelingenraadplegingen (consultatiebureaus) waren belangrijk
  • Visie Plasky verdwijnt naar achtergrond

 

Nationaal Werk voor Kinderwelzijn

autonoom overkoepelend orgaan, overheidssubsidie

Bevorderen van de kinderhygiëne door ‘opvoeden’ van de moeders

Focus op ‘raadplegingen’

Wet van 1919:

De wet van 1919 richtte het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn (NWK), het was een soort koepel van private initiatieven en de staat kon enkel subsidiëren, dus niet rechtstreeks tussenkomen. Overheid subsidieert NWK  als landelijke, overkoepelende organisatie; taak = aanmoedigen oprichten en ontwikkelen kinderhygiëne.

Wet 1919 : consultatie, inrichtingen voor zuigelingen, zelfstandige opvang ouders (voedsterlingen of bewaring mits loon), melk voorzieningen, zorg moeder-voedsters en zwangere vrouwen, school-malen en koloniën zwakke kinderen. (Dus niets over kinderdagverblijven). Volledig gericht op raadplegingen. Vóór WO1 filantropie en caritatief stevige basis à voor wat later in wet verankerd. Maar: voor de kinderdagopvang was er weinig aandacht in de nieuwe wet. Moeder dwingende en dringend opgevoed worden en nadruk bij zuigelingen raadplegingen. De kribben en kleintjesoorden na 1919 niet expliciet in de wet opgenomen.

Wet 1919: mogelijkheden voor gecontroleerd oprichten van voorzieningen voor jonge kinderen

  • kribben en kleintjesoorden niet opgenomen in wet

    • noodzakelijk kwaad en sociale zorg

groeiende dubbele moraal

    • moeder slachtoffer én dader

normalisering

    • kerngezin

Kribben waren er zodat ouders konden werken, kleintjesoorden (dag/nacht) omdat ouder niet meer kunnen zorgen sociaal/medisch. Wees/speciale kinderen. Altijd kinderen die extra zorg nodig hebben. Maar kribbe was noodzakelijk kwaad. Kinderen gescheiden van ouders à kinderen temperatuur gemeten, gewassen, schone kleren aan. Ouders niet in bestuur. De focus ligt bij beiden op voeding en hygiëne. Kinderen hoorden immers bij hun moeder thuis te zijn. (Bijna) geen subsidies kribben. Als ze zich niet aan voorschriften houden, dan geen subsidie meer. Tegen het einde van WO II, waren er in België nog altijd maar 62 kinderdagverblijven voor amper 2 700 kinderen. Ze kregen slechts een kleine overheidssubsidie voor ouders die onder de armoedegrens leefden

Vandenbroeck: fundamenteel wantrouwen en

‘verpletterende verantwoordelijkheid’ van moeders voor de eerste levensjaren

burgerij à via particulier initiatief ingrijpen in opvoeding; eenrichtingsverkeer

  •  ‘kerngezin’ is beste omgeving voor kind

“zó hoort het” à normalisering

Controle daarop was nog niet wettelijk vastgesteld

 

Jaren 50 en 60: psychologie, de nieuwe wetenschap

Kerngezin: gezin waarbij vader kostwinner is, moeder voor de kinderen zorgt en het huishouden doet.

Bowlby, Ainsworth, Piaget, Erikson

nieuwe kennis sloot goed aan bij medisch-hygiënische discours: ook de geestelijke gezondheid van kinderen is van belang

Vanaf jaren ‘30 ongeveer: opkomst van de psychologie als ‘nieuwe wetenschap’

psychologische inzichten sloten goed aan bij de medisch-hygienische inzichten, en werden daarom ook overgenomen door de artsen die zich met de zorg voor jonge kinderen bezighielden. Het medische discours dat met name ging over de lichamelijke gezondheid, werd nu uitgebreid met kennis over de geestelijke gezondheid. Deze geestelijke gezondheid werd ‘gecompartimenteerd’, d.w.z. opgedeeld in afzonderlijke aspecten: de sociaal-emotionele ontwikkeling, de cognitieve ontwikkeling, de identiteitsontwikkeling (bijvoorbeeld).

