Het jonge kind: visies en beleid - college aantekeningen
- 1057 reads
Het jonge kind: visies & beleid
College 2
Filmpje: How do they do it in Sweden
Kijkvragen:
Welke doelen/taken heeft het kindercentrum? Is dat een samenhangend, consistent geheel, denk je?
Dat de kinderen niet elk jaar moeten wennen aan een nieuwe groep. Dat de opvang eruit ziet als een huis. Niet het kind ontwikkelen, maar systemen in de opvang. Veel buiten spelen, ook in de kou. Kinderen buiten slapen, 0,5-1 uur, bij heel koud (-10) mogen ze binnen slapen.
Hoe zou je hun visie op kinderen beschrijven?
Kinderen moeten gewoon kind kunnen zijn en die moet je niet opleggen met dat ze hard moeten leren. Kinderen het vertrouwen geven dat ze het zelf kunnen.
Wat wordt verwacht van professionals (taken, houding, etc.)?
Niet de kinderen dwingen op iets te leren, maar ze wel helpen als ze er om vragen.
Wat willen ouders voor hun kind, wat vinden zij het belangrijkst?
Dat hun kinderen vrienden maken en zich veilig voelen. Sociale vaardigheden ontwikkelen, taal op een leuke manier leren.
Kwaliteitsbewaking: hoe ziet dat eruit?
Niet. De overheid vertrouwd dat het goed gaat.
Meten is weten?
Kwaliteietsbewaking / kwaliteitsmonitoring
Doel:
Maakbaarheidsidee (maakbaarheid van de samenleving)
Kwaliteit en effecten: wat is bekend?
Kinderopvang in Nederland
Voor- en vroegschoolse educatie (VVE)
Artikel ‘a meta-analysis.. an inconvenient truth? (fukkink, Jilink & Oostdam, 2017)
Specifieke programmas voor vve
Maar: veel verschillen tussen landen
Internationaal onderzoek:
‘We hebben de afgelopen tijd veel twijfel gehoord over het nut van voorschoolse educatie in Nederland. Deze onderzoeken tonen nu aan dat het zinvol is om kinderen met een risico op een taalachterstand al op jonge leeftijd een extra steuntje in de rug te geven’, zegt Dekker.
Maar (an inconvenient truth?)
Meta-analyse van NL-interventieprogramma’s VVE:
geen bewijs voor positieve effecten van deze programma’s op de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen
de verschillen zijn maar klein en we weten niet zeker of deze wel toe te wijzen zijn aan de VVE’s.
Hoe kan het dat deze misverstanden de wereld in kwamen?
College 3
De geschiedenis van de kinderopvang
Eind van de 19e eeuw
Vlaanderen
hoge mate van industrialisatie
zeer hoge kindersterfte 60% (voeding, ziektes..)
moeders direct na geboorte terug naar fabriek
Oorzaak: ontwetendheid à slechte opvoedgewoonten
“L’ ignorance assasine”
(abortus, geboortebeperking voor zover dat kon)
Middenklasse en overheid:
- geloof in maakbaarheid van de samenleving
arbeiders hebben hulp nodig, anderen niet
In de praktijk:
- geen oog voor de leefomstandigheden
- zowel kind als moeder moeten opgevoed worden
- medisch deskundigen bepalen de norm
RRR (rust, reinheid, regelmaat)
Kenmerken kinderopvang rond eeuwwisseling:
Private verenigingen
Kinderopvang ‘noodzakelijk kwaad’
Moeders moeten leren opvoeden volgens het medisch-hygiënische ‘boekje’
Dominant kindbeeld van arbeidskinderen: frêle kind (kind is kwetsbaar, hopeloos en risicovol)
Hoe kan zon beeld ontstaan? (Dat de moeder de dader is)
Rol van de wetenschap
Normalisering
Naturalisering
Decontextualisering
Beleidsdiscussie begin 20e eeuw
Elise Plasky (1865-1944)
Ambtenaar Ministerie Industrie en Arbeid, Arbeidsinspectrice
Onderzoeksrapport 49 kinderdagverblijven (1909)
versus
Henri Velge (1888-1951)
Wetenschapper, politiek adviseur, rechts katholiek
In het begin van de 20e eeuw zie je in Belgie een discussie ontstaan waarin twee benaderingen van het sociale vraagstuk van werk & zorg te herkennen zijn. Dé twee centrale personen in dit debat zijn Elise Plasky en Henri Velge.
Onderwerpen ter discussie:
Emancipatie of normalisering?
Visie van plasky
Visie van Velge
Velge had meer invloed dan die van Plasky. Sloot beter aan bij de visie van de kerk en politici.
