Commissie tegen Italië (Case 24/69) - Arrest

Commissie tegen Italië (HvJ EG, 01-07-1969, C-24/68)

Onderwerp

Europees recht. Belasting op ingevoerde en uitgevoerde producten in strijd met het EEG-Verdrag?

Relevante wetsartikelen en beginselen

Artikel 9 jis. 12, 13 en 16 EEG-Verdrag. Vrij verkeer van goederen.

Casus

Vóór de inwerkingtreding van het EEG-verdrag hief Italië het zogenaamde statistiekrecht op in- en uitgevoerde producten. Het ging om een heffing van 10 Lire per ton, dier of voertuig, met een minimum van 10 Lire. Ook over kleine partijen goederen zijn deze heffingen verschuldigd. Volgens de Commissie is deze heffing gelijk te stellen met douanerechten die bij in- en uitvoer van goederen worden geheven. De vraag is of dit statistiekrecht verenigbaar is met artikel 16 van het EEG-Verdrag. Italië weigerde deze heffing in te trekken. De Commissie heeft Italië een maand gegeven om zich aan te passen aan de wil van de Commissie.

Overwegingen HvJ EG

Het HvJ EG concludeert dat Italië haar verplichtingen niet is nagekomen. Volgens artikel 9 EEG-Verdrag mogen er geen douanerechten worden geheven en op grond van art. 12 ook geen rechten die daarmee gelijk kunnen worden gesteld. Op grond van art. 13 jo. 16 moeten dergelijke heffingen worden afgeschaft. Het HvJ EG wil aan het beginsel van opheffing van douanerechten een algemeen karakter geven. Douaneheffingen op alle denkbare manieren zijn dus verboden, dit wordt gerechtvaardigd door het beginsel van vrij verkeer van goederen.

Om te bepalen of een heffing gelijk kan worden gesteld met douanerechten moet gekeken worden naar de doeleinden van het verdrag. Op het verbod zijn geen uitzonderingen mogelijk.

Uitspraak

Italië is door de heffing van een belasting op invoer en uitvoer haar verplichtingen niet nagekomen. Verweerster wordt veroordeeld in de kosten van het geding. Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.