Bowlby (1907-1990)

  • Engelse psychiater
  • Hechtingtheorie; moeder en kind
  • Voorspellende waarde soc.emo-ontwikkeling
  • Sensitief
  • Responsief

Child Care and the Growth of Love (1951; 1965)

Mary Ainsworth (1913-1999)

  • Student Bowlby
  • Hechtingsstijlen (veilig, onveilig)
  • Strange Situation Experiment; hoe reageert een kind wanneer er een vreemd persoon in de ruimte is en de moeder de ruimte verlaat

 

Ontwikkelingsstadia (Piaget/Eriksson)

  • de emotionele behoefte van het kind

    • decontextualisering: de ontwikkelingscreteria werd gebruikt als norm dat elk kind zich zo zou moeten ontwikkelen ongeacht de omstandigheden

medisch: moeder (voeding)

psychologisch: moeder (affectie)

Spock ‘50 – opvoedingsverlegenheid?

Algemeen: kinderen worden getest (psychologisch), in ‘hokjes’ om te veralgemeniseren en te normaliseren: ouders aanpakken om norm te bereiken. > wantrouwen competenties ouders en macht wetenschap (classificatie en statistiek speelt hierbij rol). Opvoedingsondersteuning en interventie (dus dezelfde logica als de medici deden).

‘Daarmee is de cirkel rond: de aandacht voor ontwikkelingsstoornissen is – net als in het verleden voor de voedingsvoorschriften – een legitimering van normalisering geworden, nu geargumenteerd vanuit  de  emotionele behoefte van het (gedecontextualiseerde) kind. Ook de band met de borstvoeding wordt opnieuw gelegd, zij het nu vanuit de psychologische behoefte aan affectie. (psychologen en medici met elkaar eens). 

Visie op kinderopvang (beleid en praktijk):

kinderopvang: mogelijk bedreigend voor kind (minder negatief dan eerst! Toen was het sowieso bedreigend)

    • moeder blijft verdacht

noodzakelijk kwaad

    • korte duur
    • weinig contact met andere kinderen
    • nabootsen thuissituatie: wel het ideaal maar moeilijk te realiseren

sociale functie (compensatie)

economische functie

Wetenschap had veel invloed op het denken over kinderen en kinderopvang. Scheiding moeder kind heeft psychologische gevolgen kind. Kinderopvang gezien als potentieel bedreigend. Nog steeds psychologische problematieken los van context gezien, leidt nog steeds tot: verantwoordelijkheid moeder en beschuldigen. (Theorie gebruikt in publicaties Nwk). Gebrek aan moederliefde zou allerlei gevolgen hebben (zelfmoord, crimineel gedrag, karakterstoornissen, etc.). Moeder schuld en uitleggen hoe moeder moet zijn, kind is instinctief op moeder gericht, eerste jaren zijn cruciaal dus verantwoordelijkheid ‘verpletterend’. Veel ouders zeggen opvoeding niet te kunnen > oudercursussen gericht op moederlijke verantwoordelijkheid.

Jaren 60: een tegengeluid

Socioconstructivisme

Lev Vygotsky

  • Invloed sociale en culturele factoren
  • Kinderopvang pedagogisch waardevol
    • educatieve functie
    • Weinig aandacht en invloed
    • medisch-psychologisch discours blijft dominant

Kinderopvang jaren ‘40 – ’60

  • kinderopvang potentieel bedreigend
  • geestelijke ontwikkeling
    • dubbele verantwoordelijkheid moeder
  • noodzakelijk kwaad
  • economische en sociale functie

kindbeeld: het maagdelijke kind

 

 

 

 

 

 

 

College 4

sociaal-constructivisme

Lev Vygotsky

  • invloed sociale en culturele factoren op

kinderlijke ontwikkeling

dus: inrichting van omgeving doet ertoe!