Náást en los van kinderopvang: 1879: oprichting ‘salles d’asile’ (v.a. 2 jr) (peuterspeelzalen / kleuterscholen) gericht op opvoeding en ontwikkeling ipv verzorging en bescherming dus:
professionalisering middels écoles normales
(vgl. Pabo’s)
NB: kinderopvang nauwelijks geprofessionaliseerd; nl. niet ‘pedagogisch’
Tegelijkertijd was er sprake van een dubbele moraal ten aanzien van de zorg voor jonge kinderen. Want al vanaf het eind van de 19e eeuw werden er in Belgie ‘peuterspeelzalen’ opgericht, waar kinderen vanaf 2 jaar naar toe konden gaan. Deze peuterspeelzalen waren afhankelijk van ouderbijdragen en konden zelf hun toelatingsbeleid bepalen à daardoor feitelijk alleen toegankelijk voor (hogere) burgerij. Hier konden kinderen wél met een gerust geweten naar toe worden gebracht: het ging hier immers om spel en ontwikkeling, niet om basale verzorging en hygiene. Deze peuterspeelzalen moesten dus ook geschoold personeel hebben, daar kwam een aparte opleiding voor. De kinderopvang daarentegen was een hierarchische organisatie met een arts aan het hoofd, die bepaalde hoe er met de kinderen moest worden omgegaan. Van de verzorgsters werd geen specifieke kennis of vaardigheden gevraagd, ze hoefden alleen maar instructies op te volgen. Van professionalisering was hier dus geen sprake. Hier zie je hoe het onderscheid tussen psz en kdv in Belgie is geworteld in verschillen in sociale klassen en in de opvattingen van de hogere klassen over de arbeiders.
Verschillende waardering voor instelling voor kinderen lijkt dus totaal niet op elkaar. Anno 2020 is dat wel het geval.
Kinderopvang begin 20e eeuw:
Kindbeeld: het kwetsbare kind
Het interbellum (1919-1940)
‘Werken’ worden ingezet
Nationaal Werk voor Kinderwelzijn
autonoom overkoepelend orgaan, overheidssubsidie
Bevorderen van de kinderhygiëne door ‘opvoeden’ van de moeders
Focus op ‘raadplegingen’
Wet van 1919:
De wet van 1919 richtte het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn (NWK), het was een soort koepel van private initiatieven en de staat kon enkel subsidiëren, dus niet rechtstreeks tussenkomen. Overheid subsidieert NWK als landelijke, overkoepelende organisatie; taak = aanmoedigen oprichten en ontwikkelen kinderhygiëne.
Wet 1919 : consultatie, inrichtingen voor zuigelingen, zelfstandige opvang ouders (voedsterlingen of bewaring mits loon), melk voorzieningen, zorg moeder-voedsters en zwangere vrouwen, school-malen en koloniën zwakke kinderen. (Dus niets over kinderdagverblijven). Volledig gericht op raadplegingen. Vóór WO1 filantropie en caritatief stevige basis à voor wat later in wet verankerd. Maar: voor de kinderdagopvang was er weinig aandacht in de nieuwe wet. Moeder dwingende en dringend opgevoed worden en nadruk bij zuigelingen raadplegingen. De kribben en kleintjesoorden na 1919 niet expliciet in de wet opgenomen.
Wet 1919: mogelijkheden voor gecontroleerd oprichten van voorzieningen voor jonge kinderen
groeiende dubbele moraal
normalisering
Kribben waren er zodat ouders konden werken, kleintjesoorden (dag/nacht) omdat ouder niet meer kunnen zorgen sociaal/medisch. Wees/speciale kinderen. Altijd kinderen die extra zorg nodig hebben. Maar kribbe was noodzakelijk kwaad. Kinderen gescheiden van ouders à kinderen temperatuur gemeten, gewassen, schone kleren aan. Ouders niet in bestuur. De focus ligt bij beiden op voeding en hygiëne. Kinderen hoorden immers bij hun moeder thuis te zijn. (Bijna) geen subsidies kribben. Als ze zich niet aan voorschriften houden, dan geen subsidie meer. Tegen het einde van WO II, waren er in België nog altijd maar 62 kinderdagverblijven voor amper 2 700 kinderen. Ze kregen slechts een kleine overheidssubsidie voor ouders die onder de armoedegrens leefden
Vandenbroeck: fundamenteel wantrouwen en
‘verpletterende verantwoordelijkheid’ van moeders voor de eerste levensjaren
burgerij à via particulier initiatief ingrijpen in opvoeding; eenrichtingsverkeer
“zó hoort het” à normalisering
Controle daarop was nog niet wettelijk vastgesteld
Jaren 50 en 60: psychologie, de nieuwe wetenschap
Kerngezin: gezin waarbij vader kostwinner is, moeder voor de kinderen zorgt en het huishouden doet.