  • kinderopvang pedagogisch waardevol

    • zelfstandig opvoedingsmilieu (dus niet gericht op compensatie)

(educatieve/pedagogische functie)

weinig aandacht en invloed:

- Koude Oorlog

- burgerlijke gezin vormt de norm (denken en doen)

medisch-psychologisch discours blijft dominant

             

kind gezien als geobjectiveerde  eenling  (“het kind”)

(betekenis van bv. gender daardoor geminimaliseerd)

geen oog voor verbondenheid met en afhankelijkheid van sociale omgeving

Samenvatting

Kinderopvang jaren ‘40 – ’60

noodzakelijk kwaad

              - economisch: moeders moeten soms werken

              - sociaal: compenseren voor thuissituatie

moeders:

  • verantwoordelijkheid voor lichamelijk én geestelijk welzijn
  • niet zelf bij jonge kind zijn = risico voor emotionele ontwikkeling kind en voor moreel verval samenleving
  • ‘van nature’ verantwoordelijk, maar: onwetend en moeten dus advies krijgen (top-down)

 

Jaren ’70: tegenstroom
(hoofdstuk 4)

maatschappelijke verschuivingen

    • economische groei, eerste migratiegolven, verdere stijging welvaart
    • halverwege jaren ’70: crisis

meer hoger opgeleide vrouwen op arbeidsmarkt

    • werken als recht in plaats van noodzaak

sterke groei kinderopvang

    • verschuiving doordat sociale kloof tussen afnemers en beleidsmakers sterk afneemt

Wetenschappelijke verschuivingen

ontdekking van de baby

    • bondingtheorie
    • het voorspelbare kind

ontdekking van de vader

    • hechting
    • symmetrisch én complementair ouderschap (norm)

ontdekking van de kinderopvang

    • compensatieprogramma’s
    • (geen aandacht voor relaties tussen kinderen)
  • Bonding: direct na de geboorte is lichamelijk contact moeder-kind belangrijk à “natuurlijk” à basis voor ontwikkeling

Proto-professionalisering

‘Een proces waarbij leken door hun vertrouwdheid met en vertrouwen in deskundigen basisbegrippen en fundamentele houdingen overnemen uit professionele beroepen en toepassen op alledaagse levenservaringen’

(De Swaan, zoals weergegeven in Vandenbroeck, 2009, p. 138)

  • Dominant discours verschuift

Onbedoeld stigmatiserend voor ouders met

- weinig geld

  • andere prioriteiten
  • beperkte woonruimte (hoogbouwflats)

Professionalisering leidsters

- observatieschalen

             

              doel: dialoog met ouders over opvoeding

              (averechts) effect: middel om achterstanden op      te               sporen en dan ouders te kunnen adviseren

Mattheüs effect

‘Voor sociaal zwakkeren is het effect dubbel pervers: enerzijds worden zij steeds meer uit de kinderdagverblijven verdrongen en niet uit de kleintjesoorden en anderzijds verandert het overheidsdiscours ten voordele van de kinderdagverblijven en ten nadele van de kleintjesoorden’ (p. 103).

Tegenstroom:

- initiatieven vanuit ouders zelf

    • crèches parentales
    • alternatieve opvang, communes

- afzetten medisch/hygienisch discours

  • democratisering?

    • samenwerking mét ouders

Praktijk kinderopvang Vlaanderen jaren ’70:

- doorgeefluiken afgeschaft 1979

                            ouders nog steeds niet echt welkom

  •  medisch toezicht blijft: dagelijkse controle op koorts; baden;               kleding;
  •  geen gerichte interactie met baby’s
  •  veel regeltjes voor kinderen
  •  kale, ongezellige ruimtes zonder speelgoed

                                          (zie ook citaten pag. 176)

Tussenstand

  • Tot ± 1940: medicalisering

    • Lichamelijke gezondheid kind centraal
    • Kindbeeld: Kwetsbare kind
    • 1940-1970: psychologisering
    • Geestelijke gezondheid kind komt daarbij
    • Kindbeeld: Psychologische / Maagdelijke kind
    • Vanaf 1970: proto-professionalisering
    • Ouders moeten zelf deskundige worden
    • Kindbeeld: Voorspelbare kind

 

Het devies ‘luisteren naar kinderen’ dat opvoedingsvoorlichters gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw hoog in het vaandel voerden, betekende ten diepste ‘luisteren naar deskundigen’.

(proefschrift J. Wubs, 2004)

Hoe kun je dit koppelen aan het begrip ‘proto-professionalisering’?

(Beleids-) discours over kinderopvang

  • ‘noodzakelijk kwaad’  (economische functie)
  • compenseren voor thuissituatie (sociale functie)

als welvaart stijgt en ook meer hogeropgeleide vrouwen kinderopvang vragen:

- aanvulling op / vervanging van gezinsopvoeding (educatieve functie)

nb: niet persé gericht op schoolloopbaan/schoolsucces

7. Eind van de eeuw: neoliberalisme

Crisis helft jaren ’70 tot begin jaren ’90

Invloed op beleid & praktijk

    • ‘terug in de tijd’
    • werkloosheid treft m.n. laagopgeleiden
    • hoger opgeleiden verdringen laagopgeleiden op arbeidsmarkt
    • maatschappelijke waardering als moeder baan opzegt
    • minder gesubsidieerde kinderopvang (vgl. Nederland)
    • markt efficiency i.p.v. algemene welzijnsvoorziening

 

Overheid wordt ‘maatschappelijk dienstverlener’

  • privatisering
  • responsabilisering
  • deregulering
  •  Roep om ‘objectieve kwaliteitsinstrumenten’

    • ontsnappen aan bureaucratische controle
    • economische verantwoording

Objectieve kwaliteit?

  • Wetenschappelijk onderzoek gericht op effecten

    • Compensatiegedachte (jaren ’60)
    • Moeder-kindbinding  (jaren ’70 – ’80)
  • Jaren ’90 onderzoek NICHD  (paragraaf 5.2)
    • Objectieve kwaliteitsinstrumenten
    • Positieve en negatieve aspecten kinderopvang
  • Kritische kanttekeningen
    • Afbakening en conceptualisering

Het nieuwe discours, een voorbeeld:

Voorschool voor peuters uit achterstandssituaties:

  • vaker (meer dagdelen)
  • systematisch geplande activiteiten
  • toetsing;

-  voorbereiding voor basisschool

De peutertijd moet nuttig besteed worden anders blijft de achterstand voortbestaan

Postconstructualisme (ook wel: postmodernisme)

Deconstructie van discours

    • ‘waarheid’
    • onderzoeksmethoden

Welke kinderen

Ouders en kinderen een stem

 

  • Vanaf jaren ’80: neoliberalisering

    • Kwaliteitsdenken in een onderhandelingsdiscours
    • Kindbeeld: Autonome kind
    • Ouders nog steeds verantwoordelijk!
      (overheid trekt zich terug)
  • Kinderopvang meer algemeen geaccepteerd
    • Opvoedmilieu met meer individuele interactie
    • In wetenschap aandacht voor educatieve functie
  • Stelling: Een terugtredende overheid biedt sociaal-zwakkeren vaak juist minder mogelijkheden
  • Bestaat het Mattheüseffect nog steeds? 

 

College 5

Ecec = early chidlhood education care (0-6 jr)

Meritocratie = je verdiensten bepalen je status, niet je afkomst. Het onderwijs moet hier aan bijdragen omdat alle kinderen hier dezelfde stof krijgen en daardoor de afkomst minder uit maakt.

Equality (gelijkwaardigheid): verschillen tussen mensen zijn minder belangrijk dan overeenkomsten: gelijk behandelen

Equity (rechtvaardigheid): verschillend behandelen van verschillende mensen kan wenselijk zijn

(on)gelijkheid in relatie tot onderwijs

Art. Paananen et al.

Gelijkheid als (Thorsten Husen)

  • beginpunt van onderwijs (er vanuit gaan dat alle kinderen op dezelfde manier binnen komen. Beginnen op hetzelfde startniveau)
  • manier van doen in onderwijs (overeenkomsten belangrijker dan verschillen; zelfde manier aanspreken en zelfde manier beoordelen)
  • doel van onderwijs (gelijke kansen krijgen in de samenleving)

Peter westen

Verdeling van kansen pakt niet zo netjes uit als je zou willen. Er zijn groepen mensen die structureel aan het kortste eind trekken. Als we het hebben over gelijkheid moeten we ons afvragen over wie we het hebben, wat je gaat verdelen, en waarom sommige mensen structureel minder goed af zijn. Vraag naar sociale rechtvaardigheid; welke verdeling zouden we wenselijk vinden en wat moeten we doen om dit te kunnen realiseren? Het is aan de ene kant een ethische vraag, maar is gekleurd door politieke/religieuze opvattingen.