Bowlby, Ainsworth, Piaget, Erikson
nieuwe kennis sloot goed aan bij medisch-hygiënische discours: ook de geestelijke gezondheid van kinderen is van belang
Vanaf jaren ‘30 ongeveer: opkomst van de psychologie als ‘nieuwe wetenschap’
psychologische inzichten sloten goed aan bij de medisch-hygienische inzichten, en werden daarom ook overgenomen door de artsen die zich met de zorg voor jonge kinderen bezighielden. Het medische discours dat met name ging over de lichamelijke gezondheid, werd nu uitgebreid met kennis over de geestelijke gezondheid. Deze geestelijke gezondheid werd ‘gecompartimenteerd’, d.w.z. opgedeeld in afzonderlijke aspecten: de sociaal-emotionele ontwikkeling, de cognitieve ontwikkeling, de identiteitsontwikkeling (bijvoorbeeld).
Bowlby (1907-1990)
Child Care and the Growth of Love (1951; 1965)
Mary Ainsworth (1913-1999)
Ontwikkelingsstadia (Piaget/Eriksson)
medisch: moeder (voeding)
psychologisch: moeder (affectie)
Spock ‘50 – opvoedingsverlegenheid?
Algemeen: kinderen worden getest (psychologisch), in ‘hokjes’ om te veralgemeniseren en te normaliseren: ouders aanpakken om norm te bereiken. > wantrouwen competenties ouders en macht wetenschap (classificatie en statistiek speelt hierbij rol). Opvoedingsondersteuning en interventie (dus dezelfde logica als de medici deden).
‘Daarmee is de cirkel rond: de aandacht voor ontwikkelingsstoornissen is – net als in het verleden voor de voedingsvoorschriften – een legitimering van normalisering geworden, nu geargumenteerd vanuit de emotionele behoefte van het (gedecontextualiseerde) kind. Ook de band met de borstvoeding wordt opnieuw gelegd, zij het nu vanuit de psychologische behoefte aan affectie. (psychologen en medici met elkaar eens).
Visie op kinderopvang (beleid en praktijk):
kinderopvang: mogelijk bedreigend voor kind (minder negatief dan eerst! Toen was het sowieso bedreigend)
noodzakelijk kwaad
sociale functie (compensatie)
economische functie
Wetenschap had veel invloed op het denken over kinderen en kinderopvang. Scheiding moeder kind heeft psychologische gevolgen kind. Kinderopvang gezien als potentieel bedreigend. Nog steeds psychologische problematieken los van context gezien, leidt nog steeds tot: verantwoordelijkheid moeder en beschuldigen. (Theorie gebruikt in publicaties Nwk). Gebrek aan moederliefde zou allerlei gevolgen hebben (zelfmoord, crimineel gedrag, karakterstoornissen, etc.). Moeder schuld en uitleggen hoe moeder moet zijn, kind is instinctief op moeder gericht, eerste jaren zijn cruciaal dus verantwoordelijkheid ‘verpletterend’. Veel ouders zeggen opvoeding niet te kunnen > oudercursussen gericht op moederlijke verantwoordelijkheid.
Jaren 60: een tegengeluid
Socioconstructivisme
Lev Vygotsky
Kinderopvang jaren ‘40 – ’60
kindbeeld: het maagdelijke kind
College 4
sociaal-constructivisme
Lev Vygotsky
kinderlijke ontwikkeling
dus: inrichting van omgeving doet ertoe!
(educatieve/pedagogische functie)
weinig aandacht en invloed:
- Koude Oorlog
- burgerlijke gezin vormt de norm (denken en doen)
medisch-psychologisch discours blijft dominant
kind gezien als geobjectiveerde eenling (“het kind”)
(betekenis van bv. gender daardoor geminimaliseerd)
geen oog voor verbondenheid met en afhankelijkheid van sociale omgeving
Samenvatting
Kinderopvang jaren ‘40 – ’60
noodzakelijk kwaad
- economisch: moeders moeten soms werken
- sociaal: compenseren voor thuissituatie
moeders:
Jaren ’70: tegenstroom
(hoofdstuk 4)
maatschappelijke verschuivingen
meer hoger opgeleide vrouwen op arbeidsmarkt
sterke groei kinderopvang
Wetenschappelijke verschuivingen
ontdekking van de baby
ontdekking van de vader
ontdekking van de kinderopvang
Proto-professionalisering
‘Een proces waarbij leken door hun vertrouwdheid met en vertrouwen in deskundigen basisbegrippen en fundamentele houdingen overnemen uit professionele beroepen en toepassen op alledaagse levenservaringen’
(De Swaan, zoals weergegeven in Vandenbroeck, 2009, p. 138)
Onbedoeld stigmatiserend voor ouders met
- weinig geld
Professionalisering leidsters
- observatieschalen
doel: dialoog met ouders over opvoeding
(averechts) effect: middel om achterstanden op te sporen en dan ouders te kunnen adviseren
Mattheüs effect
‘Voor sociaal zwakkeren is het effect dubbel pervers: enerzijds worden zij steeds meer uit de kinderdagverblijven verdrongen en niet uit de kleintjesoorden en anderzijds verandert het overheidsdiscours ten voordele van de kinderdagverblijven en ten nadele van de kleintjesoorden’ (p. 103).