Als we kijken naar de (ongunstige) verdeling kom je tot een paar vragen.

  • Hoe kan je dit oplossen?
  • Wiens verantwoordelijkheid is dit? / wie moet hiervoor zorgen?

Hugh Lazenby

  • Institutioneel niveau: op het organisatie niveau zit het niet goed. Het bestuur moet het oplossen. (overheid)
  • Interpersoonlijk niveau: op persoonlijk niveau zit het niet goed. De leerkracht moet het oplossen. (scholen)

Beide niveaus zie je terug in de manier waarop vd Broek beschrijft hoe de opvattingen over kinderopvang door decennia heen geregeld moet worden.

Hoe kan ongelijkheid opgelost worden? (nancy frazer)

  1. Economische herverdeling; meer geld/middelen naar organisaties waar behoefte is aan extra steun.
  2. Culturele erkenning; verschillen niet veranderen, maar waarderen. Perspectieven van mensen niet op één hoop gooien (gelijk maken), maar juist de mooiheid van verschillen benadrukken. Nu: als kinderen iets spelen wat niet aansluit bij wat de rest (de leerkracht) leuk vindt, dan zeggen ze al snel dat wat ze doen niet goed is en wordt gevraagd of ze wat anders gaan doen.
  3. Politieke representatie; invloed op debatten en op politieke besluitvorming.  

Maatschappelijk perspectief/doel van die herverdeling

  • Affirmatief: weer in evenwicht brengen van wat verstoord was
  • Transformatief: veranderen van de structuren die gezorgd hebben voor de ongelijkheid. Bv veranderen van taalgebruik beïnvloed de manier van kijken naar iets.

Als je zegt ‘mensen met een beperking’ druk je ze dan niet in een hoekje en zorg je ervoor dat ze zich anders en nood behoevend voelen.

Art. Hawkins

 

Ongelijkheid en verschillen tussen jonge kinderen (3-5jr). Kinderen op jonge leeftijd zijn in staat om na te denken over verschillen, leren van elkaar etc. De samenleving is zo divers dat jonge kinderen al op jonge leeftijd in aanraking komen met andere culturen. Mensen zijn optimistisch: het is leuk en waardevol om van elkaar te leren. Maar in de praktijk werkt dit vaak niet zo. Het is vaak een aanleiding tot uitsluiting en ruzies. De gewenste, prettige uitwisseling is er in de praktijk vaak niet of maar een klein beetje.

Kinderen hebben recht en onderwijs dat gericht is op een vrije samenleving van vrede. Het is belangrijk om kinderen te benaderen met het doel van sociale rechtvaardigheid.

Methode ‘shared sustained thinking’: als opvoeder/onderwijzer moet je het kind helpen door:

  • Aansluiten bij wat kind vertelt
  • Doorvragen, kind ruimte geven om te reageren op eigen manier
  • Gezamelijke exploratie van onderwerp

Oplossing: inzetten van prentenboeken die gefocust zijn op diversiteit. Drie D’s: diversity (kleine verschillen; jij lust spuiten, ik niet), difference (grote verschillen; jij bent afrikaans, ik duits), dignity (respect hebben voor elkaar ondanks de verschillen).

 

 

 

 

 

 

College 6

Verschillende abstractieniveaus

Visies = in beleidsplannen en andere stukken (SCP, Kindcentra)]

 

 

 

 

Verschillende maatschappelijke ontwikkelingen

(meetbare) kwaliteit

Economische, pedagogische en sociale functie – eerlijke kansen voor kinderen

In actualiteit

  • Pedagogische / educatieve waarde kinderopvang

Ontwikkeling gebeurd (gevoed door omgeving) van binnen

Leren gebeurd bewust of onbewust

Opvoeden is kinderen socialiseren (wat vinden we gewoon), maar ook (on)bewust kinderen gedragingen aanleren

Wat je kinderen aan bied aan materiaal, speelruimte. Ook of we kinderen specifieke educationele programma’s moet aanbieden.

  • Belang van het kind

    • Kindcentra 2002: basisvoorzienig; recht
    • Artikelen bij praktijkopdracht
    • Wat is het belang van het kind, en wie bepaalt dat
  • Meer aandacht voor interactie groepsleiding – kind (hoe leer je dat kinderen beter samen kunnen spelen)

Kinderen die niet naar een bso/kdv gaan missen iets in hun ontwikkeling. Niet mis je fundamenteel iets dat schadelijk voor je is. Het hangt af van de gezinssituatie. Voor sommige kinderen zal een kdv een soort reddingsboei is, terwijl dat voor adnere kinderen niet geldt. Maar een bso/kdv bied zeker sociale ontwikkeling; omgaan met andere kinderen. EN ook op de huidige bso krijgen kinderen aanbod van veel activiteiten die thuis moeilijker te organiseren zijn.

In verleden

Vandenbroeck: deconstructivistische benadering (ontrafelen, uitpluizen vd geschiedenis)

Wat is het dominante discours? (de stijl van spreken en denken die er in een bepaalde tijd heerst, wat in de mode is)

  • Geschiedenis van de kinderopvang kan ook op een andere manier gelezen worden
  • Vooruitgang? Verbetering? Maakt het oude plaats voor iets echt nieuwd? (helemaal of ten dele?)

Discussie Velge en Plasky

Velge: past in het dominante discours: kdv is noodzakelijk, het moet wel anders gaan de kinderen dood

Plasky: kdv moet bereikbaar zijn voor iedereen. Niet alleen op in leven te houden, maar voor het mogelijk maken van de ontwikkeling (meer gedachte zoals nu)

Boek van der broeck

‘het centraal stellen van (traditionele) ontwikkelingspsychologie in het denken over wat goed is voor het (jonge) kind leidt tot een te beperkte visie’

  • Decontextualisering
  • Normalisering

Wat je ziet in de ontwikkelingspsyholiogie dat daar sprake is van decontextualisering; men is opzoek naar patronen in de ontwikkeling van kinderen los van de context waar kinderen in opgroeien. Deze ‘modellen’ zijn niet hoe het in de werkelijkheid gaat. We mogen kinderen niet alleen op deze manier bekijken. De omgeving van het kind is van wezelijkbelang voor de mogelijkheden die zij hebben. Hier mag je niet van abstraheren. Normalisiering: het ‘model’ hoe kinderen zich ontwikkelen wordt gezien als norm hoe kinderen zich horen te ontwikkelen en staat los van de omgeving waarin de kinderen zich opvoeden. Het ideaalbeeld wordt gebruikt als richtlijn, dat is niet haalbaar. Als een kind niet mee komt is dat niet zozeer de schuld van de moeder of het gezin. Maar van de maatschappij met hun te hoge normen.

Niet voldoen aan dit ideaal wordt gezien als individueel probleem, dat ‘binnenhuis’ opgelost moet worden (met hulp van deskundig advies).

IPV

Niet voldaan aan dit ideaal is een probleem dat voortkomt uit maatschappelijke omstandigheden, die niet op individueel niveau ‘getackeld’ kunnen worden (vraagt om actie van de overheid)  

 

 

 

 

 

Twee opvallende punten in periode 1890-2009

  1. Kindbeelden: wel verandering, maar geen wezenlijke koerswijziging
  2. Neo-liberalisme: meer vrijheid voor ouders om te bepalen wat ‘kwaliteit’ uitmaakt

 