Tegenstroom:
- initiatieven vanuit ouders zelf
- afzetten medisch/hygienisch discours
Praktijk kinderopvang Vlaanderen jaren ’70:
- doorgeefluiken afgeschaft 1979
ouders nog steeds niet echt welkom
(zie ook citaten pag. 176)
Tussenstand
Het devies ‘luisteren naar kinderen’ dat opvoedingsvoorlichters gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw hoog in het vaandel voerden, betekende ten diepste ‘luisteren naar deskundigen’.
(proefschrift J. Wubs, 2004)
Hoe kun je dit koppelen aan het begrip ‘proto-professionalisering’?
(Beleids-) discours over kinderopvang
als welvaart stijgt en ook meer hogeropgeleide vrouwen kinderopvang vragen:
- aanvulling op / vervanging van gezinsopvoeding (educatieve functie)
nb: niet persé gericht op schoolloopbaan/schoolsucces
7. Eind van de eeuw: neoliberalisme
Crisis helft jaren ’70 tot begin jaren ’90
Invloed op beleid & praktijk
Overheid wordt ‘maatschappelijk dienstverlener’
Objectieve kwaliteit?
Het nieuwe discours, een voorbeeld:
Voorschool voor peuters uit achterstandssituaties:
- voorbereiding voor basisschool
De peutertijd moet nuttig besteed worden anders blijft de achterstand voortbestaan
Postconstructualisme (ook wel: postmodernisme)
Deconstructie van discours
Welke kinderen
Ouders en kinderen een stem
College 5
Ecec = early chidlhood education care (0-6 jr)
Meritocratie = je verdiensten bepalen je status, niet je afkomst. Het onderwijs moet hier aan bijdragen omdat alle kinderen hier dezelfde stof krijgen en daardoor de afkomst minder uit maakt.
Equality (gelijkwaardigheid): verschillen tussen mensen zijn minder belangrijk dan overeenkomsten: gelijk behandelen
Equity (rechtvaardigheid): verschillend behandelen van verschillende mensen kan wenselijk zijn
(on)gelijkheid in relatie tot onderwijs
Art. Paananen et al.
Gelijkheid als (Thorsten Husen)
Peter westen
Verdeling van kansen pakt niet zo netjes uit als je zou willen. Er zijn groepen mensen die structureel aan het kortste eind trekken. Als we het hebben over gelijkheid moeten we ons afvragen over wie we het hebben, wat je gaat verdelen, en waarom sommige mensen structureel minder goed af zijn. Vraag naar sociale rechtvaardigheid; welke verdeling zouden we wenselijk vinden en wat moeten we doen om dit te kunnen realiseren? Het is aan de ene kant een ethische vraag, maar is gekleurd door politieke/religieuze opvattingen.
Als we kijken naar de (ongunstige) verdeling kom je tot een paar vragen.
Hugh Lazenby
Beide niveaus zie je terug in de manier waarop vd Broek beschrijft hoe de opvattingen over kinderopvang door decennia heen geregeld moet worden.
Hoe kan ongelijkheid opgelost worden? (nancy frazer)
Maatschappelijk perspectief/doel van die herverdeling
Als je zegt ‘mensen met een beperking’ druk je ze dan niet in een hoekje en zorg je ervoor dat ze zich anders en nood behoevend voelen.
Art. Hawkins
Ongelijkheid en verschillen tussen jonge kinderen (3-5jr). Kinderen op jonge leeftijd zijn in staat om na te denken over verschillen, leren van elkaar etc. De samenleving is zo divers dat jonge kinderen al op jonge leeftijd in aanraking komen met andere culturen. Mensen zijn optimistisch: het is leuk en waardevol om van elkaar te leren. Maar in de praktijk werkt dit vaak niet zo. Het is vaak een aanleiding tot uitsluiting en ruzies. De gewenste, prettige uitwisseling is er in de praktijk vaak niet of maar een klein beetje.