  1. Kindbeeld = historisch en cultureel construct

    1. Kwetsbare kind, onschuldige kind (kind als engeltje) [nu nog steeds het beeld] Gericht op beveiligen van het kind. Vermijden van risico, aanpassingen jeugdland à beschermen tegen boze buitenwereld (Lea Dasberg)
    2. kindbeeld van ‘onschuldige, afhankelijke kind’ blijft dominant aanwezig in west-Europa
    3. weinig / geen oog voor kind als sociaal wezen
    4. vaak decontextualisering bij het kijken/oordelen/praten over kind
    5.               vreemde (niet-dagelijkse) omgeving
    6.               criteria niet persé relevant voor dagelijkse               omgeving
    7.  
    8. Kind als actor, als autonoom subject, handelingsbekwaam, gelijkwaardig aan volwassenen, sociaal, communicatief. Kind is een sterk wezen die mee telt
  2. Neo-liberalisme (opkomst eind jaren 70/80) ouders krijgen een stem
    1. autonoom, actief kind +
    2. - ondernemende, bewust-kiezende ouder (keuzevrijheid)
    3. echter: ouder blijft enige opvoedings-verantwoordelijke
    4. - kind speelt geen rol (autonoom, actief?)
    5. overheid trekt zich terug ten gunste van ‘markt’
    6.               responsabilisering: toenemende individuele               verantwoordelijkheid
    7.               Mattheüs-effect: terugtredende overheid biedt               sociaal-zwakkeren vaak juist minder mogelijkheden
    8.  

 

Pedagogische kwaliteit en het jonge kind

Vooraf vast te stellen: voorwaarden

  • Opvoeders: kennis en kunde
  • Materialen en middelen
  • Fysieke en sociale omgeving
  • Pedagogisch klimaat en visie op opvoeden

Beleidsmatige randvoorwaarden

Achteraf: resultaten, effecten (vgl. basisdoelen kinderopvang)

  • welbevinden (veiligheid, vertrouwen)
  • persoonlijke ontwikkeling – bv. cognitief, motorisch
  • sociale ontwikkeling – omgaan met anderen (en jezelf)
  • socialisatie: gewoontes, manieren van doen en reageren

Vandenbroeck:

Economische (ouders de mogelijkheid geven deel te nemen op de arbeidsmarkt), sociale en pedagogische functie van kinderopvang

  • wie krijgt toegang tot kinderopvang? (zie ook: Paananen) (alleen voor ouders die werk hebben? Of ook ouders die nog geen werk hebben maar dit wel zoeken)
  • kansen bieden (sociale ongelijkheid verminderen); ‘compensatie’; omgaan met andere kinderen (zie ook: Hawkins) (hoe leren kinderen omgaan met diversiteit; kansen bieden aan kinderen ter compensatie. Of voor elk kind; hoe ga ik om met kinderen die anders zijn dan ik)
  • nieuwe dingen leren, uitdagingen krijgen

  (zie ook: Kindcentra 2020)

Wat maakt die pedagogische kwaliteit voor jonge kinderen (0-4/6)

  1. vertrouwde omgeving en vertrouwde personen (zowel volwassenen en kinderne).

    1. Een kind dat zich niet veilig voelt gaat het kind zich niet ontwikkelen
    2. Flexibiliteit is bijvoorbeeld een wens van veel ouders. Maar pedagogisch gezien twijfelachtig voor welbevinden van kind. Als kinderen met regelmaat naar de bso gaan, en daar ook dezelfde medewerkers en kinderen zien, kunnen ze zich daar thuis gaan voelen.
  2. Aandacht voor individuele kind binnen de groep
    1. Ontwikkeling van kind (eigen tempo en richting; eigen talenten)
    2. Erkenning van diversiteit
  3. Pedagogische meerwaarde vd groep (rol PM)
    1. Omgaan met elkaar (leeftijdsgenootjes), oog hebben voor elkaar. Hier leren kinderen veel van, buiten de thuissituatie
  4. Belang van professionele autonomie
    1. Opvoeden is meer dna oppassen: vraagt om pro-actief handelen, sturen en ingrijpen (dus: om eigen oordeel PM). Bij kleine kinderen gebeuren altijd onverwachtse dingen, hier moet je ruimte voor laten. Onderscheid maken tussen kinderen wanneer jij denkt dat dat nodig is
    2. Collegialiteit, steun en overleg

 

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
This content is related to:
Het jonge kind: visies en beleid - college aantekeningen
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: LavaVanDrooge
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1557