Kinderen hebben recht en onderwijs dat gericht is op een vrije samenleving van vrede. Het is belangrijk om kinderen te benaderen met het doel van sociale rechtvaardigheid.
Methode ‘shared sustained thinking’: als opvoeder/onderwijzer moet je het kind helpen door:
Oplossing: inzetten van prentenboeken die gefocust zijn op diversiteit. Drie D’s: diversity (kleine verschillen; jij lust spuiten, ik niet), difference (grote verschillen; jij bent afrikaans, ik duits), dignity (respect hebben voor elkaar ondanks de verschillen).
College 6
Verschillende abstractieniveaus
Visies = in beleidsplannen en andere stukken (SCP, Kindcentra)]
Verschillende maatschappelijke ontwikkelingen
(meetbare) kwaliteit
Economische, pedagogische en sociale functie – eerlijke kansen voor kinderen
In actualiteit
Ontwikkeling gebeurd (gevoed door omgeving) van binnen
Leren gebeurd bewust of onbewust
Opvoeden is kinderen socialiseren (wat vinden we gewoon), maar ook (on)bewust kinderen gedragingen aanleren
Wat je kinderen aan bied aan materiaal, speelruimte. Ook of we kinderen specifieke educationele programma’s moet aanbieden.
Kinderen die niet naar een bso/kdv gaan missen iets in hun ontwikkeling. Niet mis je fundamenteel iets dat schadelijk voor je is. Het hangt af van de gezinssituatie. Voor sommige kinderen zal een kdv een soort reddingsboei is, terwijl dat voor adnere kinderen niet geldt. Maar een bso/kdv bied zeker sociale ontwikkeling; omgaan met andere kinderen. EN ook op de huidige bso krijgen kinderen aanbod van veel activiteiten die thuis moeilijker te organiseren zijn.
In verleden
Vandenbroeck: deconstructivistische benadering (ontrafelen, uitpluizen vd geschiedenis)
Wat is het dominante discours? (de stijl van spreken en denken die er in een bepaalde tijd heerst, wat in de mode is)
Discussie Velge en Plasky
Velge: past in het dominante discours: kdv is noodzakelijk, het moet wel anders gaan de kinderen dood
Plasky: kdv moet bereikbaar zijn voor iedereen. Niet alleen op in leven te houden, maar voor het mogelijk maken van de ontwikkeling (meer gedachte zoals nu)
Boek van der broeck
‘het centraal stellen van (traditionele) ontwikkelingspsychologie in het denken over wat goed is voor het (jonge) kind leidt tot een te beperkte visie’
Wat je ziet in de ontwikkelingspsyholiogie dat daar sprake is van decontextualisering; men is opzoek naar patronen in de ontwikkeling van kinderen los van de context waar kinderen in opgroeien. Deze ‘modellen’ zijn niet hoe het in de werkelijkheid gaat. We mogen kinderen niet alleen op deze manier bekijken. De omgeving van het kind is van wezelijkbelang voor de mogelijkheden die zij hebben. Hier mag je niet van abstraheren. Normalisiering: het ‘model’ hoe kinderen zich ontwikkelen wordt gezien als norm hoe kinderen zich horen te ontwikkelen en staat los van de omgeving waarin de kinderen zich opvoeden. Het ideaalbeeld wordt gebruikt als richtlijn, dat is niet haalbaar. Als een kind niet mee komt is dat niet zozeer de schuld van de moeder of het gezin. Maar van de maatschappij met hun te hoge normen.
Niet voldoen aan dit ideaal wordt gezien als individueel probleem, dat ‘binnenhuis’ opgelost moet worden (met hulp van deskundig advies).
IPV
Niet voldaan aan dit ideaal is een probleem dat voortkomt uit maatschappelijke omstandigheden, die niet op individueel niveau ‘getackeld’ kunnen worden (vraagt om actie van de overheid)
Twee opvallende punten in periode 1890-2009
Pedagogische kwaliteit en het jonge kind
Vooraf vast te stellen: voorwaarden
Beleidsmatige randvoorwaarden
Achteraf: resultaten, effecten (vgl. basisdoelen kinderopvang)
Vandenbroeck:
Economische (ouders de mogelijkheid geven deel te nemen op de arbeidsmarkt), sociale en pedagogische functie van kinderopvang
(zie ook: Kindcentra 2020)
Wat maakt die pedagogische kwaliteit voor jonge kinderen (0-4/6)
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1557 |
Add new contribution